Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

Ontmoeten essentie inclusieve stad

Gesprek met Hilde Blank, Hassan Najja, Marja Appelman, Hester van Buren Evamarije Smit - 8 oktober 2018

Kennisnetwerk Ruimte en Wonen brengt professionals bij elkaar. We vroegen Hilde Blank, directeur Concepts bij AM en initiatiefnemer van de prijsvraag AM I included? met wie ze in gesprek zou willen over de inclusieve stad. Uit ons netwerk diende zich rap interessante gesprekspartners aan, mensen die elkaar ook in de praktijk hard nodig blijken te hebben.

Het gesprek maakt duidelijk dat er in de stad twee tegenovergestelde bewegingen gaande zijn. Enerzijds - en dat is positief!- lijken beleidsmakers en bestuurders eindelijk een begin gemaakt te hebben met het integraal benaderen van maatschappelijke opgaven. Zelfs op het hoogste ambtelijke niveau, het Rijk, wordt doelbewust gepraat met mensen die ze eerder nooit spraken. Zowel intern als extern worden muren beslecht. Ook op gemeentelijk niveau wordt hard gewerkt aan nieuwe coalities waarin ook marktpartijen omarmd worden. Aan de voorkant wordt hen gevraagd mede te formuleren wat de opgave is in een bepaalde buurt, wijk of gebied. Op hun beurt komen marktpartijen ook in beweging en zoeken naar nieuwe werk- en financieringsvormen om die inclusieve stad die we graag willen, ook te kunnen bouwen. Ze realiseren zich zelfs dat een nieuwe manier van werken consequenties heeft voor hun bedrijfsvoering en medewerkers. Deze nieuwe dynamiek van integraal denken en aanpakken stemt tot voorzichtige vrolijkheid en leidt in elk geval tot opluchting van de vier gesprekspartners.
Anderzijds is de beweging richting segregatie van diverse groepen van de stad nog volop van kracht. Vooral het effect van de Woningwet (2015) wordt in kwetsbare wijken zichtbaar: (volks)buurten die eerder niet te beroerd waren om mensen met een rugzakje als buur op te nemen, raken “verzadigd”. Mensen lijken zich eerder terug te trekken in hun eigen leefwereld met het risico op verdere vereenzaming. De vraag dient zich aan of deze twee bewegingen in de stad van gelijke sterkte zijn, of de eerste genoemde beweging op tijd op gang gekomen is? Kunnen de twee tegenovergestelde krachten -op tijd- met elkaar in balans worden gebracht?

Ieder mens van betekenis

Over wat wordt verstaan onder een inclu­sieve stad is iedereen het eens: het is een stad met een diversiteit aan bevolkings­groepen, achtergronden en inkomens. Een plek waar voor iedereen gelijke kansen zijn, met toegang tot scholing en de arbeids­markt. De inclusieve stad biedt voorzienin­gen en activiteiten waarvan bewoners het gevoel hebben dat zij er onderdeel van uit­maken. Gemengde wijken worden gezien als een sleutel om deze inclusie te bewerk­stelligen. Hester van Buren, voorzitter van de raad van bestuur van Rochdale is net te­rug van haar zomervakantie in Latijns Ame­rika: “Die gemengde buurten moeten we koesteren. Ik ben daar zo trots op; wij heb­ben de beste slechtste wijken van de we­reld”. Directeur-bestuurder van SOR, een Rotterdamse corporatie die ouderen huis­vest, Hassan Najja, nuanceert enigszins door aan te dragen niet in maakbare sa­menlevingen te geloven: “Een inclusieve stad is niet iets is waaraan je mee moet doen. Ik houd niet van maakbare samenle­vingen maar ik vind wel dat iedereen mag en mee moet kunnen doen. Dat moet je faci­literen want naar mijn idee heeft ieder mens, man, vrouw, kind of van welke gen­der dan ook het recht om van betekenis te zijn en vandaaruit in verbinding te staan met anderen”.

Hilde Blank is binnen AM bezig om te ver­kennen wat een ontwikkelaar kan beteke­nen voor de inclusieve stad. Dit was één van de door AM ingebrachte thema’s bij de her­ontwikkeling van de Bijlmerbajes naar Ba­jeskwartier, een nieuw stadsdeel van Am­sterdam. Vanuit de sociale betekenis, is er veel bekend over de inclusieve stad, maar wat het fysiek betekent dat is nog onbe­kend. Veel research en brainstormsessies volgden: “Het woord ontmoeten komt het vaakst terug in de gesprekken over de inclu­sieve stad. Dat zijn we gaandeweg een beet­je kwijtgeraakt. Intussen hebben we alles zo geregeld met wet - en regelgeving dat veel dingen niet kunnen of mogen. Een van de genomineerden van onze prijsvraag kwam met een simpel en sterk idee, op buurt – en gebouwniveau: maak de trappen breder. Als de trappen breder zijn, kun je blijven staan en even een praatje maken met elkaar. Vanwege het bouwbesluit zijn alle trappen nu veel te smal. Dat zou je an­ders willen”. Hilde pleit voor een verre­gaande vermenging van woonmilieus en het mixen van functies. Met name door technologische ontwikkelingen zijn func­ties steeds meer te mixen. “Vroeger”, zo licht ze toe, “had alles zijn eigen tijd en plaats. Tegenwoordig is dat niet meer zo li­neair: in Rotterdam bijvoorbeeld, hebben we een parkeerplaats dat in de zomer een terras is. We moeten dus anders leren pro­grammeren; de functies die je nodig hebt op een andere manier ordenen. Waarom moet iedereen bijvoorbeeld een eigen was­machine hebben als je maar een keer in de week een was draait? De menging van plaats, tijd en activiteit geeft een dynamiek die bij steden hoort en het sfeervol maakt”.

Muren worden beslecht Niet alleen op straat, in de buurt en op wij­kniveau zouden meer ontmoetingen en ver­bindingen tot stand moeten komen maar zeker ook bij overheden en tussen organisa­ties. Marja Appelman is deze zomer als di­recteur Woningmarkt gestart en heeft na­drukkelijk de opdracht gekregen om muren tussen afdelingen binnen het ministerie (BZK) te beslechten, evenals het contact te zoeken met andere relevante ministeries. Ze zegt: “Dat betekent dat jullie veel meer met één overheid te maken krijgen. En dat wij het woningvraagstuk, waar ik voor sta, niet alleen vanuit het wonen bekijk maar ook vanuit het ruimtelijk - en sociale do­mein. Het overleg met infrastruc­tuur is al langer gaande maar nu praten we veel met zorg maar bij­voorbeeld ook met de financiële mensen die gaan over het geld dat naar gemeenten gaat. We willen dat mensen langer zelfstandig deel uitmaken van de samenle­ving en dat betekent dat er ook op Rijksniveau vragen doordringen als: hoe huisvest je ouderen en kwetsbaren?” Hester reageert haast opge­lucht, net als Hassan: “Ik ben hier heel blij mee. Als je ergens de verkokering herkent is het bij de ouderen huisvesting: wonen, zorg en welzijn. Drie eilanden. Maar als je achter de voordeur komt is het een integraal the­ma ; mensen hebben een wonen-zorg-wel­zijn vraagstuk. Ik ben blij dat de overheid dit integraal oppakt want dan zal het op ge­meentelijk en maatschappelijk niveau door­sijpelen”. Terwijl bestuurders en beleidsmakers uit hun eigen cocon lijken te komen, observeert Hester in Amsterdam juist een terugtrek­kende beweging van mensen in kwetsbare buurten. Mensen die voorheen klaar ston­den voor een nieuwkomer, iemand met een rugzakje; zo moeilijk werd er niet over ge­daan maar dat verandert: “Wij huisvesten kwetsbare groepen en dat is prima; daar zijn wij van. Maar wat ik nu zie gebeuren in buurten met veel corporatiewoningen is dat de buurt verzadigd raakt: de weerbaarheid van de mensen die er al wonen is op, de rek is eruit. Daarom trekken mensen zich juist weer terug in hun eigen leefwereld en ver­eenzamen. Die omslag heeft nu plaats en ik vraag me af hoe we dat een halt kunnen toe­roepen? Hassan, licht geagiteerd: “Studen­ten, allochtonen, autochtonen, ouderen, mensen met een rugzakje…het lijkt erop dat niemand deze men­sen meer als buren wil. Dan denk ik, wie houden we dan nog over?! Wij zijn er wel voor om deze men­sen te huisvesten. Ik kom zojuist van een woongebouw voor oude­ren waar jongeren stage gaan lo­pen. Ik krijg daar letterlijk de vraag gesteld waarom wij dit faci­literen. Dit is niet jullie taak, wordt gezegd. Terwijl de grootste winst die we kunnen behalen is om buiten de stenen synergie en verbinding te brengen. Onze sa­menleving is zo ontzuild, is zo sterk geïndi­vidualiseerd dat mensen nergens meer bij horen. Op beleidsterrein zie je juist nog een sterke verkokering: wie is allemaal verant­woordelijk voor die wijk die we zo graag inclusief willen maken? Dat zijn een hele­boel mensen, in de ogen van Hilde. Het is juist een gezamenlijke taak om aan de in­clusieve stad te werken. “De inclusieve stad is er voor iedereen, niet alleen voor de zwakkeren en kwetsbaren. Het gaat om de balans en daarmee zou je elkaar moeten helpen. Iedereen moet in de huid van de an­der kruipen om gezamenlijk te kijken naar een gebied en de vraag te stellen; wat is hier nu eigenlijk de opgave?”.

Blauwe mensen

Ook binnen AM is een beweging gaande. Steeds vaker worden Hilde en haar team aan de voorkant betrokken bij het formule­ren van de opgave. Er worden teams ge­vormd met daarin diverse mensen van ver­schillende partijen. Wat voor een gebied (wijk, buurt) is dit? Wie wonen er nu? Wel­ke sfeer moet het krijgen? Wat past bij het DNA van de stad? Weet de stad wie ze wil zijn? Dat soort vragen worden beantwoord. Om te voorkomen dat het een grote babbel­box wordt, is de werkwijze gekozen van een brede kick-off en het in kaart brengen van wie heb je echt nodig hebt. Vervolgens pakt een klein team de ontwikkeling zelf op. Ook daarin zou Hilde graag vernieuwingen doorvoeren: “Je kan bij sommige ontwikke­lingen niet voorspellen wat het aan reve­nuen oplevert. Kunnen we daar niet gefa­seerd en in termijnen afspraken over maken? Nu is het nog steeds heel klassiek: je wint een tender, je wordt betaald en dan moet je het waar zien te maken. We willen dat graag veel creatiever. In plaats van dit lineaire proces kun je een veel interactiever proces organiseren waarbij je op momenten van evaluatie ook kunt zeggen dat als het met iedereen beter gaat, iedereen profijt heeft maar ook andersom”. De liefhebbers van cijfers en excel sheets, de blauwe men­sen, bij AM lopen niet voorop in de door Hil­de gekoesterde creativiteit maar ze staan toch langzaam open voor verandering. Als organisatie heeft iedereen nog een lange weg te gaan. Hester deelt haar zorgen over Rochdale als “te blauwe” organisatie: “Als organisatie zien wij onszelf toch vooral als gebiedsontwikkelaar en waar we nu tegen aanlopen is dat onze medewerkers kramp­achtig vasthouden aan regels. Door de Wo­ningwet en de fraude die bij ons heeft plaatsgevonden, zijn we een enorm blauwe organisatie geworden waar alles is vastge­legd in processen en protocollen. Sinds 2016 zijn we weer toegekomen aan de vraag wat ook weer de bedoeling is, waar we het eigenlijk voor doen. We werken nu vanuit het gevoel trots te zijn op onze buurten. We zijn minder vastgoed gedreven en kijken nu naar wat een ingreep onze buurten brengt. Soms neem je een ander besluit over buurt A dan voor buurt C maar dat is moeilijk uit te leggen aan bewoners maar ook aan me­dewerkers!”. Hilde herkent het euvel en voegt eraan toe: “Wil je de beweging in gang brengen, breder kijken naar vastgoed­ontwikkeling, dan moet je andere mensen aannemen, anders omgaan met je bonussen enzovoort. Dat heb ik hier in dit huis ook ge­zegd”.

Moraalridders

Hassan ziet het breder en neemt een actueel voorbeeld om zijn punt te maken. Hij zegt: “Waar we allemaal tegenaan lopen is dat we moraalridders worden, in negatieve zin. Een voorbeeld: we maakten altijd van ie­dereen en van elkaar foto’s. Dat was nooit een probleem. Op 25 mei deed de AVG haar intrede en op 26 mei had iedereen er moeite mee en dan vraag ik me af, heb je er werke­lijk moeite mee of komt dat door de nieuwe wetgeving. Wat ik probeer te zeggen is, la­ten we alsjeblieft met zijn allen het gezonde verstand blijven gebruiken en nadenken over de bedoeling”. Als wetgever onder­schrijft Marja dit van harte: “Er zijn in de woningwet natuurlijk belangrijke zaken ge­regeld waarvan iedereen zegt dat het daar tijd voor was. Maar inderdaad, soms gaan partijen wel erg in de veilige hoek zitten. Ter geruststelling, zo een reactie na een wetswijziging, gebeurt in andere sectoren ook! Maar daarom vind ik het wel belang­rijk om weer te kijken naar de bedoeling van die wet en het gesprek aan te gaan met het Rijk en bijvoorbeeld toezichthouders. Het is goed mogelijk dat de bedoeling van de wet en hoe het is opgeschreven overeen­komt maar dat de praktijk inmiddels weer zo is veranderd, dat iedereen teveel marge genomen heeft en dat je nu moet zeggen, laten we die marge gewoon weer gebrui­ken.”Hilde wil nog een stapje verder gaan en is nieuwsgierig naar nieuwe vormen van fi­nancieringen: “Wij zitten altijd alles te be­rekenen binnen de vastgoedkolom maar als wij iets doen waardoor er minder aanspraak hoeft worden gemaakt op de Wmo of op de zorgverzekering omdat je gezonder woont, zijn er dan andere financieringsmogelijkhe­den om die ideale wijken die we willen bou­wen ook te kunnen financieren? Welke an­dere partners zijn daarvoor nodig? Hester: “Het verschilt heel erg per stad en buurt en het heeft vooral te maken met mensen die je wel of niet kent”. Ook Hassan heeft ervaren dat hij nieuwe partijen nodig had: “Ik kwam drie jaar geleden in Rotterdam en ik keek naar de stakeholderslijst. Die bestond ei­genlijk alleen uit projectontwikkelaars en aannemers en voor mij als corporatie voor ouderen was het duidelijk dat ik heel ande­re partijen nodig had. Dat zijn de zorg - en welzijn organisaties maar iedereen zat in zijn eigen koker. Ik heb kort geleden 25 be­stuurders aangeschreven om bij mij een “Ongemakkelijk Diner” te komen nuttigen. Ze zijn bijna allemaal gekomen en het was heel ongemakkelijk waarover ik niet teveel wil verklappen. Maar de essentie is, dat je elkaar aankijkt en je realiseert dat wat hier gebeurt een afspiegeling is van de werke­lijkheid. Dat heeft veel losgemaakt en de vraag om dit te veranderen heeft me veel opgeleverd aan warme contacten om nu echt samen zaken op te pakken”.

Terug naar de prangende vra­gen of de twee tegenovergestelde bewegingen in balans te brengen zijn en hoe? Hassan en Hester, beiden volkshuisvesters, vinden dat het integraal benaderen van maatschappelijke vragen veel te laat op gang is gekomen en bo­vendien nog heel kwetsbaar is. Hassan: “Ik ben blij dat nu een eerste stap gezet wordt” waaraan Hester toevoegt dat “het nu de tijd is om het tij te keren”. Marja bekijkt de twee bewegingen op een abstracter niveau en constateert tamelijk feitelijk dat ze el­kaar beïnvloeden omdat maatschappelijke ontwikkelingen de wijze waarop we ons organiseren weer beïnvloeden. Ze is posi­tief over de toekomst en ziet graag talrijke concrete actie, groot en klein, zodat de daad bij het woord gevoegd wordt. Hilde gelooft ook in een kansrijke periode waar­in publiek, privaat en het maatschappelijk domein elkaar versterken. Naar haar idee helpt het ook wanneer opgaven of ambities niet te veel gestapeld worden per project maar dat er meer naar het hele gebied ge­keken wordt. Er zullen zich kansrijke com­binaties kunnen aandienen met investerin­gen die toch al moeten gebeuren of gepland staan. Een andere mindset maakt daarbij het verschil: belanghebbenden zullen meer vanuit wederkerigheid moeten werken en zich de vraag moeten stellen wat een ontwikkeling of partij kan bijdra­gen aan het collectieve belang of aanjager zijn voor een grotere kwaliteitsverbetering en andersom, wat kan de omgeving bijdra­gen aan de ontwikkeling van een loca­tie? Zoveel is duidelijk: voor een inclusieve stad moet je coalities smeden. Per gemeen­te ziet dat er anders uit, zo weet zij. De inclusieve stad is een kans waaraan je sa­men werkt, de juiste opgave formuleert en waar ruimte is voor het experiment. Stie­kem hopen ze ook dat de energietransitie een impuls geeft aan de “slechtere wijken”. Hilde: “Vanwege hoge kosten om bestaan­de gebouwen energieneutraal te maken, zou nieuwbouw een beter alternatief zijn. De winst is dat nieuwbouw de sociale huurwoning minder zichtbaar maakt, wat inclusie bevordert”.

Volledige bericht lezen?

Het volledige item is gratis beschikbaar voor onze leden.
Nog geen lid? meld u aan bij ons netwerk.

Reacties

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren