Door de sterk gestegen prijzen zou de koopstarter achter het net vissen. Het aantal koopstarters dat erin slaagt een koopwoning te verwerven, blijkt afhankelijk van het aanbod aan koopwoningen. Koopstarters ondervinden vooral concurrentie van elkaar en van beleggers. Het beleid om koopstarters te helpen zou niet gericht moeten zijn op financiƫle maatregelen, maar op het creƫren van meer aanbod.
De vraag naar koopwoningen wordt in principe door twee categorieën huishoudens uitgeoefend: koopstarters en doorstromers. Een huishouden is een koopstarter als de verhuizing plaatsvindt vanuit een huurwoning of vanuit de ouderlijke woning, resp. een onderkomen dat niet gerekend wordt tot de koopwoningvoorraad.[1] Doorstromers in de koopsector daarentegen verhuizen van de ene koopwoning naar de andere. Een doorstromer is niet alleen vrager op de woningmarkt, maar tegelijkertijd ook een aanbieder van een koopwoning. Dit onderscheid tussen koopstarters en doorstromers is daarom van belang omdat het doorstroomproces, met enige vertraging vanwege de tijd die het verhuisproces in beslag neemt, niet ten koste gaat van het aanbod dat voor koopstarters beschikbaar is. Veel doorstromers leiden (uiteindelijk) niet tot minder aanbod voor koopstarters. Koopstarters zijn afhankelijk van het extra aanbod van koopwoningen.
In dit artikel geven we een overzicht langs welke kanalen het extra aanbod ontstaat. Vervolgens zullen we het totale extra aanbod confronteren met het aantal koopstarters dat erin geslaagd is een woning te verwerven.
Reacties