De landschapsplanning in de randstad toont verfrissende ambities door een aanpak op regionale schaal. Die biedt kansen voor nieuwe natuur, recreatie en voedselproductie bij de stad, een gezond landschap en verstedelijking. Het zou vitalisering van de gemeenschappen in de regio kunnen opleveren. Maar dat alles vereist een brede, sociaal-ruimtelijke visie voor stad en land, die mens en natuur centraal stelt. Hans Dekker is landschapsarchitect. Hij schreef dit stuk op persoonlijke titel, uit enthousiasme voor het nieuwe elan in de regionale planontwikkeling.
De landschapsplanning in de randstad weerspiegelde heel lang de doelen van de ruimtelijke ordening. Het tegenhouden van ongebreidelde groei van de stad, afzwakken van de ongewenste tegenstelling tussen het ‘volle’ westen en de periferie van Nederland, voorkomen van congestie, en de angst voor de metropool waren de hoofdoverwegingen voor het nationale beleid. Spreidingsbeleid en bufferzones moesten ervoor zorgen dat de steden beperkt in omvang bleven en niet aan elkaar groeiden en dat het Groene Hart onaangetast bleef. Een actief inrichtingsbeleid nabij de grote steden moest ruimte bieden voor recreatievoorzieningen aan de stadsranden. De gebiedsinrichting in Spaarnwoude, Midden Delfland, Amstelland bij Amsterdam en ‘groene sterren’ als Hoge en Lage Bergse bos staan bij professionals en bewoners goed op het netvlies. Het Ringpark rond Utrecht en de groeikernen vormt samen met vergelijkbare grote plannen in Amsterdam (MRA) en Den Haag /Rotterdam (MRDH) het voorlopig laatste hoofdstuk van de landschapsplanning in de randstad.
Reacties