Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

Wonen in de historische binnenstad

Balanceren tussen de pret-en thuisfactor Vincent Kompier - 13 juli 2018

Binnensteden zijn populair: iedereen wil er zijn: om te wonen, te werken en om er te recreƫren. Die toenemende populariteit leidt tot afname van diversiteit. De nadruk op het consumptieve karakter van de binnenstad is hier de veroorzaker. De woonfunctie komt hierdoor op de tocht te staan. Veel overheidsbeleid is verantwoordelijk voor zowel toename in populariteit als afname van diversiteit. Is er nog redding voor het wonen in de binnenstad?

Sfeer van toen

Wist u dat “Brielle, Stad van Nu, sfeer van toen” heeft? In de verte lijkt dat op hoe Enschede zich profileert: “Enschede Stad van nu”, maar toch net anders. Dordrecht heeft “bijzonder dichtbij” als verkoopkreet. Ook in andere talen doen Nederlandse steden hun utterly best: “Roermond, that's all you need”; of: “Maastricht: Meet Europe”. Tenslotte: “Goes is goes” en Utrecht zegt: “Hier kunt utrecht.nl”. Deze hilarische als ontluisterende opsomming van cityslogans geeft aan dat Nederlandse steden hun best doen om zichzelf te verkopen. Steden worden toeristisch ‘op de kaart’ gezet. Is dat anno 2018 nog nodig? Als je naar de populariteit van steden kijkt lijkt daarop het antwoord: nee. Niet alleen toeristen uit binnen- en buitenland zoeken de binnenstad op, maar ook steeds meer mensen willen er wonen, omdat ze er werken. Dit artikel geeft weer dat de binnenstad ondanks én dankzij overheidsingrepen weer in trek is. Of dat zo zal blijven is de vraag. Welke discrepantie is er tussen stedelijke promotiebeleid en de vraag naar wonen in de binnenstad? Is dat altijd zo geweest? Welke oplossingen zijn er mogelijk om het wonen in de binnensteden voor meerdere groepen aantrekkelijk te houden?

Wonen en werken in een stadshuis

In het archetypische stadshuis lagen wonen en werken zeer dicht bij elkaar. Op de begane grond was de werkplaats, op de opkamers en in de kelder de woonruimte. De groei van steden laat zien dat er meer en eer ruimte nodig is voor het huisvesten van mensen die in de stad hun heil komen zoeken. Door de opkomst van industrie verandert het werkproces. De industriële revolutie leidt tot de opkomt van de arbeider. Werk wordt gespecialiseerder, meer uniform en meer eentonig. De industriële revolutie veroorzaakt een enorme trek naar de steden. Waar moeten al die mensen wonen? In een ring rondom de oude binnenstad ontstaan nieuwe woonbuurten. Waar al snel de woontoestanden zeer slecht zijn. Revolutiebouw wordt het genoemd; speculatie met grond en gebouwen, dat terugverdiend werd door met minimale middelen maximaal resultaat na te streven. Dat zijn wijken die na een tijd verguisd te zijn geweest, nu weer in trek zijn, als De Pijp in Amsterdam, Wittevrouwen in Utrecht, Het Oude Westen in Rotterdam. Wijken die zich kenmerken door de kleinschalige menging van wonen en werken, net zoals veel binnensteden.

 

De komst van de Woningwet in 1901 leidde weliswaar tot betere woonomstandigheden door strengere wetgeving in de ruimtelijke ordening, maar leidde ook tot een groter wordende afstand tussen het wonen en het werken. De directe band tussen werk- en woonplek, zoals deze bij binnenstadswonen gebruikelijk was, werd doorgesneden. Reizen naar het werk wordt volstrekt normaal. Ook neemt de betekenis van het wonen in de binnenstad af. De afname van de woonfunctie wordt onderwerp van gemeentelijk beleid in de jaren zestig van de vorige eeuw. Cityvorming, waarachter het idee schuilde van een centrum met kantoren met daaromheen woonwijken, versterkte het anti-wooneffect. De woonfunctie van de binnenstad was ouderwets. Panden die er nog toe deden konden worden omgebouwd tot kantoren. Slecht gebouwde woningen konden worden gesloopt en vervangen door kantoren. Dit alles werd (althans, op papier) gelardeerd met grootschalige autowegenaanleg plus de bouw van parkeergarages om de binnenstad bereikbaar te houden. Vanuit de ver weg gelegen buitenwijken kunnen kantoorklerken makkelijk met de auto naar de binnenstad. Wonen komt er bekaaid van af. De verkrotting van de binnenstad verleidt daarbij niet tot vestiging.  

 

Het meest bekende (en beruchte) voorbeeld van geplande grootschalige cityvorming is Hoog Catharijne in Utrecht. Dit winkel- en kantorencomplex bevatte amper woningen, maar besloeg wel een groot deel van de Utrechtse binnenstad. De bouw leidde tot grote protesten. In De Muurkrant die rondom de opening van het complex in 1973 verscheen wordt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht omgedoopt tot het ‘college van Beton & Winst’. Ook in andere steden waren de protesten tegen de (voorgenomen) sloop van binnensteden hevig. Daarvan zijn de Nieuwmarktrellen in Amsterdam die in 1975 plaatsvonden het meest bekend. Steden als Deventer, Leeuwarden, Groningen, Tilburg en Rotterdam gooiden al eerder het cityvormingsbeleid om door een andere koers voor de ontwikkeling van de stad op te zetten. Het felle bewonersprotest bood basis voor herwaardering van het wonen in de stad.

 

Niet alleen bewonersprotesten hebben bijgedragen aan het herwaarderen van de woonfunctie van binnensteden. Kraakacties lieten zien dat de binnenstad niet die onbewoonbare plek zonder toekomst was waarvoor hij werd versleten. Krakers toonden aan dat afgeschreven panden, of panden die op speculatieve redenen leeg stonden of op sloop stonden te wachten, wel degelijk een functie als woonplek in de binnenstad konden vervullen. In hun ogen was het opgeven van de binnenstad als woonplek eeuwig zonde. Kenmerkend voor hun leefwijze was dat privé en openbaar, het persoonlijke en het politieke dicht bij elkaar laten. Het wonen en werken werden er maximaal gemengd. De vorm die dat met zich meebracht leidde tot kleinschaligheid en diversiteit: ateliers, winkels, werkplaatsen, galeries lagen vaak in één gebouw. Aspecten als kleinschaligheid en diversiteit waren onderwerpen die door de Amerikaanse journaliste en activiste Jane Jacobs in de jaren zestig als kenmerken van een succesvolle stad werden gepresenteerd in haar boek The dead and life of great American cities. Het licht dat krakers op het wonen in de binnenstad lieten schijnen deed bij beleidsmakers de ogen openen. De binnenstad bleek wel degelijk een goede plek om te wonen. Stadsvernieuwing, gestuurd vanuit de overheid en uitgevoerd door woningbouwverenigingen heeft tot een grote bouwproductie geleid van zowel nieuwbouw in de open gaten als renovatie van oude panden. We kunnen terugkijkend vaststellen dat deze bouwgolf de herwaardering van het wonen in binnensteden sterk heeft verankerd.

Middelen en kapitaal

Bouwden particuliere partijen niet in de binnenstad? Uiteraard; maar de vrije markt beperkte zich –toen meer dan nu- tot cherry picking en realiseerde alleen op 100% succes-verzekerd-plekken kleinschalige projecten. Een beperkt aantal ontwikkelaars zag de gaten in de markt; de rest hield zich bezig met grootschalige nieuwbouw aan de stadsraden of in nieuwbouwwijken in groeisteden als Spijkenisse, Almere, Heerhugowaard. Daar was bouwen simpel met hogere opbrengsten. Het bouwen in de bestaande stad was ingewikkeld. Het versnipperde eigendom maakte het lastig om op te schalen. Lage huren boden pand eigenaren amper investeringsmogelijkheden. Pas in de jaren zeventig komt de stadsvernieuwing op gang, en daarmee herwaardering van de woonfunctie van de binnenstad. De nieuw gebouwde woningen zijn gewild. Los van de vraag is er een andere belangrijke factor voor de herwaardering van de binnenstad als woonmilieu. Het is voor een groeiende groep –vooral hoogopgeleide jongeren- de plek waar wonen, werken en recreëren vloeiend in elkaar overlopen. De kleinschaligheid van de binnenstad, de diversiteit in aanbod, in architectuur, de veelzijdigheid, de relatief rustige en verkeerveilige binnensteden passen uitstekend bij een nieuwe generatie die behoefte aan de kleine schaal, keuzevrijheid en nabijheid. Alle drie aspecten waar binnensteden op zijn gefundeerd.

Balans zoeken

Over het algemeen zijn stedelijke overheden blij met deze herwaardering. Immers: meer belangstelling is bezoekers is hogere populariteit is hogere omzetten is hogere vastgoedprijzen is hogere belasting. Diezelfde overheid heeft niet door dat op een ander vlak zijzelf een bedreiging vormt voor de woonfunctie van binnensteden. Want veel overheidsbeleid dat zich tot doel heeft gesteld om de (binnen-)stad aantrekkelijker te maken is gericht op het aantrekken van grote aantallen bezoekers. Kijk maar naar de cityslogans. De attractiviteit van die ‘bezoekersstad’ staat op gespannen voet met de aantrekkelijkheid van de stad als woongebied. Bestuurders zetten in op levendigheid; bewoners willen vooral prettig en rustig wonen. Hier komen leef- en systeemwereld elkaar tegen. Het is bijna grappig als het niet onlogisch was: de overheid die met twee monden spreekt. Enerzijds wil zij kleinschaligheid a la Jane Jacobs: diversiteit, de juiste schaal, ruimtelijke hiërarchie tussen publieke en private ruimten, overzichtelijkheid, een adequate mix van functies van wonen, werken en recreëren en van oud en nieuw. Anderzijds zet zij in op (grote) evenementen om bezoekers te trekken. Ook het aantrekken van toeristen uit binnen- en buitenland wordt eerder gestimuleerd dan afgeremd. De aandacht voor alledaagse stedelijkheid, op het snijvlak tussen individu en maatschappij, datgene dat een belangrijk pluspunt van het wonen in de binnenstad is, verdwijnt meer en meer.

 

Hans Mommaas stelt in De Alledaagse en de Geplande stad (2010) dat daar waar de overheid zich op de strategie richt - de wereld van het plannen en meten- de burger en stadsgebruiker zich richt op het tactische: het alledaagse, bottom-upkarakter van de stad. Het conflict tussen deze twee opvattingen is voelbaar, als wat is gegroeid uit een tactische omgang met de ruimtelijke omgeving, plotseling wordt opgepikt in strategische programma’s: een buurtkroeg die ineens vermeld is in een toeristische gids. Of een broedplaats die plots onderwerp is geworden van gemeentelijk ruimtelijke ordenings- en grondbeleid. “Het is alsof we ongewild speler zijn geworden in het script van iemand anders” aldus Mommaas. Ofwel: er is flinke spanning tussen artisticiteit, creativiteit en alledaagsheid enerzijds en branding, storytelling en planning aan de andere kant.

 

Daar ligt de crux: steden die inzetten op het gedachtegoed van Jacobs om hun stad aantrekkelijker te maken voor verschillende groepen (en investeerders), zien niet in dat met het branden en vermarkten van de stad precies het tegenovergestelde wordt bereikt. Het wordt niet die aantrekkelijke omgeving waar creativiteit en innovatie gedijt, waar je mag mislukken, opstaan en weer verder gaan, waar veranderlijkheid maar ook eigen verantwoordelijkheid centraal staat. Branding en planning probeert juist betekenissen vast te zetten om ze tot object te maken van een doelgerichte aanpak, met voorspelbare en controleerbare doelen. Zo verwordt de (historische) binnenstad tot te vermarkten product. Dat vermarkten uit zich in het doel om korte termijnwinst te behalen. Immers; de toerist/bezoeker is zo weer weg dus wees er snel bij. Boomkens schrijft al in 1993: “de woonfunctie van beide binnensteden (Parijs en Amsterdam, VK) is verwaarloosbaar en wordt ieder jaar marginaler en eenzijdiger (grondprijzen en woekerhuren) en staat steeds meer in het teken van de representatie, en dat sluit weer wonderwel aan bij het karakter van de façadestad (Ontwerpen voor de onmogelijke stad, 1993): Dit is geschreven jaren voor de toeristische druk op de binnenstad meer en meer toenam. Ook was in 1993 het begrip AirBnB nog onbekend. Inmiddels wordt duidelijk dat het verschijnsel AirBnB zowel zorgt voor hogere vastgoedprijzen als uitholling van de woonfunctie van de binnenstad. Gemeenten hebben pas laat doorgekregen dat de toeristische druk tot een geheel andere invulling van het begrip ‘wonen’ heeft geleid. Krijgt de binnenstad daarmee het karakter van een doorgangshuis? Moet je je als binnenstadsbewoner neerleggen bij de pretfunctie? Of bieden binnensteden voldoende ruimte, zowel fysiek als mentaal, om ook andere groepen dan de jong en succesvollen met voldoende financiële middelen een plek te bieden? De Amerikaanse socioloog Richard Florida, die in 2002 met zijn boek The Rise of the Creative Class veel bijklank vond onder gemeentebesturen –wie wil er nu niet een bruisende, succesvolle, hippe, vlotte en vooral viriele binnenstad?- komt anno 2017 op zijn schreden terug en waarschuwt voor het verdwijnen van diversiteit. Wie diversiteit hoog in het vaandel heeft staan en een diverse, aantrekkelijke binnenstad voor iedereen wil, zal moeten erkennen dat dit nooit vanzelfsprekend tot stand komt en altijd verdedigd zal moeten worden.

Aanpak en hoop

Gelukkig zijn er stadsbesturen die erkennen dat diversiteit op allerlei vlakken sterk bepalend is voor de kwaliteit van een binnenstad. En dat bijsturing op het huidige beleid noodzakelijk is. Toch lijkt het moeilijk kiezen en sturen. Wordt de fietser meer centraal gesteld in het verkeersbeleid? Dan betekent dat de auto minder welkom is; die krijgt beperkingen opgelegd. Daar waar bij verkeersbeleid zoiets vrij simpel en overduidelijk lijkt, geldt bij woonbeleid (nog) niet. Want kies je als stad voor je binnenstadbewoners? Dan zal het toerisme flink teruggedrongen moeten worden, met alle financiële effecten van dien. Wat in feite nodig is, is om het begrip ‘wonen’ te herijken en herdefiniëren. Betekent wonen dat je je vier wanden op welke manier dan ook productief kan maken? is dat een vrijwillige keuze? Of wordt je ertoe gedwongen? Hoe privé is het wonen eigenlijk nog, als Jan en alleman via internet een blik op de verhuurbare woon- en slaapkamer kan werpen? Hoeveel ruimte heb je als binnenstadsbewoner nodig, met een veelvoud aan voorzieningen om je woning heen? Wat is de relatie tussen het wonen in de binnenstad en je er thuis voelen? Wat is daar voor nodig? Hier ligt een grote taak voor de komende colleges om antwoorden te geven op de vraag: wat is wonen in de binnenstad en wat draagt het bij? Het is en blijft balanceren tussen functies, waarachter de vraag schuilt die nog nergens openlijk politiek wordt gesteld: voor wie wordt gekozen als het om de toekomst van de binnenstad gaat.

Reacties

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren