Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

Grimp: groei en krimp op de vierkante kilometer

Groningen als afspiegeling van Nederland Ron Lander, Ron Lander - 6 juli 2017

Groningen is ver weg. Het waait er altijd. De halve provincie staat leeg. Er zijn aardbevingen. Maar ze hebben wel leuke Waddeneilanden. Slechts één van de voorgaande zinnen is juist: over Groningen bestaan veel beelden. Sommige kloppen, andere niet en veel hangt af van het gekozen perspectief.

Pronkjuweel

Dit artikel gaat over de provincie als 'Stad en ommeland', waarbij de positie van de stad binnen de provincie doet denken aan die van de Randstad binnen Nederland. Vraagstukken van groei en krimp doen zich voor op zeer korte afstand van elkaar. Oorzaak en oplossing lijken hier soms dicht bij elkaar te liggen, maar ze zijn vaak verrassend moeilijk van elkaar te onderscheiden. Het is evident dat de dynamiek niet op zijn beloop kan worden gelaten, maar dat betekent niet dat altijd duidelijk is wat de beste overheidsinterventie is.

De stad Groningen is binnenkort de vijfde stad van Nederland. De stad doet het goed op allerlei meer en minder relevante lijstjes. Zo is 'Stad' volgens thrillist.com één van 'Europe's 11 most underrated small cities;  komen al een paar jaar, op gepaste afstand van Amsterdam, de meeste bedrijven in Deloitte's Technology Fast 50 uit Groningen en wordt het stadsstrand door Lonely Planet getipt als één van de drie beste in Nederland. De universiteit en de hogeschool trekken steeds meer buitenlandse studenten, de stad bruist en ze schittert als een pronkjuweel.

Maar er zijn ook andere lijstjes. Volgens het Sociaal Planbureau Groningen groeit meer dan tien procent van de kinderen in de stad op in een uitkeringsgezin. Op de nationale ranglijst voor opgroeien in armoede neemt de stad de tweede plek in. Ook Europe's small cities kennen grootstedelijke problematiek: het verschil tussen de 'goede' en 'slechte' wijken dreigt te vergroten en de Groninger gemeentepolitiek debatteert over de vraag of de middelen die nu worden geïnvesteerd  in de binnenstad niet hadden moeten worden gebruikt om tweedeling en achterstelling te bestrijden. In 'The next city', het ontwikkeltraject waarin de stad, in samenspraak met haar inwoners, het ontwikkeltraject voor de groei vorm geeft, nemen leefbaarheid, ruimte en de kwaliteit van de wijken een belangrijke plaats in.

Nog een lijstje: volgens onderzoek van de Europese Commissie uit 2016 is Groningen veertiende op de lijst met steden met de gelukkigste inwoners in Europa. Van de Nederlandse steden deed alleen Rotterdam het beter en dat was nog voordat Feyenoord landskampioen werd.

Voor dit artikel is vooral van belang dat in Noord-Nederland één van de grote steden van ons land ligt, een groeiende, aantrekkelijke stad met voorzieningen en eigenschappen die niet kinderachtig zijn, soms zelfs niet op internationale schaal. In die stad woont ruimt een derde van de inwoners van de provincie. Bestuurlijk wordt rekening gehouden met een toename van het aantal huishoudens in de stad met 25% over de komende twintig jaar.

 

Er is sprake van forse waardedaling en de leefbaarheid holt achteruit.

Voorzieningen onder druk

Dertig kilometer ten oosten van Groningen ligt Delfzijl. Naar verwachting zal in Delfzijl het aantal huishoudens (nu nog ruim 11.000) tot 2037 met zo'n 25% afnemen. Ook in veel andere gemeenten in met name het oosten en noorden van Groningen is sprake van vergrijzing en sterke bevolkingskrimp: per regio lopen de verwachte krimppercentages voor diezelfde periode uiteen van ca. 15% tot 25%.

Voorzieningen staan onder druk. Een greep uit het regionale nieuws van de afgelopen weken: Voetbalvereniging 't Zandt speelde op 27 mei 2017 haar laatste wedstrijd en wordt na 85 jaar opgeheven. Per 1 augustus sluit de laatste basisschool in Onderdendam. De Zonnehuisgroep heeft aangekondigd later dit jaar verpleeghuis Solwerd in Appingedam te sluiten. De gemeente Pekela heeft een leegstaand deel van winkelcentrum De Helling opgekocht om het te slopen. Delfzijl gaat 775 woningen extra slopen.

In het krimpgebied zijn steeds minder woningen nodig. Overheden en corporaties maken afspraken over sanering van de huurwoningen, maar het is lastiger om greep te krijgen op de (dreigende) leegstand van particuliere woningen. De leegstand raakt meer dan alleen de eigenaren. De problemen zijn heel divers en er dreigt verpaupering van woningen en straten. Er is sprake van forse waardedaling en de leefbaarheid holt achteruit. Alle denkbare oplossingen zijn duur: er moet vastgoed aan de markt worden onttrokken.

In de krimpregio's hebben de gemeenten, samen met de provincie en veel maatschappelijke organisaties  woon- en leefbaarheidsplannen opgesteld. In die plannen wordt niet geprobeerd om de krimp te stoppen of tegen te gaan, maar om samen de leefbaarheid in de krimpgebieden overeind te houden. Zo kan er bijvoorbeeld voor worden gekozen om de dorpsschool op te geven en op centrale plekken in de regio goede basisscholen open te houden.

Zowel de urgentie als de complexiteit worden versterkt doordat het krimpgebied grotendeels samenvalt met het aardbevingsgebied.

Rijk toont geen interesse

Voor zowel de overheden als de maatschappelijke organisaties leidt de problematiek tot een zoektocht, niet alleen naar oplossingsrichtingen, maar ook naar hun rol. Gemeenten, corporaties, zorginstellingen, provincie, bewonersorganisaties, de Rijksuniversiteit, de Hanzehogeschool, het Rijk en de Rabobank zoeken elkaar in verschillende samenstellingen op. Daarbij nemen de gemeenten actief het voortouw en ondersteunt de provincie. Het Rijk heeft een aantal jaren geleden een belangrijke financiële bijdrage geleverd, maar lijkt zich liever bezig te houden met economisch sterke regio's dan met krimpgebieden. Er wordt geëxperimenteerd en er worden onconventionele maatregelen genomen.

Zo'n onconventionele maatregel besloot de provincie bijvoorbeeld te nemen door een achtergestelde lening van €10 miljoen te verstrekken voor de nieuwbouw van een ziekenhuis. Eerder had De Ommelander Ziekenhuisgroep besloten de ziekenhuizen in Delfzijl en Winschoten te sluiten. Na veel bestuurlijk gedoe, scherpe gesprekken met de coördinerende zorgverzekeraar - de rijksoverheid is volstrekt afwezig: ze voert niet alleen geen regie, maar toont ook geen enkele belangstelling of betrokkenheid voor deze problematiek -, en een fusie tussen twee ziekenhuisgroepen, was die achtergestelde lening van de provincie nodig om daarvoor één ziekenhuis in Scheemda terug te bouwen en zo het aantal ziekenhuizen in de provincie tenminste op vier te houden.

Ook heeft de provincie via subsidieprogramma's voor krimp en leefbaarheid tientallen miljoenen beschikbaar gesteld voor projecten in de regio. Voor vrijwel al die projecten leveren de betreffende gemeenten substantiële cofinanciering. De gefinancierde projecten zijn zeer divers: van dorpsfeesten tot complete centrumplannen; van verduurzaming van dorpshuizen tot de aankoop van een heel flatgebouw, dat vervolgens wordt gesloopt. Recent is gestart met een (deels revolverend) transitiefonds voor de particuliere woningvoorraad, dat zich richt op sloop, onttrekking, verbetering, verduurzaming en levensloop bestendig maken. De hiervoor beschikbare middelen zijn echter maar een fractie van de €700 miljoen die tot 2030 nodig is voor het structureel beperken van de leegstand door aanpassing en vernieuwing van de woningvoorraad.

Er is €700 miljoen nodig voor het structureel beperken van de leegstand in krimpgebieden

Moeilijk uit te leggen

De kleine afstand tussen de stad en het krimpende ommeland leidt tot een ambigue relatie. Enerzijds zijn in de stad alle essentiële voorzieningen te vinden, anderzijds 'trekt de stad het platteland leeg'. Een sterke stad is absolute voorwaarde voor de leefbaarheid van de provincie, maar het is niet voldoende en het kent zijn voorwaarden. Het is niet voldoende omdat de leefbaarheid van het ommeland niet alleen afhangt van de bereikbaarheid van grote voorzieningen als ziekenhuizen, maar ook van goed basisonderwijs, winkels voor dagelijkse boodschappen, huisartsen en andere zaken waarvoor vijfentwintig kilometer een te grote afstand is. Het is ook niet voldoende omdat leegstand en verpaupering in de directe woonomgeving al snel een stevige wissel trekken op de leefbaarheid.

En er zijn voorwaarden. Zo moet de stad in haar ontwikkeling niet alleen rekening houden met de 'stadjers', maar ook met de functies die ze vervult voor de omgeving. De stad is zich dat bewust, al vraagt het veel van een stad die, zoals eerder gemeld, ook binnenstedelijke leefbaarheidsproblemen het hoofd moet bieden. De stad moet goed bereikbaar zijn vanuit alle richtingen en voor alle bevolkingsgroepen. Dat stelt bijvoorbeeld eisen aan het openbaar vervoer die zich in een ijle structuur moeizaam verhouden tot verdienmodellen. Daarom wordt in de regio werk gemaakt van innovatieve vervoerssystemen, zoals zelfrijdende treinen en bussen waarmee de frequentie van het openbaar vervoer kan worden verhoogd zonder grote uitbreiding van de infrastructuur. Er wordt gewerkt aan autonome fietsoplaadpunten en aan een systeem van hubs of ketenknooppunten. Het idee achter de ketenknooppunten is dat verschillende vervoerssystemen naadloos op elkaar aansluiten, of gebruikers nou worden afgezet door de buurvrouw, op de fiets komen of een combinatie maken van eigen vervoer en (een vernieuwd en comfortabel) openbaar vervoer. Door niet de vervoerssystemen maar de gebruiker centraal te stellen wordt zo de praktische bereikbaarheid van de economische en maatschappelijke toplocaties - binnen het krimpgebied of in de stad - gegarandeerd.

Wat goed is voor de stad is goed voor de regio, maar het zou aan de zeventig procent van de Groningers die niet in de stad wonen moeilijk uit te leggen zijn dat een overkoepelende overheid (in dit geval de provincie) de leefbaarheidsproblemen op het platteland het hoofd biedt door haar aandacht vooral te richten op de stad, die toch al zo succesvol is. Hoe wezenlijk de rol van de stad ook is, alleen al de fysieke en ruimtelijke ingrepen die nodig zijn in de krimpgebieden zijn zo enorm dat ze niet op hun beloop kunnen worden gelaten en de overheden de honderdduizenden inwoners van de gebieden niet aan hun lot kunnen overlaten.

Er wordt volop geëxperimenteerd en naar nieuwe en innovatieve oplossingen gezocht.

Nederland in het klein

Het Rijk speelt vooralsnog een bescheiden rol in de krimpgebieden. Daarbij spelen uitgangspunten als 'gebieden moeten uitgaan van hun eigen kracht' een belangrijke rol, ook al is lang niet altijd duidelijk waar die kracht dan ligt. De potentie van de Eemshaven is groot, maar reikt die tot Stadskanaal en Pekela? Ook lijkt het Rijk het vanzelfsprekend te vinden de aandacht vooral te richten op de economische motor van het land. Het beeld van de krachtige stad Groningen binnen het ommeland lijkt een verkleind beeld van de Randstad binnen Nederland.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte signaleert het Rijk de negatieve gevolgen van krimp en stelt vervolgens: 'Dit vraagt inzet van decentrale overheden met indien nodig ondersteuning van het Rijk ten aanzien van de woningmarkt, het aanbod van voorzieningen en de economische vitaliteit in deze gebieden.'  Voor de aanstaande Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is dat onvoldoende. In 'Nederland in balans' wijzen de krimpprovincies er op dat tussen 2007 en 2012 zo'n €400 per persoon per jaar werd geïnvesteerd in krachtwijken in de Randstad, terwijl het Rijk €10 per inwoner per jaar investeert in de bestrijding van de negatieve gevolgen van krimp. Omdat de oplossing die het Rijk biedt in het Actieplan Bevolkingsdaling niet toereikend is voor de regio's, is het nodig dat er een nieuwe visie komt op groei en krimp in Nederland, met bijbehorende investeringsmaatregelen. De krimpprovincies hebben becijferd dat voor versterking van de arbeidsmarkt (€50 mln./jaar), bereikbaarheid (€85 mln./jaar), sanering van de particuliere woningvoorraad (€85 mln./jaar) en voor het saneren van de leegstand in het maatschappelijk vastgoed (€140 mln./jaar) de komende vijftien tot twintig jaar €360 miljoen euro per jaar nodig is. Dat kan onmogelijk door de provincies en gemeenten worden opgebracht. 

Wel kan gebruik worden gemaakt van de ervaringen die in Groningen (en andere krimpregio's) zijn opgedaan. Er is en wordt volop geëxperimenteerd en naar nieuwe en innovatieve oplossingen gezocht. De aantrekkingskracht van de stad Groningen op mensen en bedrijven leidt tot een trek naar de stad die deels ten koste gaat van de regio. Maar de stad is zich bewust van haar verbondenheid met het ommeland. Ze wil zich ontwikkelen in balans met haar omgeving en een belangrijke bijdrage blijven leveren aan de leefbaarheid van Noord-Nederland. Het spreekt vanzelf dat de stad, de krimpgemeenten, de maatschappelijke organisaties en de provincie hun ervaringen graag delen om de NOVI een goede start te laten maken wanneer ook nationaal antwoorden worden gezocht voor dit nationale vraagstuk.

 

Literatuur

https://www.thrillist.com/travel/nation/overlooked-european-cities-freiburg-cadiz-ghent-and-more

https://www2.deloitte.com/nl/nl/pages/technologie-media-telecom/articles/rankings-technology-fast50.html

https://lonelyplanet.nl/strand/voor-de-thuisblijvers-3-toffe-stadsstranden

http://www.armoedegroningen.nl/nl/feiten-en-cijfers

European Commission, Quality of life in European cities 2015, Luxemburg 2016

Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Structuurvisie Infrastructuur en ruimte, Den Haag 2012, blz. 18

Provincies Fryslân, Gelderland, Groningen, Limburg en Zeeland, Nederland in balans, Nieuwe koers bij krimp, 2016

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Actieplan bevolkingsdaling, samenwerkingsafspraken voor een structurele aanpak in de krimp- en anticipeerregio's, Den Haag, 2016

 

Reacties

bekijk ook

Artikelen van
Ron Lander

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren