THEMA
Publieke ruimte
#3/2020
Voorheen 'Tijdschrift voor de Volkshuisvesting' en 'S+RO'
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl
Meer informatie over deze bedrijven
en het partnerschap staat op
ruimteenwonen.nl/partners
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze
partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1
BEELDESSAY
46 Regels voor de ruimte
EN VERDER
04 Hoofdredactioneel
Publieke ruimte
70 Column
Irina van Aalst
90 Recensie
Groot Amsterdam
ARTIKELEN
06 Worstelen met
Begegnunszone
en Superilla
Straatvernieuwers
Barcelona en Berlijn
16 Stedelijk groen als
ordenend principe
Ontwerpprincipes van
toen en nu
26 Choreografie van de
stad
Openbare ruimte vormt
het hart en de ziel van de
stad
36 The City as a License
Technologieën en gebruik
van publieke ruimtes
60 Buurtdragers als lens
In de stedelijke
vernieuwing
72 Huiselijke openbare
ruimte
Ontwerpen aan plekken
nabij
80 De openbare ruimte in
de toekomst
Omgaan met onzekerheid
en verandering
INTERVIEWS
50 Drukte in de openbare
ruimte
Interview met Annemieke
Fontein, Paco Bunnik en
Henk Snel
Scheppende
structuren
Ruimte
onder druk Publieke
verbindingen
COVER
Foto Loes van Duijvendijk
THEMA
PUBLIEKE RUIMTE
Inhoud
2
Anita Blom
Cultureel Erfgoed Anne-Jo Visser
Gemeente Utrecht Anneke Treffers
Hogeschool van Amsterdam
Annemiek Rijckenberg
Hoofdredacteur Ruimte en
Wonen Anton van Hoorn
Planbureau voor de
Leefomgeving Cor Wagenaar
Rijksuniversiteit Groningen
Daniëlle Snellen
Planbureau voor de
Leefomgeving David Hamers
Planbureau voor de
Leefomgeving Frank Suurenbroek
Hogeschool van Amsterdam
Aan dit nummer werkten mee:
Auteurs
3
RUIMTE + WONEN NETWERK
Irina van Aalst
Universiteit Utrecht Ivan Nio
Hogeschool van Amsterdam Joost Tennekes
Planbureau voor de
Leefomgeving
Kersten Nabielek
Planbureau voor de
Leefomgeving Leo Pols
Planbureau voor de
Leefomgeving Lia van den broek
Planbureau voor de
Leefomgeving
Like Bijlsma
Planbureau voor de
Leefomgeving Martijn de Waal
Hogeschool van Amsterdam Maurice Harteveld
TU Delft
4
Tegelijkertijd zien we
steeds meer ruimteclaims
op de - in stedelijke omge-
vingen vaak schaarse - pu -
blieke ruimte ontstaan.
Vanuit verschillende be -
leidskokers wordt de ruim -
te opgeëist om het (vaak
sectoraal aangestuurde) beleid te implementeren.
Het binnenstedelijke bou
-
wen drukt de laatste pluk -
jes onbebouwd terrein de
stad uit. Vanuit het verkeer
worden oplossingen ge -
vraagd voor nieuwe vor -
men van mobiliteit. De
klimaatopgave vraagt
ruimte voor groen en wa -
ter, de lokale ondernemers
vragen om goede toeganke -
lijkheid voor het winkelend
publiek, en ga zo maar
verder. Ook onder de grond
wordt het steeds voller. Het
is lastig, maar niet onmoge -
lijk -zoals een aantal au -
teurs in dit nummer laten
zien- om deze soms botsen -
de claims met elkaar te
verenigen. De sluimerende strijd
om onze gedeelde stedelij -
ke publieke ruimte staat
nog niet op de agenda, laat
staan dat die is uitgekris -
talliseerd. In de praktijk
eindigt de uitkomst van de
strijd om de ruimte vaak in
het integreren van functies
en het optimaliseren van
stromen: openbare ruim -
tes als frictievrije ruimtes
waarin voetgangers en
ander verkeer efficiënt van
Publieke ruimte
Nu onze activiteiten si-
multaan plaatsvinden in
de nabije woonomgeving
zien we dat de openbare
ruimte een nieuwe bete-
kenis krijgt. Het is de plek
om je grootouders te zien,
een lunchwandeling te
maken, met je vrienden af
te spreken en voor som-
migen is het zelfs de va-
kantiebestemming. Een
prettige en toegankelijke
openbare ruimte blijkt van
onschatbare waarde nu in
de afgelopen maanden
onze wereld steeds klei-
ner is geworden.
De rol van de publieke
ruimte als verbinder wordt
steeds belangrijker"
5HOOFDREDACTIONEEL
a naar b bewegen. Deze
manier van denken klinkt
ook door in oplossingen
voor schone mobiliteit. In
de nabije toekomst dienen
stadslogistiek (pakketbe
-
zorgers etc.) en de vele
gedeelde mobiliteitsvoor -
zieningen in een krappe
omgeving in alle behoeftes
te voorzien. De voorspel-
baarheid van het individu -
ele gebruik en gedrag zijn
dan van essentieel belang
om nauw op elkaar afge -
stelde systemen en gebrui-
kersbehoeften goed te
laten functioneren. En dan
hebben we het nog niet
over eventuele vormen van
autonoom rijdende auto's. Optimalisatie en voor -
spelbaarheid staan echter
op gespannen voet met de
sociale functie van de
openbare ruimte. Dit
wordt geborgd in het pu -
blieke deel van de openba -
re ruimte, waar mensen
elkaar ontmoeten en ver -
mijden, waar samen wordt
geleefd maar waar ook
conflicten ontstaan. De rol van de publieke
ruimte als verbinder wordt
bovendien steeds belangrij -ker - en complexer - door
sociale fragmentatie, triba
-
lisering en individualise -
ring. Welke publieke ruim -
tes zorgen er nog voor dat
de inwoners steeds op -
nieuw vertrouwd raken met
elkaar? Met de verdichting
in de steden, de vergroe -
ningsambities, klimaatbe -
stendige inrichting en de
bezorgeconomie komen er
steeds meer opgaven bij.
Waar biedt de publieke
ruimte nog plekken voor
contemplatie en rust in een
rumoerige woonomgeving
met vele kleine apparte -
menten en gedeelde voor -
zieningen? Wie weegt de
tegengestelde behoeften
van overheden, belangheb -
benden en burgers? Welke
partijen hebben het over -
zicht? Wie is aan zet? In dit themanummer
benaderen we de uitdagin -
gen voor onze publieke
ruimte vanuit een baaierd
aan invalshoeken. De
ruimte wordt beschreven
vanuit verschillende
schaalniveaus (van straat
en blok naar megalopool),
vanuit verschillende kwa -
liteiten (ruimtelijk, soci -aal, cultureel), vanuit het
verleden en vanuit de toe
-
komst. Opvallend is de
nadruk die de auteurs
leggen op sociale rol van
de publieke ruimte, en de
waarde die deze genereert
voor een leef bare en kli-
maatbestendige woonom -
geving. In vrijwel alle arti-
kelen komt de rol van
gebruikers en burgers en
het publieke belang aan de
orde. De technologische en
logistieke vraagstukken
liggen nog wat meer bui-
ten het blikveld, maar
zullen waarschijnlijk snel -
ler gaan dan we nu kunnen
bedenken. We laten dit
thema niet meer los!
Frank Suurenbroek
Hogeschool van Amsterdam
Like Bijlsma
Planbureau voor de
Leefomgeving
Annemiek Rijckenberg
Hoofdredacteur
Ruimte en Wonen
6
Vincent Kompier
De traditionele inrichting van de straat is toe aan herinter-
pretatie. Wat laten twee pilotprojecten in Berlijn en Barce- lona zien? Kunnen door herinrichting meerdere doelen, zoals verkeersveiligheid, biodiversiteit en leefbaarheid
worden behaald? Welke participatieve processen worden ingezet? Is de dadendrang van politici toereikend voor
een succesvol resultaat? En voor wie richten zij de straat eigenlijk opnieuw in?
Radicale straatvernieuwers Barcelona en Berlijn
Worstelen met
Begegnungs zone en
Superilla
7
De straat als samenleving
'De straat is zowel uitdrukking als manifes
-
tatie van de samenleving. Enerzijds is het
straatgebeuren een gevolg van het gedrag
van een samenleving, anderzijds is zij zelf
een conditie tot dit gedrag. Daarom hangen
straat en samenlevingsvorm ten nauwste
met elkaar samen, bepalen ook wederzijds
elkaars ontwikkelingskansen. Er is een
groei in complexiteit te zien, die in de op -
eenvolgende samenlevingsvormen waar te
nemen valt. Economie, verkeer, formele en
informele aspecten van het bestaan bepa -
len het straatleven'. Wie denkt dat dit giste -
ren is opgeschreven heeft het mis. Deze
tekst stamt uit de catalogus 'De Straat, vorm
van samenleven' die is uitgegeven ter gele -
genheid van de gelijknamige tentoonstel -
ling uit 1972 in het Stedelijk Van Abbemu -
seum in Eindhoven. De discussie over het
leven op straat en hoe straten gedrag kun -
nen beïnvloeden lijkt van alle tijden. Dit ar -
tikel focust op twee recente pilotprojecten,
waar met radicale ingrepen is getracht ver -
andering in gang te zetten. Dat dit gepaard
gaat met hordelopen, struikelen en weer
opstaan wordt in dit artikel geïllustreerd
aan de hand van twee praktijkvoorbeelden:
de Begegnungszone in Berlijn in Duitsland
en de Superilla in Barcelona in Spanje.
Bergmannstrasse kleurt
okergeel
Zomer 2019, Bergmannstrasse Berlijn-Kreu -
zberg. Tussen stoep en rijbaan staan wezens -
vreemde okergele elementen waar her en
der mensen op zitten. Sommige elementen
zijn om laag te zitten; sommige hebben plan -
tenbakken. Anderen zien eruit alsof een stuk
café met barkrukken pardoes op straat te -
recht is gekomen. Een vader eet er een ijsje
met zijn dochter. Een jonge vrouw, alleen,
leest aandachtig de krant en lijkt zich niet te storen aan het langsrijdende autoverkeer.
Twee vrouwen met hoofddoek en een goed
-
gevulde boodschappentas waar een bos prei
uitsteekt zitten uitgebreid met elkaar te klet -
sen. Zo op een doordeweekse middag lijkt
de 'Begegnungszone Bergmannstrasse' zoals
dit pilotproject heet pais en vree. Maar wat
op straat een probleemloze momentopname
lijkt laat niet zien hoe ingewikkeld de ont -
wikkeling van dit pilotproject was. In 2011 besluit de regering van deelstaat
Berlijn tot uitvoering van het Stadtentwick -
lungsplan Verkehr. Belangrijk onderdeel is
het ontwikkelen van een voetgangersstrate -
gie met als doel een voetgangersvriendelijke
stad met aantrekkelijke, veilige en directe
verbindingen. De modelprojecten die uit
deze voetgangersstrategie voortkomen fo -
cussen niet louter op het aanleggen van voet -
gangersgebieden, waar de auto simpelweg is
vervangen door de voetganger. Berlijn ziet
de ingrepen breder, waarbij meerdere doe -
len zijn gesteld. Verhoging verblijfskwaliteit
is er een, maar ook 'betere co-existentie en
wederzijds respect' tussen alle verkeersdeel -
nemers is een belangrijk doel, aldus de infor -
matie op de website van de gemeente. Hoe
een straat is ontworpen en ingericht speelt
hierin een belangrijke rol. Een eerste pilot -
project wordt in 2015 uitgevoerd in de
Maaßenstraße in Berlijn-Schöneberg. Hier
heeft herinrichting van een traditionele
drukke winkelstraat geleid tot vertraging
van de verkeersstroom en verhoging van vei-
ligheid, de verblijfskwaliteit en de toeganke -
lijkheid. Dat is onder meer bereikt door de
aanleg van fietsstroken, fietsparkeerplaat -
sen ten koste van autoparkeerplaatsen en het
vergroten van het voetpad, met name op
kruisingen met dwarsstraten. De herinrich -
ting van de straat heeft hier een permanent
karakter. Dat geldt niet voor het pilotproject
in de Bergmannstrasse.
RADICALE STRAATVERNIEUWERS
8
RADICALE STRAATVERNIEUWERS
Pilot afgeblazen
Al snel worden de parklets bezit genomen.
Niet door vredelievende bewoners, maar
door een combinatie van daklozen, luidruch -
tige feestgangers en zelfs een mini-hennep -
plantage, die met veel toewijding van een
bewoner wordt verzorgd (en later door de
politie met veel bombarie wordt verwijderd).
Naast het oneigenlijk gebruik van de par -
klets klagen winkeliers over het verdwijnen
van parkeerplaatsen. Wie een keer niet voor
de deur van een winkel kan parkeren doet
voortaan via internet zijn boodschappen en
komt nooit meer terug, was de gedachte.
Ook andere argumenten tegen de tijdelijke
situatie schieten wortel. Een niet te onder -
schatten gevolg van de pilotsituatie is dat het
traditionele jaarlijkse straatfeest, het Berg -
mannstrassenfest, niet plaats kan vinden in
de straat. Dat is tegen het zere been van het
Christendemocratische deel van de stads -
deelraad. Zij beslist om de pilot, met aanvan -
kelijk een looptijd tot eind november 2019 ,
al in juli 2019 te beëindigen en de parklets te
verwijderen. Deze beslissing wordt echter
door wethouder Florian Schmidt van De
Groenen aan zijn laars gelapt. Hij hernoemt
de parklets in 'discussieruimtes', waarmee
hij vindt dat zij daarmee nog tot november
2019 zouden kunnen blijven staan. Verkwis -
ting van gemeenschapsgeld, overlast, afna -
me van parkeerplaatsen en het hinderen van
automobilisten zijn voor de Christen-demo -
craten redenen om de pilot als mislukt te be -
schouwen. Schmidt krijgt een motie van af -
keuring aan zijn broek en september 2019
worden alsnog de parklets weggehaald.
Waarmee de pilot zijn proefperiode van een
jaar niet heeft kunnen volmaken. Hoe de
toekomst van de straat er nu uitziet, is ondui-
delijk. Wel is uit enquêtes gedurende de pilot
naar voren gekomen dat een meerderheid
van de omwonenden zich positief uitspreekt
Begegnungszone: gelijke
verkeersrechten voor iedereen
De term term Begegnungszone laat zich het
best vertalen als ontmoetingszone. De
term komt oorspronkelijk uit Zwitserland
en typeert een straat waarop alle wegge -
bruikers gelijke rechten hebben. Belang -
rijkste doelen zijn vertraging van autover -
keer, meer aandacht voor elkaar met
daarmee minder kans op ongevallen. De
Duitse verkeerswet ST VO stelt dat de auto
op alle openbare wegen voorrang heeft ten
opzichte van andere verkeersdeelnemers.
Van een gelijke of eerlijke verdeling van de
openbare ruimte is geen plaats in de wet.
Om fietsers en voetgangers meer ruimte te
geven door structurele veranderingen, zijn
pilots met experimentstatus essentieel. De
ervaring met de pilot Maaßenstraße heeft
ertoe geleid dat voor de Bergmannstrasse
een testfase werd ingesteld. Burgerbetrok -
kenheid zou een belangrijk onderdeel moe -
ten zijn van deze testfase, vindt de stads -
deelraad van Friedrichshain-Kreuzberg,
die het project initieert. In 2015 is onder -
zocht wat de kwaliteit van de huidige in -
richting van de Bergmannstrasse is om
sterke en zwakke punten te destilleren.
Voorjaar 2016 zijn de eerste ontwerpen be -
sproken hoe de straat opnieuw in te delen.
In maart 2018 is begonnen met het ombou -
wen van de straat. Er zijn 15 okergele tijde -
lijke 'parklets' geïnstalleerd, geïmprovi -
seerde interieurs die de straat
aantrekkelijker moeten maken. Naast de
parklets is de rijbaan met symbolen be -
schilderd, met als doel het verlagen van de
snelheid. Kruisingen met zijstraten, die
voorheen vol werden geparkeerd zijn met
betonnen elementen groter gemaakt, zodat
(minder mobiele) voetgangers beter zicht
op de straat kregen en makkelijker over
konden steken.
9
"Er worden meerdere
doelen gesteld, waaronder
duurzamere mobiliteit,
bevorderen van
biodiversiteit en stedelijk groen"
VINCENT KOMPIER
10
voor meer ruimte voor voetgangers en fiet-
sers. De Begegnungszone Bergmannstrasse
bleek 'een goed idee, dat nauwelijks werd ge -
accepteerd' zoals de krant Der Tagesspiegel
deze pilot treffend omschrijft.
Wat wil Barcelona?
Niet alleen in Berlijn gaapt er een gat tussen
idee en werkelijkheid. In Barcelona leidde
het instellen van een voetgangerszone in Po -
blenou in 2019 aanvankelijk tot grote woede
en een mediastorm. Wat ging daaraan voor -
af? Barcelona ziet er vanuit de lucht uit als
een groot dambord; resultaat van het denk -
werk van de Catalaanse planoloog Ildefons
Cèrda. Zijn uitbreidingsplan, Eixample ge -
noemd, is gebaseerd op bouwblokken van
130 bij 130 meter. De straten zijn ca. 20 me -
ter breed. Ieder blok is afgeschuind, zodat
elke kruising bestaat uit een afgeschuind
bouwblok. Elk blok kent een menging van
wonen en andere functies, zoals kantoren en
winkels. De bouwblokken zijn gemiddeld 16
meter hoog. Met dit gridplan is Barcelona
een van de dichtst bevolkte steden van Euro -
pa. Kenmerkend aan dit grid -en een grid in
het algemeen- is dat het geen hiërarchie
kent. Er is geen prioritering in straten, alle
straten zijn gelijk. Met als gevolg dat alle
straten op gelijke manier met verkeer belast
worden. Herrie en vervuiling worden er 'eer -
lijk' verdeeld. In Barcelona leven al langer
ideeën hoe de stad verkeersvriendelijker te
maken. In 2003 wordt er daadwerkelijk werk
van gemaakt, door de wijk Gràcia aan te pak -
ken. Dit voormalig dorp is door uitvoering
van het plan van Cèrda door de stedelijke
groei inmiddels opgenomen in de rest van de
stad. Aanvankelijk was er in Gràcia, vooral
van ondernemerszijde, veel protest tegen de
kwaliteitsverbetering van de openbare ruim -
te. Zij vreesden het verdwijnen van parkeer -
gelegenheid. Inmiddels wordt de kwaliteits -verbetering alom gewaardeerd. Het succes
van Gràcia voedt bij de dienst stadsontwik
-
keling het idee dat de tijd rijp is voor meer
ingrepen in de openbare ruimte ten koste
van de auto en ten gunste van de voetganger.
Zou het mogelijk zijn, om in de Eixample zo -
geheten superblocks te ontwikkelen? Het
vaststellen van het Urban Mobility Plan
(2013-2018) brengt schot in de zaak.
Superilla
Het idee achter het superblok, of 'Superilla'
in het Catalaans klinkt vanzelfsprekend.
Door een aantal blokken als het ware samen
te voegen en het doorgaande verkeer te we -
ren, ontstaan voetgangersvriendelijke su -
perblokken. Het gaat de gemeente niet al-
leen om auto eruit en voetganger erin. Net
als in Berlijn is de aanpak breder. Er worden
meerdere doelen gesteld, waaronder duur -
zamere mobiliteit, bevorderen van biodiver -
siteit en stedelijk groen. Ook niet-ruimtelijke
aspecten als bevorderen van sociale cohesie,
zelfvoorziening en het verbeteren van gover -
nanceprocessen zijn belangrijke doelen. In
2012 wordt door de centrum-rechtse rege -
ring van Barcelona besloten om superblok -
ken daadwerkelijk aan te gaan leggen. Het
plan is, naar idee van Salvador Rueda, direc -
teur van het Agencia de Ecología Urbana de
Barcelona (het agentschap stedelijke ecolo -
gie van de gemeente) meer dan 500 super -
blokken te ontwikkelen in wijken als Sant
Gervasi, Horta, Sant Andreu en La Prosperi-
tat. Uiteindelijk doel is om 70% van alle stra -
ten in de stad om te bouwen tot gebieden met
gemengd gebruik, in plaats van autodomi-
nantie. Dit plan werd tot uitvoer gebracht
middels workshops in samenspraak met ver -
schillende buurten. Grote haast was er niet;
er werd vooral gekeken waar pilotprojecten
uitgevoerd zouden kunnen worden. Simpele
ingrepen als het verlagen van de maximum -
11
snelheid in de straten is daarbij een eerste
stap. Een tweede stap is ingrijpender: dan
wordt het parkeren uit de straten gehaald, de
maximumsnelheid nog verder verlaagd (van
20 km per uur naar 10 km per uur) en wordt
de straat een plek voor spel, sport, culturele
activiteiten.Het licht-trage ontwikkeltempo van de su -
perblokken komt in een versnelling na de
verkiezingen in Barcelona in 2015. Het is een
onrustige tijd. De strijd om een onaf hanke -
lijk Catalonië, de provincie waar Barcelona
de hoofdstad van is, laait op. Na de verkiezin -
gen krijgt Barcelona een ander be -
stuur: van centrum-rechts naar
meer linksgeoriënteerd, met als
boegbeeld de vrouwelijke burge -
meester Ada Colau. Barcelona
veert op na de economische crisis;
een tijd waarin ideeën van onder -
op wortel schieten. Zo ook het idee
vanuit diverse architectuuroplei -
dingen in Barcelona, om ontwik -
keling van het superblok een im -
puls te geven. Hiertoe maken zij een
superblok-plan voor de wijk Poblenou. Dit
plan is door de gemeente geaccepteerd om te
worden uitgevoerd. Zij het, dat als proefloca -
tie niet de voorkeurslocatie van de studenten
wordt gekozen, maar een gebied vijf blokken
verder. Vanaf dat moment gaat het mis.
Poblenou: weerstand tegen het
superblok
Dit 'Poblenou Superblock' meet circa 400
bij 400 meter en wordt afgebakend door de
straten Carrer de Badajoz, Carrer de Pal-
lars, Carrer de La Llacuna en Carrer de
Tànger. Binnen dit vierkant staan negen
blokken. Drie blokken worden onder een
hoek gekruist door Carrer de Pere IV. On -
duidelijke gemeentelijke communicatie
verrast de bewoners. Daarmee wordt het superblokproject meteen bij aanvang arg
-
wanend tegemoet getreden. Zo is de bewo -
ners onduidelijk of dit nu een tijdelijk expe -
riment betreft, of dat het de inrichting van
de straten permanent zal gaan veranderen.
De gemeente wil de bewoners niet de in -
druk geven dat zij in een laboratorium
woonden, dus noemt de gemeente het pi-
lotproject 'een van de vele proefgebieden in
de stad'. Dat maakt de situatie voor de be -
troffen bewoners er niet helderder op. Twee
snelheden botsen bij uitvoering op elkaar.
Aan de ene kant de plannen van de studen -
ten, die met de bewoners samen de plan -
nen verder willen ontwikkelen. Aan de an -
dere kant het tempo van het stadsbestuur,
dat haast heeft om successen te kunnen
boeken om die publiekelijk uit te kunnen
venten. Dit alles vat vlam. Bewoners, voor -
al aan de rand van het gebied, komen in
opstand tegen het in hun ogen rücksichtslos
af knijpen van het autoverkeer. Zij hebben
angst dat aan de randen van het gebied het
verkeer sterk toeneemt. Zij starten een bur -
gerinitiatief: Plataforma d'Afectats per la
superilla del Poblenou (platform voor be -
troffenen van het superblock in Poblenou).
De groep slaagt erin veel media-aandacht
voor zich te genereren. Zij willen het liefst
dat de gemeente de pilot af blaast. En dat
terwijl de ingrepen in het gebied niet eens
ingrijpend zijn. Doorgaand verkeer is er
"Hoe de toekomst
van de straat er nu
uitziet, is onduidelijk"
RADICALE STRAATVERNIEUWERS
12
niet meer mogelijk, de snelheidslimiet is
verlaagd. Op sommige kruisingen hebben
studenten met verf aangegeven, waar au-
to's niet meer de baas zijn en waar voetgan -
gers meer ruimte krijgen. Cirkels zijn gete -
kend, tijdelijke bloembakken neergezet.
Met eenvoudige middelen is getracht maxi-
maal resultaat te behalen. Scepsis slaat om in succes
Net als bij de Bergmannstrasse-pilot is er
scepsis bij bewoners, ook die zich niet luid in
de media laten horen. Zij weten vooral niet
wat ze met de vrijgekomen ruimte aan moe -
ten. Wat kan je ermee? Is het aan hen? Is het
de bedoeling eigen initiatief te tonen? Komt
de overheid met plannen of voorstellen? De
Parklets in Berlijn. FOTO VESTRE
13
scepsis verdwijnt op het moment dat de ge-
meente na intensief overleg met de buurt een
permanente speeltuin bouwt, meer groen
aanplant en picknicktafels plaatst. Meer sa -
menwerking met de buurtbewoners en het
veranderen van tijdelijke naar definitieve in -
grepen doet het vertrouwen van de bewo -
ners groeien en de oppositie tegen de plan -nen dempen. Deze aanpak opent de ogen
van de zwijgende meerderheid. Zij zien de
potentie van de vrijgekomen ruimte en be
-
ginnen deze ruimte in gebruik te nemen.
Sindsdien is de tegenstand geminimaliseerd.
In het testgebied wonen veel huishoudens
met jonge kinderen, die inzien dat het auto -
vrij maken een grote en met name veilige
verbetering voor jonge kinderen betekent.
De getallen liegen er niet om: het aantal vier -
kante meters voor voetgangers is in het Po -
blenou Superblock vergroot met bijna 14.000
vierkante meter. Binnen het superblok is het
autoverkeer met 58% afgenomen, terwijl het
aan de randen met slechts 2,6% is toegeno -
men. Het lijkt erop, dat veel verkeer 'ver -
dampt' is. Een groep bewoners die het super -
blok wilde steunen in de hevige discussie
over het wel of niet laten doorgaan van de
pilot heeft een buurtvereniging opgericht. Er
zijn meer dan driehonderd banken geplaatst,
212 nieuwe bomen geplant en er wordt een
groot aantal openluchtactiviteiten georgani-
seerd, zoals literaire rondleidingen en open -
luchtbioscopen.
Verandering als kwestie van de
juiste taal
Als iets opvalt aan de twee pilots, is dat goe -
de communicatie bij verandering een essen -
tiële rol speelt. Een niet te missen onderdeel
"Eerst zien wat
het oplevert om kwaliteit van
verandering te waarderen"
RADICALE STRAATVERNIEUWERS
14
Superblocks modelBRON URBAN MOBILITY PLAN OF BARCELONA 2013-2018
Superilla Poblenou. FOTO RIANNE BOOT
15
hiervan is taal. De gemeente Barcelona is
inmiddels afgestapt van de term Superilla.
De term zou teveel nadruk leggen op de ver-
keerskundige aspecten, terwijl de doelen
voor het superblok breder zijn dan louter ver -
keerskundige aanpassingen. Het nieuwe vo -
cabulaire heeft een ander einddoel voor
ogen: mensen, openbare ruimte, groen. In
plaats van Superilla wordt nu de term Super -
cruïlla (superkruising) gebezigd. Er ont -
staan nieuwe woorden als 'Placificació'; een
samenvoeging van placa (plein) en pacifica -
ció (het verkeer kalmeren). De menselijke
maat staat weer centraal. De wegen in het
project heten 'eixos civics' ofwel menselijke
assen. In Berlijn speelde mee dat het begrip
'Begegnungszone' vrijelijk werd geïnterpre -
teerd. Door het aanleggen van de parklets,
maar door geen vermindering van autover -
keer te bewerkstelligen, waren de parklets in
praktijk verworden tot vrij toegankelijke ter -
rassen zonder consumptied -
wang. Het hoofddoel, een
aantrekkelijke straat door
vermindering van verkeer,
werd niet bereikt. Beide voorbeelden leggen
bloot wat er gebeurt als
(groen getinte) politici (te)
snel resultaten willen boeken. Het ene stok -
paardje: -autoverkeer is fout, wij hebben het
beste met u voor- wint het van het andere
stokpaardje, namelijk: vergroting van direc -
te democratie en burgerinvloed. Het morele
gelijk wint het van de zorgvuldige democra -
tie. Dat wekt instant weerstand op. Bij beide
pilots is niet zorgvuldig omgegaan met bur -
gers die een andere mening dan de heersen -
de hebben. Zo is het de oudere burgers van
Barcelona moeilijk uit te leggen dat autoge -
bruik fout is. Zij herinneren zich nog de na -
dagen van het dictatorschap van Franco in
Spanje. Door het consequent achterstellen van Barcelona liepen daar tot in de jaren
tachtig ezels door de straten. Dat nooit meer:
de auto is voor deze burgers een symbool van
kracht, vooruitgang en vrijheid. Dat neem je
niet zomaar af. De terechte zorgen van win
-
keliers in de Bergmannstrasse, dat vermin -
dering van parkeerplaatsen tot toename van
internetwinkelen zou leiden en daarmee het
verdwijnen van de fysieke winkel, werd al te
gemakkelijk genegeerd.
Eerst zien, dan geloven
Inmiddels heeft het bestuur van Barcelona
zijn lesje geleerd. In de toekomst wordt
burgerparticipatie veel sterker ingezet bij
herinrichtingsplannen. De geleerde les, dat
mensen eerst moeten zien wat het oplevert
om de kwaliteit van de verandering te kun -
nen waarderen speelt daarin sterk mee.
Deze twee praktijkvoorbeelden laten zien
dat het bestuurders zou sieren als zij bij het
autovrij maken van steden de zorgen van
de bewoners beter in beeld zouden krijgen
en erkennen. Bewoners kunnen zich niet
altijd voorstellen hoe iets eruit gaat zien,
laat staan hoe iets gaat functioneren. Erken
dat er meerdere typen bewoners zijn met
meerdere wensen. Herken dat de verande -
ringsgezindheid en veranderingssnelheid
lang niet altijd bij iedereen gelijk opgaat.
Zet je in voor de achterblijvers, onderdruk
de neiging om voorop te willen lopen met
de koplopers. Beide voorbeelden laten zien,
dat bereidwilligheid tot verandering er wel
degelijk is.
"Is het de bedoeling eigen initiatief te tonen?"
RADICALE STRAATVERNIEUWERS
16
Groene lobben of scheggen in
de naoorlogse uitbreidingswijken.
BRON RCE BEELDBANK, FOTO SIEBE SWART
17
Anita Blom
Misschien wel één van de opvallendste
ruimtelijke kwaliteiten van naoorlogse
wijken zijn de royale groenvoorzieningen
en de relatief lage woningdichtheid. De
ontwerpen voor groen en rood werden
vaak zorgvuldig op elkaar afgestemd. Het
streven naar welzijn van bewoners was
daarbij het uitgangspunt voor zowel ge-
meenten als ontwerpers. Met de huidige
stedelijke transformatieopgaven liggen
de openbare ruimte en het groen in toe-
nemende mate onder druk. Welke ont-
werpprincipes van toen kunnen voor de
toekomst relevant zijn?ORDENEND GROEN
Stedelijk
groen als
ordenend
principe
18
'S
tadbewoners hebben door
corona meer ruimte en meer
groen nodig', stond op de
voorpagina van de Volks-
krant van 9 juni 2020. En
makelaarsvereniging N VM meldde dat de
belangstelling van kopers voor huizen met
buitenruimte of tuin in mei met 20% was toe -genomen ten opzichte van twee maanden
ervoor. Tot Covid-19 leken verdichting
en groei van steden in de Randstad niet te
stoppen en ideeën over de groei van Amster
-
dam tot een metropool met zeker 2 miljoen
inwoners leken niet langer alleen de droom
van een enkele planoloog (Zef Hemel, De toe -
komst van de stad: Een pleidooi voor de metro -
ORDENEND GROEN
Ruimtelijke ordening op nationaal niveau
Al voor de Tweede Wereldoorlog stond de
opstelling van een Nationaal Plan met richtlijnen
en bepalingen voor de inrichting van heel
Nederland in de steigers. In het Plan moesten
alle ruimtelijke belangen van landbouw,
volkshuisvesting, handel en nijverheid, natuur-
schoon, recreatie, verkeer en defensie tegen
elkaar te worden afgewogen. Voor die tijd werd
de ruimtelijke ordening vooral als afgeleide van
volkshuisvesting geregeld in de Woningwet.
Gemeenten waren verplicht uitbreidingsplannen
op te stellen voor nieuw te ontwikkelen
woongebieden. Voor andere inrichtingsopgaven
was niets formeel geregeld. Hoewel het Rijk na
de oorlog de twee belangrijkste ruimtelijke
opgaven, economisch herstel en woningbouw,
krachtig ter hand nam, konden de verschillende
departementen het niet eens worden over een
integraal en nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
Overheden moesten vooral geen beperkingen
opleggen aan initiatieven vanuit de markt. Dit
laissez faire beleid zorgde voor een sterke groei
van de Randstad, met een vergelijkbare krimp
van bevolking en werkgelegenheid in econo-
misch toch al zwakke gebieden in het noorden
en zuiden van Nederland.
Pas in 1957 stemde de Tweede Kamer in met
een regeringsnota over de nationale ruimtelijke
ordening. Dit leidde in 1960 tot de Nota inzake
de ruimtelijke ordening (later de Eerste Nota
genoemd). Hoofddoel van de nota was een verkenning en uitwerking van het nationale
ontwikkelingspatroon tot 1980. Er werden in de
Nota geen ruimtelijke plannen en ambities van
het Rijk benoemd. De nadruk van het ruimtelijk
beleid lag op de spreiding van werken en
wonen, waarbij gestreefd werd naar een
migratiesaldo van nul. Ook de bescherming
van het platteland tegen de toenemende
verstedelijking in het westen van Nederland
kwam aan de orde en werd een zwaarwegend
argument voor de Wet op de Ruimtelijke
Ordening in 1965. De Tweede Nota voor de
Ruimtelijke Ordening (1966) formuleerde wel
ruimtelijke ambities: uitbreiding van wegen en
spoorwegen, industrieterreinen en openluchtre-
creatie rond de grote steden. En er werd - nog
in bedekte termen, maar met verontrustende
kaarten - een beeld geschetst van de conse-
quenties van de toenemende bevolkingsgroei
(de schatting was 20 miljoen in het jaar 2000, 7
miljoen meer dan in 1966) voor de ruimte en
het milieu. Pas in de Derde Nota over de
Ruimtelijke Ordening was een echte omslag
merkbaar: het optimisme van de jaren zestig
maakte plaats voor de onzekerheden over de
negatieve gevolgen van het toenemende
ruimtebeslag voor wonen en mobiliteit, en het
verval van de (binnen)steden. Vanaf dat
moment werd de sturing van de stedelijke groei
en de spreiding daarvan over het land de focus
van een nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
19
"Een visie op
verstedelijking in relatie tot de groene ruimte is noodzake- lijk"
ANITA BLOM
20
pool, Amsterdam 2016). Maar de coronacrisis
dwingt ons de toekomst van de stad met een
andere blik te bezien.
De huidige ruimtelijke opgaven
in bestaand stedelijk groen?
De stapeling van ruimtelijk gerelateerde op -
gaven: woningbouw, duurzaamheid, kli -
maatadaptatie, stikstofoverschot, toename
sociale ongelijkheid in stadswijken, biodiver -
siteit en natuur, maakt het ontwikkelen van
een toekomstvisie op verstedelijking in rela -
tie tot de groene openbare ruimte noodzake -
lijk. In plaats van een integrale aanpak onder
gemeentelijk regie kiezen veel gemeente er -
voor investeerders en projectontwikkelaars
bouwlocaties te gunnen zonder eisen te stel -
len aan gewenste stedelijke voorzieningen en
een goede stedenbouwkundige inpassing.
Niet zelden ontbreekt de kennis bij gemeen -
ten om zelf een goede ruimtelijke analyse te
maken op basis kennis van de eigen ontwik -
kelingsgeschiedenis of bekendheid met suc -
cesvolle ontwerpprincipes uit het verleden.
De vraag naar woningen concentreert zich
vaak juist daar waar al veel mensen wonen
en waar ook sprake is van andere ruimte -
claims als werklocaties, infrastructuur, na -
tuur, toerisme en energielandschappen. Bou -
wen in de nog onbebouwde gebieden binnen
en rondom bestaande steden wordt als mak -
kelijke oplossing gezien, maar botst met an -
dere belangen door het verkavelen van het
voorheen open maaiveld en het versnipperen
van grote groenstructuren. Claims dat ver -
dichting ook kan leiden tot vergroening zijn
veelal nog onbewezen. In 2015 berekende het Planbureau voor de
Leefomgeving (PBL) dat bij een hoog groeis -
cenario ongeveer 35% van de noodzakelijke
woningen in de bestaande stad gebouwd
konden worden, bij een laag scenario zou dat
zelfs 80% zijn. De verwachting was dat in -breiding vooral mogelijk zou zijn op voorma
-
lige of niet-benutte werklocaties. Inmiddels
wordt ook steeds vaker gekeken naar de ruim
opgezette, groene naoorlogse wijken. Om
verdere ruimtelijke uitbreiding van de be -
bouwde kom van gemeenten te voorkomen,
zoeken veel gemeentebesturen naar mogelij -
ke verdichtingslocaties. Vervanging van
sleetse eengezinswoningen en middelhoge,
sociale woningbouw door duurdere wonin -
gen in hogere dichtheden en bebouwing van
bestaand stedelijk groen, -omdat dat te over -
dadig en dus nutteloos zou zijn- ziet men ook
als een kans om stedelijke voorzieningen
voor bewoners in stand te houden en zelfs uit
te breiden. Uit een recent onderzoek naar stedelijke
verdichting (Claassens, J., Koomen, E. Steden
blijven verdichten , 2017) blijkt dat het aantal
woningen dat binnen de bebouwde kom is
bijgebouwd is toegenomen van 42% in de pe -
riode 2000-2005 tot 69% in 2012-2017. Het
gaat in totaal sinds 2000 om iets meer dan
500.000 woningen binnen bestaand stedelijk
gebied. Slechts 10% hiervan is gebouwd op
groene binnenstedelijke locaties, al lijkt dat
percentage te stijgen. Toename van binnen -
stedelijk bouwen doet zich vooral voor in de
sterkst groeiende gemeenten (m.u.v. Alme -
re). Daarmee lijkt het binnenstedelijk bou -
wen en verdichten zich in de toekomst voort
te zetten, maar dit vereist meer dan het facili-
teren van initiatiefnemers. Hoe kan de be -
staande groene inrichting ruimte bieden aan
nieuwe ontwikkelingen vanuit de oorspron -
kelijke ontwerpprincipes, hedendaagse
waardering van bewoners én alle ruimtelijke
opgaven die aan de orde zijn?
Naar nieuwe
verstedelijkingsconcepten
In het Dashboard Verstedelijking (2018) ad -
viseert het College van Rijksadviseurs (CRa)
21
ORDENEND GROEN
de verschillende overheden verder te kijken
dan alleen naar aantallen woningen in rela-
tie tot locatiekeuze, want de woningbouwop -
gave is niet alleen een doel, maar vormt ook
een middel om andere maatschappelijke doe -
len te bereiken. Het CRa adviseert te kiezen
voor bouwen in de bestaande stad, maar
waarschuwt dat dit niet (te veel) ten koste
mag gaan van recreatief groen en natuurge -
bieden. Het advies biedt geen ontwerpprinci-
pes voor de verstedelijkingsopgave. Wel
toont het, op een hoger abstractieniveau, een
drietal verstedelijkingsmodellen: Stedenre -
gio, Woonlandschappen en Knooppunten. Ze
representeren verschillende richtingen in het
verstedelijkingsdebat. De modellen zijn niet
gemaakt om voor het één of het andere mo -
del te kiezen, maar zijn bedoeld als denk- en
gespreksmodel. Iedere stad of regio zou met
een juiste mix van ingrediënten en effecten
tot een eigen integraal verstedelijkingsplan
moeten komen. Gemeenten, provincies en Rijk sluiten nu
Woondeals en Verstedelijkingsakkoorden
met afspraken over aantallen woningen, in
samenhang met investeringsafspraken over
mobiliteit en bereikbaarheid. Hoewel het
over vérstrekkende ruimtelijke ingrepen
gaat, komen de mogelijke verstedelij -
kingsconcepten nauwelijks aan de orde. Ook
de noodzaak van goed ontwerpend onder -
zoek met de bestaande stad als uitgangspunt
wordt niet genoemd. En als het over ont -
werpprincipes gaat, dan soms alleen in rela -
tie met gezondheid. Het Verstedelijkingsak -
koord Zuidelijke Randstad komt niet verder
dan: 'Partijen werken gezamenlijk uit wat
een gezonde leefomgeving lokaal inhoudt
(voldoende groen/openbare ruimte) en for -
muleren op basis daarvan ontwerpprincipes.' Toch ligt juist in deze relatie de kern van de
(opkomst van) de ruimtelijke ordening en het
vakgebied van de stedenbouw. Het waren de
'hygiënisten', een hervormingsbeweging uit
De inpassing van het Landgoed Schothorst. Maquette Gemeente Amersfoort
22
de tweede helft van de negentiende eeuw, die
pleitten voor de verbetering van de openbare
hygiëne, de volksgezondheid en de woonom-
standigheden, en de rol van de overheden
daarbij. Met het besef dat de ruimtelijke ont -
wikkeling van een stad gericht moet zijn op
een gevarieerde sociale opbouw voor een ge -
zonde en herbergzame stad, groeide de rol
van lokale en provinciale overheden bij de
stadsontwikkeling. Met de Woningwet
(1901) werd een eerste fundament gelegd
voor de regulering van stedelijke uitbreidin -
gen en de verbetering van de volkshuisves -
ting. Een belangrijk voorbeeld voor de hygië -
nisten was de Engelse Garden City
Association. Deze beweging pleitte voor het
stichten van nieuwe gemeenschappen op het platteland, los van de bestaande steden in
een groene setting, met eigen voorzieningen.
Ontwerpprincipes in de steden
-
bouw
De regulering van de ontwikkeling van ste -
den was in Nederland vooral een vraagstuk
voor de nationale, provinciale en lokale over -
heden. Architecten, stedenbouwkundigen,
en later planologen en verkeerskundigen,
werden ingeschakeld voor het in goede ba -
nen leiden van de soms onstuimig groeiende
steden. In de eerste helft van de twintigste
eeuw zijn daarvoor diverse nieuwe steden -
bouwkundige concepten uitgedacht en be -
discussieerd, gericht op schaalsprongen in de
stedelijke groei. Modellen voor onder meer
23
de tuinstad, de vingerstad, de bandstad en de
lobbenstad werden uitgewerkt, gericht op de
groei van de stad in relatie tot het omliggen-
de landschap. Ook zijn op regionaal of stads -
gewestelijk schaalniveau inrichtingsconcep -
ten ontwikkeld om eindeloze lintbebouwing
langs doorgaande wegen of het aaneengroei-
en van dorpen te voorkomen. De sterke ver -
stedelijking en het debat erover vond wereld -
wijd plaats. In Nederland zijn de verschillende
verstedelijkingsconcepten pas na de Tweede
Wereldoorlog op grote schaal tot uitvoering
gebracht. De groene inrichting ? open of be -
groeid ? kreeg daarbij een belangrijk rol.
Denk daarbij aan de groene lobben of scheg -
gen in de naoorlogse uitbreidingswijken van
Apeldoorn of Maastricht, en aan de inpassing van het Landgoed Schothorst in de uitbrei
-
dingswijken van Amersfoort-Noord. Groot -
schalig is de regionale verstedelijking in de
Randstad met centraal het Groene Hart. Ook
de groene rijksbuffers rond de grote steden
waren onderdeel van een nationaal verstede -
lijkingsconcept. Een bijzondere positie neemt
de nieuwe stad Almere in. De bouw van deze
polynucleaire stad kwam pas tot stand, nadat
eerst tienduizenden bomen waren geplant.
Historische kennis als inspiratie
voor transformatie
Er is veel geschreven over het belang van
groen in een stedelijke omgeving: over de be -
tekenis van groen voor de individuele stads -
bewoner als het gaat over recreatie en ge -
zondheid, én over de waarde van groen voor
de geleding van de groeiende stad en regio.
Dan gaat het ook over de waardering van het
groen door de bewoners en hoe deze waarde -
ring verandert in de loop der tijd. Publicaties
door planologen, landschapsarchitecten en
stedenbouwkundigen, boeken door sociolo -
gen, geneeskundigen, historici, architectuur -
historici en geografen. Onderzoeken vanuit
de wetenschap, als onderdeel van een ont -
werpopdracht, voor een heel specifiek gebied
of terrein tot een overzichtswerk over Neder -
land in de Europese context. Toegespitst op de kwaliteiten van het na -
oorlogse groen en het belang daarvan voor
bewoners en de stad, en de vraag hoe je de
groenkwaliteiten en de bijbehorende ont -
werpprincipes kunt waarborgen en herge -
bruiken bij toekomstige herontwikkeling,
wil ik drie boektitels noemen. Een greep,
maar niet helemaal willekeurig. Voor mijn
eigen werk zijn ze van betekenis geweest om
de cultuurhistorische waarden van de naoor -
logse wijk te beschrijven en in beeld te bren -
gen, om te duiden wat het groen voor de
toenmalige en de huidige stadsbewoner bete -
Landschaps-
ontwikkelingszones
BRON DE BUITENRUIMTE VAN
ALMERE (1976)
ORDENEND GROEN
24
kent, maar ook om het belang van het op-
drachtgeverschap en de regie van de overhe -
den te kunnen verklaren. Het zijn de
dissertatie van Marijke van Schendelen, Na -
tuur en ruimtelijke ordening in Nederland. Een
symbiotische relatie (1997 ) , Leo Tummers en
Joke Tummers-Zuurmond, Het land in de
stad. De stedebouw van de grote agglomeratie
(1997) en Yttje Feddes, De groene kracht. De
transformatie van de Westelijke Tuinsteden
Amsterdam (2 011).
Deze studies leveren relevante kennis en
inspiratie op over ontwikkelings- en gebieds -
geschiedenissen, over de gehanteerde ont -
werpprincipes en over de rolverdeling van
betrokkenen daarbij. Maar het gaat ook om
het samenspel tussen deze drie in de actuele
opgaven. Hoe kun je de fysieke en sociale ge -
schiedenis van een plek gebruiken als inspi-
ratie voor nieuwe ontwikkelingen?
Het belang van regie
De publicatie van Van Schendelen uit 1997
beschrijft nog de inrichting volgens de tradi-
tionele ruimtelijke ordeningsprincipes en
rolverdeling, met getrapte besluitvorming op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Daar
-
na volgden decentralisatie en privatisering
met een neoliberale koers af komstig uit de
Angelsaksische landen. Decentralisatie van
de ruimtelijke ordening bleek risico's op te le -
veren voor kwetsbare aspecten als stedelijk
groen en landschap omdat veel gemeenten
willen groeien en lokale bestuurders niet al-
tijd toegerust zijn op complexe lokale en regi-
onale ruimtelijke ordeningstaken, met de
bijbehorende belangenafweging. Veel naoor -
logse wijken hebben in de basis nog de kwali-
teiten van de groene hoofdstructuur, geliefd
bij bewoners. De waardering voor en zorgen
om het groen blijken bijvoorbeeld uit onder -
zoeken in Rotterdam (2008), Utrecht (2017)
en Amsterdam. Uit Het Grote Groenonder -
zoek, dat de gemeente Amsterdam iedere 5
jaar uitvoert, blijkt dat iedereen, jong en oud,
oorspronkelijke bewoner of nieuwkomer, het
groen van de Westelijke Tuinsteden noemt
als belangrijkste kwaliteit. Met uitzondering
van de klimaatoverwegingen komen de ge -
noemde kwaliteiten van het groen overeen
met die van meer dan een halve eeuw terug.
Ook als sociale ontmoetingsplaats ervaren de
Groenstructuur van de Westelijke Tuinsteden. BRON FEDDES/OLTHOF LANDSCHAPSARCHITECTEN
25
bewoners het buurt- en wijkgroen nog altijd
als een belangrijke plek. Om aan alle ver-
schillende functies voor de verschillende
doelgroepen te kunnen voldoen, is sturing
nodig. Wie bepaalt de inrichting van het
groen en de openbare ruimte van de deelge -
bieden en wie zorgt voor de overgangen tus -
sen de buurten en wijken? Pakt de gemeente
dit goed op?
Het belang van schakelen
tussen schalen
Een van de kenmerken van veel naoorlogse
wijken is de koppeling van de groenstructuur
op verschillende schaalniveaus: het groen
begint bij de voor- of achterdeur van de wo -
ning en loopt door via de groenstructuur van
een aangrenzende buurt of wijk tot aan het
omliggende landschap. In de Westelijke
Tuinsteden van Amsterdam is de hiërarchie
van het groen tevens geschakeld aan de hi-
e rarchie van het wegenstelsel en die van (de
soort of functie) van de plek. Binnen de tuin -
stad kent de wegenstructuur 5 niveaus die
gekoppeld zijn aan een groene aankle -
ding. De huidige verkeerskundigen maken
geen verschil tussen een woonstraat en een
buurtstraat, of tussen buurt- en wijkstraten.
Hiermee gaat bij herinrichting dan ook de lo -
gische verbinding tussen stedelijke functies
en het groene netwerk verloren. Stel een
voormalig sportterrein krijgt de bestemming
gemengd woon-en werkgebied, te bebouwen
door projectontwikkelaar X en Y. De een
bouwt woningen, de ander kantoren en win -
kels. Voor de ene doelgroep is de verblijfs -
ruimte belangrijk, voor de ander vooral de
bereikbaarheid. Gemeenten zeggen bij verdichtingsprojec -
ten veelal wel te streven naar meer groen in
de stad. Maar uit een onderzoek van Mendel
Giezen, Stella Balikci en Rowan Arundel
( Using Remote Sensing to Analyse Net Land- Use Change from Conflicting Sustainability
Policies: The Case of Amsterdam, 2018) met
satellietbeelden uit 2003 en 2016 bleek dat
met de verdichting van de stad het groen ver
-
dwijnt of gefragmenteerd raakt en dat daar -
mee de verwevenheid van de stedelijke func -
ties verwatert.
Flexibiliteit gebruiken
De naoorlogse woonwijken zijn grootschalig
opgezet met een realisatietermijn van 10 tot
15, soms wel 20 jaar. Ze kenden daarom ook
een grote mate van flexibiliteit: stedelijke in -
vulling in een groen casco met de gewenste
woningtypen. Bouwtechnieken en doelgroe -
pen veranderden, maar ook (het gebruik
van) het groen en de financiële regelingen.
Aanpassing van die wijken nu is daarom ze -
ker mogelijk. Maar voor de instandhouding
van de kwaliteit van het geheel en het net -
werk van wijkgroen is er een waakhond op
wijkniveau nodig. De groene hoofdstructuur
is van belang voor de identiteit van de wijk en
biedt tevens het kader voor toekomstige nieu -
we ontwikkelingen. De wijk Holterbroek in
Zwolle heeft de afgelopen 10-15 jaar ingrij -
pende vernieuwing ondergaan, maar het
groene casco van de wijk is daarbij steeds de
basis geweest. De koppeling van het groen op verschil-
lende schaalniveaus en het op deze wijze
verbinden van stad en land is nog altijd een
waardevolle doelstelling voor stedelijke in -
richting. Het biedt ook mogelijkheden om de
rafelranden van de stad op een logische en
aantrekkelijke manier bij herinrichting te
verbinden met de centrale stad en het omlig -
gend landschap. Maar vooral: het schakelen
groen en combineren van groene functies
van groen is al sinds de oorlog een door velen
ondersteund principe voor de ruimtelijke
structurering van gezonde stedelijke agglo -
meraties.
ORDENEND GROEN
26
Cor Wagenaar
De openbare ruimte vormt het hart en de ziel van de stad. Er zijn tal van eigenschappen aan toegeschreven, zowel
positieve als negatieve. De stad met haar straten, pleinen en parken is getypeerd als bron van alle kwaad, moreel
verval, onnatuurlijke verhoudingen, stank, chaos. Maar er is ook een andere kant. De stad beschaaft, voedt op,
kweekt gemeenschapszin, helpt de bewoners gezonde
leefstijlen te praktiseren. Dit essay schetst een beeld van
de openbare ruimte en gaat dan in op de megalopool, de
antimetropool zonder openbare ruimte, en de consequen- ties daarvan voor stad en stedenbouw. De opvatting van
de Randstad als megalopool biedt stof tot nadenken over de huidige opgaven. Dit artikel is een verkorte versie van het oorspronkelijke verhaal, dat te vinden is op
www.ruimteenwonen.nl
Choreografie van de stad
27
Nolli
In 1748 tekende Giambattista Nolli zijn
fameuze Pianti Grande di Roma. Daarin
gaf hij kerken en andere voor iedereen
toegankelijke voorzieningen op dezelfde
manier weer als het wegennet. Hij liet ze
wit en markeerde alleen muren en de ko
-
lommen; de niet openbare stadsdelen zijn
donker. De Nollikaart suggereert dat
openbare gebouwen, net als straten en
pleinen, van ons allemaal zijn. Misschien
nog interessanter is dat deze wijze van
karteren de indruk wekt dat straten en
pleinen net als gebouwen plekken zijn
waar men zich op kan houden alsof het
openbare gebouwen waren. Niet alleen de
publieke gebouwen, ook straten en plei-
nen zijn, in het jargon van stedenbouw -
kundigen, bestemmingen. Het zijn plek -
ken die uitnodigen om er te verblijven.
Een straat die alleen maar dient om fysiek
van A naar B te reizen is zelf geen bestem -
ming maar slechts een verbinding tussen
bestemmingen ? een route die de gebrui-
kers het liefst snel en moeiteloos af leg -
gen. Bij Nolli is de straat een plek ('place'
in het hedendaags jargon) waar mensen
naartoe komen zelfs als er geen winkels
en bioscopen zouden zijn. Het zijn ver -
keersaders en verblijfsruimtes tegelijker -
tijd, en beide functies versterken elkaar.
Voorbijgaand 'snelverkeer' (met paarden -
tractie) was onderdeel van de beleving
van de voetgangers, en omgekeerd was
dat ook het geval. De term 'shared space'
bestond nog niet, de realiteit waar die
naar verwijst wel? Het verdwijnen van
openbare voorzieningen tast het publiek
gebruik van de openbare ruimte aan ? en
raakt daarmee direct aan de essentie van
de stedenbouw. Het stadsontwerp bepaalt
hoe er gewoond, gewerkt en geleefd
wordt, en hoe dat wordt ervaren; het geeft richting aan de alledaagse leefpa
-
tronen, bevordert of frustreert leefstijlen,
heeft identificeerbare en meetbare effec -
ten op de volksgezondheid. De essentie
van de stad is haar choreografie. Die is
zichtbaar, werkzaam en laat zich ervaren.
Megalopool
Zwart is op de kaart van Nolli de kleur
van de stad zonder openbare ruimte. Als
dat zo is dan is de Randstad het zwartst
denkbare scenario. Een extremer tegen -
model van het fenomeen stad zoals dat in
de loop van eeuwen is ontstaan is nauwe -
lijks denkbaar. De Randstad is het school-
voorbeeld van een megalopool. Waar zich
in de metropool het levend centrum be -
vindt heeft de Randstad een 'groen hart'.
Aan de randen klontert de bebouwing sa -
men in een band rondom het groene hart.
Hoge dichtheden komen nauwelijks voor,
de ring bestaat voor het overgrote deel uit
woonmodules die in de jaren vijftig en
zestig het standaardmodel van de wijkge -
dachte volgden, en in de jaren zeventig en
tachtig de aangepaste, 'gehumaniseerde'
variant daarvan (de meeste als zoge -
naamde 'bloemkoolwijken'). Historische,
in de loop van eeuwen gegroeide steden
werden in deze ring opgenomen (de om -
standigheid dat ze al min of meer in een
cirkel lagen was een voorwaarde om die
ring te kunnen vervolmaken). Ze stonden
een deel van hun bevolking en hun econo -
mische bedrijvigheid af aan de suburbane
nederzettingen in de rand van de Rand -
stad, en dat was ook de bedoeling. Am -
sterdam, bijvoorbeeld, verloor bijna
200.000 inwoners en was in 2017 nog niet
terug op het niveau van 1963; het aantal
woningen was weliswaar toegenomen,
maar dat woog niet op tegen de dalende
woonbezetting.
CHOREOGRAFIE VAN DE STAD
28
CHOREOGRAFIE VAN DE STAD
Oorlog, die misschien wel eens om kon
slaan in een echte oorlog, vroeg om een ste
-
delijke constellatie die bij de volgende bom -
menregen overeind bleef. De megalopool
was die constellatie. Amerika was het voor -
beeld. Heel de ruimtelijke planning stond er
in het teken van veiligheid in oorlogstijd.
'Every slum clearance project, housing de -
velopment, industrial plant, traffic artery or
other public improvement should be plan -
ned with a view to the military as well as
the civil aspects of dispersal. This will not
be difficult since the basic criteria control-
ling each approach point so nearly in the
same direction', schreef The Architectural
Record in 1950. Tegen deze achtergrond
heeft de vorm van de stad geen betekenis ?
werd die weggevaagd, dan zouden de ge -
spaarde delen in staat zijn te overleven. Het
concept was ijzersterk: alle voor het dage -
lijks leven benodigde voorzieningen bevon -
den zich in de wijken, en de infrastructuur
knoopte alles aan elkaar vast. De megal-
opool is ? terecht ? gevierd als de steden -
bouwkundige vorm van de bevrijding: be -
vrijding van de kluisters van ruimte en tijd),
van de achterstelling van grote delen van de
bevolking (door de herverdeling van inko -
men), van armoede (de welvaart nam niet
eerder zo snel toe). Maar de megalopool is
meer dan dat: ze ontdeed haar inwoners
ook van alles wat metropolitaan was, en
wel in de eerste plaats van het stadse leven
op straten en pleinen. Misschien is de mega -
lopool het best te begrijpen als de perma -
nente structuur van het vluchtelingen -
kamp. In de jaren vijftig ontwikkelde de
overheid evacuatieplannen voor de bevol-
king van de grote steden.
Woonmachine
Wat geen vorm heeft is onzichtbaar. Wat
telt is niet de vorm, maar de 'inhoud', en
Daarmee vertellen we niks nieuws. De ge
-
volgen voor de openbare ruimte zijn mis -
schien minder stevig in het bewustzijn ver -
ankerd. Die werd met opvallende
gretigheid opgeofferd. De megalopool is
een vormloze stad die is opgehangen tus -
sen de twee polen van de individuele wo -
ning, en een infrastructuur die is toege -
sneden op de auto. Die verbindt de woning
met ruimtelijk geclusterde bestemmingen.
Werk is de belangrijkste van die bestem -
mingen, eerst vooral in de nieuw opge -
bouwde industrie, daarna in de diensten -
sector. Karakteristiek voor de megalopool
is echter dat niet deze bestemmingen,
maar de verbindingen ertussen bepalend
zijn voor het beeld van de stad en de erva -
ring ervan. De netwerken van hoofd- en
snelwegen zijn het gezicht van de megal-
opool. Ze zijn onbruikbaar als publieke
ruimtes ? de snelweg dient het verkeer en
is geen bestemming. De individuele wo -
ning vulde zich dankzij de zegeningen van
de consumptiemaatschappij met een groei-
ende verzameling elektrisch voortbewo -
gen huishoudelijke artikelen, die het huis -
houden vergemakkelijkten en vrije tijd
genereerde. Radio en televisie verander -
den de huiskamer in een 'terminal' die toe -
gang gaf tot informatie en ontspanning.
De woning is privaat, de infrastructuur
voor publieke interactie niet geëigend, en
dus kleurt de Nollikaart van de megal-
opool inktzwart. De vernietiging van de openbare ruimte
in de megalopool was opzet. De essentie
daarvan was een radicale scheiding van
vorm en inhoud. Dat had praktische gron -
den waaraan zelden of nooit werd gerefe -
reerd: met de bombardementen vanuit de
lucht nog vers in het geheugen ? de Tweede
Wereldoorlog was nog maar net afgelopen
? en de dagelijkse realiteit van de Koude
29
"De opvatting van de
Randstad als megalopool
biedt stof tot
nadenken over de huidige opgaven"
COR WAGENAAR
30
die bestaat uit reeksen economische en
demografische gegevens. De megalopool
is statistiek. De standaardeenheid van de
megalopool is wel te zien: het is de woon-
module. Die bepaalt het dagelijks leven
van de bewoners. De term is misschien
niet alledaags maar dekt wel de lading: de
nieuwe, suburbane leefpatronen werden,
en worden nog steeds, georganiseerd van -
uit het wonen in separate eenheden, de
wijken, die zijn opgedeeld in buurten.
Niet in het individuele huis of apparte -
ment krijgt de 'woonmachine' gestalte,
dat gebeurt in de wijken. Deze ? nieuwe ?
manier om het alledaagse leven te organi-
seren is in heel Europa toegepast. Het is
een universeel model. In de meeste geval-
len waren de dichtheden bijzonder laag.
Zoveel mogelijk voorzieningen werden
samengebald in buurt- en wijkcentra, die
waren geïnspireerd op het Amerikaanse
voorbeeld van de Mall. De publicatie die
de ideologische uitgangspunten van de
plaatselijke variant van de woonmachine
bevat, De stad der toekomst, de toekomst
der stad , verschenen in 1946, laat een bij -
na filmisch beeld zien van het leven in de
bevrijde wereld. Maar in dat beeld speelt
het leven op straten en pleinen en in par -
ken nauwelijks een rol: het boek gaat
daarentegen uitvoering in op de bescha -
vende werking van de nieuwe woning en
het samenwerken in clubverband, en zin -
speelt op de voordelen van het concentre -
ren van winkels en medische voorzienin -
gen in wijkcentra.
Neergang
De basismodule van de megalopool, de
woonmachine, en dan vooral de wijken die
tussen de jaren vijftig en zeventig van de
twintigste eeuw bij tientallen werden ge -
bouwd, kwam in al in de jaren vijftig in problemen. Nog voor de bewoners zich te
-
gen hun nieuwe woonomgeving keerden
viel het sociaal geneeskundigen op dat de
gezondheidstoestand in de nieuwe wijken
achterbleven bij die in de oudere stadsde -
len. Het aantal dagen dat aan ziektever -
zuim verloren ging lag er veel hoger.
Maagzweren kwamen er veel vaker voor,
en dat de woonomgeving in hoge mate
voor deze problemen verantwoordelijk
waren werd algemeen aangenomen. (Dat
de kolossale productiemachine ondanks
de lawine aan onderkende problemen on -
verdroten doorging met de bouw van nieu -
we wijken wijst op het belang van het ver -
borgen motief: dat van de veiligheid in
oorlogstijd.) Al snel deden zich de eerste
bouwtechnische problemen voor, deels
een gevolg van de toepassing van experi-
mentele bouwwijzen. Vervolgens ontston -
den sociale problemen. Criminaliteit, rela -
tieve armoede, verloedering ? maar weinig
wijken ontsnapten eraan. Ook deze trend
is internationaal en universeel. De tiental -
len case studies in de monumentale studie
naar 'Die Neue Heimat', de grootste produ -
cent en uitbater van sociale woningbouw
in de westerse wereld, laten bijna zonder
uitzondering dezelfde trend zien: na een
opgetogen, hoopvol begin treedt verval in,
dat meestal onstuitbaar blijkt. Tussen de huidige tijd en die waarin de
megalopool opbloeide gaapt een kloof. De
megalopool werd gevoed door stormachti-
ge economische groei, een bevolkingsex -
plosie, snelle toename van de vrije tijd,
een enorme vergroting van ieders actiera -
dius dankzij de eigen auto, de ontsluiting
van de hele wereld door betaalbare vlieg -
verbindingen, en het afnemen van soci-
aaleconomische ongelijkheid. Deze trends
bepalen het abstracte bouwwerk van data
achter de megalopool. Al deze trends zijn
31
intussen in hun tegendeel verkeerd. De
kloof is zichtbaar in de stad. Wie zich van-
af de oudere stadsdelen naar buiten be -
geeft kan het onmogelijk ontgaan. In de
megapolitane stadsdelen is geen spoor te
bekennen van de het klassieke steden -
bouwkundige repertoire in de wijken van
oudere datum. Openbare ruimtes in de
klassieke vorm zijn nergens te vinden. De
Nollikaart kleurt zwart. Ook in de wereld
van het erfgoed heeft de megalopool een
bres geslagen. Dat in de woonmachines
van weleer veel te vinden is dat de status
van cultureel erfgoed rechtvaar -
digt is buiten kijf. Dat geldt zelfs
voor een deel van de gebouwde
substantie, en niet alleen voor
hun betekenis als historisch do -
cument voor een unieke fase in
de Nederlandse en Europese ge -
schiedenis. Maar de geijkte me -
thodes om erfgoed op waarde te
schatten schieten te kort. Vooral
als het gaat om de visuele en
ruimtelijke relaties tussen ge -
bouwen en de ruimte eromheen ? dat ver -
onderstelt een nieuw instrumentarium. Het lot van de megalopool als gevierd
anti-stedelijk model, het ideale alternatief
voor de uit de voegen gegroeide industrië -
le grootstad, werd in de jaren zeventig be -
zegeld toen de kwaliteiten van de metro -
pool werden herontdekt. Een van de
aantrekkelijkheden van de metropool is
het leven in de publieke ruimte, in dit ge -
val de ruimte van straten, pleinen en par -
ken. Dit gaf de stoot tot de renaissance van
de ontwerpende aspecten van de steden -
bouwkundige discipline ? en ook die richt -
te zich weer vooral op de openbare ruim -
te. Vanaf de millenniumwisseling werd de
metropool en alles wat ermee samenhing
de nieuwe culturele leidraad. Die door -drenkte alles, niet in de laatste plaats de
wereld van de marketing. De periode van
de megalopool werd daarmee voorgoed
afgesloten.
Stad
Massa's mensen wonen in de Randstad, de
megalopool die zichzelf overleefde. Een
deel zit vast in de verlopen woonmachi-
nes, de wijken van de jaren vijftig, zestig
en zeventig. Anderen bezetten de grotere,
oude steden ? zij zijn de geluksvogels, de
bovenlaag van in de hoogtijdagen van de
welvaartsstaat tot een zekere rijkdom ge
-
komen babyboomers en hun nageslacht,
en degenen die hier al bezittingen had -
den. En dan zijn er degenen die uit vrije
wil al het geld dat ze zich kunnen veroor -
loven neertellen in de overige, deels
nieuw gebouwde delen van megapoli-
taans suburbia. Zij vormen de interessant -
ste categorie. Velen van hen hadden liever
in de stad gewoond. In Amsterdam, Rot -
terdam, Den Haag, Utrecht. Geen metro -
polen, maar wel de schaarse plekken met
stedelijk leven, enorme diversiteit in elk
denkbaar opzicht, hoge dichtheden, korte
afstanden. Voor hen is wonen in suburbia
tweede keus. Ze profiteren volop van de
voordelen die de abstracte megalopool te
bieden heeft. Binnen een straal van zo'n
"Openbare ruimtes in de klassieke vorm zijn nergens te vinden"
CHOREOGRAFIE VAN DE STAD
32
150 kilometer is meer werkgelegenheid
geconcentreerd dan erbuiten, die dankzij
de auto (en soms de trein) gemakkelijk in
te voegen is in hun dagelijkse leefpatro-
nen. Ook minder alledaagse voorzienin -
gen ? theaters, concertgebouwen zijn er
in overvloed, en uitbaters van zeer bijzon -
dere, meestal hoogwaardige voorzienin -gen van welke soort ook vestigen zich bij
voorkeur in de megalopool. In termen van
het abstracte raamwerk aan sociaalecono
-
mische en culturele data heeft de megal-
opool veel te bieden. De megalopool biedt de stad op afstand,
maar alles wat de stad, stedelijkheid, en in
het verlengde daar van de stedenbouw -
Nolli kaart
33
kundige discipline bijdraagt aan de kwali-
teit van leven bevindt zich in de onmiddel-
lijke nabijheid van de stedeling. Het
principe van gezonde steden is een van de
recente ontwikkelingen die dat onder-
streept ? vanuit het oogpunt van (circulai-
re) economie, ecologie, inclusiviteit, die
samenhangen met het concept van de ge -
zonde stad, laten zich vergelijkbare verha -
len vertellen. Met het peil van de gezond -heid in suburbia is het slechter gesteld dan
in alle andere stadsdelen. Ook dat is een
internationaal verschijnsel, dat zich bij
-
voorbeeld ook in suburbaan Amerika
voordoet. Suburbia, de stad op afstand,
maakt de bewoners af hankelijk van de
auto en stimuleert een zittende leefstijl;
de auto degradeert zelfs woonstraten tot
verkeersruimtes-zonder-meer, die als be -
stemming in het publieke domein verloren
gaan. (Vooralsnog genereert de auto ver -
vuiling en lawaai, maar dat zal denkelijk
veranderen.) Hoogfrequent openbaar ver -
voer is alleen in dichtbebouwde steden be -
taalbaar ? een van de voordelen is dat de
stations wandel- en fietsbestemmingen
zijn. Lage dichtheden leveren voor hoog -
waardige voorzieningen, waartoe ook ge -
zond voedsel wordt gerekend, een te ge -
ring draagvlak op (suburbia heeft de naam
een food desert te zijn). Om dezelfde re -
den is ook het aantal social hubs ? cafés,
restaurants, clubs ? binnen loopafstand
beperkt ? en sociaal isolement, dat door de
social media eerder wordt versterkt dan
voorkomen, is een recept voor allerhande
leed. Het vaak in overvloed aanwezige
groen wordt dikwijls als onveilig ervaren
? onder andere omdat het te weinig wordt
gebruikt (een self fullfilling prophesy:
waar niemand is gaat niemand heen). Su -
burbia is de gebouwde ontmoediging van
het gezondste wat een mens kan doen:
"De essentie van de stad is haar
choreografie"
CHOREOGRAFIE VAN DE STAD
34
Wijk Nieuwland in Schiedam. FOTO RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED
35
wandelen, lopen en fietsen. Al deze voor-
delen moeten de nieuwe suburbanen aan
zich voorbij laten gaan. Vanuit hun per -
spectief wordt de pijn verzacht door de
voorzieningen in de stad op afstand (maar
daarvan genieten ook de geluksvogels in
de stedelijke delen van de oude megal-
opool), en het bezit van de eigen woning
? de kosten daarvan zijn de af -
koopsom die het gebrek aan ste -
delijkheid moet compenseren.
(Iemand is maar zelden ontevre -
den over de pas gekochte wo -
ning ? misnoegen over de eigen
woning staat gelijk aan het toe -
geven een blunder begaan te
hebben.) Er is een tweedeling
ontstaan tussen de tweede keus
bewoners in suburbia en dege -
nen die zich stedelijk wonen
kunnen veroorloven (de afge -
dankte woonmachines laten we
voor het gemak buiten beschou -
wing). Deze tweedeling blijft niet beperkt
tot de oude megalopool. Ook daarbuiten
zijn kernen die aan stedelijk leven geen
gebrek hebben: Arnhem, Den B
Reacties