MAATSCHAPPELIJK VASTGOED EN 
PUBLIEKE WAARDE	
#4/2021	
Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts
Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met  
Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028  of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl 
Meer informatie over deze bedrijven   
en het partnerschap staat op   
ruimteenwonen.nl/partners
Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze 
partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel  aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het 
lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het  partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de  voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner.
1	
EN VERDER
04  Hoofdredactioneel
Vastgoed in beweging
62   Beeldessay
Nieuwe ontmoetingen in 
de kerk
84   Column
Solidair met de 
woonstarter?!	
ARTIKELEN
06  Publiek domein in 
private ruimtes
Hybridisering in theorie 
en praktijk
22  Corporaties op zoek 
naar andere rol in de 
wooncrisis
Welke rol kunnen 
woningcorporaties 
spelen
30  Oosterwold: utopie 
zonder stedenbouw?     
Evaluatie fase 1
54  Kapitaal voor de 
buurt     
Maatschappelijk 
vastgoed in handen van 
bewoners
 	
Maat
schappelijke 
voorzieningen 
In de stad van de   
toekomst	
Stadsmachine 
Zollhaus
De gemeenschaps
economie aan het werk 
in de stad	
40 68	
COVER
Skatepark Malmö Zweden. Foto Maria Eklind	
THEMA 
MAATSCHAPPELIJK VASTGOED EN  PUBLIEKE WAARDE	
78 De waardering voor 
het kerkgebouw
Kennisontwikkeling bij de 
herbestemming van 
kerken
86  Kwartiermakers voor 
brede welvaart
De broedplaats als 
maatschappelijk vastgoed
INTERVIEWS
 
48     Gezocht: nieuw 
eigenaarschap
Interview met  
Marc van Leent	
Publieke 
voorzieningen
Van voorzieningenlogica 
naar rendementslogica	
12
Inhoud
2	
Anne-Jo Visser, 
Amsterdamse Federatie van 
Woningbouw corporaties
Lianne van Duinen, 
Raad voor de leefomgeving 
en infrastructuur
Annemiek Rijckenberg,
 
Zelfstandig adviseur   
stedelijke ontwikkeling Arie Lengkeek,
 
Commongrounds,   
onderzoeker en   
programmamaker 
Bart de Zwart,  
Fontys Hogeschool Bob Witjes,
 
Aedes Edwin Buitelaar,
 
Planbureau voor de   
Leefomgeving
Jutta Hinterleitner,  
TU Delft Leo Pols,
 
Planbureau voor de   
Leefomgeving
Aan dit nummer werkten mee: 
Auteurs
3	
RUIMTE + WONEN NETWERK	
Like Bijlsma, 
Planbureau voor de   
Leefomgeving Marcel Musch,
 
TU Eindhoven Marieke Boeije,
 
Landelijk Samenwerkings-
verband Actieve bewoners
Maurice Specht,  
Specht in de Stad  Peter Kuenzli,
 
Gideon Consult
4	
Recent onderzoek van het 
Rotterdamse journalistieke 
platform Vers Beton laat 
aard en omvang van deze 
beweging goed zien (2021). 
In de afgelopen jaren zijn 
meer dan 500 gemeentelij -
ke panden verkocht. Dat 
het hier niet enkel om een 
Rotterdams, of stedelijk 
fenomeen gaat, lezen we in 
een artikel van de Groene 
Amsterdammer (2021).  Daarin laten de auteurs 
zien hoe aan de randen van 
Nederland mensen steeds 
verder af komen te wonen 
van voorzieningen zoals 
dokters, bibliotheken, thea -
ters en ziekenhuizen. On -
der druk van schaalvergro -
ting en bezuinigingen 
fuseren voorzieningen en 
laten hun vastgoed vaak 
leeg achter.  Dat sommige gemeenten 
afscheid nemen van een 
deel van hun maatschappe -
lijk vastgoed is op zich 
begrijpelijk. Een deel be -
hoort niet tot de kern-por -
tefeuille, tot datgene wat 
direct bijdraagt aan het 
realiseren van maatschap -
pelijke doeleinden. Een 
ander deel is leeg komen te 
staan vanwege demografi -
sche veranderingen, zoals 
bijvoorbeeld scholen in 
krimpgebieden. En een 
deel van het vastgoed 
wordt verkocht om gaten te 
dichten in gemeentelijke 
begrotingen, geslagen door 
recente bezuinigingen en 
decentralisaties. Daarnaast 
zien we dat in zorg en on -
derwijs de wijze van finan -	
Vastgoed in beweging
Wie het lokale nieuws 
volgt komt regelmatig ar-
tikelen tegen waarin groe-
pen bezorgde bewoners, 
ondernemers, kunste-
naars of initiatieven hun 
frustratie uitspreken over 
de verkoop van de grond 
waarop of het pand waar-
in zij maatschappelijke 
praktijken ontwikkelen. 
Zelf zijn we beide woon -
achtig in Rotterdam en de 
(mogelijke) verkoop van 
schoolgebouwen, een deel 
van een Volkstuincomplex, 
en een voormalig buurthuis 
in een wijk waar bewoners 
juist gevraagd wordt samen 
de schouders er onder te 
zetten leidde keer op keer 
tot verontwaardiging. Dit 
leidde soms tot uitstel, een 
enkele keer tot een andere 
inrichting van het verkoop -
Er ontstaan nieuwe en 
hybride vormen van 
publieke voorzieningen"	
proces. Maar de beweging 
is helder: een gedeelte van 
het maatschappelijke vast -
goed en grondeigendom, 
zorgvuldig opgebouwd 
tijdens het locatiebeleid 
van de verzorgingsstaat, 
wordt momenteel afgesto -
ten en aan marktpartijen 
overgedragen. Bewoners 
vissen in veel gevallen 
achter het net.
5HOOFDREDACTIONEEL	
ciering ook gewijzigd is van 
aanbod- naar vraagge -
stuurd: niet meer de voor -
zieningen worden gefinan -
cierd maar de gebruikers 
van de dienst worden ge -
subsidieerd. Door deze bewegingen 
ontstaan er nieuwe type en 
hybride vormen van publie -
ke voorzieningen. Ook de 
relatie tussen voorziening 
en vastgoed wordt com -
plexer. Er ontstaan nieuwe 
arrangementen in eigen -
dom, beheer en dienstver -
lening in combinaties van 
overheden, ondernemers 
en bewoners. Overeen -
komst is dat deze voorzie -
ningen deels een maat -
schappelijke doelstelling 
hebben, maar deels ook 
commercieel gericht zijn. 
Dit soort mengvormen zijn 
onder andere de broed -
plaatsen, BewonersBedrij -
ven, kerken (of ander pri-
vaat eigendom met een 
publieke functie) en andere 
voorbeelden die we bespre -
ken in dit nummer.   Vanwege de grote plufor -
miteit bestaat er een zekere 
begripsverwarring tussen 
het duiden en definiëren 
van een publieke, collectie -
ve, maatschappelijke of 
sociale voorziening. Niet 
alleen vanuit bewoners en  private partijen, maar ook 
vanuit de overheid zien we 
dat er geëxperimenteerd 
wordt met mengvormen, 
bijvoorbeeld in gebiedsont -
wikkeling zoals in Ooster -
wold, of het programmeren 
van publieke voorzieningen 
in de gemeentes. Vanuit het 
planningssysteem ontstaat 
een herbezinning. De 
kracht van nieuwe verban -
den en gemeenschappen 
wordt erkend als aanjager. 
Tegelijkertijd ontstaan er 
vragen over de brede toe -
gankelijkheid, uitsluiting 
van groepen en toenemen -
de sociale ongelijkheid bij 
het overdragen van voor -
zieningen naar bewoners 
en markt, zoals de artike -
len over Oosterwold en de 
corporaties laten zien.  Dit nummer laat de grote 
variatie aan trends en ont -
wikkelingen, dilemma's en 
oplossingsrichtingen zien. 
Het biedt een overzicht van 
definities en mechanismen 
geeft een inkijk in de ge -
meentelijke beleidsprak -
tijk, beschrijft de dilemma's 
van bestuurders, ontwikke -
laars, beheerders en analy -
seert de uitwerkingen van 
de beleidsvernieuwing. 
Speciale aandacht is er 
voor de vraag welke rol 
bewoners en gebruikers  hierin kunnen spelen. Waar 
ze lange tijd vooral afne -
mers van voorzieningen 
waren, is er een trend 
zichtbaar waarin ze meebe -
slissen over de inrichting 
van de publieke voorzienin -
gen van hun stad, buurt en 
wijk, of deze zelf initieren, 
ontwikkelen, beheren en 
aanjagen. Het speelveld 
wordt daarmee niet alleen 
opnieuw ingericht, maar 
nieuwe spelers in andere 
rollen dienen zich aan. Met 
dit overzicht wordt inzicht 
geboden in thema's voor de 
discussie over een nieuw 
wijkbeleid, maar ook de 
discussie over een sociaal 
duurzame(re) ont wik ke -
ling van de Nederlandse 
stedelijke en landelijke 
leefomgevingen.    	
Like Bijlsma
Planbureau voor de 
Leefomgeving
Maurice Specht
Specht in de Stad
6
7	
Edwin Buitelaar
Privatisering van het publieke domein is een proces 
dat onder opiniemakers doorgaans op weinig instem-
ming en sympathie kan rekenen. Dit themanummer 
van Ruimte en Wonen gaat over 'Maatschappelijk 
vastgoed en publieke waarde'. Twee ambigue, brede 
termen. De grote diversiteit aan bijdragen onder-
streept dat: van wooncoöperaties tot het herbestem-
men van kerken en de maatschappelijke rol van 
broedplaatsen tot organische ontwikkeling van de 
stadswijk Oosterwold. Wat ze echter met elkaar ge-
meen lijken te hebben is de behoefte om weg te be-
wegen van individueel, privaat eigendom en ruimtege-
bruik. Begrippen als collectief, sociaal, publiek en 
maatschappelijk geven daar blijk van. Ze worden ge-
makkelijk door elkaar gebruikt, terwijl ze niet inwis-
selbaar zijn. Bovendien staan ze niet noodzakelijker-
wijs op gespannen voet met private ruimtes, al kan 
dat wel. Het doel van deze bijdrage is om deze veel 
gebezigde begrippen te ontwarren en de samenhang 
en spanning ertussen te laten zien. 
Hybridisering in theorie en praktijk
Publiek 
 
domein in   
private   
ruimtes
8
Ruimte voor pluriformiteit	
Ruimte moet 'ruimte' geven aan plurifor
-
miteit, dat wil zeggen aan het samengaan 
van mensen met uiteenlopende ideeën 
over wat het 'goede leven' is. Heel vaak 
ligt daarbij de nadruk op de publieke of 
openbare ruimte, zoals in de bekende 
zoektocht van Maarten Hajer en Arnold 
Reijndorp (2001) naar het 'publieke do -
mein'. Zij constateerden echter ook dat 
veel van het publieke leven zich in private 
ruimtes afspeelt. Dat gebeurt, zo lijkt het, 
in toenemende mate. (Moroni & Chiodelli, 
2016). De bedenkingen hierover lijken 
zich rond twee thema's te concentreren: 
de toegankelijkheid (de eigendomsdimen -
sie) en de betaalbaarheid. De vraag is in 
welke mate private ruimtes ontoeganke -
lijk dan wel onbetaalbaar zijn voor sommi-
ge groepen. Hieronder verkennen we 
langs de eigendoms- en de betaalbaar -
heidsdimensie hoe privatisering zich ver -
houdt tot het publieke, collectieve, sociale 
en het maatschappelijke. 
De eigendomsdimensie
Een klassiek onderscheid is dat tussen pri-
vate en publieke ruimte. Publieke ruimte 
is ruimte waarvan eigenlijk niemand de 
toegang ontzegd kan worden: hij is van ie -
dereen en dus van niemand. In de praktijk 
is de overheid vaak de formele eigenaar.  Dat wil niet zeggen dat al het overheidsbe
-
zit 'publiek' ? openbaar toegankelijk ? is. 
Het kantoor van De Nederlandse Bank 
(DNB) is enkel op uitnodigding en na een 
uitgebreide veiligheidscontrole toeganke -
lijk. En ook stadskantoren kennen een 'pu -
bliek' deel en een voor het publiek afge -
schermd deel, daar waar de ambtelijke 
ondersteuning werkzaam is. Een private ruimte is een ruimte waar -
van het eigendom in handen is van een 
private partij. Maar dit wil niet automa -
tisch zeggen dat deze ruimtes alleen voor 
de eigenaar toegankelijk zijn, het is com -
plexer dan dat. Er zijn verschillende vor -
men: simpele private ruimtes, complexe 
private ruimtes en privaat beheerde pu -
blieke ruimtes (zie Moroni & Chiodelli, 
2016).  'Simpele private ruimtes' zijn ruimtes 
die voor puur individueel gebruik zijn be -
doeld, zoals bijvoorbeeld een vrijstaande 
woning of een rijtjeswoning. 'Complexe 
private ruimtes' zijn ruimtes die door een  groep mensen worden gebruikt. 
Die zijn vaak lid van een vereni-
ging of club. Denk aan vereni-
gingen van eigenaren (v ve's), 
wooncoöperaties, bedrijfsinves -
teringszones (BIZ) of andere 
contractuele gemeenschappen, 
ook wel (urban) commons ge -
noemd. Het gaat hier dus om col-
lectief gebruik van private ruim -
te, waarbij het collectief beperkt 
is tot de leden (en eventueel hun 
gasten). En tot slot zijn er de 'privaat be -
heerde publieke ruimtes', ruimtes die pu -
bliek toegankelijk zijn, zoals cafés, restau -
rants, bioscopen en winkelcentra. Zo zijn 
Hoog Catherijne in Utrecht en de Mall of 
the Netherlands in Leidschendam grote 
publieke ruimtes in handen van private 
"Veel van het publieke 
leven speelt zich af in 
private ruimtes"
9	
(beursgenoteerde) ondernemingen (res-
pectievelijk Klépierre en Unibail-Rodam -
c o). Het gebruik van private ruimtes wordt 
bepaald door toegangsregels en gedrags -
regels die door de eigenaren worden ge -
steld binnen de beperkingen van het recht. 
Simpele private ruimtes zijn hier niet zo 
spannend omdat de private eigenaar in 
grote mate de genoemde regels bepaalt en 
daarin heel ver kan gaan. Voor 'complexe 
private ruimtes' zit dat anders. De toela -
tings- en gedragseisen die clubs en vereni-
gingen, zoals v ve's, mogen stellen zijn be -
grensd. Er mogen eisen over het gebruik 
van de gemeenschappelijke ruimtes wor -
den gesteld, zoals over waar en wanneer 
af val mag worden verzameld en de plaat -
sing van fietsen en andere vervoermidde -
len. En in voorkomende gevallen nemen 
bewoners regels op ten aanzien van de be -
woning van de privéruimtes. Zo bestaat er 
de mogelijkheid om een zogenoemde 'bal-
lotageregeling' voor bewoners op te stel-
len. Tussen welke discriminatoire regels 
daar wel en niet mogen staan loopt een 
dunne lijn. Uitsluiting op grond van religie  of etniciteit is uiteraard zonder meer ver
-
boden. Maar leeftijdseisen zijn onder om -
standigheden geoorloofd. Een minimale 
leeftijdsgrens (van bijvoorbeeld 55 jaar) 
kan toegestaan zijn omdat voor bepaalde 
(ouderen)voorzieningen voldoende draag- 
vlak moet zijn. En v ve's mogen een kennis -
makingsgesprek organiseren en bepalen 
of iemand in sociaal-maatschappelijke zin 
'past' binnen het collectief. Dit is uiteraard 
een rekbaar begrip waarachter bovendien 
impliciet discriminatoire overwegingen 
schuil kunnen gaan. In potentie kan col-
lectief gebruik ? collectiviteit heeft voor 
velen een primair positieve connotatie ? 
van private ruimtes spanning opleveren 
tussen de vrijheid van vereniging en het 
discriminatieverbod.  In het geval van 'privaat beheerde pu -
blieke ruimtes' bestaan doorgaans maar 
weinig toegangseisen aan het soort men -
sen dat binnen mag komen, al zien we 
hierin wel verschillen. Zo gelden er voor 
sommige discotheken strenge kleding -
voorschriften, daar waar winkelcentra 
vrijwel geen eisen stellen aan het soort 
mensen dat de ruimte mag betreden. Ge -
Tabel 1 Verschillende typen publieke en private ruimtes en de mate van maatschappelijk ondersteuning
10	
dragsregels zijn er meestal des te meer. Zo 
is het in Hoog Catherijne onder andere 
verboden om: geluidsoverlast te veroorza -
ken; samen te scholen; te bedelen; te ro -
ken; alcohol of drugs te nuttigen dan wel 
te verhandelen; rond te hangen in liften 
trappenhuizen, roltrappen op balustrades 
of tegen winkelpuien; (brom)fietsen mee 
te nemen; te rolschaatsen, skaten, skeele -
ren of gebruik te maken van segways, 
hooverboards e.d.; zonder vergunning of 
toestemming van het management te en -
quêteren, collecteren en/of straatverko -
pen, drukwerk te plakken of uit te delen, 
muziek ten gehore te brengen, beeldopna -
men voor commerciële doeleinden te ma -
ken. Ook hier geldt weer: hoe ver de eige -
naar mag gaan? Het is privaat eigendom 
maar de ruimtes hebben doorgaans een 
(semi-)publiek karakter gekregen waar de 
pluriformiteit aan mensen vaak groot is, 
in veel gevallen groter dan gebouwen of 
plekken die een 'maatschappelijke' functie 
hebben.
De betaalbaarheidsdimensie
De begrippen privaat, publiek en collectief 
heb ik besproken, alsook de ingewikkelde 
relatie die er soms tussen deze begrippen  bestaat. Ze hebben vooral betrekking ei-
gendomsdimensie: wie heeft wel of niet 
toegang en welke gedragingen zijn wel of 
niet toelaatbaar? De begrippen maat -
schappelijk en sociaal lijken op het eerste 
gezicht gerelateerd. Toch hebben ze voor -
al betrekking op de betaalbaarheidsdi-
mensie. Om pluriformiteit de ruimte te 
geven moet het gebruik van de ruimte, 
waaronder woningen, betaalbaar zijn.  Maatschappelijk en sociaal 
slaan meestal op functies die via 
het marktmechanisme niet tot 
stand komen maar voor het 
functioneren van een maat -
schappij en het voorzien in een 
voldoende levensstandaard es -
sentieel zijn. Het zijn doorgaans 
functies waarvan de kosten ho -
ger zijn dan de opbrengsten (in 
enge, financiële zin): er is sprake 
van een 'onrendabele top'. Langs 
verschillende wegen kunnen zo -
wel de levering als het feitelijke 
gebruik ondersteund worden. Daar waar 
bij toegangs- en gedragsregels van private 
ruimtes het privaatrecht een belangrijke 
rol speelt, is bij betaalbaarheid een grote -
re rol weggelegd voor het publiekrecht.  Bestemmingsplannen (straks omge -
vingsplannen), met hun bouw- en ge -
bruiksvoorschriften, kunnen gebruikt 
worden om grond te reserveren voor 
'zwakkere' functies en te voorkomen dat 
commercieel aantrekkelijker functies ze 
verdringen. Gemeenten kunnen grond 
een 'maatschappelijke bestemming' geven 
of, sinds de Wet ruimtelijke ordening 
2008, specifiek voor sociale huur of mid -
denhuur aanwijzen. Bijkomend voordeel, 
in verband met de realisatie, is de grond -
prijsdrukkende werking die dat heeft; 
grondprijzen worden immers bepaald 
"  
Wie heeft wel of geen 
toegang en welke   
gedragen zijn wel of 
niet toelaatbaar"
11	
door de opbrengstpotentie van de grond 
(residuele grondwaarde) (Buitelaar, 
2021). Daarnaast kan de overheid prijzen 
reguleren, zoals gebeurt bij sociale huur -
woningen via het puntensysteem van het 
woningwaarderingsstelsel (W WS). En tot 
slot kan de overheid de daadwerkelijke le -
vering van maatschappelijke en sociale 
voorzieningen stimuleren via subsidies 
en/of fiscale voordelen. In tabel 1 combi-
neer ik de eigendoms- en de betaalbaar -
heidsdimensie, waarbij laatstgenoemde is 
onderverdeeld in 'vrij' en sociaal/maat -
schappelijk. Vrij wil zeggen dat het ge -
bruik van ruimtes plaatsvindt door partij -
en die daarvoor in principe geen financiële 
ondersteuning nodig hebben, wat overi-
gens niet wil niet zeggen dat ze die niet 
krijgen (neem de hypotheekrenteaftrek). 
Tot slot
Een naar het lijkt steeds belangrijker deel 
van het publieke domein speelt zich af in 
private ruimtes. In discussies wordt pri-
vaat vaak afgezet tegen publiek, collectief, 
maatschappelijk en sociaal. Ten onrechte, 
zo heb ik met dit artikel willen laten zien. 
Zo gaat collectiviteit onvermijdelijk samen 
met privaat eigendom en een zeker mate 
van uitsluiting (van anderen buiten het 
collectief ). En ook sociale en maatschap -
pelijke functies zijn doorgaans gevestigd 
in private ruimtes. Andersom is het ook 
niet zo dat sociale en maatschappelijke 
functies noodzakelijkerwijs meer ruimte 
bieden aan de pluriformiteit in de samen -
leving, dan meer commerciële functies. 
Wie weleens in een IKEA of een stadion 
van een betaald voetbalclub vertoeft kan 
zich niet aan de indruk onttrekken dat de 
diversiteit daar groter is dan in sommige 
schouwburgen en musea. De mate waarin een private ruimte  daadwerkelijk een publieke functie kan 
vervullen en ruimte kan bieden voor pluri-
formiteit hangt af van de toegangs- en ge -
dragsregels die de eigenaren stellen en 
mogen stellen. Wat 'mag' hangt af van per -
spectief dat je hanteert: een eigendoms -
perspectief of een pluriformiteitsperspec -
tief. Het recht om mensen uit te sluiten is 
een fundamenteel onderdeel van het ei-
gendomsrecht maar staat op gespannen 
voet met perspectieven die pluriformiteit 
als doel centraal stellen. Het is vaak schip -
peren tussen beide.  	
LEES MEER
Buitelaar, E. (2021), De werking van de 
grondmarkt en de rol van de overheid. Den 
Haag: PBL.
Hajer, M. & A. Reijndorp (2001), Op zoek naar 
nieuw publiek domein. Rotterdam: NAi 
Uitgevers.
Moroni, S. & F. Chiodelli (2016), 'Pluralism in 
private spaces: homeowners associations, 
clubs, shopping malls', in S. Moroni & D. 
Weberman (red.), Space and pluralism: can 
contemporary cities be places of tolerance.
Boedapest/New York: CEU Press, pp. 77-96.
12	
Basisschool AvonturijnFOTO HEDWIG VAN DER LINDEN
13	
Like Bijlsma, Lianne van Duinen
Bibliotheken, wijkcentra, scholen, sporthallen: 
 
publieke voorzieningen maken deel uit van onze 
dagelijkse leefomgeving. Door allerlei ontwikke-  
lingen staan deze publieke voorzieningen de laat-
ste decennia onder druk. Ze worden gesloten of 
 
verplaatst naar een andere locatie. In dit artikel 
 
nemen wij het verdwijnen van voorzieningen uit 
buurten, dorpen en regio's onder de loep. We 
 
concentreren ons daarbij op woonzorgvastgoed en 
scholen.   Uiteengezet wordt dat dit verdwijnen 
mede samenhangt met sectorale beleidsverande-
ringen, waardoor beslissingen over de toekomst 
van een voorziening minder ingegeven worden 
door de kwaliteit van de voorziening en meer door 
het rendement van het vastgoed. Dit heeft grote 
gevolgen, niet alleen voor burgers maar ook voor 
de samenleving als geheel. De dilemma's die 
 
hierdoor ontstaan, vragen om een nieuwe manier 
van sturen.
Van voorzieningenlogica naar rendementslogica
Publieke 
 
voor
zieningen
14	
P	
ublieke voorzieningen omvat-
ten een breed palet aan voor -
zieningen, zoals verzorgings-
huizen, onderwijsinstellingen, 
sporthallen, bibliotheken en 
buurthuizen. Deze voorzieningen zijn geves -
tigd in maatschappelijk vastgoed: "gebou -
wen die worden ingezet ten behoeve van het 
verlenen van diensten die kennelijk van zo -
danig maatschappelijk belang worden ge -
acht dat de dienstverlening geheel of gedeel-
telijk publiek of collectief wordt bekostigd" 
(PBL, 2017).	
Veranderingen in 
voorzieningenaanbod
Waar staan voorzieningen in Nederland, 
waar zijn ze in de loop der tijd verdwenen en 
waar komen ze erbij? Deze vraag naar de dy -
namiek in het voorzieningenaanbod lijkt 
eenvoudig, maar is echter lastig cijfermatig 
en geografisch te beantwoorden. Gegevens 
zijn lang niet altijd beschikbaar en, als ze dat 
wel zijn, niet altijd voor dezelfde tijdreeksen. 
Met deze kanttekening laat een recent onder -
zoek van  De Groene Amsterdammer  zien dat 
het aantal publieke voorzieningen op veel 
plekken in Nederland afneemt en dat dit 
sneller plaatsvindt op het platteland dan in 
de Randstad of andere stedelijke kernen 
(Van de Ven, 2021). De achteruitgang is het 
grootst aan de randen van Nederland. Hier is 
de afstand tot huisartsen en huisartsenpos -
ten, ziekenhuizen, bibliotheken, havo/vwo-, 
vmbo- en basisscholen tussen 2007 en 2019 
toegenomen. Uit onderzoek van het PBL uit 2017 blijkt 
dat er achter de gemiddelde cijfers wel ver -
schillen schuilgaan. Zo variëren de trends 
per type voorziening. Bij basisscholen is er 
bijvoorbeeld over het algemeen sprake van 
concentratie: er zijn over het algemeen min -
der basisschoollocaties gekomen, met gemid -deld een groter oppervlak. Met name in peri-
fere gebieden wordt de afstand tot deze 
voorziening groter. Bij woonzorgvoorzienin -
gen komen er juist meer locaties bij en zijn de 
locaties gemiddeld kleiner. Dat is echter niet 
overal: in kleine kernen in krimpgebieden 
neemt het aantal locaties af en wordt de af -
stand tot de voorziening dus ook groter (PBL, 
2 017 ). Met het verdwijnen van publieke voorzie -
ningen uit de buurt, verdwijnt niet alleen de 
dienst. Ook de sociale functie van de publie -
ke voorziening voor de buurt verandert. Ba -
sisscholen en woonzorggebouwen hebben 
immers vaak meer te bieden dan alleen zorg 
of onderwijs voor bewoners en leerlingen. Ze 
bieden buitenschoolse opvang, verhuren een 
gymzaal aan een sportclub of, bij een woon -
zorgvoorziening: hebben een restaurant of 
recreatiezaal in huis die toegankelijk is voor 
zowel de eigen bewoners als buurtbewoners. 
Daarmee is de voorziening een plek waar 
ontmoeting en sociale uitwisseling tussen 
verschillende groepen plaatsvindt. In een 
steeds diversere en meer heterogene samen -
leving is een belangrijke rol weggelegd voor 
gedeelde ruimten als plekken van ontmoe -
ting en interactie (ter Avest, 2015; Van der 
Zwaard & Specht, 2015). Uit het PBL-onder -
zoek naar maatschappelijk vastgoed uit 2017 
dat wij samen met andere onderzoekers heb -
ben verricht, bleek dat zelfs als voorzienin -
gen niet werden opgeheven of verplaatst en 
ze dus wél behouden bleven voor buurt of 
dorp, de zogenoemde buurtfunctie  toch vaak 
werd uitgekleed en de kwaliteit van de voor -
ziening dus afnam.	
Van voorzieningen naar 
 voorzieningenlogica
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen 
voor het verdwijnen van publieke voorzienin -
gen. Denk aan bezuinigingen en schaalver -
15	
Basisschool AvonturijnFOTO HEDWIG VAN DER LINDEN
16	
grotingen. Door bezuinigingen op het wel-
zijnswerk bij gemeenten zijn bijvoorbeeld tal 
van publieke voorzieningen (clubhuizen, 
wijkcentra, bibliotheekfilialen) de afgelopen 
jaren uit wijken verdwenen (Rli, 2020). Maar 
ook de bekostigingswijze van maatschappe -
lijke voorzieningen veranderde. Traditioneel 
werd in sectoren als zorg, onderwijs en cul-
tuur niet alleen de dienstverlening maar ook 
het gebouw gesubsidieerd, de zogenoemde 
aanbodsturing. Door de introductie van 
vraagvolgende bekostiging door het Rijk kre -
gen dienstverlenende organisaties zelf de fi -
nanciële verantwoordelijkheid over hun ge -
bouwen. Hierbij wordt de hoogte van de 
vergoeding af hankelijk gesteld van het aan -
tal   personen dat daadwerkelijk een dienst 
afneemt (de vraag). De achterliggende ge -
dachte bij deze beleidsverandering was dat 
dit zou leiden tot een beter kostenbesef bij de 
organisaties en een betere toespitsing van het 
dienstenaanbod op de specifieke vraag van 
doelgroepen of cliënten.
Het PBL onderzocht de ruimtelijke be -
leidsimplicaties van vraagvolgende bekosti -
ging door twee sectoren te vergelijken: de 
intramurale ouderenzorg (woonzorg) en het 
primair onderwijs. In de eerste sector geldt  sinds 2012 vraagvolgende bekostiging, in de 
tweede nog aanbodsturing: de schoolgebou -
wen worden door de gemeente aan schoolbe -
sturen ter beschikking gesteld. Vergelijking 
tussen de beide sectoren laat zien dat er door 
de stelselwijziging richting vraag volgende 
bekostiging, een andere 'logica' ten grond -
slag gaat liggen aan de invulling van de voor -
ziening en de vastgoedbeslissingen. De stel-
selwijzigingen werken een verschuiving in 
de hand van wat we een voorzieningenlogica 
noemen naar een rendementslogica .
In de  voorzieningenlogica  wordt het vast-
goed vooral bezien vanuit het perspectief van 
de behoefte aan de voorziening door groepen 
mensen (bijvoorbeeld leerlingen of ouderen). 
Waar behoefte bestaat aan de voorziening, 
daar moet een gebouw staan om deze dienst 
aan te kunnen bieden. Nabijheid en even -
wichtige spreiding van voorzieningen is 
 
b  
elangrijk. Bovendien telt in deze logica mee 
dat het gebouw in de praktijk vaak een 
 
belangrijke buurtfunctie heeft. Deze logica is  - ondanks veranderingen - nog 
steeds dominant in het basisonder -
wijs: men probeert vooral om te 
reageren en te anticiperen op de -
mografische veranderingen, en te -
gelijkertijd een goede spreiding en 
keuzemogelijkheid te bieden tus -
sen het openbare- en de verschil-
lende soorten bijzonder onderwijs. In de ouderenzorg zien we, bij 
zowel oude als nieuwe woonzorg -
verleners, dat vastgoedbeslissin-
gen steeds meer vanuit een rende -
mentslogica  genomen worden. 
Anders dan bij voorzieningenlogi-
ca is het vastgoed dan geen randvoorwaarde, 
maar is het vastgoed, met de bijbehorende 
businesscase, juist het uitgangspunt van de 
beslissing. Niet de bestaande bedrijfsvoering 
staat centraal, maar een optimale verhouding 
"Waar behoefte bestaat 
aan de voorziening, 
daar moet een gebouw 
staan om deze dienst 
aan te kunnen bieden"
17	
tussen rendement en risico op het vastgoed. 
Dat rendement kan ook gebaseerd zijn op een 
andere exploitatie dan de huidige maatschap -
pelijke voorziening. Sommige zorgcomplexen 
stellen bijvoorbeeld hun restaurant open voor 
de buurt en verhuren de gemeenschapsruim -
tes aan andere organisaties of buurtbewo -
ners. Ook de alternatieve aanwendbaarheid 
van het gebouw, bijvoorbeeld als apparte -
mentencomplex voor een andere doelgroep, 
en de waarde van de grond gaan in deze logi-
ca een grotere rol spelen.
Sturingsdilemma's
Sectorale beleidsveranderingen, zoals de 
stelselwijziging naar een meer vraagvolgen -
de bekostiging, kunnen gevolgen hebben 
voor het ruimtelijk spreidingspatroon van 
voorzieningen, maar ook op de vormgeving 
daarvan en de connectie met het publieke do -
mein in de buurt. Het rendementsdenken 
wordt dan meer bepalend in beslissingen 
over de toekomst van het vastgoed, zoals het 
opheffen of juist nieuw bouwen, renoveren of  uitbreiden van deze gebouwen. Hoewel wij
-
zigingen in het sectorbeleid ruimtelijke ge -
volgen kunnen hebben, zijn de veranderin -
gen van het beleid van verschillende sectoren 
onderling op rijksniveau nauwelijks gecoör -
dineerd. Het is vooral de gemeente die uitein -
delijk geconfronteerd wordt met de ruimtelij -
ke optelsom van al deze ontwikkelingen, en 
die ? indien nodig ? de ruimtelijke ontwikke -
ling moet proberen te coördineren. Daarbij 
heeft de gemeente te maken met soms con -
flicterende belangen van zorgkoepels, 
schoolbesturen, gebruikers en andere be -
langhebbenden. Het PBL-onderzoek (2017) 
constateert verschillende dilemma's. Ten eerste binnen een sector, bijvoorbeeld 
de zorgsector. Daar ziet het landelijke College 
Sanering Zorginstellingen erop toe dat bij 
verkoop van zorggebouwen die oorspronke -
lijk met overheidssteun zijn gebouwd een 
marktconforme opbrengst wordt gereali-
seerd. Het redeneert daarbij vanuit een ren -
dementslogica. Dit kan het beleid van een 
gemeentelijke afdeling, die vanuit een voor -
Buurtcentrum-Zand. 	FOTO VENHOEVEN ARCHITECTEN
18	
zieningenlogica op een bepaalde plek maat-
schappelijke dienstverlening wil behouden, 
doorkruisen. Ten tweede tussen afdelingen in een ge -
meente. De belangen van een gemeentelijke 
dienst onderwijs die zich bezighoudt met de 
spreiding van het aanbod loopt bijvoorbeeld 
niet altijd parallel aan de belangen van de ge -
meentelijke vastgoedafdeling of het gemeen -
telijk grondbedrijf. Bij die laatste zijn school-
gebouwen soms ondergebracht als de 
gemeente redeneert vanuit de potentiële op -
brengst van het gebouw of de grond bij een 
alternatieve aanwending ervan. Langs insti-
tutionele scheidslijnen ontstaat er een con -
flict door het voorop stellen van de financiële 
waarde van het gebouw of juist de waarde als 
voorziening. Ten slotte betekent de stelselwijziging naar 
een meer vraagvolgende bekostiging een 
koerswijziging voor organisaties die voorzie -
ningen aanbieden. Organisaties die van 
oudsher niet gewend waren hun vastgoed als 
een financieel risico (of kans voor rende -
ment) te moeten zien, moeten modellen ont -
wikkelen waarbij het rendement en risico 
van vastgoed onderdeel wordt van de be -
drijfsvoering.	
Gevolgen voor bewoners en 
samenleving
Veranderingen in het spreidingspatroon, de 
kwaliteit en de huisvesting van maatschap -
pelijke voorzieningen hebben grote gevol-
gen. Enerzijds voor bewoners zelf en de in -
richting en toegankelijkheid van het publieke
19	
domein in de buurt, anderzijds voor de sa-
menleving als geheel.
Afname leef baarheid en buurtfunctie
Om te beginnen neemt met het verdwijnen 
van publieke voorzieningen voor bewoners 
de  leef baarheid  van buurten, wijken en dor -
pen af. Burgers kunnen voor allerlei zaken 
niet langer terecht in hun directe leefomge -
ving. Ze moeten verder reizen om de meest 
nabij gelegen voorziening te bereiken. Het 
verdwijnen van voorzieningen heeft verder 
ook een sociale component . In buurten waar 
de voorzieningen zijn verschraald, zijn er 
minder mogelijkheden voor bewoners om 
anderen te ontmoeten en kennis en informa -
tie uit te wisselen. Zoals de Raad voor de leef -
omgeving en infrastructuur (Rli, 2020) heeft  betoogd, kunnen voorzieningen een belang
-
rijke rol spelen bij het uitbreiden van per -
soonlijke capaciteiten van burgers, zodat ze 
beter in staat zijn om deel te nemen aan de 
(stedelijke) samenleving. Ongeplande (klei-
ne) ontmoetingen en uitwisselingen in pu -
blieke voorzieningen kunnen toegang geven 
tot nieuwe informatie, kennis en inzichten. 
De gevolgen van het verdwijnen van voorzie -
ningen kunnen dus ingrijpender zijn dan en -
kel een langere reistijd naar een voorziening. 
Een verminderde toegang tot voorzieningen 
betekent minder mogelijkheden om deel te 
nemen aan de (stedelijke) samenleving (Rli, 
2020). Sluiting van locaties kan negatief uitpak -
ken voor de buurtfunctie, maar in het 
case-onderzoek naar basisscholen in vier ge -
bieden in Nederland (stad/dorp; krimp/
groei), zagen we dat sluiting van locaties ook 
op een verrassende manier kansen kan bie -
den voor het versterken daarvan. Vooral in 
de onderzochte krimpgebieden waar scholen 
werden gesloten, was de strategie van ge -
meenten erop gericht de buurtfunctie van de 
overgebleven of nieuwe locaties nadrukkelijk 
te versterken, het liefst door combinaties te 
maken met andere voorzieningen zoals sport 
of een bibliotheek.	
Hal St Michael school FOTO HEDWIG VAN DER LINDEN	
"De voorziening is een  plek waar ontmoeting 
en sociale uitwisseling  tussen verschillende 
groepen plaatsvindt"
20	
Gevolgen groter voor kwetsbare groepen
Het verdwijnen van voorzieningen in de leef -
omgeving, zoals zorg, een bibliotheek of een 
buurtcentrum, treft bewoners met een be -
perkte actieradius of beperkt sociaal netwerk 
extra hard (PBL, 2017). Zo wordt het voor 
ouderen en hulpbehoevenden lastiger om 
langer zelfstandig thuis te wonen als de voor 
hen noodzakelijke voorzieningen niet meer 
op loopafstand aanwezig zijn. En kinderen 
kunnen niet meer zelfstandig naar de biblio -
theek of naar school gaan (Rli, 2020). Denk 
ook aan mensen die minder zelfredzaam zijn 
en voor wie voorzieningen als een biblio -
theek of een buurthuis mogelijkheden bieden 
voor hulp en ondersteuning op allerlei vlak 
(Rli, 2020). Voor al deze groepen is het be -
langrijk dat allerlei publieke voorzieningen  op loop- en rollatorafstand goed te bereiken 
zijn (Klinenberg, 2019; Engbersen, 2016).
Grotere ruimtelijke ongelijkheid: 
solidariteit onder druk
Het verdwijnen van voorzieningen heeft ook 
gevolgen voor de samenleving als geheel. 
Om te beginnen neemt de ruimtelijke onge -
lijkheid binnen Nederland toe, met grotere 
verschillen in het voorzieningenaanbod per 
buurt, dorp of stad. Er ontstaat een onder -
scheid in gebieden die nog wel voorzieningen 
op redelijke afstand hebben, en gebieden 
waar steeds meer voorzieningen verdwijnen. 
In gebieden die te maken hebben met het ver -
dwijnen van voorzieningen zagen wij in het 
casusonderzoek dat dit op sommige plekken 
ondervangen wordt door burgers die zelf het 
Ouderensoos. 	FOTO HEDWIG VAN DER LINDEN
21	
initiatief nemen voor het behoud van een 
buurtbieb of lokaal zwembad. Het verdwij -
nen van voorzieningen zorgt bij sommige ge -
meentes (letterlijk en figuurlijk) voor meer 
ruimte voor burgerinitiatieven die een plek 
kunnen krijgen in het leegkomende vast -
goed. Wijken met mondige burgers hebben 
daarbij een streepje voor, de wijken met een 
laag sociaal kapitaal glijden nog meer af. Dit 
versterkt de tendens van ongelijkheid. Een 
tweede gevolg dat hiermee samenhangt, is 
dat het verdwijnen van voorzieningen ervoor 
kan zorgen dat de regionale solidariteit onder 
druk komt te staan. Het kan burgers het ge -
voel geven dat zij (en hun leefomgeving) er 
niet meer toe doen in 'Den Haag', dat hun 
problemen daar niet worden gezien (Van de 
Ven, 2021; zie ook Van den Berg & Kok, 
2 0 21).
Tot slot
De spreiding en kwaliteit van publieke voor -
zieningen als woonzorgvoorzieningen en ba -
sisscholen verandert op veel plekken, waar -
door de toegang tot dit soort diensten onder 
druk komt te staan. Dit wordt veroorzaakt 
door verschillende factoren. Naast bezuini-
gingen in het sociaal domein heeft het ook te 
maken met sectorale beleidsveranderingen 
in de bekostiging van publieke voorzienin -
gen en vastgoed. Dit heeft grote gevolgen 
voor de ruimtelijke afstemming en integratie 
van beleid op lagere schaalniveaus, met 
name op gemeentelijk niveau. Dit treft niet 
alleen burgers maar ook de samenleving als 
geheel. Denk aan een afnemende leef baar -
heid en buurtfunctie, maar ook teruglopende 
solidariteit tussen regio's. De dilemma's die hierdoor ontstaan vragen 
om een passende manier van sturen. Bij een 
vraagvolgende bekostiging is het nóg belang -
rijker dat de overheid oog heeft voor het voor -
zieningenaanbod in een buurt, dorp of stad  en voor de toegang tot voorzieningen en de 
buurtfunctie hiervan. Hoe de sturing op de 
locatie van publieke voorzieningen vervol-
gens het beste kan gebeuren, is nog niet 
 duidelijk. In het verleden zijn al diverse pleidooien 
gehouden voor een betere ruimtelijke visie -
vorming voor regionale voorzieningensprei -
ding (VNG, 2015; Aanjaagteam 2015). Re -
centelijk zijn daar pleidooien bijgekomen, 
zoals dat van de Raad voor de leefomgeving 
en infrastructuur, die adviseert dat alle ste -
den een 'investeringsstrategie voor publieke 
voorzieningen' opstellen, met aandacht voor 
de toegang van verschillende groepen bur -
gers tot de stedelijke samenleving (Rli, 
2020). Een andere mogelijkheid is het van 
overheidswege opbouwen van een stelsel van 
basisvoorzieningen in elk gebied in Neder -
land, zowel landelijk als stedelijk, zoals Van 
den Berg en Kok (2021) voorstellen. Los van 
de precieze invulling is duidelijk dat, zoals 
Kim Putters in De Groene Amsterdammer 
stelt, een debat gevoerd zou moeten worden 
over de ontstane verschillen in toegang tot en 
kwaliteit van voorzieningen.  	
VERDER LEZEN
Berg, C. van den & Kok, A. (2021). Regionaal 
maatschappelijk onbehagen. Groningen: RUG/
Campus Fryslân.
PBL (2017). Maatschappelijk vastgoed in 
verandering. Den Haag.
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur 
(Rli) (2020). Toegang tot de stad. Den Haag.
Ven, C. van de (2021). Hoe Den Haag uit 
Nederland verdween: de afname van regionale 
voorzieningen. De Groene Amsterdammer, 
145(41), p.20-27.
22	
Corporaties 
op zoek naar 
andere rol in 
de wooncrisis
Bob Witjes
Wie vandaag de dag aan iemand die niks van wonen weet zou moe-
ten uitleggen hoe de woningmarkt geordend is, heeft het eigenlijk vrij 
simpel. De woningcorporaties verhuren woningen aan mensen met 
een laag inkomen, de middenhuur is er voor de middeninkomens en 
wie het zich kan veroorloven koopt een woning. Tot zover de theorie. 
Nu de praktijk. Het is lang geleden dat 'wonen' zo'n urgent thema 
was. Voor het eerst sinds de jaren 80 van de vorige eeuw zijn er weer 
woonprotesten, de woningnood is groot en de woningen die er zijn, 
zijn onbetaalbaar. Welke rol kunnen woningcorporaties spelen bij de 
oplossing? Na de verzelfstandiging in de jaren 90, moesten ze vorig 
decennium weer 'terug naar de kerntaak'. Moeten de woningcorpora-
ties weer een grotere rol gaan pakken?
23
24	
R	
uimte en Wonen sprak met 
drie corporatiebestuurders: 
Bert Halm (Eigen Haard, 
Amsterdam) Theo van 
Kroonenburg (Trudo, Eind -
hoven) en Gijsbert van Herk (Staedion, Den 
Haag). Hoe kijken zij aan tegen de rol van wo -
ningcorporaties in de nieuwe woningcrisis?	
Nederland hokjesland
Van Herk is pas een half jaar bestuurder 
van Staedion. Voorafgaand aan het ge -
sprek erkent hij dat er bij hem enige twij -
fel is over de bijdrage die hij als nieuwe -
ling kan leveren aan de discussie. Maar 
al snel blijkt dat hij ? misschien wel juist 
omdát hij nieuw is ? de zaak direct scherp 
neerzet. "De manier waarop we in Neder -
land alles in hokjes hebben ingedeeld is 
te zot voor woorden. Dat geldt ook voor 
de woningmarkt. Elk segment zijn eigen 
hokjes. Heel gekunsteld." Volgens Van 
Herk moet de maatschappelijke opgave 
in een stad centraal staan. Daaraan le -
vert ieder zo zijn bijdrage, gemeenten, 
schuldhulpverlening, zorgpartijen, et ce -
tera, maar dat zou wat hem betreft veel 
meer moeten vanuit gezamenlijkheid, 
integraal en buiten de hokjes, dan keurig  binnen de lijntjes. "Ik werk aan een 
maatschappelijke opgave in de stad. Om 
die opgave in zo'n stad aan te kunnen 
pakken, heb ik al tien verschillende ba -
nen gehad. Elke keer kon ik alleen vanuit 
één rol mijn bijdrage leveren. In de wo -
ningmarkt is dat misschien zelfs nog wel 
extremer afgebakend dan ik toch al ge -
wend wa s." Theo van Kroonenburg (Trudo) heeft 
een geschiedenis bij het gemeentelijk wo -
ningbedrijf en ziet dat het vroeger anders 
ging. "We deden veel meer in de wijken, 
veel meer aan bewonersparticipatie. Be -
stuurders zijn nu een stuk voorzichtiger 
geworden." Het hokjesdenken is dus ken -
nelijk iets dat de afgelopen jaren meer en 
meer gegroeid is. Ook niet zo gek, gezien 
de tamelijk stringente taakopvatting die 
woningcorporaties sinds de herziening 
van de Woningwet in 2015 hebben. Is de 
rol van de corporatie uitgespeeld? Halm (Eigen Haard) ziet natuurlijk ook 
dat er de afgelopen jaren veel is veran -
derd, maar hij is optimistisch. "Mijn motto 
is: Huren is sturen  . Als je woningen ver -
huurt, kun je sturen in de buurt. Welke 
veranderingen vind je wenselijk? Daar 
kun je als corporatie echt je bijdrage aan 
leveren. Een huurder gaat weer weg, maar 
als verhuurder blijf je." Bij Eigen Haard 
proberen ze het hokjesdenken dus te door -
breken. Ook bij Trudo steken ze zeker de 
handen uit de mouwen. "Wij houden ons 
natuurlijk aan de wet, maar we zoeken 
wel de grenzen op," geeft Van Kroonen -
burg aan. Al is het soms om moedeloos 
van te worden. "Als je ziet wat we aan juri-
disch advies kwijt zijn om te laten onder -
zoeken of we dingen wel of niet mogen, 
weet je dat we zijn doorgeslagen. Dit 
maatschappelijk geld kan veel beter be -
steed worden."
"We willen het   
goede doen voor   
onze huurders en   
voor de stad"
25	
Theo van Kroonenburg, 
Trudo
Bert Halm,  
Eigen Haard
26	
Schoenmaker, blijf bij je leest?
De bestuurders voelen een grote urgentie 
om méér te doen voor de stad, de wijk en 
de huurders dan hun wettelijke taak voor -
schrijft. Maar het is lastig om door de mu -
ren heen te breken die tussen de hokjes 
staan. Het was immers ook deel van het 
Rijksbeleid dat woningcorporaties zich 
toch vooral zouden moeten richten op 'de 
doelgroep'. Schoenmaker, blijf bij je leest. 
Niet alle maatschappelijke projecten van 
corporaties uit het verleden liepen immers  even goed af. Als je de verhalen van de 
drie bestuurders hoort, zijn ze er als 
schoenmakers toch op zijn minst een sleu -
telservice bij begonnen. "Je moet jezelf als corporatie bij proble -
men van huurders de vraag stellen: ben je 
signalerend, ben je initiatief nemend of 
neem je alleen verantwoordelijkheid?," 
stelt Van Herk. "Wij kiezen er dan voor om 
verantwoordelijkheid te nemen, al merk 
ik ook in de organisatie dat er vaak een 
handrem op zit. Maar ik vind: als je ziet 
Gijsbert van Herk, 
Staedion
27	
dat een huurder moeite heeft om rond te 
komen, kun je wel weer eerst allerlei 
mensen proberen in te schakelen, óf je 
kunt kijken of je zelf bijvoorbeeld een 
budgetcoach kunt inschakelen." Wonen is 
in de ogen van Van Herk duidelijk meer 
dan alleen een dak boven je hoofd. "Na -
tuurlijk, sinds de Woningwet uit 1901 zijn 
de krotten weg. Maar de 'verkrotting' ach -
ter de voordeur bestaat nog steeds. Er zijn 
veel mensen met allerlei problemen. Die 
moeten geholpen worden. Dan helpt het 
niet mee als verschillende instanties die 
bij hen over de vloer komen informatie 
niet mogen delen." In Amsterdam maakt Eigen Haard af -
spraken met allerlei partijen om mensen 
te helpen. "Ook hier geldt: huren is stu -
ren," zegt Halm. "Je moet op zoek naar al-
lianties met zorg- en welzijnspartijen en 
samen proberen de problemen van men -
sen aan te pakken. Zo hebben we met een 
aantal partners een buddysysteem opge -
zet voor statushouders. Zoiets kunnen en 
willen we als corporatie niet alleen." Tel hier de eerder aangehaalde uitspra -
ken van Van Kroonenburg over de hoge 
juridische kosten bij op en het wordt dui-
delijk dat het pakken van een brede rol 
voor een corporatie een permanente ba -
lanceeract is. Je kunt als bestuurder, als 
corporatie het verschil maken voor de 
mensen in de stad, voor de leef baarheid in 
de buurt. Maar door alle regels val je, als 
je niet oplet, van het koord af. Het is mooi 
om te zien dat deze bestuurders zich daar 
niet door laten tegenhouden, al pakken ze 
het elk op hun eigen manier aan.
Corporaties en middenhuur
Wie het heeft over de brede taak van wo -
ningcorporaties, heeft het ook over mid -
denhuur. Bij de woonprotesten van de af -gelopen maanden waren veel leuzen met 
bedenkelijke verwensingen richting be -
leggers en particuliere verhuurders te 
zien. Woningcorporaties kunnen sinds de 
herziene Woningwet alleen nog een rol 
spelen in de middenhuur via de niet-
DAEB-tak. Het private deel is voor 'de 
markt'. Voor veel corporaties reden om het 
'dan ook maar aan de markt te laten'. Het resultaat? Tweedeling, volgens Van 
Herk. "Als je door een stad als Den Haag 
loopt, zie je gewoon welke straat of buurt 
sociale huurwoningen heeft en welke niet. 
Het is soms echt gênant. Ik vind dat je als 
publieke partij veel meer moet kijken hoe 
je voor meer gemengde buurten en wijken 
kunt zorgen. Dat betekent dat er ook 
 
sociale huur moet komen op populaire 
plekken in de stad. Dit vraagt wel wat, van 
gemeenten en ontwikkelaars die bijvoor -
beeld genoegen moeten nemen met een 
iets lagere opbrengst. En andersom moet 
er misschien ook meer middenhuur komen 
in wijken waar nu veel sociale huur staat." In Eindhoven benaderde de gemeente 
Trudo. De gemeente zat bijna met de han -
den in het haar. De vraag naar woningen 
in de stad nam toe, maar met name het 
aanbod van goedkope koop en échte mid -	
"De manier 
waarop we in 
Nederland alles in  hokjes hebben 
ingedeeld is te zot  voor woorden"
28	
"Huren is sturen. Als  
je woningen verhuurt, 
kun je sturen in de 
buurt"
denhuur ? van 800, 900 euro ? werd 
steeds schaarser en schaarser. De markt 
pakte het niet op. Kon Trudo wat beteke -
nen? "Wij hebben twee drijf veren," licht 
Van Kroonenburg toe. "We willen het goe -
de doen voor onze huurders en voor de 
stad. Dus toen die vraag kwam zeiden we: 
als de stad hierom vraagt, dan doen we 
het." En zo ging Trudo aan de slag met on -
der meer Slimmer Kopen. "We verkopen 
woningen aan mensen met een laag- of 
middeninkomen, ook in de middenkoop, 
met een korting van 20 tot 35 procent op 
de marktwaarde. De koper wordt volledig 
zelf eigenaar, maar heeft wel een aanbie -
dingsplicht aan Trudo. De waardeontwik -
keling ? winst of verlies ? wordt via een 
formule gedeeld." Een interessant con -
cept waar bovendien veel vraag naar is. 
Maar makkelijk is het niet. "De woning 
blijft bij ons op de balans staan. Dat heeft 
gevolgen voor onze investeringsruimte." 
De reden dat de woning op de balans blijft 
staan is dat er een risico aan kleeft. Want 
wat als de woningwaarde daalt? Van 
Kroonenburg legt uit dat Trudo geen te -
rugkoopverplichting heeft, waardoor dat 
vermeende risico wordt weggenomen. 
"Op dit moment voert Trudo overleg met  BZK en betwist de noodzaak voor deze ba
-
lansverlenging. Het wegnemen van deze 
'hindernis' zou de komende 15 jaar meer 
dan duizenden nieuwbouwwoningen ex -
tra op kunnen leveren." Is de markt dan helemaal niet nodig? 
Dat ligt toch wat genuanceerder. "In Am -
sterdam zijn beleggers onze partners," 
zegt Halm. "We maken afspraken met el-
kaar. Ook op die manier kun je sturen. En  het deel dat de markt niet kan 
oppakken, kunnen wij oppak -
ken." Ook voor Trudo is het geen 
principekwestie. "Als de markt 
de middenhuur of goedkope 
koop op zou pakken, prima!", 
zegt Van Kroonenburg. "Dan 
hoeven wij het niet te doen. We 
zien alleen gewoon dat het nu 
niet gebeurt."	
Eigen doelgroep eerst?
De plannen van de woningcor -
poraties voor middenhuur zijn 
natuurlijk prachtig, maar gaat dit niet ten 
koste van het huisvesten van 'de doel-
groep'? Alle drie de bestuurders zijn hier 
kraakhelder over: de 'doelgroep' voor wo -
ningcorporaties is slechts tot stand geko -
men op basis van een technische af bake -
ning door de politiek op basis van met 
name inkomen. Het gaat volgens de be -
stuurders niet om deze technische af bake -
ning van de doelgroep, maar je moet kij -
ken waar er in een stad behoefte aan is. 
"Wij pakken beide taken op," zegt Van 
Kroonenburg. "Wij leveren dit jaar ook 
500 sociale huurwoningen op." Boven -
dien, stelt Van Herk: "Als er leraren, ver -
plegend personeel en politieagenten no -
dig zijn in een stad en die kunnen geen 
woning vinden, dan hebben deze mensen 
toch net zo goed een probleem? Je moet
29	
teruggaan naar je kernwaarde: mensen 
helpen die niet zelfredzaam zijn. Dat le -
vert een heel ander gesprek op dan of het 
past in de financiële kaders." Dat de wachtlijsten in de sociale huur 
oplopen is volgens de bestuurders niet het 
gevolg van de bredere taak die ze voor 
zichzelf zien. "De verhuurderheffing 
speelt hierin een veel belangrijkere, nega -
tieve rol," zegt Halm. "Hierdoor hebben 
corporaties de afgelopen jaren veel min -
der kunnen investeren." Al vindt Van 
Kroonenburg ook wel dat corporaties 
soms wat vaker de handen uit de mouwen 
mogen steken. "Ik zie dat corporaties 
soms weinig focus hebben op nieuwbouw. 
Wij bouwen als kleine corporatie net zo -
veel of zelfs meer dan andere, grotere cor -
poraties in Eindhoven. Dat zegt iets over 
de ambities die wij op dit punt hebben." In 
dit licht is het spannend om te zien wat 
een nieuw kabinet met de heffing doet ? 
afschaffen of niet ? en of corporaties dan 
ook de broodnodige versnelling kunnen 
gaan realiseren. Maar nog veel belangrijker: door te bou -
wen voor het middensegment, kan óók iets 
worden gedaan voor de doelgroep van cor -
poraties. Halm: "Het middensegment 
draagt bij aan de doorstroming. Mensen 
verlaten hun sociale huurwoning en gaan 
naar een vrijesectorwoning. Dan komt er 
weer een sociale huurwoning vrij." In dat 
kader verbaast Van Herk zich toch wel er -
gens over. "Elke woningcorporatie heeft 
een afdeling verhuur, maar ik ken er niet 
één met een afdeling doorstroming. We 
verrassen mensen nu met de vraag 'Wil je 
deze woning? Dan moeten we dat wel deze 
week weten!' Mensen moeten hier langere 
tijd over kunnen nadenken, je moet met ze 
meedenken. En met de jarenlange nieuw -
bouwprocessen heb je die tijd ook."	Boodschap aan een  
nieuw kabinet
Als je de bestuurders zo hoort is de bood -
schap duidelijk: geef corporaties meer 
ruimte om de goede dingen te doen voor 
de stad en de huurders. De maatschappe -
lijke opgaven in steden vragen om een 
brede aanpak, waar corporaties een be -
langrijke bijdrage aan kunnen leveren áls 
ze daarvoor de ruimte krijgen. Andersom 
betekent dat natuurlijk ook dat áls corpo -
raties die ruimte krijgen, ze de rol ook 
moeten oppakken. Zijn alle corporaties 
daar klaar voor? Bovendien kan een cor -
poratie ook niet de hele wereld in je eentje 
verbeteren. Daar is hulp van anderen bij 
nodig. Maar het denken moet andersom: 
in plaats van de nadruk op wat allemaal 
niet mag, ruimte geven aan wat wel mag. 
En tot die tijd? Als het aan deze drie be -
stuurders ligt kan de sector best wat meer 
dan ze nu doet, zodat huurders en de stad 
niet de dupe worden van de papieren wer -
kelijkheid van Den Haag.
30	
Annemiek Rijckenberg	
Er wordt volop gebouwd in Oosterwold, de experimente-le zelfbouwwijk tussen Almere en Zeewolde. Vorig jaar  zijn de eerste resultaten aan de Almeerse zijde door 
 
b  eide gemeenten geëvalueerd, om lessen te trekken voor 
het vervolg en de aanpak van fase 2 in Zeewolde. De 
 
gebiedsorganisatie Oosterwold en het bewonersplatform  zijn bezig de grote hoeveelheid aanbevelingen uit de 
evaluaties en de politieke consultaties uit te werken en  in de praktijk toe te passen. Dit najaar zouden hier be-
sluiten over genomen worden, en dat was de aanleiding  voor dit verhaal. Maar het blijkt toch een meer   
tijdrovende puzzel. Maar met een steile leercurve  
volgens een van mijn zegslieden. Ik ga op een aantal       
thema's in: de publieke ruimte, waaronder de wegen en 
paden, de stadslandbouw, de gemeenschappelijke voor- zieningen, en de   toenemende rol van marktpartijen.	
Oosterwold: 
utopie zonder  stedenbouw?
31
Evaluatie eerste deel fase 1	
Wanneer je nieuwsgierig bent naar de re
-
sultaten van Oosterwold tot nu toe, moet 
je er niet zomaar naar toe rijden op een 
regenachtige herfstdag. Het is er akelig 
stil, het asfalt glimt je ongastvrij tege -
moet. Gelukkig vinden we een theehuisje 
in de lege en luxueuze Odin supermarkt. 
Daarnaast staat een prachtig houten 
woongebouw, en bloeien nog bloemen in 
grote perken. Voor de ruime potstal liggen 
bergen winterwortels. Ook bij dit bezoek 
is het doel is om te kijken naar de uitwer -
king van de principes van zelf doen en uit -
vinden, en de combinatie van ontwikkel-
regels,  individuele vrijheid, en collectieve 
idealen als duurzaam leven en stadsland -
b ou w. "Hoe pas je de principes van zelf bouw 
nu op een hoger schaalniveau toe? Hoe 
zorg je dat de burgers (weer) zeggenschap 
krijgen over de volle breedte van de stede -
lijke ontwikkeling? Dus niet alleen over 
het wonen, maar ook over bedrijvigheid, 
infrastructuur, het groen/blauwe raam -
werk en de publieke ruimte? Hoe creëer je 
buurtschappen die normaal gesproken in 
de loop der eeuwen als vanzelf ontstaan? 
Hoe kom je tot een bijna eindeloze diffe -
rentiatie, met een veelheid aan functies en 
een grote intimiteit? Hoe plan je organi-
sche groei?" Dit waren de vijf vragen in 
het 'Voorwoord Intergemeentelijke struc -
tuur visie Ooster wold 2013'. Na het lezen van de evaluaties[1]en 
rondkijken in de nu gerealiseerde delen 
van Oosterwold is de eerste opwelling: 
niet zo! Maar wanneer je bewoners spreekt 
en nadenkt over de 'droom van  
Duivesteijn' hoop je dat de idealen ook in 
de volgende fases overeind blijven. Dat 
wordt door de onderzoekers ook  bepleit, 
hoezeer ook de gekozen regels die idealen  niet altijd hielpen realiseren. In de rappor
-
tage van PAU/Over Morgen[2]worden de 
zes ambities van Oosterwold onderzocht 
en van aanbevelingen voorzien: 1. Biedt ma ximale vrijheid aan initiatie -
ven : Uit de gesprekken met bestuurders en 
raadsleden blijkt dat de maximale vrijheid 
voor initiatiefnemers het onderscheiden -
de kenmerk van Oosterwold is. Het wordt 
cruciaal gevonden voor het vervolg van 
Oosterwold en nodig om Oosterwold tot 
een bijzondere gebied te blijven ontwikke -
len en te behouden. De volgende onderde -
len komen nog niet goed uit de verf en vra -
gen bij de voorbereiding van fase 2 
bijzondere aandacht:   tot stand komen 
kernen en buurtschappen; financieel voor 
iedereen bereikbaar, zonder tot minimale 
woningen te leiden (40 m2); andere vor -
men van ondernemerschap dan 'agra -
r i s c h '. 2. Ontwikkelt zich organisch: de uitkom -
sten van de enquête onder de bouwers 
zijn, dat het zelf aanleggen van infrastruc -
tuur en (nuts)-voorzieningen ingewikkeld 
is, veel (technische) kennis vereist en re -
gelmatig tot frictie tussen bewoners leidt. 
Circa een derde van de bewoners denkt 
dat voorzieningen niet vanzelf komen, net 
zomin als de ontwikkeling van Ooster -
wold als samenleving. 3. Is een continue groen landschap: De 
respondenten in de enquête herkennen 
het groene karakter van Oosterwold. Het 
gebied trekt mensen aan die hier specifiek 
in geïnteresseerd zijn. Ongeveer twee der -
de van de initiatiefnemers geeft aan dat er 
weinig publiek groen in Oosterwold is, zo -
als parkjes en speelplekken. Daarnaast 
vindt de meerderheid dat Oosterwold on -
toegankelijk is door het ontbreken van een 
netwerk van voet- en fietspaden. Tevens 
wordt gepleit voor meer clustering en vor -
32	
ming van buurtschappen en kernen. De 
onderzoekers adviseren om de mogelijke 
aanpak van en randvoorwaarden voor 
'meer clustering' in fase 2 bij voorrang uit 
te werken. 4. Heeft stadslandbouw als groene drager: 
Stadslandbouw wordt gewaardeerd, maar 
de uitvoering lijkt weerbarstig. Als drager 
en borger van een open en landschappelijk 
gebied (en niet per se als groene drager) is 
de stadslandbouw van groot belang, maar 
de productiedoelstelling is discutabel/on -
haalbaar. Met name als productieopgave 
voor een grotere regio. Ook de realiseer -
baarheid in relatie tot de wateropgave/wa -
teropvang roept vragen op. Naar welke 
landbouwzone gaat in droge zomers de 
prioriteit uit? Heeft het verdelingsvraag -
stuk gevolgen voor de ambitie of inrichting 
van Oosterwold? Uitkomsten enquête: On -
geveer één derde van de initiatiefnemers 
geeft aan dat niet altijd de helft van de ka -
vels wordt ingevuld met stadslandbouw. 
Ook geeft het overgrote deel van de res -
pondenten aan dat het moeite kost om 
stadslandbouw goed in te vullen. In de toe -
lichting hebben veel   mensen genoemd dat 
zij het als een   probleem ervaren dat het 
bouwen van schuurtjes en kassen ten koste 
gaat van de bebouwingsmogelijkheden 
(voor de woning). 5. Is duurzaam en zelf voorzienend : Het 
principe, dat kavels verregaand zelf voor -
zienend zijn is volgens de onderzoekers nu 
nauwelijks sturend en onderscheidend en 
moet worden aangescherpt. In de praktijk 
zien ze geen echte vernieuwende en inno -
vatieve oplossingen. Er is aanvullend aan -
dacht nodig voor de wijze waarop Ooster -
wold kan bijdragen aan de Regionale 
Energie Strategie. Bij de aanleg en beheer 
van nutsvoorzieningen en afvalwatersy -
steem kan worden voortgeborduurd op de  lessen uit fase 1a, waarbij een duidelijk 
onderscheid wordt aangebracht tussen rol 
en verantwoordelijkheid: voor de hoofd -
infrastructuur ligt deze eenduidig bij de 
overheid en de nutsbedrijven, incl. techni-
sche uitwerking, realisatie en be -
heer;  voor de invulling van aansluiting op 
de hoofdinfrastructuur en op eigen ter -
rein nog steeds bij bewoners. 6. Is financieel stabiel : Doordat er door 
de overheid pas wordt geïnvesteerd op het 
moment dat de noodzaak er ook daadwer -
kelijk is, wordt er geen financieel risico 
gelopen. Dit geeft ruimte om het tempo 
door de initiatiefnemers te laten bepalen, 
zonder dat dit meteen een financieel na -
deel oplevert voor de overheid. Conclusie koersdocument: "Wij achten 
het verantwoord om 'Co-creatie moet je sa -
men leren' expliciet als aanvullende ambi-
tie op te nemen, om daarmee te borgen dat 
dit aspect van de 'maximale vrijheid' voor 
zowel overheid als initiatiefnemers een 
volwaardige plek in het geheel van de ge -
biedsontwikkeling en de samenlevingsop -
bouw krijgt. In dit verband is het mogelijk 
om te zoeken naar verankering van 'vrij -
heid en eigen verantwoordelijkheid' voor 
en na de pioniersfasen in Oosterwold."	
Publieke ruimte en public spirit
De uitgangspunten leken zo simpel: "In 
Oosterwold bouwt iedereen zijn eigen 
huis. We bouwen samen aan een wijk. 
Richten met elkaar de publieke ruimte in. 
Met kavelwegen, verspreid groen en door -
waadbare stroken rond je kavel behalve 
aan de zijde waar je kavelweg ligt". In de praktijk hebben deze regels tot on -
duidelijkheid, wrevel en conf licten ge -
leid. De kavelwegverenigingen, die over -
al zijn opgericht, waren niet altijd 
opgewassen tegen de verschillen tussen
33	
OosterwoldFOTO ANNEMIEK RIJCKENBERG
34	
bewoners, in achtergrond, motivatie e.a. 
Ivan Nio schrijft er het volgende over: "In Oosterwold zijn verschillende groe -
pen neergestreken met een uiteenlopend 
economisch en cultureel kapitaal. Er is 
een geromantiseerd beeld van de echte 
Oosterwolder die idealistisch is, niet zo -
veel geld te besteden heeft, maar wel over 
voldoende tijd beschikt om een eigen huis 
te bouwen en die zich aan stadslandbouw 
wijdt en die collectief is ingesteld. Dat 
beeld wordt graag en vaak uitvergroot. 
Maar Oosterwold is vanaf het begin af 
aan diverser geweest, onder andere door 
CPO's als de Eco-projecten en projectma -
tige ontwikkelingen als Buitenplaats, en 
de komst van mensen die wel een eigen 
woning hebben gebouwd, maar zich ook 
al hebben laten ontzorgen. Dat is alleen 
maar verder toegenomen door de bouw 
van projecten van ontwikkelaars. Er lijkt 
een tweedeling te zijn tussen de 'echte' 
Oosterwolder die zelf bouwt en bewoners 
in projecten en in cataloguswoningen op 
individuele kavels." (p .55) "De doorwaadbaarheid garandeert het ka -
rakter als buitengebied. Maar vrijwel ieder -
een vindt het onzinnig dat dezelfde generie -
ke regel van doorwaadbare zones geldt voor 
zowel grote als kleine kavels. Het is zelfs on -
duidelijk wat er precies bedoeld wordt met 
de doorwaadbare zones (alleen wandel- of 
ook fietspaden) en hoe ze moeten worden 
onderhouden. Ooster wolders zouden geza -
menlijk met elkaar opnieuw moeten bepalen 
hoe ze deze regel willen invullen. Bewoners 
(Platform Oosterwold) zouden samen met 
de gemeente initiatieven kunnen uitlokken 
om de doorwaadbare zones en de stadsland -
bouw nog meer een vanzelfsprekend onder -
deel van Oosterwold te laten zijn." (p.79) Eén jaar later lijken deze aanbevelingen 
gehoor te krijgen. In de bijeenkomsten met  het bewonersplatform, de gebiedsorgani-
satie en de gemeenteraad is gezocht naar 
constructieve oplossingen. "In de praktijk 
blijkt dat sommige bewoners het moeilijk 
vinden deze doorwaadbare en publieke 
ruimte (gezamenlijk) goed in te vullen. 
Wat nu? Handhaven of het eerst nog een 
kans geven? Met de werkgroep 'Pilot door -
waadbare zones' is daarom een actieplan 
gemaakt om groepen buren te helpen met 
het leggen van verbindingen. Door met el-
kaar te werken aan routes en publieke 
functies en ruimtes  kunnen voorbeelden 
ontstaan en worden uitgerold over heel 
Oosterwold. Indien nodig worden de uit -
gangspunten en regels over doorwaad -
baarheid en publieke ruimtes aangepast, 
al dan niet met een herziening van het be -
stemmingsplan en met ( juridische en fi -
nanciële) zekerheid voor bewoners en bor -
ging voor de toekomst.  Wie uiteindelijk 
niet meedoet valt terug op de huidige re -
gels en kan worden gehandhaafd."[3]	
Stadslandbouw is een vak
"Wat Oosterwold als samenleving uniek 
maakt is een combinatie van factoren: de 
gemeenschappelijke ervaring van het 
bouwen van een huis en inrichting van de 
kavel; veel gelijkgestemden met vergelijk -
bare interesses en leefstijl; gezamenlijk 
maken, delen en onderhouden van een 
collectieve ruimte; stadslandbouw, waar -
door mensen veel in de tuin werken, en 
gereedschap en oogsten delen. De groeps-
apps zorgen ervoor dat er makkelijk con -
tact met elkaar wordt gelegd.   Bewoners 
zijn sterker georiënteerd op hun dagelijk -
se omgeving dan in andere wijken in Al-
mere.  Er wonen veel praktisch ingestelde 
en daadkrachtige mensen." (Nio, p.48) Stadslandbouw is duurzaam, de grond 
onder Oosterwold is van topkwaliteit, en
35	
de regel om 50 procent van de kavels voor 
stadslandbouw te bestemmen biedt een 
garantie voor het doel van openheid, een 
continu groen landschap. Het ideaal was 
om in tien procent van de voedselvraag in 
de twee gemeentes te voorzien. Nu is dat 
tussen april en oktober niet zo moeilijk, 
dan kan de koude grond teelt en de kas 
veel opleveren. Maar voor heel Almere en 
Zeewolde? De bureaus PAU en Over Mor -
gen adviseerden om dit doel los te laten, 
vanwege het ontbreken van enig perspec -
tief op realisatie.   De bedenkers van dit 
doel hebben wel zeer romantische noties 
van Gods water over Gods akker in hun 
achterhoofd gehad. Groente en 
fruit telen is een tijdrovende be -
zigheid. De verspreide fruitbo -
men, karpervijvers, wijnstok -
ken en moestuinen laten zien, 
dat veel mensen hun best doen, 
maar er is geen sprake van 
grootschalige productie. Wel 
van grote belangstelling, groot -
schalige aanplant van bomen, 
en veel nog kleine initiatie -
ven.   Het effect van deze regels 
is ook ultiem suburbane woningbouw: ik 
zag ook veel gazon op de grote kavels.
Publieke voorzieningen
Nio: "Het verdwijnen van de overheid als 
hoeder van de openbare ruimte heeft gro -
te consequenties voor Oosterwold. (?) 
Een gemeenschap heeft ook publieke 
ruimten en voorzieningen nodig. Het is 
bekend dat bijvoorbeeld speeltuinen lei-
den tot onderlinge contacten tussen ou -
ders. Maar hoe ontwikkel je dat orga -
nisch? Filosoof Maurice Specht vroeg zich 
af waar de Meent van Oosterwold blijft. 
Oosterwolders zijn allemaal hun particu -
liere droomwereld aan het bouwen, maar  waar komen de gemeenschappelijk be
-
heerde gronden, de 'commons'? Ook be -
woners missen openbare ruimten als een 
parkje en een speeltuin. In tuinen staan 
trampolines en er zijn schommels, maar 
dat is niet voldoende. Er zijn geen openba -
re ontmoetingsplekken in de vorm van 
groen, speeltuinen en sportveldjes en de 
vraag is of bewoners die gezamenlijk nog 
kunnen aanleggen." (p.64 en 65) Ook dit probleem gaat worden aange -
pakt. Door andere regels ten aanzien van 
de kavelinrichting en mogelijkheden van 
clustering van versnipperde publieke 
ruimte. Door   in nieuwe uitgiftegebieden 
het ontwikkel  
proces meer in te richten op 
collectieve   voorzieningen. In het uitgifte -
beleid voor   archeologische vindplaatsen 
komen goede randvoorwaarden en opties 
voor bewoners om deze te huren of kopen.  
De gemeente wil algemene middelen in -
zetten ten behoeve van wijkvoorzienin -
gen. De planning van de wijkvoorzienin -
gen door de gemeente gaat in co-creatie 
met bewoners                  
                 
                                
Reacties