stedebouw & volkshuisvestingIn dit nummerDenkraamIntergemeentelijk Struktuurplan Land van Cuijk:Karakteristiek Land van CuijkDenkmodellenKernenmodel Land van CuijkGebruik verkeerspoien model voor berekeningenregionaal en stedelijk verkeerPlanologisch Studiecentrum T.N.O.Nieuws van de Raad van AdviesNieuwe boekensamsom oktober1976Bij de DIENST DER GEMEENTEPLANTSOENENvan 's-GRAVENHAGEbelast met het beheer en hat onderhoud van circa 1700 ha.plantsoenen, bossen, parken, duinen, sport- en speelter-reinen, kampeerterreinen en begraafplaatsen, kunnen wor-den geplaatst tweeontwerp(st)ersTaak: het, in overleg met de tuin- en landschaparchi-tecten, ontwerpen van stedelijke groenvoorzleningen, zoaishet maken van schetsontwerpen en beplantingsplannent.b.v. het groen in nieuwe stadsuitbreidingen, parken enrecreatiegebieden; het maken van herinrichtingsplannenvan pleinen en plantsoenen, alsmede van voorzieningen inoude stadswijken; het assisteren van de tuin- en land-schaparchitecten tijdens besprekingen met de burgerij.Opieidingseisen: Hogere tuinbouw/oplelding A of een ge-iijkwaardige opieiding.Benoeming kan, afhankelijk van opieiding en ervaring, ge-schieden in de rang vantechnisch ambtenaar A (salarlsgrenzen van / 1.925,-- tot/ 2.582,--) oftechnisch ambtenaar B (salarisgrenzen van / 2.102,-- totf 2.973,--), exclusief de algemene toeslag van / 30,-- permaand.Vakantietoelage 7,8% van het jaarsalaris.Welvaartsvaste pensioenvoorziening.Gunstige regelingen met betrekking tot verlof, studiefa-ciliteiten, verplaatsings-, studie- en ziektekosten.Van gegadigden wordt de bereidheid tot medewerking aaneen psychologisch onderzoek verwacht. Het resultaat hier-van wordt, zo mogelljk direct na afloop, door de psycho-loog met de sollicitant besproken. Indian de candidaat ba-sluit zich terug te trakken, wordt geen rapport uitgebracht.Nadere informatie wordt gaarna verstrekt door het hoofdvan de Ontwerpafdeling, de heer ir. R. J. I. M. van derHam, telafoonnr. 889335, toester554.Sollicitatias, met vermelding van volledige personaliaen de naam van dit blad, binnen 14 dagen te richtenaan da Directeur van de Dienst der Gemeenteplant-soanen, Huyganspark 32, 's-Gravenhaga.Gemeente 's-GravenhagerInternational Institute for Aerial Surveyand Earth Sciences (ITC),350 Boulevard 1945, Enschede (theNetherlands), tel. 053-327272.DOCSThe Institute concerns itself with international scien-tific education and research in aerial survey and photo-interpretation, in particular directed towards theneeds of developing countries.Applications are invited for the post ofASSOCIATE PROFESSOR (READER)IN URBAN SURVEYWho as Head of the Urban Survey Department will be in charge of thetraining courses in air-photo interpretation for urban planning, administra-tion and management, particularly with regard to developing countries.His duties will include teaching and research in this field.The succesfuI candidate should have practical experience in urban problemsin developing countries, and be capable of leading a scientific team. Expe-rience in teaching and in the application of aerial photography will beconsidered an advantage. Proficiency in English and good stereoscopicvision are essential. Applicants should be willing to accept short assignmentsabroad.The salary depends on experience and qualifications and ranges from? 13,400-19,200 per annum exclusieve of allowance.Written applications are invited from those who consider themselvesqualified to fill the vacancy, and information from persons who can notifyus for suitable candidates will also be considered.All correspondence should be sent to the Rector of the InternationalInstitute for Aerial Survey and Earth Sciences (ITC), Postbox 6, Enschede(the Netherlands).Bij de Subfaculteit Planologie en Demografiekan worden geplaatst eendemograaf(m/y)bij voorkeur afgestudeerd in een van desociale wetenschappen.Taak:? beoefening en ontwikkeling van de demografie ten behoeve van deplanologie door middel van onderzoek, onder meer ten behoevevan bestemmingsplannen? het verzorgen van onderwijs op het gebied van de demografischeanalyse en prognose.Hij/zij dient goed onderlegd te zijn in de analytische demografie.Praktische ervaring met de toepassing van de demografische analyseen prognose, met name ten behoeve van de ruimtelijke ordening,strekt tot aanbeveling.Enige didactische ervaring en/of kwaliteiten zijn gewenst.Van de medewerk(st)er wordt verwacht, dat hij/zij het onderzoek enonderwijs zal inrichten in samenwerking met de aanwezige staf.De subfaculteit verzorgt een bijvakopleiding demografie voorstudenten afkomstig uit diverse afstudoerrichtingen. Daarnaast heeftbinnen de hoofdvakopleiding planologie de demografie een eigenplaats.Aanstelling en salariering geschiedt in het rangenstelsel van Weten-schappelijk Medewerkers.Inlichtingen kunt u inwinnen bij de heerH. A. de Gans, telefoon 020 - 525 40 52 of 525 40 40en bij de heer A. C. Kuijsten, telefoon 070 - 69 43 41,toestel 2920.Uw sollicitatie kunt u richten aan de heerH. A. de Gans, Planologisch en DemografischInstituut, Jodenbreestraat 23, Amsterdam,onder nummer 819 exUniversiteitvanAmsterdam ^Zo'n 10 a ISjaargeleden een heel normaal beeld inde bouw. De Opperman. Stenen sjouwen, cementaandragen, hout slepen. Kortom, bouwen was voor-namelijk handwerk. Nu, 15 jaar later, is er heel watveranderd. Hele elementen tegelijk worden aange-leverd en ingezet. Ramen en deuren worden al inde fabriek kompleetgemaakt. Efficienter, snelleren met minder risiko en kosten dan vroeger.Kenmerkend voor deze tijd.Intal aluminium schuiframenen -deuren.Ook van deze tijd. Meer nog dan dat. Eigenlijkhun tijd vooruit. Van duurzaam geanodiseerdaluminium en ook zonder onderhoud mooi blijvendtot in de lengte van jaren. Meteen klaar, kompleet enbeglaasd geleverd in 132 standaardmaten of opbestelling in de maat die u wenst.Vergen geen verf- of droogtijd, en zijn reeds uitge-rust met hang- en sluitwerk. Meteen, blijvend wind-en waterdicht. Met een minimaal lichtverlies,schuivend en te voorzien van een regendichte, ver-grendelbare, ventilatiestand. Gebaseerd op debasismoduil M = 10 cm. en goedkoop in aanschafLogisch dat steeds meer aannemers Intal aluminiumschuiframen en -deuren toepassen.Uitgebreidere informatie, inklusief TNO-rapporten, is op aanvraag verkrijgbaar.lEEST'TK^v.IOIntal B.V., Postbus 31, Geldermalsen. Tel: 03455-2941.Wij helpen monumenten behoudenVakmanschapuit een voorbeeldstad ...Meer en meer groeit het besef dat onze oude steden en dorpen met hun eigen karakter en sfeer eengroot en kostbaar goed vormen dat verdient om geconserveerd en zo nodig gerestaureerd te worden.Wij prijzen ons gelukkig om hieraan een bijdrage te kunnen leveren door 't feit dat wij beschikken overeen bedrijf waarin zowel nieuwbouw-, onderhouds- als restauratiewerken worden uitgevoerd doorruim 60 medewerkers.Naast afd. nieuwbouw kunnen wij een belangrijke bijdrage leveren in de totstandkoming van renovatieen restauratiewerken.De restauratieafdeling houdt zich bezig met tal van werkzaamheden op het gebied van dakbedekkingen,n.l. koper-, lood- en leibedekkingen aan torens, kerkgebouwen etc., alsmede de vervaardiging van allevoorkomende koperen windvanen en constructiewerken in een goed geoutilleerde koperslagerij.Een belangrijk onderdeel vormt het leveringsprogramma van koperen lantaarnarmaturen weike indiverse modellen vervaardigd worden en compleet worden afgeleverd met bijpassende gietijzereniantaarnpalen of muurarmen. Deze gezellige ornamenten in het straatbeeld, waarvan de vervaardigingin nauwe samenwerking met de Rijksdienst voor de monumentenzorg tot stand is gekomen, sierenreeds vele steden en dorpen door geheel Nederland.Een ideale toepassingsmogelijkheid vinden deze lantaarnarmaturen ook in wandel- en winkelprome-nades waar ze door hun bijzondere karakter een grote bijdrage leveren aan een gezellige sfeer.Alle inlichtingen worden u gaarne gegeven door toezending van ons leveringsprogramma of bij uwbezoek aan onze toonzaal afd. koperslagerij.QioDseFA. JOBSELoodgieters - Koperslagers - LeidekkersOIMDERHOUD - NIEUWBOUW - RESTAURATIEKantoor en werkplaats:Breestraat 15, Middelburg, tel. 01180-28006*1785HIndustrielaan 6 Asten. Tel. 04936-2367Handelsondernemingim- en export van Marmer,Natuursteen en KeramiekLevering van alle mogelijke nnarmer- en natuursteenwerkeno.a.Binnen- en BultendeurdorpelsGevelbekledingenPulbekledingenVensterbankenOpen haarden (Ringlever dealer)Travertino VIoertegelsafm. 40 X 40; 50 x 50; 60 x 40 en banen verbandMarmervloertegels in de nneest verschlllendesoorten en afm.Marmer Kompositie tegelsItaliaanse keramische wand- en vioertegelsafm. 10 X 20; 15 X 30; 15 X 15; 20 x 20; 25 x 25Italiaanse gebakken plavuizenafm. 15 x 15; 20 X 20; 25 X 25; 30 x 30; 40 x 40Marmersplit in verschillende soorten en graderin-gfen.Gebr. Simons B.V.AannemingsbedrijfDonze Visserstraat 2TerneuzenTel. 1150-2885'^ WoningbouwH^ UtiliteitsbouwVerbouwingen* OnderhoudMet onze jarenlange ervaring zijn wij U gaarnevan dienst voor de realisering van Uw bouw-plannen.*Strukton HCTmaakt'tbetonreparaties aan gebouwenOp bouwkundig gebied is Strukton HCTgespecialiseerd in reparaties. Ingrijpendereparaties, waarbij Strukton HCT bovendienzeer voordelig weet te werken en binnen degestelde tijd. Zeker in vergelijking metalternatieve aanbiedingen.Strukton HCT is gespecialiseerd In; SV 10D spuitbeton D voegdichtingenn betonreparaties D waterdlchting tegenD ondersabelen de waterdruk Inen egaliseren n coatingsn repareren van n vioerreparatieskelderlekkages D baikon- en gaierljreparatiesIk wli vrijbiijvend meer weten over de mogelijkheden vanStrukton HCT.Het betreffende tiokje zwart maken s.v.p.naam:straat:plaats:naam bedrljf:funktie:telefoon: tst.:StruktonHCTpostbus1006, Roosendaal.telefoon 01650-41650, telex 54407.yrHekkenwerk.HeksenwerkofHersenwerk?BijRuigrokaltijdallebei.Plaatst snel en doordacht allerlei soorten afrasteringen.Doet dat al meerdan 125jaar. Bedachten ontwikkeldehekken in vele soorten en uitvoeringen, voor tal vantoepassingen. Geen wonder dat ze inmiddels het meestuitgebreide assortiment hebben. Of het nu gaat omnormale afrasteringen, spijienvakken,veldafscheidingen, ballenvangers met nylon of gaasbespannen, tennisbaanafrasteringen, backstops,oefenkooien of oefendoelschotten, rolhekken, spijlen-poorten of afslultbomen. Ruigrok levert ze, gebruikt zijnhersensen zet het hekwerk heksenvlug. Al 125jaar lang.Eenhekinkleunmeerfleur.Het kleurig coaten van aluminium hekvk^erk is mogelijkdoor Rualcoat moffelpoeder. Ontwikkeld volgens eengeheel nieuw precede, getest en gewaardeerd doorvele instanties. Rualcoat vormt een volkomen porielozelaag, is daardoor uniek wat betreft hechting, weer- encorrosie-bestendigheid, elasticiteit, hardheid en glans-behoud. Leverbaar in 5 standaardkieuren: groen, grijs,zwart, wit en bruin. Geeft niet alleen uw hek meer fleur,maar verhoogt tevens de levensduur. Ook een stukjehersenwerk van Ruigrok.DualProMOpgrond van 125jaar ervaringgekonstrueerd voor hekwerken dieaan de allerhoogste kwaliteitseisenmoeten voldoen. Van duurzaamaluminium natuurlijk. En zoals alonze hekwerken vollediggegarandeerd.Leidsevaart 270,Vogelenzang (N.H.),B.V.,RugrokHekwertenTelefoon 02502 - 6828-6314, Telex 41800.ONDERDE PANNEN METVENTIFOLVENTIFOL bestaat uit banen DRAKATIbEEN-folie die elkaar overlappen en op regelmatigeafstanden aan elkaar gelast zijn. Hierdoorwordt een ventilerend dakpan-effect ver-kregen.VENTIFOL dient om het dakbeschot wafer-dicht en toch ventilerend af te dekken. Hetdakbeschot blijft dus vrij van schimmel-vorming en onderhoud.Vraag inlichtingen en documentatie bij:STOKVIS PLASTICSR.S.SrOKVIS&ZONENB.V. POSTBUS 426 - EOTTERDAXtTel.: 010-33 31 11 Telex 22231POSTBUS 28 ? HOORN TEL (02260) 5741/5742Handboek Hinderwetsamengesteld door de Hinderwet- enBouwtoezichtverenigingTal van deskundigen hebben aan de samenstelling van dit los-bladige handboek meegewerkt.De bundel bestaat uit twee delen.In het eerste deel vindt u de voorwaarden van algemene aard als-mede de Hinderwetminima.Aandacht is verder besteed aan de Hinderwetaanvraag. Eveneensis in het eerste deel de tekst van de Hinderwet en het hinderbe-sluit afgedrukt.Het tweede gedeelte is toegespitst op voorwaarden en minima, tehanteren bij verschillende inrichtingen, gegroepeerd volgens hetHindecbesluit. Een uitgebreid register completeert hetgeheel.Handboek Hinderwet is losbladig. Regelmatige aanvullingen hou-den de inhoud actueel!De uitgave telt ca. 900 pagina's, samengevat in 2 banden. De prijsvan het hoofdwerk, bijgewerkt tot en met de 19e aanvulling.bedraagt f 57,50. Aanvullingen worden u toegezonden tegen degeldende paginaprijs, die momenteel ca. 30 cent bedraagt.Telefonische bestellingen: 01720-62120Ook verkrijgbaar via de boekhandelBsamsamSamsom Uitgeverij Alphen aan den RijnTelefoon (01720) 6 66 33Een begrip voor de doe-het-zelver en onmisbaar voor de bouwWonderlijk vulmiddel voor vaknian en gezinKant-en-klare kunstharspasta met super hechtkrachtAlleen voor gebruik depasta even goedomroeren en zonodigenkele druppels watertoevoegenkeramiek, antiek. Hechtvullingtussen hout en steen (leggenplavuizen). Hechting aan elkmateriaal, droog of vochtig, ookaan metaal of glas. Ideaal voorhandenarbeid. En dit is nogmaar een greep uit de gebruiks-aanwijzing in elke pot of em-mer, onder het deksel.Nu gemakkelijker en vlugger en beter: stoppen, afdichten, ragdunpleisteren, dik plamuren, uitvlakken, opnieuw voegen enz. met?Eindeloos vele toepassingen zo-wel buiten als binnen cm.houtrot herstellen, betonrepa-ratie, ragdun pleisteren, dikplamuren, bijwerken stopverf.Uitvlakken traptreden of vloe-ren. Afdichten lek balkon, goot,scheuren of kieren, ook omleidingen. Herstel natuursteen.de oplossing voor definitieve reparatie bij onderhoudswerk, res-tauratie, renovatie, vernieuwbouw en nieuwbouw.Op internatlonaal niveau te Londen bekroond met "The Blue Ribbon".Krimpt of scheurt niet, slijtvast en blijvend taai-elastisch. Alkali-,electroliet-, dooizout-, olie- en zuurbestendig. Onschadelijk voor dehanden en houdbaar, ook bij aangebroken pot of emmer.Verpakkingen: 4 x 5 kg; 8 x 2 kg; 18 x 1 kg of 27 x 0,6 kgUw vaste groothandel beeft bet.Producent: Fijnzand bv, Hilversum, tel. 02150-47547, telex 43103Elm Sektor Bouwverven, postbus 3, SassenheimWeersinvloeden en verontreiniging,belangrijkste oorzaken van verval,krijgen geen kans bij toepassing van hetSikkens Periodeschema.Kent u deze vorm van kostenbesparenden probleemloos onderhoud?Wilt u infonnatie, bel of schrijf naarSikkens B.V., Sektor Bouwverven,Postbus 3, Sassenheim.Telefoon 01711 - 8 27 74 (voor technischeinformatie), 01711 - 8 27 91 (voor algemeneinformatie)Doelmatig onderhoudmet het SikkensPeriodeschemaOrgaan van hetNederlands Instituut voorRuimtelijke Ordening en VolkshuisvestingUitgave van Samsom UitgeverijAlphen aan den Rijn57e jaargang, no. 10maandblad, oktober 1976IsJRedactie Mr. J.H. EngelDrs. A. EvertsIr. G.J. KlerksDrs. R. KokMr. A.M. Schaap-DubbelboerDr. N.C. SchoutenIr. W. WissingAdres voor Redactie en Abonnementen van Speykstraat 25, Den HaagTelefoon (070) 390121Postgtronummer 29080Advertenties Bureau Van Vliet b.v., ZandvoortBurg, van Fenemaplein 19, Postbus 20Telefoon (02507) 4745*Opdrachteii en materiaal worden voorde le van de maand op dit adres ingewacht(pers. adv. 6e van de maand).InhoudDenkraamArtikelenNieuwe boeken354 Verkeer en Vervoer, S. Prahl355 Het Intergemeentelijke Struktuurplan Land van Cuijk355 Karakteristiek van het Land van Cuijk of "plangebied", ir. F.W. de Jong356 Denkmodellen, ir. R.Tli. van der Voort366 Het kernenmodel Land van Cuijk, ir. G.M. de Been en drs. J.CM. Weitering378 Het gebruik van het verkeerspolen model voor de berekeningen van het regionaal enstedelijk verkeer, prof. ir. L.H.J. Angenot390 Planologisch Studiecentrum T.N.O., Kort jaarverslag 1975, dr. J.D. Buissink392 Nieuws van de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening394 Prof. dr. L. Bak: Atlas van de distributieve verzorging, ir. S.D.J. Bottema395 H. Slagter-Wieringa: De stille Heer van Kareol, mr. J.H. EngelLosse nummers/ 8,50.353 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976DenkraamVerkeer en vervoerNational Brotherhood of Samen BeterJan, Piet en Kees studeerden enkele jaren geleden samen op eenbekende technische hogeschool. Ze kozen voor de civieleingenieurskunst met als afstudeerrichting verkeerskunde. Zewaren dik met elkaar bevriend, hun vrije tijd brachten ze veelalgezamenlijk door en ze waren het over de meestemaatschappelijke problemen eens. Voor het afstuderen maaktenze over een concreet probleem een gezamenlijke scriptie waaruitbleek dat ze wel degelijk een goede opleiding hadden genoten.Ze waren het er over eens dat anderen, waaronder politici,ambtenaren, particuhere adviseurs en zelfs een professor, diejaren met hetzelfde probleem geworsteld hadden, er desondanksniet veel van hadden begrepen. Dit was overigens de laatste keerdat ze het eens waren.Na het afstuderen ging Jan naar de overheid, hij werdambtenaar. Piet bleef aan de technische hogeschool verbondenen werd belast met onderwijs en research. Kees tenslotte kreegeen baan bij een particuHer adviesbureau.Vanaf die dag groeiden ze uit elkaar; ze zijn nu verschillendemensen geworden. Ze praten langs elkaar heen, ze begrijpenelkaar niet en, nog erger: ze vertrouwen elkaar niet. Niet alleenten aanzien van de beroepsuitoefening maar ook ten aanzien vanmaatschappelijke en ethische doelstellingen; ze werken elkaarzelfs af en toe tegen.Het probleem dat hier wordt aangeduid is niet nieuw, maarmisschien wel gedurende de laatste tijd enigszins verscherpt alsresultaat van de algemene tendens tot polarisatie.Het probleem is wel actueel. Wij streven alien naar een selectiefautogebruik, naar stimulering van het openbaar vervoer en naarverbetering van veiligheid en leefmilieu. Het zal duidelijk zijndat de inhoud van deze doelstellingen voor de verschillendebetrokken partijen afhankelijk is van de schaal waarop zijwerken, de middelen welke zij ter beschikking hebben etc., debelangstelling en de werkwijze zullen daarom ook verschillendzijn. Willen wij echter deze doelen bereiken en een positievebijdrage leveren tot de maatschappelijke ontwikkeling, dan ishet absoluut noodzakelijk dat de wetenschap, de overheid en departiculiere adviseurs komen tot een optimale samenwerking eneen bundeling van inventiviteit en creativiteit gebaseerd opwederzijds vertrouwen en respect. Een duidelijker taakverdelingtussen deze partijen zou een ontwikkeling in deze richting(verder) kunnen versnellen.Voor het bereiken van de gestelde doelen zijn gegevens nodig;het verkrijgen van deze gegevens betekent onderzoek. Veelonderzoek is reeds gedaan, zoveel dat sommigen van mening zijndat verder onderzoek voorlopig achterwege kan blijven. Als hetblijft gaan zoals tot nu toe kunnen ze gelijk hebben. Zolang degegevens versnipperd blijven bij diverse instanties -- veelalontoegankelijk voor anderen -- heeft verder onderzoekifrAf"nauwelijks zin. Dat wil echter nog niet zeggen dat wij genoegweten over het ontstaan van vervoers- en verkeersproblemen enwij moeten zeker het onderzoek niet laten versloffen.Het is te betreuren dat de gegevens van veel uitgevoerdeonderzoeken niet gebundeld en geclassificeerd zijn en dat hetonderzoek niet of nauwelijks gecoordineerd wordt. DeRijkswaterstaat had hierbij een belangrijke rol kunnen spelenkrachtens de beschikking van de Minister van Verkeer enWaterstaat van maart 1967. Vele discussies zijn sindsdiengevoerd over de noodzaak en wenselijkheid van een nationaledatabank -- tot nu toe echter zonder tastbaar resultaat.Naast de basisgegevens verkregen bij onderzoek zijnsimulatiemodellen nodig om voldoende inzicht te verkrijgen inhet zeer complexe verkeersgebeuren. Zulke modellen werdenreeds in een vroeg stadium bij meerdere adviesbureausontwikkeld en gebruikt, later volgden verschillende universitaireen semi-overheidsinstellingen en tenslotte de overheid zelf.Thans gaan vele discussies tussen de verschillende partijen, ookin het professioneel overleg, over wie het beste model heeft; helecongressen worden gewijd aan verfijning en verbetering ervan.Men vergeet vaak hierbij dat bijvoorbeeld de sociaaleconomische basisgegevens, welke een belangrijke input vormen,nog lang niet met een vergelijkbare nauwkeurigheid kunnenworden geproduceerd (20, 17, 14 of 12 miljoen inwonersverdeeld naar leeftijd en inkomensgroepen?). De schaal speelthierbij ook een belangrijke rol. Vele beleidsrichtlijnen zijngeheel afgestemd op enkele grote steden, terwijl het toepassen vandeze richtlijnen op middelgrote en kleinere, maar snel groeiendegemeenten op grote problemen stuit. Ook hier zou dus uitwisse-ling van ervaringen en een onderlinge afstemming nuttig kunnenzijn en zou men in eerste instantie naar meer algemeen bruikbare(dus ook betaalbare) modellen moeten zoeken.Dat enkele overheidsinstellingen tijd en geld spenderen aan deontwikkeling van simulatiemodellen, volledig vergelijkbaar metmodellen die reeds jaren bij anderen operationeel zijn, terwijlbelangrijke taken blijven liggen, mag de noodzaak tot coordina-tie benadrukken.Dit waren slechts een paar voorbeelden ter illustratie van denoodzaak tot bundeling van krachten.Zeer recent is de "Stichting Studiecentrum Verkeerstechniek"opgericht waarin zowel de wetenschap, de overheid, de particu-liere adviseur als "de gebruiker" zijn vertegenwoordigd. Er lig-gen vele problemen op een oplossing te wachten en het is tehopen dat deze Stichting kan bijdragen tot een beter overleg entot een concrete samenwerking tussen deze partijen. Jan, Piet enKees moeten hierover maar eens gaan praten en hun intussengegroeide vooroordelen even vergeten.S.Prahl354 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Het Intergemeentelijke StruktuurplanLand van CuijkKarakteristiek van het Land van Cuijk of "plangebied"ir. F. W. de Jong*In het Streekgewest Land van Cuijkstaat dc problematiek van de kleinekernen centraal. Het gebied, gelegen inhet oostehjk gedeelte van Noord-Brabant en behorend tot de centraleopen ruimte, omvat een tiental ge-meenten, waarin een 33-tal kernen. Degrootste kernen zijn Cuijk en Boxmeermet respektievelijk 12.966 en 9.155inwoners, voorts telt Grave 7.000 in-woners en Mill 6.397 (situatie per1.1.1976). Alle overige kernen bevat-ten minder dan 5.000 inwoners.Het landschap wordt gekenmerkt dooreen grote afwisseling in landschapsty-pen, voortvloeiend uit de sterke geo-morfologische verschillen. Kenmer-kend in het landschap zijn de Peel-horst, de overlaat bij Beers, de stroom-rug bij Boxmeer, en het Maasheggen-landschap. Cuijk, Boxmeer en in min-dcre mate Grave hebben een industrie-le ontwikkeling te zien gegeven, vooralin samenhang met de landbouw (eks-portslachterijen, voedings- en genot-middelenindustrie). In de vijftigerjaren vooral is deze ontwikkeling doorstimuleringsmaatregelen door de rijks-overlieid mogelijk geworden. Eenbelangrijk gedeelte van de uit de land-bouw vrijkomende beroepsbevolkingheeft door dit stimuleringsbeleid werkin het Land van Cuijk kunnen vinden.Ondanks verdere uitgroei van deindustriele mogelijkheden in de zesti-ger en zeventiger jaren in Cuijk enBoxmeer is toch voortdurend sprake* Medewerker Kuiper Compagnons b.v., Bu-reau voor R.O. en Architektuur, Rotterdam.geweest van een arbeidsoverschot, totuitdrukking komend in onder meeruitgaande pendel naar Nijmegen enOss en recentelijk naar Venray.Samenhangend met deze ontwikkelingheeft een zekere konsentratie van debevolking in de genoemde kernenplaatsgevonden. Genoemde verande-ringen in de werkgelegenheidssituatie,leidden tot een vertrek van een deel vande bevolking vooral vanuit de kleinerekernen.Andere motieven, als bijvoorbeeld toe-nemende behoefte aan betere voorzie-ningen als gevolg van de gestegen wel-vaart, hebben dit proces versneld.Overzicht kernen in het Land van Cuijk355 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van CuijkToch mag niet uit het oog worden ver-loren, dat ook het door de overheidgevoerde beleid, waarbij met name debouwmogelijkheden in deze kleinekernen tot een minimum zijn beperkt,eveneens hebben geleid tot een ver-dere terugloop van het inwonertal ineen groot deel van de kernen.ProbleemstellingThans is een situatie ontstaan, waarbijin een groot aantal kernen sprake isvan onevenwichtigheid in leeftijdsop-bouw, dan wel sterke vergrijzing, metalle gevolgen voor het funktionerenvan het maatschappehjk leven. Hetverenigingsleven loopt terug, de eko-nomische basis voor voorzieningenwordt smaller, het zich wel-bevindenvan de inwoners neemt af.Voor de gemeentebesturen van debetrokken gemeenten vormde boven-beschreven situatie aanleiding zich afte vragen, of en in hoeverre aan ditproces een halt kan, dan wel meetworden toegeroepen. Daarbij is over-wogen, dat de kompleksiteit van ditvraagstuk oprocpt tot een gezamen-lijke intergemeentelijke en integraleaanpak.Het Streekgewest had daarbij behoefteaan een genuanceerder en gedetailleer-der onderzoek, dan in het kader vanprovinciale streekplannen mogelijk engebruikelijk is, hetgeen geresulteerdheeft in de opdracht tot het opstellenvan een intergemeentelijk struktuur-plan.Uitwerking van de probleemstellingHierboven is gesproken van de kom-pleksiteit van het vraagstuk. Desamenhang en de onderlinge bei'nvloe-ding van de verschillende aspekten isveelal zo ondoorzichtig, dat eenmethode moest worden gekozen, dieenerzijds gericht is op het ontrafelenvan de genoemde samenhang en bei'n-vloeding en anderzijds de mogelijkheidbiedt tot het opbouwen van een inte-graal pakket van gewenste maatrege-len. Bij de huidige stand van de ont-wikkeling van planningsmethodiekenbiedt de benadering via denkmodellenvoor de benadering van een dergelijkvraagstuk de beste mogelijkheden. Inde volgende artikelen zal eerst naderop de methode van de denkmodellenworden ingegaan, terwijl in het tweedeartikel het kemenmodel als voorbeeldvan de opbouw van een denkmodel,zal worden behandeld als illustratievan een genuanceerde benadering vande kleine kernenproblematiek opregionale schaal.DenkmodellenEen toepassing van de methode in het intergemeentelijk structuurplan voor het Land van Cuijkir. R.Th. van der Voort*1. INLEIDINGDoelstellingen als ingang voor het plan-ningsprocesSteeds meer worden ook in de ruimte-lijke planning doelstellingen geformu-leerd als ingang voor het planvor-mingsproces. Alvorens men toe is aanhet aangeven van konkrete oplossin-gen voor huidige en toekomstige pro-blemen is het noodzakelijk dat menzich bewust is wat men wil. Dezevoorlopige, als regel vrij algemeen* Medewerker Kuiper Compagnons b.v.,Bureau voor R.O. en Architektuur, Rotter-dam.geformuleerde doelstellingen, zijnvaak niet meer dan een optelling vangei'nventariseerde wensen en behoef-ten (van verschillende belanghebben-den) waarover al dan niet een vagecommunis opinio bestaat. Het formu-leren van doelstellingen is echter zon-der meer een voorwaarde om richtingte geven aan het onderzoek en aan mo-gelijke probleemoplossingen en ont-wikkelingsmogelijkheden (alternatie-ven).Hoe belangrijk deze voorlopige doel-stellingen ook zijn, in eerste instantiedragen zij toch het karakter van vaag-heid en onderlinge onevenwichtigheid,omdat:-- nog weinig inzicht bestaat omtrentde konkrete ruimtelijke en maatschap-pelijke konsekwenties en mogelijk-heden in de gegeven situatie;-- niet duidelijk is of bepaalde doel-stellingen verenigbaar of juist strijdigzijn;-- samenhangend met bovengenoemdpunt, de doelstellingen onderling nietgewogen zijn (prioriteitsbepaling).Een beleidskeuze a priori inzake doel-stellingen is eigenlijk niet mogelijk,zolang men geen inzicht heeft in dekonsekwenties en onderlinge bei'nvloe-356 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijkding van verschillende doelstellingen.De voorlopige doelstellingen dienenderhalve ecrst nader gewogen te wor-den. Hiertoe is ontwikkeld de metho-de van de zg. denkmodellen.DenkmodcllenDenkmodellen worden wel gedefini-eerd als "instrumenten cm de gevol-gen van verschillend geaccentueerdebeslissingen zo systematisch mogelijkte beschrijven"' ).Het doel van de denkmodellen is hetinzichtelijk maken van de ontwikke-lingen en structuren indien aan eenbepaalde doelstelling of facet de hoog-ste prioriteit wordt toegekend, als-mede de gevolgen die dcze prioriteits-stelling heeft voor de overige doelstel-lingen en facetten.Door voor een aantal belangrijk ge-achte facetten van de ruimtelijke ont-wikkeling denkmodellen op te stellenen deze met elkaar te konfronteren,kan het pakket van voorlopige doel-stellingen worden getoetst op onder-linge samenhang en strijdigheid.Het wezenlijke onderscheid met degebruikelijke "alternatieven" is dat dedenkmodellen als zodanig niet terkeuze staan, maar als middel dienenom een verantwoorde beleidskeuzemogelijk te maken. De aard van demodellen is dus simulatief^ ).In het struktuurplan voor het Landvan Cuijk is voortgebouwd op demethode zoals deze o.a. in Zuidwest-Nederland, Breda en Nijmegen is toe-gepast.In de nota "De ontwikkeling vanZuidwest-Nederland" hadden demodellen bctrekking op respektieve-lijk het ekonomische, sociaal-kultureleen ekologische systeem.In het stadsgewest Nijmegen zijn hetnatuurlijk milieu, het woonmilieu, deverzorging, de ekonomie en hetverkeer centraal gesteld, terwijl voorde binnenstad van Breda"*) een kul-tuurhistorisch-, verzorgings-, ontmoe-tings-, en ekonomisch model is opge-steld.In het Land van Cuijk speelt vooral deproblematiek van de kleine kernenhetgeen aanleiding was om naast defacetten woonmilieu, werkgelegen-heid, voorzieningen en recreatie ookeen denkmodel op te stellen waarin deleefbaarheid van de kleine kernen cen-traal gesteld wordt. Voor de meestrecente tocpassing van de methode oprijksniveau kan nog worden verwezennaar de zg. scenario's welke in de Ver-stedelijkingsnota zijn gci'ntrodu-ceerd^).In het hiernavolgende zal nader wor-den ingegaan op de werkwijze in hetstreekgewest Land van Cuijk. Aan hetslot van dit artikel is getracht eenbeknopte evaluatie van de denkmodel-lenmethode op te stellen op grond vande in het Land van Cuijk opgedanepraktijkervaringen.2. STRUKTUURPLAN LAND VANCUIJKWerkwijzeBij het struktuurplan voor het streek-gewest Land van Cuijk is qua metho-diek vooral aansluiting gezocht bij hetstadsgewest Nijmegen. Dit was medeeen gevolg van de opdrachtformule-ring, waarin als wens werd uitgespro-ken dat gezien de nauwe relaties tus-sen beide gebieden, het struktuurplanvoor het Land van Cuijk een vergelij-kingsbasis moet bieden voor de Nij-meegse plannen. Het struktuurplanvoor het stadsgewest Nijmegen om-vatte ook uitspraken over de moge-lijke ontwikkeling en funktie van hetLand van Cuijk in relatie met hetstadsgewest Nijmegen, welke nadergetoetst dienden te worden aan deeigen aspiraties van het Land vanCuijk.In een aantal opzichten wijkt degevolgde methode af van die in Nijme-gen; hierop wordt in par. 3 nader inge-gaan.In hoofdlijnen kan de werkwijze inhet Land van Cuijk als volgt wordensamengevat aan de hand van volgendestappen*):1. Analyse:-- bestudering en waardering van hetgegeven kader (bestaande plannen,visies en aanwezig studiemateriaal)-- aanvullend onderzoek naar de soci-aal-ekonomische en sociaal-ruimtelijkesituatie-- evaluatie2. Voorlopige doelstellingen:-- formulering per facet van voorlo-pige doelstellingen voor de toekom-stige ontwikkeling3. Keuze van randvoorwaarden endenkmodellen:-- keuze van de randvoorwaarden alskader voor de denkmodellen-- keuze van de in denkmodellen cen-traal te stellen facetten4. Randvoorwaarden:-- kwantitatieve en kwalitatieve uit-werking van de randvoorwaarden(bevolkingsomvang en draagkracht vanhet landschap)5. Denkmodellen:-- kwantitatieve en kwalitatieve uit-werking van de denkmodellen (ker-nen, woonmilieu, voorzieningen,werkgelegenheid en rekreatie)-- per denkmodel keuze van hetvoorkeursmodel6. Afweging en keuze:-- Onderlinge toetsing van de voor-keursmodellen en keuze van het zg.integratiemodel (als meest gewensteontwikkeling voor het Land vanCuijk)7. Uitwerking en toetsing van hetintegratiemodel:-- kwantitatieve en kwalitatieve uit-werking en ruimtelijke vertaling vanhet integratiemodel per facet-- toetsing van het (uitgewerkte)integratiemodel aan respektievelijk:de voorkeursmodellende voorlopige doelstellingen.8. Effektuering:-- de te nemen maatregelen ter effek-357 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van CuijkANALYSEVOORLOPIGEDOELSTELINGEN^RAND-VOORWAARDENDENKMODELLENN /UIT WERKINGINTEGRATIEMODELEFFEKTUERINGFiguur 1. Schema werkwijze Land vanCuijktuering van het integratiemodel.Figuur 1 geeft een schematisch over-zicht van de verschillende planfases enhun onderlinge relaties.Analyse en voorlopige doelstellingenBegonnen is met een inventarisatie vande plannen en de visies op nationaalen provinciaal nivo voor zover relevantvoor de Cuijkse situatie. Deze visieszoals die o.m. naar voren komen uitde Tweede Nota, de Orienteringsnotaen de provinciale nota "Ideeenschet-sen voor Midden- en Oost-Noord Bra-bant", zijn vervolgens gekonfronteerdmet de lokale en gewestelijke denk-beelden. Mede op basis van een ana-lyse van de aanwezige sociaal-ekono-misciie gegevens en een waarderingvan het sociaal-ruimtelijke kader,wordt deze inventarisatie-periode afge-sloten met een evaluatie van de pro-blemen zoals deze uit het onderzoeknaar voren komen, gerangschikt naarde volgende aspekten:-- het ruimtelijk beleid in het alge-meen-- het kernenbeleid-- bevolking, wonen en woningbouw-- werkgelegenheid-- voorzieningen-- natuurlijk milieu en landschap-- landbouw-- rekreatie-- verkeerDoel van de eerste onderzoekfase isdus vooral het inventariseren van rele-vante problemen en knelpunten enniet zoals veelal bij struktuurplannengebruikelijk is, via uitgebreide en tijd-rovende inventarisaties trachten eenkompleet beeld op te bouwen vooralle facetten van de sociaal-ekonomi-sche en ruimtelijke ontwikkeling totop heden.Hiermee wordt tevens richting gegevenaan het verdere werken (keuze en ont-wdkkeling van denkmodellen en afba-kening van het onderzoekgebied).Op basis van de voorlopige analysezijn, logischerwijze voortvloeiend uitgenoemde evaluaties, per facet doel-stellingen ontwikkeld. Deze doelstel-lingen dragen uiteraard een globaal envoorlopig karakter, omdat zij-- gebaseerd zijn op nog onvolledigonderzoek-- nog niet onderling zijn afgewogen.Keuze randvoorwaarden en denk-modellenNa diskussie met dagelijks bestuur ende kommissie ruimtelijke ordening vande streekraad is een keuze gemaaktwelke van de bovengenoemde 9 facet-ten zodanig belangrijk zijn in het Landvan Cuijk dat zij een diepgaande be-handeling rechtvaardigen. Gesteld isdat de bevolkingsontwikkeling en dedraagkracht van het landschap als rand-voorwaarden voor de te ontwikkelendenkmodellen moeten worden be-schouwd.Voorts is gckozen voor een 5-tal(variabele) denkmodellen, waarin devolgende 5 aspekten centraal wordengesteld:-- kernenbeleid-- woonmilieu-- werkgelegenheid-- voorzieningen-- rekreatieDe randvoorwaardena. de bevolkingsontwikkelingTen aanzien van de te verwachtenbevolkingsontwikkeling zijn prognosesopgesteld op basis van de volgende uit-gangspunten:A: alleen natuurlijke groeiB: natuurlijke groei -I- voortzettingvan binnenlandse migratietendenzen(periode 1951-1972)C: natuurlijke groei + voortzettingvan binnenlandse en buitenlandsemigratietendenzenD: natuurlijke groei -I- gelijkblijvendebinnenlandse migratie (periode1951-1972)E: natuurlijke groei -I- gelijkblijvendebinnenlandse en buitenlandse migra-tiesaldiF: de bevolkingsaantallen welke zijnvoorzien in gemeentelijke struktuur-plannenG: de extra taakstelling volgensstreekplanmodellen voor Midden-Gel-derlandEen beoordeling van deze prognoses isachterwege gebleven. De uit dezeprognoses resulterende minimale enmaximale bevolkingsomvang voor depeiljaren 1985 en 1995 zijn als onder-respectievelijk bovengrens voor demodellen gehanteerd.b. het landschap.Uitgangspunt voor de draagkracht vanhet landschap is het behoud van deverscheidenheid en de samenhang vanhet natuurlijk gegeven. Daartoe heeftper deelgebied een (subjectieve) waar-dering plaats gevonden van:-- de ekologische waarden (dynamiekvan wenselijke aktiviteiten in samen-358 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijkhang met het abiotisch milieu; bodem,water etc.) en het planten- en dieren-leven (biotisch milieu);-- de visuele kenmerken van de ver-schillende landschapstypen.Vanuit deze ekologische en visuelewaardering zijn voor elk deelgebied derandvoorwaardcn geformuleerd voorhet gebruik en inrichting van de gron-den, waarbij het kader is begrensddoor aan te geven wat minimaal zoumoeten gebeuren (behoud en verster-king) en wat maximaal zou kunnengebeuren (behoud, versterking enlandschapsrekonstruktie) (Zie fi-guur 2).De betekenis van deze randvoorwaar-den is tweeledig:le. als waarborg voor een zeker reali-teitsgehalte van de denkmodellen:door het stellen van plausibele grenzenaan de toekomstige bevolkingsomvangwordt vermeden dat optimaliseringvan een bepaald facet (bv. verzorging)leidt tot bevolkingsaantallen waarvannu reeds vast staat dat deze nooitgehaald zullen worden. Ook voor hetlandschap als drager geldt dat hetevenmin zinvol is modellen te ontwik-kelen, die bij voorbaat een onaan-vaardbaar grondgebruik tot gevolghebben (bijvoorbeeld het rooien vanalle bossen ten behoeve van de land-bouw).2e. ter afbakening, en dus inperking,van het onderzoekgebied: het onder-zoek naar toekomstige mogelijkhedenblijft beperkt tot die ontwikkelings-alternatieven die binnen de gestelderestrikties blijven.Een en ander is grafisch weergegevenin figuur 3.Door de zich vernauwende lijnenwordt aangeduid, dat het onderzoeknaar de ontwikkelingsmogelijkheden(alternatieven) zich in een steeds ver-fijnder kader zal afspelen, enerzijdsdoor de bevolkingsomvang en ander-zijds door de draagkracht van hetlandschap, waarin de ruimtelijke kon-sekwenties van deze bevolkingsont-wikkeling moeten worden ingepast.De denkmodellenAlgemene opzetIn de methodiek van de denkmodel-len, zoals deze is toegepast in hetBasisontwikkelingsprogramma van hetstadsgewest Nijmegen^) is per denk-model slechts een variant ontwikkelden komt het voor alsof per denkmodeliLandschap minimoal.gebiedsindeling op grond van debodemkundige landschappenovergong tussen landschapstypennotuurgebiednatuurkernO O 0| extra beschermingsmootregelenbehoud von kwaliteitI I r~n deels behoud deels opbouwLIJ_iJ van kwaliteit] j opbouw \/ar\ kwaliteit ( landschapsbouw}Landschap moximgal.toevoegen natuurkernreconstruct I egebied(elimmeren van storende elennentenen landschapsbouw)grens plangebiedFiguur 2. Kader landschap (Fig. 9 NotaRandvoorwaardcn)359 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijkslechts een ruimtelijk beeld mogelijkis.Het bezwaar van deze aanpak is, datde denkmodellen dan zo agressief kun-nen worden, dat afstemming op elkaar(integratie) erg moeilijk, zo nietonmogelijk wordt.In het struktuurplan voor het Landvan Cuijk zijn daarom per denkmodelmeerdere altematieven (submodellen)ontwikkeld, hetgeen bij de integratie-fase meer mogeUjkheden biedt vooreen evenw^ichtige en meer genuan-ceerde afweging en keuze van de ver-schillende elementen in de denkmo-dellen.Eerder is vermeld dat de randvoor-waarden (bevolking en landschap) hetgemeenschappelijke kader vormenvoor alle denkmodellen. Daarnaast is,met uitzondering van het kernen-model en het rekreatiemodel, alsgemeenschappelijk uitgangspunt voorde te ontwikkelen submodellengesteld, dat bij de optimalisering vanelk facet twee (extreme) ontwikke-vcjorlq- ,pige doelstellingenlingsrichtingen kunnen worden aange-houden (zie figuur 4):-- voortzetting van de trend zoalsdeze zich in het Land van Cuijk heeftvoorgedaan-- ombuiging van de trend in de rich-ting van landelijke verhoudingen envoorkeuren.Veranderingen in de andere richting(steeds weer afwijkend van landelijkeverhoudingen) of trendombuigingendie voorbijschieten aan nationalekaders zijn onwaarschijnlijk, onvoor-spelbaar en derhalve niet in beschou-wing genomen.Voor het kernenmodel en het rekrea-tiemodel bleek deze ingang minderbruikbaar en is een andere benaderinggevolgd. Voor het kernenmodel zijnvarianten opgesteld op basis van eenspreiding dan wel concentratie van hetadditionele inwonertal over de ver-schillende kernen. De varianten vanhet rekreatiemodel hebben betrekkingop de regionale c.q. bovenregionalebehoefte en de mate van spreiding/korte termijnFiguur 3. Randvoorwaarden als kader voor de denkmodellenconcentratie van de rekreatieve ele-menten van het landschap.leder denkmodel wordt nu achtereen-volgens via de volgende stappen opge-bouwd:1. weergave van de ontwikkeling inhet verleden (voor zover relevant voorhet desbetreffende facet)2. typering van de uitgangssituatie3. beschrijving van de mogelijkealternatieve ontwikkelingen voor hetdesbetreffende facet bij een minimaleresp. maximale bevolkingsomvang in1985 en 1995 (de "grenssituaties")4. beschrijving van de mogelijkegevolgen van deze ontwikkelingen perfacet voor de overige facetten5. keuze van het zogenaamde voor-keursmodel, dat wil zeggen de meestgewenste ontwikkeling voor het desbe-treffende facet. Hierbij wordt tevensaangegeven of een voorkeursmodeltendeert in de richting van het bevol-kingsminimum of -maximum.6. beschrijving van de mogelijkegevolgen van het voorkeursmodel voorde overige facetten.Een en ander zal worden verduidelijktbij de beschrijving van de lading vande denkmodellen.De "lading" van de denkmodellena. het kernenmodelvraagstelling:wat is de meest gewenste ontwikkelingvoor ieder van de kernen binnen hetgestelde minimum en maximum bevol-kingsaantal.Hierbij heeft eerst een ondcrzoekplaats gevonden naar een aantal leef-baarheidsaspecten en naar de visueel-ruimtelijke situatie. Gedurende destudie en vooral tijdens de vele vraag-gesprekken die gevoerd zijn is duide-lijk geworden dat het functionerenvan het dorpsleven in sterke matesamenhangt met de leeftijdsopbouw(mate van vcrgrijzing). Vooral omdeze reden is gekozen voor de leef-tijdsopbouw als voornaamstc invals-360 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijkhock bij dc gcwenstc spreiding van debevolking.Het vanuit de kernen gewenste aantalwoningen is uitcindelijk gerelateerdaan het bevolkingsminimum en -maxi-mum in 1985 en 1995. Uit deze kon-frontatie bleek, dat de additionelewoningbehoefte behorende bij eenminimale bevolkingsomvang, kleinerwas dan het totaal van de gewensteaantallen woningen per kem. Hetvoorkeursmodel tendeert dcrhalve inde richting van het bevolkingsmaxi-mum, met als voorwaarde dat het"extra" aantal inwoners in belangrijkemate ten goede komt aan de kleinereen meest "vergrijsde" kernen.(Voor een uitgebreider ovcrzicht vandit voor het Land van Cuijk belang-rijke kernenmodel wordt verwezennaar het artikel "Het kernenmodel"elders in dit nummer).b. het woonmilieumodelvraagstclling:hoe zou dc verdeling van woonmilieuin het Land van Cuijk mocten zijn,wanneer men de woonwensen vanuitde bevolking volledig zou honoreren?Alvorens deze vraag te kunnen beant-woorden was het noodzakelijk eentypering te geven van de huidigewoonmilicus in het Land van Cuijk. Inden lande is een typering van woon-milicus tot voor kort beperkt gebleventot een globale indcling in stedelijk,halfstcdelijk, landelijk. In het onder-havige onderzoek is gestreefd naar eenvcrdere nuancering van landelijkewoonmilicus specifiek voor het Landvan Cuijk.Een aanzet hiervoor bood een recentR.P.D.-onderzoek^), het woning-marktonderzoek Land van Cuijk en degei'nventariseerde gegevens voor hetkernenmodel.Met behulp van een aantal indikatorenis voor iedere kern het woonmilieugetypeerd en in kaart gebracht, zowelvoor de kern als totaliteit als vooronderdelen van kernen. Hierna wasONTWIKKELING UIT VERLEDENBE5TAANDETOESTANODOORZETTENLAND VAN1985I MIN1 MAXI MINI MAXAFWIJKENO VAN HUIDIGE TRENDTENDEREND NAAR LANDELIJK GEMIDDELOE1995Figuur 4. Schema denkmodellenhet mogelijk deze woonmilicus tcgroeperen tot de volgende woon-milieusituaties:1. Grotere kernen (mccr dan4.000 inwoners)2. Dorpen (minder dan 4.000 inwo-ners)3. Kleine dorpen (minder dan1.000 inwoners)4. Jonge dorpen (kleinere dorpenmet voornamelijk nieuwe bebouwing)5. Verspreid (verspreide bebouwdngen gehuchten).Daarna zijn voor de onderscheidenwoonmilicus verschillende toedelingengemaakt van de bevolkingstocname bijeen minimale en maximale bevolkings-ontwikkeling (dc grenssituaties) metals uitgangspunten:-- de landelijke trend: op basis vanwoonwensen zoals deze in het361 Stedebouio en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijkgenoemde R.P.D.-onderzoek zijngeformuleerd-- de trend zoals die zich in het Landvan Cuijk voordoet, waarbij een twee-tal varianten zijn onderscheiden:a. een voortzetting van de huidigetrend volgens het woningmarktonder-zoekb. handhaving van de liuidige verhou-dingen.Als kriterium voor het voorkcurs-model is gekozen voor een verdeling,waarbij enerzijds zoveel mogelijkwordt tegemoet gekomen aan de lan-dehjke trend en anderzijds de bestaan-de verhoudingen worden gerespek-teerd. Omdat bij het bereiken van eenmaximale bevolkingsomvang vooral de"kleine dorpen" teveel zouden groei-en, tendeert het voorkeursmodel in derichting van het bevolkingsminimum.c. het werkgelegenheidsmodelvraagstelhng:hoe zouden de verschillende sektorenvan de werkgelegenheid zich dienen teontwikkelen uitgaand van een zo gun-stig mogelijke werkgelegenheidssitua-tie?In dit model staat centraal de toekom-stige ontwikkehng van het aantalarbeidsplaatsen in verhouding tot deomvang van de beroepsbevolking.Op basis van een analyse van de hui-dige werkgelegenheidsstruktuur in hetLand van Cuijk in de 3 sektoren land-bouw, nijverheid en diensten is aller-eerst prognose opgesteld voor het aantal arbeidsplaatsen per sektor volgens2 trends:-- de huidige trend in het Land vanCuijk:hierbij is uitgegaan van het groeitempoin de afgelopen periode van de in hetLand van Cuijk aanwezige bedrijvig-heid per sektor.-- een ombuiging in de richting vanhet landelijk gemiddelde: als aankno-pingspunt voor de nationale werkgele-genheidsontwikkeling is gebruikgemaakt van de ramingen van het Cen-traal Plan Bureau.De bij de minimum en maximumbevolkingsomvang behorende beroeps-bevolking is bepaald op basis van dehuidige deelnemingspercentages perleeftijdsgroep en een ombuiging naarde door het CBS geraamde landelijkepercentages voor 1985. Tenslotteheeft een konfrontatie plaats gevon-den tussen het aantal arbeidsplaatsenen de omvang van de beroepsbevol-king met de hieruit voortvloeiendegevolgen (omvang pendel c.q. werke-loosheid).Hieruit blijkt per saldo voor alle sekto-ren tesamen: het doorzetten van detrend in het Land van Cuijk bij eenminimale bevolkingsontwikkeling leidttot verreweg het geringste tekort aanarbeidsplaatsen (voorkeursmodel).d. het voorzieningenmodelvraagstelling:welke mate van een spreiding dan welconcentratie van voorzieningen leidttot de beste verzorgingssituatie?Voor de opzet van dit denkmodelheeft allereerst weer een inventarisatieplaats gevonden van de huidige verzor-gingsstruktuur, waarbij onderscheid isgemaakt tussen de volgende sektoren:-- het basis- en voortgezet onderwijs-- de winkelvoorzieningen-- de overige voorzieningenOok in dit model zijn voor de afbake-ning van het onderzoeksgebied 2 mo-gelijkheden uitgewerkt, nl.:-- het doorzetten van de trend in hetLand van Cuijk-- een ombuiging in de richting vanhet landelijk gemiddelde.De landelijke trend onderscheidt zichvan de lokale trend o.a. door:-- een relatief hogere deelname aanhet voortgezet onderwijs en een gerin-gere belangstelling voor het lagerberoepsonderwijs-- de integratie van het kleuter- enlager onderwijs, hetgeen leidt tot eengrotere concentratie van scholen eneen opheffing van de kleinere scholen.-- een toenemende specialisatie enschaalvergroting in de winkelvoorzie-ningen.Uiteraard leidt een bevolkingsontwik-keling in de richting van het maximumtot een groter draagvlak en derhalveeen hoger verzorgingsniveau Omdatvoor de lokale verzorging (en leefbaar-heid) een handhaving en spreiding vanbasisscholen en handhaving c.q. ver-sterking van het plaatselijk winkelbe-stand een voorwaarde is, geniet eenvoortzetting van de trend in Cuijk devoorkeur.e. het rekreatiemodelvraagstelling:in hoeverre kan in het Land van Cuijkworden tegemoet gekomen aan derekreatieve behoefte op regionaal cq.bovenregionaal niveau, rekening hou-dend met de landschappelijke rand-voorwaarden.Het denkmodel rekreatie is toegespitstop die rekreatievormen die samenhan-gen met de "trek naar buiten", waar-bij onderscheid wordt gemaakt in:-- landgebonden of "droge" rekreatie(attractiepunten en rekreatieterreinent.b.v. vnl. dagrekreatie)-- watergebonden rekreatie (water-sport, oeverrekreatie etc.)-- verblijfsrekreatie (kamping, terrei-nen voor zomerhuisjes etc.)De locale behoefte aan rekreatievevoorzieningen is buiten beschouwinggebleven; deze voorzieningen zijndirect gekoppeld aan de kernen en zijndaarom opgenomen in de modellen"voorzieningen" en "woonmilieu" enin het kernenmodel.Eerst heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het huidige aanbod aanrekreatieve elementen. Via de land-schappelijke randvoorwaarden is detoelaatbare intensiteit van het rekrea-tieve grondgebruik en de toelaatbaar-heid van rekreatieve bebouwing be-paald.Dit aanbod aan rekreatieterreinen isvervolgens getoetst aan de behoefte.362 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van CuijkHet in voorgaande denkmodellengehanteerde onderscheid tussen detrend in het Land van Cuijk en de lan-delijke trend, als afbakening voor toe-komstige beiioefte, bleek in het rekre-atiemodel niet bruikbaar en ook min-der relevant.Als onder- en bovengrens voor debehoefte is uitgegaan van respectieve-lijk:-- de regionale behoefte van hetLand van Cuijk zelf-- de regionale en bovenregionalebehoefte (rekreatiedruk vanuit deomgeving op het Land van Cuijk).M.b.t. de regionale behoefte is eenprognose opgesteld voor de minimaleen maximale bevolkingsontwikkelingin het Land van Cuijk.Omdat de potentie van het gebied, uit-gezonderd de watergebonden rekrea-tie, vele malen groter is dan de maxi-male regionale behoefte is vanuit hetfacet rekreatie geen duidelijke voor-keur voor een minimum of maximumbevolkingsontwikkeling.De bovenregionale druk op het gebiedis daarentegen wel groot, doch kanworden opgevangen, mits de rekrea-tieve voorzieningen zoveel mogelijkgespreid worden, gesitueerd binnenhet kader van de landschappelijkerandvoorwaarden.Afweging en integratieKeuze van het voorkeursmodelIn het voorgaande is getracht eenindruk te geven van de wijze waaropper denkmodel verschillende variantenzijn ontwikkeld op basis van de voorhet desbetreffende facet meest rele-vante (extreme) ontwikkelingstenden-ties.Opgemerkt wordt dat bij de ruimte-lijke vertaling voor de modellen (ter-reinbehoefte en situering) de land-schappelijke randvoorwaarden slechtsin 2 gevallen van belang bleken te zijn,nl. bij de ontwikkeling van de land-bouw als een van de sektoren in hetwerkgelegenheidsmodel en bij hetrekreatiemodel.Door het aangeven van voorkeursrich-tingen heeft binnen elk denkmodel infeite reeds een globale afweging van devarianten plaats gevonden. Voor alleduidelijkheid worden deze voorkeurs-modcllen nog eens als volgt grafischweergegeven. (Zie figuur 5).Als voorbereiding voor de uiteinde-lijke keuze van het integratiemodelheeft een onderlinge vergelijking vandeze voorkeursmodellen plaats gevon-den.Per voorkeursmodel is aangegeven wel-ke gevolgen realisering van dit modelheeft voor de overige denkmodellen(mate van strijdigheid dan wel over-eenstemming).Afweging van voorkeursmodellen enintegratieDe afweging en integratie heeft tendoel een integraal beeld te geven vande gewenste ontwikkelingen voor allefacetten tesamen.Het integratieveld omvat zoveel moge-lijk voordelen van de verschillendevoorkeurspakketten en zo weinigmogelijk nadelen ervan. Uiteraardbetreft het hier een subjectieve be-leidskeuze. Anderzijds juist is getrachtdoor de vrij vergaande uitwerking vande denkmodellen en een onderlingetoetsing van de voorkeursmodellenzoveel inzicht te verschaffen in dekonsekwenties van de verschillendeprioriteiten, dat een vruchtbare discus-sie en een rationele beleidskeuzemogelijk is. De in dit integratiemodelaangehouden prioriteitsstelling ismede gebaseerd op de discussie methet dagelijks bestuur van het streekge-west.De discussies omtrent de gewensteontwikkelingen in het Land van Cuijkbleken zich gedurende het planvor-mingsproces vooral toe te spitsen opde bevolkingsontwikkeling en hetdirekte daarmee samenhangende ker-nenbeleid; de bevolkingsomvang werdmin of meer als konditionerend vooralle centraal gestelde facetten be-schouwd. Omdat de bevolkingsom-vang ook als gemeenschappelijke varia-bele in alle denkmodellen is ingevoerd,is het keuzevraagstuk in eerste instan-tie gereduceerd tot de volgende enkel-voudige vraagstelling: welke bevol-kingsomvang biedt de beste kansenvoor de meest gewenste ontwikkeling,d.i. een ontwikkeling die het meestbeantwoordt aan alle voorkeursmodel-len tesamen.Bij de afweging is bezien in hoeverrebij verschillende bevolkingsaantallen(binnen de gestelde minimum enmaximum bevolkingsomvang als rand-voorwaarden), aan de 5 voorkeurs-modellen wordt tegemoet gekomen.Daarbij is een betrekkelijk eenvoudigepuntenwaardering gehanteerd. Zoalsgezegd speelt in het Land van Cuijk dekernenproblematiek de voornaamsterol. Dit komt tot uitdrukking door bijde afweging een hogere score toe tekennen indien volledig wordt tege-KERNENmin. bevolking max. bevolkingQ -B=rB-spreidiTig overkleinere kernenWOONMILIEUOconcentratiein grotere kernentf^TTd L.v.C.-B- N^TlT. trendWERKGELEGENHEIDOS: Otrend L.v.C.VOORZIENINGENNed. trendQ -B=rO-trend L.v.C.RECREATIEONed. trendo -B--B- oreg. behoefteFiguur 5. De voorkeursmodellenreg.+ bovenreg.behoefte363 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijk77 000 81000 85 000Figuur 6. Gesommeerde score van de voorkeursmodellen89000 93 000moet gekomen aan het voorkeurs-model voor het kernenbeleid, dan bijeen van de andere voorkeursmodellen.De facetten woonmilieu en werkgele-genheid zijn even zwaar gewaardeerd;de maximaal haalbare score is aange-houden op 80% van die van het ker-nenmodel.De facetten voorzieningen en rekreatiezijn qua zwaarte op 60% resp. 40%gewaardeerd.Per facet is onderzocht welke situatiesbij een 5-tal bevolkingsstadia zoudenontstaan. Dit was zinvol, omdat nietin alle gevallen gesteld kon worden,dat bijvoorbeeld bij een minimalebevolkingsontwikkeling 0 en bij eenmaximale 10 punten kon wordengescoord, terwiji de tussenhggende sta-dia rechtlijnig konden worden geinter-poleerd. Er is sprake van drempelover-schrijdingen waarbij in sommige tus-senstadia nauwelijks meer aan hetvoorkeursmodel wordt beantwoord,dan bijvoorbeeld in een onderliggendstadium.Als voorbeeld moge de situatie in hetbasisonderwijs gelden waarin reeds bij85.000 inwoners een spreiding vanbasisonderwijs mogelijk wordt alsovereenkomt met het voorkeursmo-del. Een sterkere bevolkingsontwikke-ling brengt hierin nauwelijks verdereverbetering. T.a.v. de rekreatie geldtbijvoorbeeld, dat de potentie van hetgebied in rekreatief opzicht zodanig is,dat het inwonertal vrijwel onafhanke-lijk is van de vraag in hoeverre hetvoorkeursmodel kan worden verwer-kelijkt, zodat in alle gevallen ongeveerdezelfde score ontstaat. De rekreatieveproblemen worden vrijwel geheelbepaald door de vraag in hoeverre aande bovenregionale behoefte moetworden tegemoet gekomen.Indien nu de waarderingen per bevol-kingsgetal worden gesommeerd, danontstaat een cui"ve als hieronder weer-gegeven. De hoogste scores wordenderhalve bereikt bij ca. 82.000 en ca.93.000 inwoners. (Zie figuur 6).Wenst men nu bovendien als kriteriumdat het integratiemodel in redelijkemate aan alle voorkeursmodellen moetvoldoen, dan blijkt de bevolkingsont-wikkeling tot 93.000 inwoners mindergewenst, omdat de voorkeursmodellenwerkgelegenheid en voorzieningen inzeer geringe mate kunnen worden ver-wezenlijkt. Het is om deze rcdcn datvoor de bevolkingsontwikkeling in hetLand van Cuijk gekozen is voor eengroei tot 82.000 inwoners in 1985. Bijdit bevolkingsaantal wordt een rede-lijke score bereikt voor alle voorkeurs-modellen.Het is duidelijk dat deze puntenwaar-dering nogal subjectief is en dat velevarianten denkbaar zijn. Als voorbeeldheeft daarom ook nog een afwegingplaats gevonden waarbij alle facettenals gelijkwaardig zijn beschouwd. Dedaaruit resulterende curve wijktslechts in geringe mate af van boven-staande grafiek, hetgeen de redelijk-heid van genoemde taakstelling heeftbevestigd.Uitwerking en toetsing van hetintegratiemodelUitgaande van het gewenste bevol-kingsaantal als gemeenschappelijkenoemer heeft per facet een kwantita-tieve en kwalitatieve uitwerking plaatsgevonden, alsmede een ruimtelijke ver-taling en situering, o.m. op basis vande voorkeursmodellen en hun reedseerder aangegeven onderlinge relaties.Dit integrale beeld (het z.g. integratie-model) is vervolgens getoetst aan:-- de voorkeursmodelen: aangegevenwordt in hoeverre de uitwerking perfacet van het integratiemodel afwijktvan het voorkeursmodel;-- de voorlopige doelstellingen: inwelke mate is voldaan aan de voorlo-pige doelstellingen, hetgeen tevensinhoudt het aangeven van de onder-linge samenhang en prioriteitsstelling.EffektueringTenslotte is aangegeven welke beleids-maatregelen en kondities noodzakelijkzijn teneinde te bewerkstelligen dathet integratiemodel wordt geeffek-tueerd. T.a.v. het kernenbeleid kan alsvoorbeeld worden verwezen naar hetelders in dit tijdschrift opgenomenartikel. Uiteraard kan in het struktuur-plan slechts globaal worden ingegaan364 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijkop dc belangrijkslc voorwaardcn enzal een verdere uitwerking en detail-lering van dcze maatrcgelen, zowel opstreekgewestelijk als lokaal niveaunoodzakelijk zijn.3. NABESCHOUWINGPlanning en besluitvormingIn dc ruimtelijke planning wordtvooral bij ontwikkelingsplannen oplangere tcrmijn (struktuur-, streek-plannen, planncn op nationaal niveaue.d.) een procesmatige aanpak voorge-staan. Enerzijds heeft dit betrekkingop de terugkoppeling tussen lange enkorte termijn, anderzijds op de wissel-werking tussen planning en besluitvor-ming. V.w.b. het laatstc worden plan-ning en besluitvorming opgevat als eengei'ntegreerd proces, waarbij eenvoortdurende wisselwerking en samen-spraak tussen bcstuur, bestuurdcr endeskundigen plaats vindt en waarinook telkens terugkoppeling en herfor-mulering van doelstellingen mogelijkmoet zijn.De methode van de denkmodellenzoals deze in o.a. het Land van Cuijkis toegcpast, is een poging om aan ditproces konkrcct gestalte te geven. Dcmethode veronderstelt een stap-voor-stap-benadering waarbij verschillendekeuzemomenten worden aangegevenals mogelijk onderwerp voor publiekediscussie (inspraak) en politiekebesluitvorming.Als keuzemomenten worden ge-noemd:1. formulering van voorlopige doel-stellingen (wensen, noden, normen enwaarden).2. de keuze van de denkmodellen enrandvoorwaarden (d.w.z. de keuzewelke van de voorlopige doelstellingenen facetten centraal gcsteld worden)en de cventuele keuze van voorkeurs-modellen.3. de prioriteitsbepaling van dc ele-menten bij de opbouw van het integra-tieveld.4. de keuze uit cventuele ruimtelijkevarianten indien de uitwerking van hetintegratiemodel (ontwikkelingsplan)tot mcerdere varianten leidt.De aanpak in het Land van CuijkTenslottc zullen nog enige opmerkin-gen worden gemaakt m.b.t. de toege-paste methodick in het struktuurplanLand van CuijkZoals zal blijken uit de beschrijvingvan het kernenmodel (waarop in eenvolgend artikel nader wordt terugge-komen) is in het Land van Cuijknadrukkelijk gekozen voor eenopbouw van het streekgewestplan van-uit de "basis".Vanuit het onderzoek naar dc sociaal-ckonomische en sociaal-ruimtelijkesituatie per kern is eerst getracht eenbeeld op te bouwen van de gewensteontwikkcling per kern, waarbij stcrkde nadruk is gelegd op het lokalemaatschappelijke gebeuren.De terugkoppeling van kernen naarstreekgewest en de onderlinge kon-frontatie van de verschillende voor-keursmodellen rcsulteerde tenslotte ineen integraal ontwikkclingsperspektiefvoor het streekgewest. Dit is dus dui-delijk een andere benadering dan watdoorgaans bij provinciale streekplan-nen gebruikelijk is, omdat hierbij tochmeestal sprake is van een "vertaling"van een provinciale visic naar kleineeenheden.Reeds eerder is de betekenis van derandvoorwaarden vermeld; zij gevende grenzen aan waarbinnen de elemen-ten van een systeem moeten blijven envormen in het Land van Cuijk dus ookhet kader voor de denkmodellen.De denkmodellen in het Land vanCuijk hebben dan ook meer werkelijk-heidswaarde en zijn minder "agres-sief" dan bijv. de in het Basisontwik-kelingsplan Nijmegen ontwikkeldemodellen.In het laatste geval zijn geen randvoor-waarden vooraf gesteld en heeft latereen noodzakelijke "bijstelling" moe-ten plaats vinden van de bevolkings-omvang.Overigens moet worden opgcmerktdat a priori gestelde randvoorwaardenzowel ondcrling als t.o.v. de doelstel-lingen strijdig kunnen blijken te zijn(bijv. een minimum bevolkingsontwik-keling welke niet kan worden ingepastbinnen de landschappelijke randvoor-waarden). In dat geval zal een terug-koppeling naar c.q. bijstelling van derandvoorwaarden noodzakelijk zijn.Een tweedc bclangrijk verschil met deNijmeegse denkmodellen is, dat in hetLand van Cuijk binnen elk denkmodelmcerdere varianten denkbaar zijn.Afgezien van de keuzemogclijkheiddie daardoor ontstaat, wordt daarmeeook het spekulaticve karakter van ditsoort toekomstverkenningen bena-drukt. Vermeden moet immers wor-den dat het opgeroepen beeld als hetenig mogelijke en dus als een "progno-se" wordt opgevat.Een moeilijk punt in dc methode is deprioriteitsbepaling en wcging bij dekeuze van het integratiemodel.In het Land van Cuijk is een zeer een-voudige puntenwaardering gehantcerdwaarbij uiteraard dc weging op zich-zelf nogal subjectief is. Met andereaccentleggingen zouden zeer welandere integratiemodellen denkbaarzijn.In dc verdere diskussie zal kunnen blij-ken in hoeverre hieraan behoeftebestaat. Uiteraard was het ook moge-lijk geweest om een meer genuan-ceerdc waardering op te stellen dooreen opdeling per facet in subfacetten,invoeren van kriteria enz. enz.').Daarmee is de afweging weliswaar nietminder subjectief, maar wordt welbeter onderbouwd.In praktijksituaties gaat het veelal omeen keuze tussen een theoretischbetere doch voor de leek moeilijk tevolgen genuanceerde benadering,ofwel een sterke vereenvoudigingervan ter wille van een grotere inzich-tclijkheid in het proces voor alle365 Stedebouw en Volkshuisvesting, oktober 1976Land van Cuijkbetrokkenen (bestuur, bevolking enz.).Omdat bij de denkmodellenmethodetoch al hoge eisen worden gcsteld aanhet voorstellingsvermogen is in hctLand van Cuijk gekozen voor hctlaatste.noten:1"De ontwikkeling van Zuid-West-Neder-land", rapport van de RijksplanologischeCommissie 1971.2Zie ook: V.A.M. Verberk: "Een evaluatievan de methode van de denkmodellen", tijd-schrift voor Stedebouw en Volkshuisvesting,mei 1973."Basisontwikkelingsprogramma StadsgewestNijmegen", 1974.4"Breda: de binnenstad in perspektief",Sociografische Dienst, Openbare WerkenBreda, Bureau W.C.A. van Hecsewijk, Sep-tember 1973.5Derde nota over de ruimtelijke ordeningdeel 2: Verstedelijkingsnota (deel 2a).Zie ook: "Scenario's ten behoeve van deVerstedelijkingsnota", Studierapport nr. 3van de Rijksplanologische Dienst, 's-Graven-hage 1975.6Intergemeentelijk struktuurplan Streekge-west Land van Cuijk, Kuiper Compagnonsb.v., Bureau voor Ruimtelijke Ordening enArchitektuur, december 1975.Dit plan is vervat in de volgende nota's:-- Voorlopige doelstelling, augustus 1974-- Keuzedenkmodellen, januari 1975-- Randvoorwaarden bevolking en land-schap, juni 1975-- Denkmodellen A en B, plus 10 afzonder-lijke nota's voor de kernenmodellen-- Integratienota, december 19757Studierapport Rijksplanologische Dienst:"Onderzoek naar woonmilieus", december19748Centraal Planbureau: De Nederlandse econo-mie tot 19809Zie bijvoorbeeld: Kring Midden-Utrecht:"Globale visie, hoofdlijnen voor de inrich-ting van de ruimte in Midden-Utrecht,"1971.Het kernenmodel Land van Cuijk:(eenvoorbeeld van) een genuanceerde benadering van kleine kernenir. G.M. de Been en drs. J.C.M. Weitering*INLEIDINGIn dit artikel zal allercerst worden in-gegaan op de ontwikkelingen die zichin het Rijksbeleid ten aanzien van dekleine kernen hebben voorgedaan.Vervolgens zal worden aangegeven opwelke wijze de kleine kernen in hetLand van Cuijk zijn gei'nventariseerden hoe de resultaten van dcze inventa-risatie verwerkt zijn tot een denkmo-del kernen.Tenslotte zullen de maatregelen wor-den aangestipt die in het intergemeen-telijk struktuurplan voorgesteld zijnom de leefbaarheidssituatie in dekleine kernen te verbeteren.* Medewerkers Kuiper Compagnons b.v..Bureau voor R.O. en Architektuur, Rotter-dam.1. VERANDERINGEN IN HETRIJKSBELEID TEN AANZIEN VANDE KLEINE KERNENSedert het verschijnen van de TweedeNota over de Ruimtelijke Ordening(1967) is in de afgelopen jaren alsmaatstaf voor het te voeren kleine ker-nenbeleid vrijwel konsekwent de zoge-naamde 1%-regeling gehanteerd. Deze1%-regeling was een uitvloeisel van hetverstedelijkingsbeleid van de nationaleoverheid, een beleid dat gebaseerd isop het principe van de gebundeldedekonsentratie, waarbij men voorstan-der is van een snelle groei van stedenen een aantal grote plaatsen ten kostevan een groei van kleine dorpen en hetoverige platteland. De gevolgen van detoepassing van de 1%-regeling zijn aljarenlang zichtbaar en worden in aller-lei beschouwingen over kleine kernengenoemd onder de noemer de kleine-kernen-problcmatiek.Tot het begin van de zeventiger jarenis de 1%-regeling onaangetast geble-ven, maar langzamerhand kwam ervooral vanuit
Reacties