Het realiseren van een energietransitie is een complex samenspel tussen bestuurders, beleidsmakers, adviseurs en burgers, maar bewonersparticipatie is vaak een wassen neus. Veel bewoners van buurten en wijken voelen zich niet gehoord en al helemaal niet begrepen. Kan dat niet anders? Succesvolle samenwerking lukt alleen, zo schetst Evamarije Smit, bij begrip voor elkaars leefwereld, inzicht over en weer in oordelen en vooroordelen en de bereidheid verschillende perspectieven in een veilige omgeving met elkaar te bespreken.
De weg naar energietransitie kent complexe vormen van samenwerking. Adviseurs en onderzoekers, beleidmakers en bestuurders broeden vanuit hun eigen verantwoordelijkheid op de best mogelijke aanpak per regio, gebied, wijk of buurt, vaak bezien vanuit een financieel, technisch en economisch perspectief. Vervolgens is het aan communicatieprofessionals om voor dat plan voldoende draagvlak te organiseren. Bewonersparticipatie noemen we dat. Of wel: het gaat erom bewoners zo ver krijgen dat zij instemmen met het van bovenaf uitgedachte beleid. Omgevingsmanager Johan Simon zegt het op zijn manier. “De overheid - met steun van adviseurs en bijvoorbeeld omgevingsmanagers zoals ik zelf – veroorzaakt zelf dat we vastlopen in de energietransitie. Of in de andere grote transities. Participatie is heel vaak een wassen neus. Steeds opnieuw komen we van bovenaf met plannen, die we er bij inwoners doorheen willen krijgen”.
Foto: Johan Simon
Simon plaatst de relatie tussen inwoner en overheid in het perspectief van een veranderende wereld. “Eind jaren vijftig van de vorige eeuw zorgde het Rijk voor een gasaansluiting in elk huishouden. Het afscheid van kolenstook werd van bovenaf opgelegd. Inwoners waren onzeker over wat dat voor hen betekende, maar de overheid drukte het gewoonweg door. In de decennia die daarop volgden is de burger steeds assertiever geworden. Aan die almaar groeiende assertiviteit zitten twee kanten: enerzijds biedt het ruimte voor een goede inbreng, anderzijds gedraagt de burger zich als consument. Burgers voelen zich vrij om plannen van de overheid af te schieten. Heel soms dagen zij de overheid uit: kom maar met iets beters, misschien doe we dan mee.”
Bij zijn Bureau voor Omgevingsmanagement komt Simon regelmatig de altijd procederende burger of wel beroepsburger tegen. Mensen die lijken te zijn ‘geboren met een ordnermap onder de arm’. Zij stellen steeds opnieuw alles in het werk om niet te laten gebeuren wat een (lokale) overheid voorstelt. Botsingen tussen deze twee uitersten – de nog altijd tamelijk top-down georganiseerde (lokale) overheid en de mondige (hoogopgeleide) beroepsburger – kosten gemeenten veel geld. Projecten moeten worden stilgelegd en het werk aan bijvoorbeeld die broodnodige energietransitie wordt er niet leuker op.
Gabbie van der Kroef, inwoner van buurt De Buitenpepers in Den Bosch kan lachen om de term beroepsburger. Wel herkent hij zich daar deels in. “Ik ben met pensioen en heb me vanaf 2019 samen met anderen voor de energietransitie in onze buurt ingezet. Vanuit onze bewonersgroep zoeken we met vallen en opstaan naar een gelijkwaardige samenwerking met de gemeente.” Vijf jaar geleden selecteerde de gemeente ’s-Hertogenbosch vijf buurten om ‘proefbuurt aardgasvrij’ te worden. De gemeente gaf Buurtkracht de opdracht in twee buurten de bewoners te organiseren. Projectleider Bernice Kamphuis organiseerde in korte tijd een meedenkteam van 25 actieve bewoners en vier goed bezochte bewonersbijeenkomsten. De bewoners schreven zelf een buurtplan over de verdere aanpak van de energietransitie, een plan gericht op woningisolatie, onderzoek naar een alternatief voor aardgas én buurtontwikkeling. Na het vertrek van de projectleider, stelde de gemeente geld beschikbaar voor een door de bewoners ontwikkelde aanpak per stratenblok gericht op woningisolatie.
“Een jaar later bleek de subsidie eenmalig, terwijl de bewoners juist om continuïteit vroegen”, aldus Van der Kroef. Toch haakten de buurtbewoners niet af. De verklaring daarvoor ligt volgens hem in het zelforganiserende vermogen van de buurt en hun passie voor verduurzaming. “Wij wilden verder met de aanpak gericht op woningisolatie. Daarom maakten we de wethouder duidelijk dat we zonder financiële steun niet verder konden. Na een zoet-zuur gesprek, zoals de wethouder het zelf noemde, zijn er afspraken gemaakt over de voortgang van de aanpak per stratenblok en over een passend budget. Zo konden we verder.”
In de samenwerking tussen bewoners en bijvoorbeeld de gemeente kan geld spanningen veroorzaken. Van der Kroef waarschuwt voor twee valkuilen. Bewoners moeten niet denken dat wanneer zij iets willen, dat de gemeente direct bereid zal zijn hun plan te financieren. En de gemeente moet bij een mooi initiatief niet direct op de rem trappen, omdat er nou eenmaal geen geld is. In beide gevallen leidt dat tot een blokkade in de samenwerking.
In vergelijking met die begintijd is de samenwerking tussen buurtbewoners en gemeente wel verbeterd, meent Van der Kroef. De ervaringen met de gemeentelijke projectleiders zijn wisselend: van betrokken tot afstandelijk. “Inmiddels zijn we vier projectleiders verder. De huidige is gericht op een duurzame relatie met de inwoners. Misschien omdat hij uit Best komt, maar hij is de beste verbindingsman met de gemeente tot nu toe. Hij luistert, belt snel terug en is ook duidelijk over wat de gemeente wel en niet kan doen.”
Foto: Gabbie van der Kroef.
Foto: Tim van Laere
Community-builder Loubna Bakra, bewoner van de diverse wijk Woensel-West in Eindhoven, herkent de mismatch tussen (goedwillende) ambtenaren en inwoners. In beleidstaal is ‘haar’ wijk een kwetsbare wijk. In de volksmond wordt vanwege de aanwezigheid van raamprostituees gesproken over het Wilde Westen. Veel bewoners hebben het hart op de tong. Als medewerker in dienst van het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) krijgt zij vaak de vraag voorgelegd hoe draagvlak voor verandering tot stand kan komen. “Niet”, zegt Bakra dan. “Niet op deze manier”. Hoe dat komt? “De afgelopen decennia is de wijk overspoeld door onderzoekers; vanuit elk gemeentelijk domein zijn er een of meer studies gedaan. Tot op de dag van vandaag. Keer op keer wordt inwoners van gevraagd hun pijn te laten zien, hun zorgen op tafel te leggen, hun armoede en hun verdriet te tonen. Het zijn altijd dure adviesbureaus of kennisinstellingen die informatie komen ophalen, dat zien de inwoners ook. Veel inwoners voelen zich simpelweg gebruikt. Het is halen, halen, halen, maar ze zien er niets voor terug. Op korte termijn in ieder geval niet”. Bakra hoort hoe buurtgenoten zich afvragen waarom zij tijd moeten investeren in de beantwoording van allerlei vragen, terwijl die mensen van die adviesbureaus dik betaald krijgen. Terwijl er voor henzelf helemaal niks verandert. “Als er dan op een gegeven moment een ambtenaar voorbij komt met tochtstrippen, dan staat dat niet in verhouding tot de tijdsinvestering. De mensen zijn al afgehaakt; het fundament onder de energietransitie is flinterdun.”
Zelf heeft Bakra ervaring met de verduurzaming van haar slecht geïsoleerde corporatiewoning uit de jaren vijftig. De verduurzamingstrein van de woningcorporatie kwam langs en de huur werd met vijftig euro per maand verhoogd. “Die hele operatie was een puur technisch-financiële aangelegenheid vol mooie beloften. Maar een bewoner kan zich geen voorstelling maken van een gerenoveerd huis. En dan stel je vragen: wat als die belofte niet uitkomt? Is er budget opgenomen voor tegenvallende prestaties? Waar kan ik terecht als dat het geval is? Het punt is dat als er vooraf geen sprake is van een persoonlijk gesprek, die bewoner niet gelooft dat zo’n gesprek wel plaatsvindt als zich daadwerkelijke problemen voordoen. Maar als je per week maar vijftig euro beschikbaar hebt voor de boodschappen, dat zit je niet te wachten op dit soort financiële onzekerheden.”
Foto: Loubna Bakra
Foto: Yvonne Zuidgeest
Yvonne Zuidgeest, directeur-bestuurder van de welzijnsorganisatie Diverz, werkt al vanaf 2018 aan de energietransitie in Zwijndrecht en omstreken. Inwoners die op zoek zijn naar slimme manieren om de energierekening te verlagen, kunnen (gratis) ondersteuning krijgen van energiecoaches van Diverz. “Er is heel veel mogelijk op het gebied van duurzaamheid en energietransitie, maar we bereiken alleen vooruitgang als we aansluiting vinden bij de leefwereld van de ander, als we de ervaringen en inzichten van de ander serieus nemen. Juist door het technische met het sociale te verbinden kunnen we inwoners ondersteunen.”
In 2023 ontwikkelden de gemeente, Diverz en de woningcorporaties een gezamenlijke aanpak waarin die twee componenten aan elkaar zijn verbonden. Inwoners kunnen informatie, advies en hulp krijgen bij het uitvoeren van energiebesparende maatregelen. Volgens Zuidgeest is daarbij het mensbeeld van bestuurders en beleidsmakers cruciaal. “Klopt het wel hoe we naar onze inwoners kijken? En welke aannames en vooroordelen zijn onderliggend en (onzichtbaar) richtinggevend voor beleid?”
Oordelen en vooroordelen zijn koren op de molen van wetenschapper en onderzoeker Ina Ahuis. Zij bestudeert al ruim twintig jaar de vraag hoe samenwerking al of niet gestalte krijgt. De vraag hoe we naar elkaar kijken en welk effect dat heeft op ons gedrag is een belangrijk uitgangspunt in haar gedachtengoed. “Als ik professionals vraag waarom samenwerking niet vanzelf gaat, dan zijn er verrassend scherpe beelden over wat er leeft. Ik hoor verhalen over het ontbreken van vertrouwen, over angst voor leidinggevenden, over incidenten, en slechte ervaringen uit het verleden die voortleven in het heden. Het zijn beelden die een grote rol spelen in de samenwerking, maar die onbespreekbaar zijn. We werken dan samen vanuit de frames die we over elkaar hebben en niet vanuit wat er werkelijk leeft”.
Foto: Ina Ahuis
Zo bestaat het dat bepaalde vormen van samenwerking helemaal niet lopen, ondanks een gezamenlijke ‘mission statement’ en de daaruit sprekende goede intenties. Ahuis: “Er is geen enkele professional die ’s ochtends van huis gaat met het idee om de boel eens lekker te verstieren. Professionals willen juist graag een goede bijdrage leveren. Als dat niet lukt, is dat niet omdat professionals verkeerde intenties hebben maar omdat zij de situatie als lastig ervaren. Als reactie daarop gaan ze duwen en gaan anderen terugduwen. Het helpt dan niet om het gezamenlijke visiedocument er nog eens bij te pakken, het helpt wel om te kijken naar wat we als lastig ervaren.”
Ahuis legt de nadruk op wat het werk van professionals vraagt en hoe hard we elkaar nodig hebben. Complexe vraagstukken zoals de energietransitie kunnen niet worden uitbesteed aan één expert die het overzicht heeft en de enige, juiste oplossing biedt. Hoe complexer en onoverzichtelijke het vraagstuk, hoe belangrijker en noodzakelijker is het volgens haar om de verschillende perspectieven met elkaar te delen en te bespreken. Dit vraagt van betrokkenen (professionals en inwoners) dat zij in een veilige omgeving alle ideeën, beelden, gedachten en gevoelens op tafel leggen. Ahuis ziet die werkrelatie als belangrijkste sleutel voor succes. “Dat is de ‘veilige haven’ in tijden van onzekerheid en chaos. Als we daarbinnen alle relevante informatie helder bepleiten en nieuwsgierig onderzoeken komen we met elkaar tot heel andere en betere voorstellen die geen draagvlak behoeven, want ze zijn met elkaar gecreëerd”.
Johan Simon staat in zijn werk als omgevingsmanager ook een fundamenteel andere houding van professionals voor. “We mogen onszelf in de spiegel kijken en ons realiseren dat de energietransitie begint bij onze eigen transitie. Dat maakt de weg vrij voor een andere verbinding, een ander gesprek, met elkaar en met onszelf”.
Auteur Evamarije Smit is programmeur van het Energiefestival Noord-Brabant 2024 en initiator van de training Betekenisvolle relaties in de bouw.
Reacties