TIJDSCHRIFTVOORVOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH'INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1930 NS 2 11' JAARGANG FEBRUARIGELUIDDEMPEND SPIJKERVASTGIPSNWANDBRANDVRUEen Dinecteur van Gemeente-wepken : ,,...,*,de opgedane sf-varing is wel van dien aapd.STERKdat ik ze meer in de gemeente-beatekken van scheidingswandenzai voopschpyven ..,,..,..,...."N. V. D? METEOOR TELEFOON 205 OE STEEG*l^.V. VAN MUNSTER'S UITGEVERS MAATSCHAPPU - HAARLEMMERWEG B 378 - AMSTERDAM (W.)ilLUCHTDKUKINKICHTINOi^EeULIERSCI^:^50:^32AMSTEKD\)UnELEF*>l^^^IICtlNISCHE^PAPIfRfNi JE ElHOUTHAVEN 22I"Telef. 40036Handel in Slavonisch,Russisch, Amerikaansch,Spessart en Zuid-DuitschGezaagd en Ongezaagd EikenhoutINCASSO-BANKVolgestort Kapltaal f 30.000.000.Reserve f 8.400.000--tt.V.AMSTEHeerengr. 631-637,619-625hoek VijzelstraatAdm, de Ruyterweg 84-86Bilderdijkstraat 60Ceintuurbaan 91Damrak 83Haarlemmerplein 2Linnaeusstraat 37RotterdamLeuvehaven 103Goudscheslngel 229Heemraadssingel 169Groene Hilledijk 70ALMELOARNHEMDELFT ^^DORDRECHT ^^ENSCHEDEEINDHOVENGRONINQEN'S-HERTOGENBOSCHHILVERSUMRDAM ^"Middenweg 4-8Molukkenstr. 122-124Nieuwmarkt 27Overtoom 89Weeeperplein 2Weesperzijde 33 BWillemsparkweg 80van Woustraat 217's-GravenhageLange Houtstraat 19Statenlaan 46Laan v. Meerderv. 226LEEUWARDENMAASTRICHTNAALDWIJKNIJKERKSCHIEDAMTILBURGUTRECHTVOORBURGWORMERVEER ;ZAANDAMALLE BANKZAKENP.J.VANSCHAIK lOOD^ZIII[W[iEReicjr[CllllllBIIIIHDL[lDIIIEEII,SWl[INSIIlLllllNASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - A'DAMtWett!g Gedeponeerd Handels-MerkISOLA-BOUWHET BE8TE EN QOEDKOOP8TE 8YSTEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLK8- ENMIDDENSTANDSWONINGEN. - SELFSUPPORTINON.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAUITGEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 's HERTOGENBOSCH - NOG INUITVOERINGO.A. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alle materialen voor den VOLKSWONINGBOUWCENTRALE COOPERATIE VOOR WONINGINRICHTING G.A.II AMSTERDAM IISECRETARIAAT:,.HET NIEUWE HUlS"KAMER 171 - TEL. 21942ADVIES- EN VERKOOPBUREAUHOBBEMAKADE 89R. HARTSTRAAT 80TELEFOON 26756AAN ALLEN DIE BELANG STELLEN IN DEVERBETERING VAN DE VOLKSHUISVESTINGReeds meermalen is in het Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw deaandacht g^vestigd op het feit, dat het peil van de volkshuisvesting niet uitsluitend wordtbepaald door het gehalte der woningen, waarin de bevolking leeft, maar mede afhankelijkis van de wijze, waarop die woningen door de bewoners ^ijn ingericht. Dat derhalve nietalleen moet worden gestreefd naar verbetering van de woning, maar ook naar verbeteringvan de woninginrichting. Wij zijn ervan overtuigd dat dit standpunt wordt onderschrevendoor elkeen, die de verbetering der volkshuisvesting een goed hart toedraagt. Desondanksmoeten wij constateeren dat het streven van hen, die pogen de woninginrichting op hoogerpeil te brengen, tot dusverre nog niet in die mate wordt gesteund, als het op grond vanzijn beteekenis voor de volkshuisvesting verdient.Teneinde hierin verandering te brengen, nemen wij de vrijheid om door middel vandeze circulaire nogmaals Uw aandacht te vestigen op het werk van onze Centrale Coope-ratie voor Woninginrichting G.A. De2;e Cooperatie is een dochter-instelling van de Ver-eeniging ,,Adviesbureau voor Woninginrichting", welke vereeniging op haar beurt is voort-gesproten uit de in 1921 in het Stedelijk Museum te Amsterdam gehouden Tentoonstellingvoor Woninginrichting. Behalve door deze vereeniging wordt de Cooperatie gevormd doorNationalen Woningraad, Amsterdamschen Cooperatieven Raad, Alg. Ned. Bond van Meubel-makers, Behangers en Aanverwante Vakgenooten en N.V. Oosterbeeksche Meubelfabriek L.O.V.De Cooperatie stelt zich ten doel de woninginrichting te verbeteren in de eersteplaats door het doen vervaardigen en aan de markt brengen van goede en goedkoopemeubelen en andere artikelen op dit gebied. Met het oog hierop exploiteert zij ten advies-en verkoopbureau, hetwelk een groot aantal toonkamers bevat. De werkzaamheden van ditbureau hebben zich sedert de oprichting gestadig uitgebreid en thans een beteekenendenomvang genomen. De volgende cijfers van den verkoop geven hiervan een duidelijk beeld:omzet in 1924 / 66.508.-,, 1925 ,, 56.909--,, 1926 : ,, 118.565.-,, 1927 ,, 130.592.-,, 1928 ,, 156.628.-,, 1929 1) ,, 187.375.-Deze cijfers wijzen op een gelukkige toename van de publieke belangstelling vooreen goede woninginrichting. Zij wijzen op een verheugende uitbreiding van den invloedsfeer') Voorloopig cijfer.onzer cooperatie. Zij houden echter eveneens in een bron van vele moeilijkheden,waarmedewij te kampen hebben.Onze Cooperatie is opgericht met weinig kapitaal en in de afgeloopen jaren is ditkapitaal nog maar in geringe mate toegenomen. Onze zich regelmatig uitbreidende werk-zaamheden vorderen echter steeds meer bedrijfskapitaal, een kapitaal, hetwelk wij onsslechts ten koste van veel moeite en een zwaren rentelast kunnen verschaffen.Deze mangel aan voldoende bedrijfskapitaal weerhoudt ons in het algemeen devleugels uit te slaan op een wij?e, als wij wel zouden willen doen. Zij weerhoudt ons inhet bizonder van het op groote schaal nemen van maatregelen, welke zullen leiden tot hetontstaan van een aan redelijke eischen van soliditeit en schoonheid voldoend meubel, hetwelkvoor den gemiddelden arbeider betaalbaar is. Reeds heeft onze Cooperatie enkele bescheidenstappen gedaan in de richting van het goede en desondanks niet te dure arbeidersmeubel.Meermalen is hierop in dit tijdschrift de aandacht gevestigd. Een afdoende oplossing is' echter alleen dan te verkrijgen, wanneer wij over ^ooveel kapitaal beschikken, dat wij de^emeubelen in massa kunnen doen vervaardigen.Wij doen een dringend beroep op alien, die belang stellen in ons streven, om onsbij onze pogingen daadwerkelijk te steunen. Belangrijke financieele offers behoeven hiervoorniet te worden gebracht. Wij vragen geen giften of bijdragen. Wij verzoeken U alleen deelte nemen aan de obligatieleening, die door onze Cooperatie is uitgeschreven. Deze leeningbeloopt / 35.000.- en is verdeeld in stukken van / 1000.-, / 500.-, / 250.-, / 100.-'/ 50.- en / 25.-. Jaarlijks wordt / i.ooo.- uitgeloot. De obligaties doen een vaste rentevan 4^ %. Van de2;e leening is reeds een klein gedeelte geplaatst. Wij hopen dat zij alsresultaat van deze circulaire volteekend zal worden. Door middel van bijgaand formulierkan op de leening worden ingeteekend.Tevens deelen wij U mede dat onze Cooperatie, teneinde een meer geregeld contacttot stand te brengen tusschen hen, die belang stellen in de verbetering der woning-inrichting, besloten heeft het lidmaatschap ook voor individueele personen open te stellen.Tot dusverre konden alleen rechtspersonen lid zijn. De individueele leden zullen op onzevergaderingen stemgerechtigd zijn. De contributie bedraagt / 2.50 per jaar. Uit de contri-buties zal een fonds worden gevormd, hetwelk uitsluitend zal worden aangewend voor dealgemeene propaganda voor verbetering van de woninginrichting, Wij hopen dat zeervelen zich door middel van bijgaand formulier als lid van onze Cooperatie zullen aan-melden.Moge dit rondschrijven ertoe bijdragen dat de verbetering van de woninginrichtingkrachtiger dan tot heden zal worden aangepakt en ons een stap dichter brengen bij hetdoel, hetwelk wij ons hebben gesteld:IN ELKE GOEDE WONING OOK EEN GOEDE INRICHTING.De Raad van Commissarissen:B. T. BOEYINGAA, HARRENSTEIN-SCHRADENH. KEEGSTRAIr. A. KEPPLERS. E. VERRIJN STUARTHet Bestuur:Mr. Dr. G. v. D. BERGH, VoorzitterJ. BoMMER, SecretarisG. PELT J. Jzn. Penningm.-directeurIr. G. J. MEYERSJ. SPALTMANL. V. D. WALMAANDBLAD 11^ JAAROANO NO. 2 FEBRUARI 1930TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTING EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALOEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINOENREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MR. D. HUDIG, IR. P. BAKKEP SCHUT,IR. J. M. A. ZOETMULDER.VASTE MEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK,. L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN WONINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH, J. BOMMER,G. F. LiNDEIJERADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATIE EN SECRETA-RIAAT VAN HE! INSTITUUTKLOVENIERSBURGWAL 70 -AMSTERDAM-- VAN DEN --NATIONALEN WONINGRAAD-- ROELOF HARTPLEIN 4 ---- ADVERTENTIES --V. MUNSTER'S UITGEVEESMAATSCHAPPI]HAARLEMMEHWEG B 378 - A'DAM (W.)ABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS .f I.-INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:Officieele Mededeelingen - Wageningen en Omstreken in het verloop der eeuwen, een historisch-stedebouw-kundige studie van een gewest en van een stad, I. door H. F. Hartogh Heys van Zouteveen - Het Annuiteiten-stelsel bij de Woningwetvoorschotten door Mr. P. A. van der Drift - Binnenland - Buitenland - Overzicht vantijdschriften.NATIONALE WONINGRAAD, ALGEMEENE BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN:Officieele Mededeelingen - Strijdmiddelen door J. B. - Vragenrubriek - Van de Afdeelingen - Van on^e ledenOFFICIEELE MEDEDEELINGENHet gemeentebestuur van Rotterdam wees denHeer J. ter Laan als zijn vertegenwoordiger inons bestuur aan in de plaats van wijlen den HeerA. W. Heykoop.Het dagelijksch bestuur heeft besloten vroegerepublicaties van het Instituut, daaronder begrepenjaargangen en losse nummers van het Tijdschrift,tijdelijk, voorzoover de voorraad strekt, voor deleden tegen verminderden prijs ter beschikking testellen en oude jaarverslagen kosteloos.Voor vroegere jaargangen van het Tiidschiiftis de prijs gesteld op f 2.50, voor losse nummersop / 0.25; voor de nummers XV en XVII van depublicaties en voor de nummers uit de Serie Ste-debouw op / 0.50, voor de overige op / 0.25.Een lijst van de beschikbare publicaties volgthierbeneden; de oorspronkelijke prij^en zijndaarachter geplaatst.Leden, die van de2;e gelegenheid wenschen ge-bruik te maken, worden ver^ocht opgave te doenaan het Secretariaat, Kloveniersburgwal 70, Am-sterdam.1. Het Ontwerp-Ge^ondheidswet (/ 0.50)2. Rapport over de herziening van de artt. 27 en28 der Woningwet (/0.75)3. Normalisatie in den woningbouw (/i.-)4. Wijziging van de Woning-, Huurcommissie-en Woningnoodwet (Praeadviezen) (/ 0.50)5. Idem (Verslag) (/ 0.50)11. Verslag van de vergadering inzake het Al-bum (/0.50)12. Moet het stelsel van bijdragen ongewijzigdworden voortgezet, enz. (Praeadviezen) (/ 1.50)13. Idem (Verslag) (/ 0.50)14. Behooren de Huurwetten te worden gehand-haafd, enz.? (Praeadviezen) (/1.50)15. Rapport over een toekomstige woningtel-ling (/1.50)16. Behooren de Huurwetten te worden gehand-haafd, enz.? (Verslag) (/0.30)17. Zwei Jahre Wohnungsstatistik in Rotter-dam (/ 1.50)18. Huisvesting der valiede arbeiders (Praead-viezen) (/ 1.50)19. Idem (Verslag) (/ 0.30)20. Overzicht van de voorschot- en bijdrage-verleening ingevolge de Woningwet (/ 0.75)22. Rapport over de wettelijke regeling van hetgewestelijk plan (/ 0.75)23. Rapport over de wettelijke maatregelen totaanwijzen van de toekomstige bestemmingvan terrein (J i.-)24. Rapport over de Welstandsbepaling (/ 0.50)Serie MonografieenI. ArbeidershuisvestingindeMijnstreek (/0.75)30 OFFICIEELE MEDEDEELINGEN - ARTIKELENII. lets over Utrecht's uitbreiding, enz. (/ 0.75)Serie StedebouwI. Het Hofplein-plan van Dr. Berlage (/ 0.75)II. Buitenhof-Kneuterdijk en het Gevangen-poort-vraagstuk (/1.-)III. Eenige stedebouwkundige problemen, doorRaymond Unwin (/0.75)IV. Amsterdam's toekomstigeontwikkehng (/0.90)V. Het uitbreidingsplan van Groot Amster-dam (/ 0.75)Jaargangen 1921, 1922, 192^, 1925, 1936, 1937,en 1929 van het Tijdschrift.Het ,,Eerste Stedebouwkundig Nummer" 1921.Er is thans, een voldoend aantal bestellingeningekomen om voor het aanmaken van den bandvoor bet tijdschrift opdracht te kunnen geven.Na het gereedkomen der banden zullen de bestel-h'ngen :2oo spoedig mogehjk worden uitgevoerd.De Frankfortsche Internationale Vereenigingvoor Volkshuisvesting heeft besloten in 1931 haarcongres te Berlijn te houden.Op de agenda is als onderwerp geplaatst: Detoekomst der woningvoorziening.Op de in Januari gehouden vergadering van hetbestuiir werd besloten in den loop van het jaar eenstudiereis naar Scandinavie te organiseeren.Het bestuur van de (Frankfortsche) Internatio-nale Vereeniging voor Volkshuisvesting heeft be-sloten het initiatief te nemen tot vorming te Frank-fort aan de Main van een internationaal museumvoor volkshuisvesting. De secretaris zal het werktezamen met den Heer Ernst May ter handnemen.Het museum zal het geheele gebied van de volks-huisvesting met inbegrip van hygieaische entechnische vraagstukken bestrijken. Men steltzich voor telkens reizende tentoonstellingen, welkeeen bepaald onderdeel van het volkshuisvestings-vraagstuk op overzichtelijke wijze ordenen, telaten zien.De (Frankfortsche) Internationale Vereenigingvoor Volkshuisvesting is voornemens een studie-reis naar de Scandinavische landen te organiseeren,van 12-21 Augustus 1930. Men heeft zich demedewerking van de betrokken autoriteiten ver-zekerd, zoodat men erop kan rekenen het belang-rijkste te zien en in lezingen te hooren toelichten,De tocht begint in Kopenhagen en gaat overGotenburg en Oslo naar Stockholm, waar dit jaareen groote tentoonstelling voor volkshuisvestingwordt gehouden. Er zal gelegenheid bestaan 00kiets van het schoone landschap en andere beziens-waardigheden onder het oog te krijgen.De kosten bedragen voor leden van de Ver-eeniging Mk. 500.-, voor niet-leden Mk. 520.-,waarin is begrepen de spoorreis, tochten per auto,verblijf in hotels, uitgaven voor middagmaal enz.,en fooien.Voor nadere inlichtingen wende men zich totden secretaris der Vereeniging, den Heer Dr.Hans Kampffmeyer, BockenheimerLandstrasse 95,Frankfurt am Main.WAGENINGEN EN OMSTREKEN INHET VERLOOP DER EEUWENEEN HISTORISCH-STEDEBOUWKUNDIGE STU-DIE VAN EEN GEWEST EN VAN EEN STADMet zeer veel genoegen voldoeik aan hetverzoekvan de Redactie, om in dit tijdschrift naar aan-leiding van de ontwikkelingsgeschiedenis van Wage-ningen en Omstreken, enkele derresultatenkenbaarte maken van mijn studie betreffende de eeuwen-lange evolutie van het Nederlandsche land en volk.Dit zal mij aanleiding geven, om beginselen naarvoren te brengen, die naar mijn overtuiging vanalgemeen belang zijn ten opzichte van stedebouwen stadsuitbreiding.Als inleiding zou ik, ter toelichting van diebeginselen, de aandacht van den lezer gaarnewillen vestigen op het plan voor afsluiting endroogmaking van de Zuiderzee volgens de wets-ontwerpen van Mei 1925. Volgens dit genialeplan zal het toekomstige IJsselmeergebied alseen samerhangend geheel een natuurlijk, inte-greerend onderdeel uitmaken van het geheeleNooid-Nederlandsche landschap. Hoofdzaak isvoor or.s, dat dit plan als het ware de gedachtesuggereert, dat als gevolg van den afsluitdijk eenlandstreek uit de golven oprijst, die voor de over-vloeding haar ontstaan te danken zou hebben aaneen eeuwenlar.ge, natuurlijke evolutie. ladienmen de gestyliseerde, door de dijken bepaaldeoevers door een natuurlijke lijn vervangt, verkrijgtbijv. het IJsselmeer den vorm van een zich trech-tervormig verwijdend estuarium ^), zooals de IJsselin vroeger tijden zeer zeker had kunnen doenontstaan. Het plan geeft nog alleen de grooteverdeeling van land en water; biedt echter demogelijkheid, om in denzelfden geest hierop doorte werken. De doorwrochte studie van de Com-missie van den Stedebouwkund'gen Raad, neer-gelegd in ,,Het toekomstig landschap der Zuider-zeepolders" is te beschouwen als de tweede stapin de goede richting ter verkrijging van een samen-weving van natuur, cultuur en menschelijkesamenleving.Het plan voor het IJsselmeergebied is in zooverals een uitzondering te beschouwen, dat de ont-werper niet gebonden was aan een vroegerentoestand. Het doet er in dit geval niets toe af, dat1) Een estuarium of estuair is een der twee typischevormen van een riviermond. Als de daling van het mondings-gebied vlugger geschiedt dan de ophooging door rivierslib,dringt de zee naar binnen en verwijdt de monding trechter-vormig. Het medegevoerd materiaal doet buiten den rivier-mond zandbanken ontstaan.ARTIKELEN32ARTIKELENin werkelijkheid volgens Romeinsche beschrijvingde Vecht vroeger een estuarium vormde. Als regelzal echter de ontwerper van een uitbreidingsplanof van een streekplan rekening moeten houdenmet bestaande toestanden. Hij zal moeten ingrijpenin een ontwikkeling, die dikwijls in verkeerderichting gaat. Hij zal dus studie moeten makenvan de in dit gebied aanwezige natuur en mensche-lijke samenleving. Ook hij zal echter aan zijnontwerp een evolutionistischen grondslag willengeven. Dan zal hij moeten teruggrijpen op eenverleden, dat nu echter niet fictie, maar werke-lijkheid is. Hij zal dus allereerst het runenschrifttrachten te ontcijferen, dat natuur en menschhebben gegrift op het betreffende gebied gedurendede eeuwen, die achter ons liggen.Juist in en rondom Wageningen is dit runen-schrift nog duidelijk te lezen. Vandaar dat ik ditgebied heb gekozen als uitgangspunt van mijnstudie. De lezer zal mij echter wel willen veroor-loven mij zoo nu en dan buiten het Wageningschgebied te begeven. Dit is onvermijdelijk, gezienhet verband, dat steeds bestaan heeft tusschenWageningen en de dichter of verder daarvan afge-legen landstreken.Het gebeele gebied, waarvan Wageningen dekern vormt, draagt, uit geologisch oogpunt be-schouwd, het karakter van natuurmonument. Hetrunenschrift, door de natuur sinds onheugelijketijden op het geheele Veluwsche landschap gegrift,onthult den geoloog de wording van een groorgedeelte van ons vaderland. Deze evolutie in bi-zonderheden na te gaanzou ons hier te vervoeren.Wij zullen onze studie aanvangen van het oogen-blik af, dat de eerste volkerenstroomen het gebieddoorkruisten. Tot goed begrip zal ik echter aller-eerst een korte schets moeten geven van het Wa-geningsche landschap in historische tijden. (Ziede overzichtskaart van Wageningen en Omstreken).Indien wij het gebied rondom Wageningenoverzien, treft ons allereerst dat bij het stadjeWageningen vier landschaptypen van zeer ver-schillend karakter samenkomen. Door de metrijen knotwilgen doortrokken uiterwaarden slingertzich de Rijn van Oost naar West. De bandijkenscheiden de uiterwaarden af, eensdeels van devlakke, vruchtbare, met boomgaarden overdekteBetuwe, andersdeels van de moerassige, gedeeltelijkmet els en populier begroeide Veenendaalschevallei, welke laatste zich trechtervormig verwijdtnaar de Zuiderzee en begrensd wordt door tweevan Zuid naar Noord verloopende, uit zand, grinten keien opgebouwde heuvelreeksen, respectieve-lijk aanvangende met Grebbeberg en Wagening-schen berg, deze beiden aan de Rijnzijde dooreen steile heUing scherp afgesneden. De Wage-ningsche beuvelreeks vormt de Westelijke begren-zing van de Veluwe en is op de Oostelijke hellingbedekt met bosschen van beuk, eik, berk engroven den. Op de geheele Oostelijke helling totvoorbij Bennekom strekt zich de Eng uit, eencultuurlandschap van een eigenaardig karakterwat betreft de verdeeling der akkers en de groeps-gewijze verspreiding der boerderijen. De steilehelling, die den Wageningschen berg afsnijdt, is inde richting naar Wageningen, steeds lager wordend,nog te vervolgen langs den Veerweg tot aan denStationsweg, om daar met een plotselinge bochtover te gaan in de zacht oploopende Westelijkehelling van de Wageningsche heuvelreeks. Diebocht wordt door een hooger liggenden wegverbonden met de kern van het stadje Wageningen.De Oostelijke gracht en de Veerweg begrenzeneen driehoekig, laag liggend terrein, dat door denbandijk van de uiterwaarden wordt afgesneden.Dit terrein is te bescbouwen als een overblijfselvan een tak van den Rijn, die in voorhistorischetijden door de Geldersche vallei stroomde. (Hierbevond zich naar mijn overtuiging in Romeinschentijd de buitenhaven.)Indien wij onze gedachten verplaatsen naar langvervlogen tijden, (4000-2000 jaar v. Chr.), zienwij een geheel ander beeld. (Zie voor hetgeen hiervolgt de kaart van het Verkeersnet in prae-Romein-schen tijd.) Op de plaats van het tegenwoordigestadje Wageningen verhief zich een onbewoondezandrug, die eensdeels bespoeld door den nietdoor dijken aan banden gelegden Rijn, overigensomgeven was door moerassen. Ook de Betuwemoet in die tijden gedurende het grootste dee!van het jaar onbegaanbaar moeras zijn geweest.Juist op het smalste gedeelte, ongeveer tusschenhet tegenwoordige Nijmegen en Lexkesveer bijWageningen, zien wij echter ook nu nog eenreeks zandruggen boven de klei uitsteken, dieeen der wegen aangeven, waardoor de hoogegronden van Limburg en Noord Brabant met deheuvelreeksen ter weerszijden van de Gelderschevallei verbonden waren.Bovenbedoelden weg kunnen wij ook nu nogvervolgen van Lexkesveer af door den Hollen weglangs Bennekom, Ede, Apeldoorn, Epe, Hattem endan verder Noordwaarts tot aan den Hondsrugin Drenthe, de necropolis der hunnebedbouwers.Het is wel merkwaardig dat deZe nu dus nogbestaande weg bij Nijmegen en van den Hollenweg af verder naar het Noorden, als het waregemarkeerd wordt door de koepelgraven van hetklokbekervolk, dat 3; 2000 jaar v. Chr. in onsland doordrong. De necropolis van dit volk be-vond zich in den driehoek, gevormd door dewegen, die Apeldoorn, Elspeet en Epe met elkaarverbinden. Van hier uit straalden tevens wegenuit naar het Oosten, (over Brummen, Vorden,Ruurloo naar Winterswijk en over Epe-Heerde,Borne naar Oldenzaal) en naar het Westen (Apel-doorn, Harskamp, Barneveld, Amersfoort, Hil-versum). Ziehier dus den eeuwenouden grond-slag van het geheele hedendaagsche wegennetARTIKELHN33^4AEtlKELfiNvan de Veluwe, van den achterhoek van Gelderland,van Twenthe en Drenthe. Toen ik in de ,,Atlas vanhet Koningrijk der Nederlanden" door P. H. WiT-KAMP (1866) in de provincies Gelderland, Over-ijssel en Drenthe de oudste wegen opzocht, kwamik reeds spoedig tot de ontdekking, dat die wegende grafvelden van de protosaksische en Oud-Germaansche bevolking onderling verbinden. ^)Ik verkreeg toen een samenhangend stelsel vancirkelgangen en secundaire verkeerswegen. Opde knooppunten van dit net vinden wij bijv.de oeroude plaatsjes Apeldoorn, Epe, Putten,Ede, Barneveld, Elspeet, enz;. Hier bevondenzich de door de zoogenaamde ,,esschen" om-geven winterkwartieren van de protosaksischeherders, die overigens hun kudden dreven vanweideplaats tot weideplaats langs de bovenge-noemde cirkelgangen. De hier bedoelde wegenverkregen echter meer en meer de beteekenisvan handels- en verkeerswegen. De inheemschebevolking bedreef ruilhandel met de Germaanschenomaden-volkeren, die slechts leefden van krijg,jacht en vischvangst en wier grafvelden wij op deVeluwe overal verspreid vinden. Juist de zooge-naamd woeste, onvruchtbare streken van ons landzijn de oercentra geweest van landbouw, veeteelten bijenteelt. De heide bood voedsel aan schapenen.... bijen. Juist de bijenteelt is inhaerent aanhet zwervende leven en de honing was in die tijdeneen der meest waardevoUe ruilproducten, Dehoning was immers hun suiker! Zij vormde degrondstof voor de mede en de was diende voorverlichting.Blijkens de grafheuvels kruisten zich bij denHoUen weg twee door de Germaansche stammenbenutte wegen. De weg van Zuid naar Noord isons reeds bekend. De weg uit het Oosten volgdeden Hollen weg, kruisteeerstbijLexkesveer,daarnavermoedelijk bij Opheusden den Rijn en Hep verderover de Grebbe in de richting van Doom en Hil-versum. De Zuidelijke grens van het protosaksischegebied van de Veluwe werd gevormd doordenwegvan Ede over Bennekom naar Heelsum.De Wageningsche landstreek werd dus als hetware omklemd door het groote volkerenVerkeeren.... was vermoedelijk nog onbewoond.De Romeinen zouden hier een geheele verande-ring in brengen.Voor deze was immers het verkeer te waterhoofdzaak, zoodat wij hierop allereerst de aan-dacht van den lezer moeten vestigen. Het hierbij-gaande kaartje van het Eiland der Batavieren enKaninefaten is, evenals het kaartje van het wegen-net in prae-Romeinschen tijd, een deel van een derdoor mij vervaardigde kaarten betreffende de evo-lutie van het Nederlandsche landschap. Over denloop der rivieren in Nederland bestaat een omvang-1) Ik heb hierbij dankbaar gebruik gemaakt van de doorDr. J. H. HOLWERDA verstrekte gegevens in ,,Nederland'svroegste geschiedenis", 1925.rijke litteratuur. Ik verwijs o.a. naar ,,Die Verlegungder Flussmundungen und Gezeitentiefs an der fest-landischen Nordseekiiste", door Dr. OTTO JESSEN ennaar ,,De historische schoolatlas", door H. HETTE-MAN Jr., 8ste druk 1917. In enkele opzichten hebikechter gemeend te moeten afwijken van de heer-schende opvattingen. Op mijn kaartje is de tegen-woordige Maas van Grave tot den Moerdijk getee-kend als een zelfstandig riviertje, zooals de Lekvroeger was en de Linde tegenwoordig nog is. DeMaas heb ik doorgetrokken tot Beuningen, zoodateigenlijk bij Beuningen de Waal in de Maas valt.Want dit is in volkomen overeenstemming met het-geen CAESAR zegt in ,,Verovering van Gallie" 1 ,,Na-dat de Maas een deel van den Rijn oatvangen heeft,dat Vaculus (Waal) heet, vormt hij het eiland derBatavieren en mondt van deze plaats niet verderdan 80 Rom. mijlen (= 120 K.M.) in den Oceaan."Is het dan toevallig dat Beuningen precies120 K.M. van de toenmalige kustlijn afligt?Trouwens is de oude rivierbedding nog te her-kennen in de tegenwoordige perceelverdeeling.Volgens inzicht van Dr. Ing. J. F. P. Bij-HOUWER heb ik Maas en Waal van Dordrechtaf geleid langs de kleistrook van den HollandschenIJssel. De door Dr. JESSEN aangegeven loop overde Noord dateert m.i. uit de Middeleeuwen.Op mijn kaartje vormt het eiland der Batavierenen Caninefaten een doorloopend gebied tusschenden Rijn ten Noorden en Maas en Waal tenZuiden, welk gebied tusschen Kleef en de toen-malige kust geheel overeenkomstig de opgave vanPLINIUS 150 K.M. lang was. Den toenmaligenIJssel beschouw ik, geheel in overeenstemmingmet Dr. HOLWERDA, als een afzonderlijk riviertje.Want de Romeinsche schrijvers noemen den IJsselniet en langs deze rivier zijn geen Romeinscheoudheden gevonden. Overigens sluit ik mij inhoofdzaak aan bij de tegenwoordig heerschendeopvattingen. De duinenreeks, meer zeewaartsgelegen en alleen door de riviermondingen door-broken, zette zich voort van de Belgische kust aftot aan het eiland Rottum. De Zeeuwsche enZuid Hollandsche eilanden bestonden nog niet.De Schelde liep van het tegenwoordige AntwerpenNoordwaarts en mondde bij Kralingen in Maas enWaal. Van bieruit werd een estuarium gevormd,het Ostium Helium. Vooral de Rijn werd doorde Romeinen bevaarbaar gehouden. Daar deNoordzee echter door de Chauken en andereZeeroovende volkeren onveilig gemaakt werd,heeft de Romeinsche veldheer Corbulo de volgendekanalen laten aanleggen: 1?. Domburg-Antwerpen,2?. van dit kanaal naar het Ostium Helium,3". van het Helium naar Leiden. Volgens onder-zoekingen van Dr. Holwerda lag Oostwaarts vandit kanaal het Romeinsche vlootstation Arentsburgen bevond zich bij Vechten bij de splitsing vanRijn en Vecht insgelijks een vlootstation.Die kanalen en die vlootstations wijzen er reedsAHTIKELEN353^AKTIKELBNOp dat de Romeinen bij den Rijn een bizonderbelang hadden. Juist met het oog op Wageningenzullen wij allereerst dat belang moeten aantoonen.De Rijn was voor de Romeinen een der hoofd-wegen naar West-Engeland, de graanschuur vanhet Romeinsche Rijk. De schrijver ZOSCIMUS meldto.a. dat Keizer Julianus 800 schepen naar EngelandZond, teneinde de korenvoorraden van de stedenlangs den Rijn aan te vullen. STRABO vermeldt datuit Engeland groote hoeveelheden koren, vee,goud en silver werden ingevoerd. De Rijn wasdus de levensader van het Noordelijk RomeinscheRijk met zeer drukke scheepvaart. Die levensaderliep echter in de Nederlandsche delta door moe-rassen en venen en werd steeds bedreigd door deGermaansche volkeren aan de overzijde. Het wasdus een levensvraag voor de Romeinen te zorgeni". voor goede regeling van de scheepvaart, 2". voorbewaking en 3". voor bevordering van landbouwen veeteelt, juist in het mondingsgebied. Wijzullen nu achtereenvolgens die drie punten onderde oogen zien, juist omdat wij daarbij steeds weeronze aandacht zullen moeten vestigen op deWageningsche landstreek.i". De regeling van de scheepvaartEen van de middelen om de scheepvaart teregelen, was het stichten van vlootstations, ongeveerop gelijken afstand van elkaar, zoodat de vaart in,,etappen" kon worden ingedeeld. Indien mennu op de kaart, (met afsnijding van de bochten)van Keulen af afstanden uitzet van 40 a 50 K.M.,komt men achtereenvolgens bij Urdingen, (kampGeldaba uit den opstand der Batavieren), Rees,(Castel Vetera), Wageningen, (vermoedelijk, Vada),Vechten, Katwijk. De zandrug, waarop laterhet stadje Wageningen zou verrijzen, lag inzoover gunstig, dat de rivier hier ter plaatse vanhet tegenwoordige, reeds hierboven aangegeven,door den Veerweg begrensde driehoekige terrein,een natuurlijke haven vormde.3". BewakingHet vlootstation Vada lag zeer zeker op een zeerbelangrijk strategisch punt. Het beheerschte eender belangrijkste Germaansche invalspoorten {ziehierboven). Dat aan dit vlootstation een legerkampverbonden was, is dus zoo goed als zeker. Doorde vergelijking van den plattegrond van Wage-ningen met dien van Southampton (een der voor-naamste Engelsche havens, reeds in Romeinschentijd), ben ik tot de overtuiging gekomen, dat deoud-Romeinsche aanleg in beide nog te herkennenis. Het plan van Oud-Southampton vond ik in,,The Castles and walled Towns of England"door ALFRED HARVEY, (zie afb. biz. 37). Inplaatsvande vestingmuur rondom Southampton zien wijWageningen (nog in 1500) omgeven door eendubbele gracht {zic kaarten Wageningen I en II).Ik kom hierop terug bij de bespreking van hettijdperk der Franken en Noormannen. Ik zaldan 00k nog nader ingaan op de asymmetrie, diewij zoowel in Wageningen als in Southamptonkunnen opmerken. De verhouding tusschen degemiddelde lengte en breedte van het voor leger-kamp in aanmerking komende terrein is te Wage-ningen 5:3. Deze zelfde verhouding vindt menbij de Oud-Romeinsche vesting Colchester inEssex en 00k bij het door Dr. HoLWERDA be-schreven Romeinsche legerkamp te Ermelo.Ofschoon de Romeinen, zooals uit de geschie-denis betreffende den opstand der Batavierenblijkt, over een oorlogsvloot beschikten, moestende Romeinsche legioenen toch over de heirwegenvervoerd worden. Deze heirwegen volgden o.a.den Rijn en moesten in de Nederlandsche deltageleid worden door moerassen en venen. Het wasdus een levensvraag voor de Romeinen, om diemoerassen door bedijking droog te leggen en telaten bewonen door krijgshaftige, geromaniseerdeZuid-Germaansche volkeren. Daarenboven werdenop strategische punten Keltische stammen ofsepten uitgezet. Een sept bestond alleen uit ledenvan een stam. Deze kolonies zijn nu nog kenbaaraan de plaatsnamen, uitgaande op ,,ingen". Wage-ningen (of Wacheningen) beduidt dus: ,,engen(of landen) van de Wachen" ^).Deze volkeren en septen zuUen wij hierondernader leeren kennen o.a. als beoefenaars van reedstamelijk hoogstaande landbouw en veeteelt. Inverband met het onderwerp, dat ons nu bezighoudt, is het voldoende te constateeren dat deBetuwe door toedoen der Romeinen bewoondwerd door de Batavieren en dat wij nu nog rondomhet vroegere eiland der Batavieren en Kaninefatenop al de punten, die strategische beteekenis hadden,een of meer plaatsjes aantreffen met namen, eindi-gende op ingen, (bijv. Scheveningen, Kralingen,Vlaardingen, enz., enz.). Wij vinden die plaatsendus ook bij de rivierovergangen van de vier oeroudeverkeerswegen, die het eiland der Batavieren vanZuid naar Noord kruisten. Het waren de volgende:i". Langs de Maas, Beuningen, Hemmen, Wage-ningen, de Veluwe;2?. Maastricht, Eindhoven, 's Hertogenbosch, St.Andries, Tiel, Amerongen, Doom;3". Leuven, Tilburg, Gorinchem, langs den OudenIJssel, Montfoort, Woerden naar Friesland;4". Leuven, Antwerpen, Steenbergen, Kralingen,de Arentsburcht, Leiden, naar Friesland.Met behulp van de hierboven genoemde feitenis het mij naar mijn overtuiging gelukt den loopder Romeinsche heirwegen te reconstrueeren.De Romeinsche heirweg langs den Rijn splitstezich oorspronkelijk bij Kleef, later, blijkens dezoogenaamde Peutingerkaart (een copie naar een1) Nu nog zag ik in het Wageningsche bevolkingsregisterde namen Wagensveld, Wagenvoort, Wagenaar, enz. Hetgebied der Wachen strekte zich uit ten Noorden en tenOosten van het vlootstation Vada.AKTIKELEN37Oud-Southampton, naar Alfred Harvey ,,The Castles and Walled Towns of England"Romeinsche reiskaart uit de 4de eeuw na Chr.), bijNijmegen, in een Noordelijken en Zuidelijkenweg, welke wegen weer in het Westen samenkwamen. Het begin van den Noordelijken wegwas spoedig gevonden. Van Kleef tot Tiel bestaatde Linge uit twee evenwijdige weteringen. Tus-schen die weteringen heb ik den heirweg gedacht.Maar verder ? Ten einde de puzzle op telossen heb ik allereerst op de kaart alle plaatsen,waarvan de naam eindigt op ingen of inghemaangeteekend. Daardoor werden reeds automatischalle strategische overgangen vastgelegd. Daarnaheb ik, gebruik makend van de door Dr. HOLWERDAin zijn boek ,,Nederland's vroegste geschiedenis"(1925, tweede druk) verstrekte gegevens, al deplaatsen opgeteekend, waar Romeinsche over-blijfselen gevonden zijn. Al die punten heb ik meteen doorgaande lijn onderling verbonden en ver-kreeg toen een weg, zooals in het bijgaande kaartjeis aangegeven. Het scheen mij logisch toe dat deheirwegen de kortste verbinding vormden tusschende punten met strategische beteekenis. Toch wasik nog niet tevreden. Teneinde zekerheid te ver-krijgen, nam ik mijn toevlucht tot de Peutinger-kaart. Deze kaart is absoluut verteekend. Maar....de heirwegen waren immers goed te herkennen!Verdwalen was onmogelijk. Een teekening opschaal was dus geheel overbodig. De bijgeschrevenafstanden moesten echter absoluut juist zijn.Anders was de geheele kaart waardeloos. DeRomeinsche mijl deze keer op 2 K.M. rekenend^),heb ik toen van Kleef uit op de stafkaart volgensden door mij vastgestelden weg alle op de Peutingerkaart aangegeven afstanden achtereenvolgens metde cyclometer nagemeten. Het verrassend resultaatwasalsvolgt: Arneca (Kleef) 20 K.M., Noviomagi(Nijmegen) 16 K.M., Castel Herculis (Hemmen)26 K.M., Carone (Wijk bij Duurstede) 16 K.M.,Levesano (Vechten) 32 K.M., Thetiona (Zwam-merdam) 24 K.M., Tauri (Valkenburg) 24 K.M.,NigropuUo (Wateringen) 4 K.M., Albanianus(Lier) 10 K.M., Matiolone (Vlaardingen) 6 K.M.,Pretoria Agrippin? (ongeveer bij de Waalhaven teRotterdam) 4 K.M., Lugduno (Kralingen) 24K.M., Flenio (Gouda) 96 K.M., (met twee nietgenoemde onderbrekingen, vermoedelijk Drutenen Beuningen), Noviomagi (Nijmegen) 2).Niet alleen kwam ik dus op mijn uitgangspuntterug, maar de voornaamste Romeinsche vestingPretoria Agrippina was gelegen aan de uitmondingvan het Corbulokanaal in het Ostium Helium enwerd beiderzijds bewaakt door twee septen (Vlaar-dingen en Kralingen). Alle strategische puntenzijn in het boveostaande lijstje weer te vinden, niet? H'si'boven stelde ik de Romeinsche mijl in Caesar'stijd op ij K.M. Het betreft hier echter opgaven uit de4de eeuw na Christus, zoodat in dit geval de Romeinschemijl op 3 K.M. gesteld moet worden.") Al deze plaatsnamen, in den typischen verbuigings-vorm, heb ik ongewijzigd van de Peutinger kaart overge-nomen.38ARTlICELfiNalleen de belangrijke oorlogshaven te Vechten,maar ook het castel Herculis, dit laatste juist daar,waar de oeroude weg van het Zuiden over Wage-ningen naar het Noorden op korten afstand detwee heirwegen sneed en tevens daar, waar nu noghet oude kasteel Hemmen staat.3?. Ontwikkeling van landbouw en veeteeltHierboven heb ik de wording geschetst van hetverkeersnet te land en te water, waardoor de toenvermoedehjk nog grootendeels onbewoonde Wage-ningsche landstreek en de onbewoonbare Betuweals het ware omklemd werden. Wij stelden vastdat gedurende denvoor-RomeinschentijdDrenthe,Twenthe en de Veluwe te beschouwen waren als decentra van cultuur en volkerenverkeer.Van de komst der Romeinen af zou echter hetvolkerenverkeer in andere banen geleid worden.Nieuwe cultuurgebieden ontstonden. Het grootekolonisatiegebied, waar vooral de Romeinscheveteranen zich vestigden, strekte zich uit over eenbreede strook ter weerszijden van den (reedstijdens den Bataafschen opstand zoo belangrijken)Romeinschen heirweg van Domburg af over Gent,Brussel, Leuven, Maastricht, Aken naar Keulenmet een zijvertakking langs de Maas in Zuid-Limburg. Wij komen hierop terug, als wij denFrankischen tijd bespreken, aangezien de Frankende Romeinsche cultuurmethoden verder ontwik-kelden en overbrachten naar het Noorden, ook inde omgeving van Wageningen.Langs onze kusten in het Nederlandsche delta-gebied werden door de Romeinen Zuid-Germaan-sche volkeren neergezet, zoodat Friesland hetcentrum werd van veeteelt en langs de kusten zichvisscherij en scheepvaart ontwikkelden. Wij zullenechter onze aandacht bepalen tot het eiland derBatavieren en tot het land der Wachen.Over het toenmalige cultuurlandschap van deBetuwe bezit men zeer weinig gegevens. De doorDr. HOLWERDA gevonden gebruiksvoorwerpen wij-zen bijna alle op vischvangst. De hoeven of woerdenvormden geen dorpen, volgden echter in overigensonregelmatige verspreiding den Rijn en de Ro-meinsche heirwegen. Een zaak is echter voor onsvan belang. De door Dr. HoLWERDAbij de gemeenteMaurik ontgraven Bataafsche hoeve lag op denbeganen grond zonder eenige bescherming tegenoverstrooming. Dan moet echter de Betuwe zelfdoor dijken beschermd zijn geweest. Op het kaartjevan het eiland der Batavieren en Kaninefaten hebik dan ook tusschen Arnhem en Kesteren een dijkaangegeven, buiten verband met de Romeinscheheirwegen. Dat de Batavieren deze ingenieurskunstterdege van de Romeinen geleerd hebben, blijktuit de gebeurtenissen tijdens den opstand ClaudiusCivilis 1).^) Zie ,,Claudius Civilis en zijne worsteling met deRomeinen" door A. G. W. RAMAER, Utrechtsch historischGenootschap, yde deel 1859.Overigens vermoed ik dat de eigenlijk gezegdedijken gevormd waren door de Romeinsche heir-wegen. Wei moeten wij bedenken dat de dijkenin die tijden lager konden zijn dan tegenwoordig.De waterstand was namelijk veel regelmatiger,daar de brongebieden toen nog dicht met bosschenwaren begroeid.Wij zullen nu onze aandacht vestigen op het,,land der Wachen". Als zoodanig kunnen wijbeschouwen de Wageningsche eng ten Oosten vanden Bennekomschen weg, de Bennekomsche Meent(ten Westen van Bennekom) en Hoekelom (totaan den Veenendaalschen weg langs den spoorwegEde-Utrecht). Hierin ligt als een vreemd eletnentingeschoven het dorp Bennekom, dat echter juistvan ouderen datum is dan de bovenomschrevenlandstreek. Tot goed begrip hiervan zal ik denlezer moeten verwijzen naar de talrijke plaatsjesin Drenthe en Twenthe met namen, eindigende op,,ingen". Hier hadden zich (het nomadenlevenprijsgevend) twee septen gevestigd van het proto-saksische volk. Deze nederzettingen kenmerkenzich: i". door een dorpsgemeenschap, 2?. door degemeenschappelijke weidegronden en de eveneensgemeenschappelijk bebouwde, al dan niet doorhoutwallen begrensde ,,esschen". Bennekom isdus te beschouwen als zulk een oorspronkelijkeprotosaksische nederzetting. Het is echter geen,,ingen" geworden, aangezien de oorspronkelijkebewoners schatplichtig waren aan het stamhoofdvan de vreemde overheerschers, de Wachen.Ten Oosten van het dorp Bennekom lag hetgemeenschappelijk bebouwd ,,registerland" en daarweer achter de gemeenschappelijke weide.De hierboven als ,,land der Wachen" om-schreven landstreek kenmerkt zich juist door deverspreide hgging van de boerderijen. In dezeonregelmatige verspreiding is toch een zekerrythme op te merken: i". doordat bijna steedsgroepen van vier of zelfs van viermaal vier gevormdworden, 2". doordat al de boerderijen Oost-Westgeorienteerd zijn. De groepeering bij 4 hield ver-band met de pachtregeling, zooals deze bij deKeltische stammen in Zuid-Belgie en Wales inEngeland in zwang was ^).Ook het geheele cultuurlandschap van de hierbedoelde landstreek heeft een bizonder karakter.Op kaart I Wageningen komt de verdeeling vanhet geheele gebied in stukken met afzonderlijkeakkerindeeling duidelijk uit. Ook nu nog Hggende akkers, toebehoorend aan een eigenaar, ver-snipperd over het geheele terrein. Een oeroudstelsel, dat ook bij de Germaansche volkeren inzwang was, ligt hieraan ten grondslag. De stam-genooten hadden een gemeenschappelijk aandeel0 Die pachtregeling is zeer ingewikkeld en staat in nauwverband met de maatschappelijke verhoudingen. Tot mijnspijt kan ik hier dus verder niet op ingaan en moet ik hiervolstaan, met den lezer te verwijzen naar ,,The EnglishVillage Community", door FREDERIC SEEBOHM, 5e dr., 1915.ARTIKELEN39S340 ARTIKELBNin akker- en weidebouw. Voor het bouwlandwerd een gedeelte van het bosch gekapt en ditterrein werd in akkers verdeeld. Het land werdgeploegd met een toom van acht ossen. In iederenbundel van 12 akkers werden deze verdeeld tus-schen 12 personen, n.l. den ploeger, den onder-houder van den ploeg, den drijver, den eigenaarder ploegijzers en ieder der eigenaars der ossen.Indien nu na eenige jaren de grond was uitgeput,werd een tweede stuk woud ontgonnen. In heteerste stuk liet men gras of heide en woud weergroeien. Na het tweede werd weer een derde stukin cultuur gebracht enz., totdat het eerste stukweer tot ontginning geschikt was, waarbij iedergezin de vroeger door hem bebouwde akkers weerin bezit nam. Zoo ontstond een samenvoegingvan bosch, weiland en bouwland. Het schilder-achtig karakter van dit landschap werd nog ver-hoogd door de stelselmatig doorgevoerde asymme-trie. De plaats van de burcht van het stamhoofdis onbekend. M.i. is hiervoor aangewezen hetvlucntheuvelachtig terrein ten Noorden van hettegenwoordige stadje Wageningen, n.l. de zooge-naamde ,,Benedenbuurt" (zie de orienteerings-kaart).Gedurende vele eeuwen bewoonden de Wachenhun gebied zoo goed als ongestoord. Het grootewereldgebeuren ging aan hen voorbij. Zij blevenop hun post, toen de geromaniseerde Batavierenen de Limburgsche kolonisten naar het Zuidentrokken als gevolg van de groote volksverhuizing.De Saksers stichtten hun brinkdorpen vooralin Twenthe en Drenthe. De Saksische burchten inMontferland, in de Doorwertsche bosschen en bijhet Uddelermeer zijn als uiterste voorposten te be-schouwen. De Angelsaksers gingen door het Noor-den van ons land van Oost naar West ter verove-ring van Engeland. De Friezen stichtten ten Zui-den van den Rijn Frisia Inferior. Maar het landder Wachen' bleef intact. De druif, die zij uit hunGallisch vaderland hadden medegenomen, siert nunog de boerderijen van de Bennekomsche Meentals herinnering aan de landstreek bij Boulogne,waarvolgens VAN SCHLICHTENHORST het plaatsjeWagheningen getuigenis aflegt van hun Zuidelijkeverwanten,Ook jde stormvloeden van 576, 584, 755 en795, diefgeheel Zeeland en het Zuiden van ZuidHolland teisterden^), deerden het land der Wachenniet,.... maar wel de toen onbewoonde Betuwe.De oude Romeinsche weg-over Nijmegen en Keste-ren werd nog voor het laatst in de{7de"eeuw benutdoor de Franken.De Franken, met andere Oost-Germaansche vol-keren uit het Zuid-Russische rijk der Skythen door1) De door Dr. HOLWERDA beschreven stormvloed van864 teisterde vooral de kusten van Noord en Zuid Holland.De stormvloeden van 1170, 1230, 1237, 1250, 1277, 1287en 1395 deden de Zuiderzee en de Waddenzee ontstaan.de Hunnen opgedrongen, veroverden van het Oos-ten uit het oude Gallic. Van daaruit drongen zijnaar het Noorden. KAREL MARTEL overwon inhet begin der 8ste eeuw de Friezen. Karel de Grooteonderwierp de Saksers. En zoo maakte dan in 800ons geheele land een deel uit van het groote Fran-kische Rijk. Hiermede zijn wij gekomen tot eenkeerpunt in de geschiedenis van ons volk in hetalgemeen en van de bewoners van het land derWachen in het bizonder. De Franken brachten lehet Christendom, 2e geheel andere sociale verhoudin-gen, 3e. nieuwe cultuurgewassen en cultuurmethoden.Wij zuUen nu deze drie punten achtereenvolgensonder de oogen zien.le. Het Christendom (zie kaart Wageningen II)De heidensche tempels werden tot christenkerkenhervormd. Kerk en onmiddellijke omgeving kwa-men dan als kerkelijk goed onder direct beheer vanBisschop of Paus. De oudsher daar naartoe leidendeweg werd bedevaarts- of Kruisweg. Nog op dekaart Van Wageningen, door VAN DEVENTER ?1550vervaardigd, zien wij, met kruisjes, den Kruiswegaangegeven naar de oude kapel op de steile hellingvan den Hollen weg, waarvan de overblijfselen nogbewaard zijn op de familie-begraafplaats aldaar vande familie de Constant Rebecque. Dit wijst er dusop dat hier, temidden van een Germaansch graf-Veld, een Germaansche tempel zich vroeger verhief.Het omgevend gebied tot het (latere) stadje Wage-ningen was kerkelijk domein. Hier bleven de rechtenop de over het terrein versnipperde eigendommender bewoners intact. Ook de geheele terreinindeelingbleef dus dezelfde.2e. De sociale verhoudingenDe groote verkeerswegen, die door de Frankengevolgd werden op hun veroveringstochten, zijnnu nog duidelijk te herkennen door de vele daar-aan liggende dorpen of steden met namen eindi-gende op heim, hem, um of om. Het waren dedoor de Franken gestichte klooster- of ridder-goederen. Een van die wegen loopt langs de Maasnaar Nijmegen, Arnhem, Heelsum, Renkum, Ben-nekom, Hoekelom, Wekerom, Wenum, Hattum endan langs de Overijsselsche Vecht over Welsem,Hessem, Bergentheim naar Coevorden en verdernaar Wachtum en Makkum bij Beilen. Rondom diteindpunt Makkum vinden wij echter niet minderdan elf plaatsjes met namen, eindigende op ingen.Dat wil zeggen, dat op dit strategisch gebied,dat tot kroondomein werd verheven, enkelestammen der oorspronkelijke bevolking vaste woon-plaats verkregen, met behoud van eigendomsrechtop de gemeenschappelijke weidegronden. Ook opandere strategische punten treffen wij die ,,in-gen's" aan. De ,,ingen's", die hun zelfstandigheidverloren, (de bewoners der ,,hem's" werden onder-hoorigen) werden ,,inghem's" bijv. Doetinchem,Gorinchem enz. Zoo zien wij dus dat het land derARTIKELEN 4142 ARTIKELENWachen in vier deelen wordt verdeeld nJ. le. hetreeds hierboven omschreven kerkelijk domein, ae.het kroondomein Wageningen, 3e. het kloostergoedBennekom, 4e. het riddergoed Hoekelom.Het kroondomein Wageningen strekte zich uit tenNoorden van het latere stadje Wageningen. Evenalsbij het kerkehjk domein bleven ook hier de eigen-domsrechten en dus eveneens de terreinindeehngenintact en bleven dit tot op heden.Bennekom wisselde slechts van heerscher en bleefdus intact. De boerderij ten Westen van het dorpvertoont nu nog de dikke kloostermuren.Hoekelom werd het eigendom van den landheer.Boerderij, erf en bouwgrond vormden daar vantoen af een aangesloten geheeL De schilderachtigegroepeering der gebouwen bleef echter behouden.De nu nog bestaande oude wegen en houtwallenvan de Bennekomsche Meent hebben een bochtig,schilderachtig Verloop. Deze landstreek met prach-tige oude boerderijen is tot nu toe intact geblevenen is te beschouwen als een cultuurhistorisch mo-nument.Een scherp contrast met de^e schilderachtigelandstreek vormt het zich Westelijk van den Benne-komschen weg uitstrekkend vroeger moerassig ge-bied, dat vermoedelijk door toedoen van de Benne-komsche kloosterlingen ontgonnen werd. Hier zienwij een rechthoekige indeeling, die ons onwille-keurig de villa's in herinnering brengt, o.a. in ZuidLimburg gesticht door de veteranen der Romeinschelegioenen. Het voor de nederzetting bestemd terreinwerd door de Romeinen door rechte wegen en lanenin rechthoekige stukken Verdeeld. In die stukkenlag dan het Romeinsche landhuis met het recht-hoekige door hoofd- en bijgebouwen omslotenbinnenplein.Bij Wageningen zien wij dus in dit tijdens degde eeuw nieuw ontgonnen gebied een weerspie-geling van de Romeinsch-Frankische geestesrich-ting. Dat in de overige landstreek nog de eurythmiebehouden is gebleven, is te danken aan de Noor-mannen, die ook in deze streken geheerscht hebbenen dus ook hier de eeuwenoude oer-instincten derbevolking bevestigden of deden herleven. ^)3e. Nieuwe cultuurgewassen en cultuurmethodenDe kloosters waren de mijlpalen op de grooteverkeerswegen, die Klein-A^ie verbonden metRusland en Scandinavie, met Zuid- en West-Europa. Zoodoende drongen niet alleen weten-schap en kunst, maar ook nieuwe cultuurgewassenen nieuwe cultuurmethoden in ons land door.Vooral Karel de Groote bevorderde den invoer vanooftboomen, moesgewassen, geneeskrachtige krui-den en bloemgewassen voor de processies en de ver-siering van het altaar. Zoo ontstond het bloemen-^) Gaarne verwijs ik den lezer naar ,,De Wikingen in onsland" door JAN DE VRIES en naar het ,,Handboek tot degeschiedenis der Nederlandsche bouwkunst" door FRANSVERMEULEN, deel I, bladz. 130.tuintje op de boerenerven. Van grooten invloed ophet geheele landschapsbeeld was de afschaffingvan het braakland. Want hiermede verviel ook dik-wijls het bosch, dat op het braakland weer op-groeide. De in akkers verdeelde perceelen sluitendan ook op de Wageningsche eng nu nog bonderonderbreking aan elkaar. Die groote eenheid wordtalleen verbroken door de met boomgroepen om-geven boerderijen. Het woud vormt aan de Oost-zijde een onafgebroken omlijsting. Het bleei be-houden terwille van de jacht.Op landgoederen zooals Hoekelom bleven echterjuist de groote boomgroepen bestaan. Hier behieldmen dus de samenweving van cultuur en natuur,die o.a. de omgeving van Weldam in Twenthekarakteriseert.Een landschap van een geheel ander karakterontwikkelde zich van toen af gedurende de Middel-eeuwen aan de overzijde van den Rijn op de Betu-we. Dijken en doorgaande verkeerswegen van Oostnaar West en Zuid naar Noord waren verdwenen.Toen dus op de vroegere Bataafsche woerdennieuwe boerderijen en dorpen verrezen, werdende?e allereerst door dijken beschermd. Naarmatedeze dijken aaneensloten, werden zij gedeeltelijkopgeheven en vereenvoudigd, zoodat langzamer-hand gedurende de i4de eeuw het systeem derbandijken gevormd werd. Het vroegere, gecom-pliceerde dijkencomplex vormde echter den grond-slag voor het eigenaardige, doolhofachtige wegen-net, dat nu nog een karaktertrek is van het Betuw-sche landschap.In het bovenstaande heb ik getracht een cultuur-historische verklaring te geven van de stedebouw-kundige grondslagen van een belangrijk deel vanNederland.Ik zou gaarne, onder verwijzing naar het voor-gaande, op drie m.i. uit stedebouwkundig oogpuntZeer belangrijke zaken de aandacht van den lezerwillen vestigen.i". Het landschap van de provinciea Gelderland,Overijssel en Drenthe draagt nog steeds het ken-merk van het innig verband en van de eeuwenlangewisselwerking tusschen mensch en natuur. Gevolgvan deze wisselwerking is de harmonie tusschenmenschelijke woning, plantengroei en bodem-relief, welke harmonie juist in de Wageningschelandstreek nog 200 duidelijk naar voren treedt.Nauwkeurige studie van het bestaande landschapin de betreffende landstreek zal steeds den grond-slag moeten vormen van ieder stedebouwkundigontwerp.2**. Het wegenstelsel van N. en O. Gelderland,Overijssel en Drenthe heeft zich sinds de oertijdengeleidelijk ontwikkeld.De jaarlijksche cirkelgangen der protosaksischeherdersvolkeren, die op het desbetreffend kaartjeduidelijk uitkomen, hebben deze eigenaardisheid,dat ter wille van het bedrijf landstreken van zeerARTIKELEN 43verschiUend karakter (moeras, heide, bosch,oevers van beken of rivieren) achtereenvolgenswerden doorsneden. Daardoor juist zijn zij ook inlater tijden (tot nu toe zelfs) behouden gebleven.De rustpunten op deze cirkelgangen werden doorhet secundaire wegennet rechtstreeks verbonden.Daar vormden zich dus de eerste nederzettingen,die zich in den loop der tijden tot dorpen en stedenhebben ontwikkeld. En rondom die nederzet-tingen ontwikkelde zich het cultuurlandschap tenkoste van de ongerepte natuur.Deze evolutie van het cultuurlandschap is tebeschouwen als een der grondslagen van de stede-bouwkundige wetenschap.3''. De wegen, waarlangs het klokbekervolk enlater de Germaansche volkeren van uit het Oostenen Zuiden ons land binnen drongen, waren nogin de Middeleeuwen voor de betreffende landstreekde slagaderen van handel en verkeer. Voor onsgeheele land echter werd hun beteekenis secundair.Reeds de Romeinen hadden den strijd tegen denatuurkrachten aangebonden. Onbewoonbare ge-bieden werden in cultuur gebracht. Nieuwe han-dels- en verkeerswegen te water en te land werdendoor hen in het leven geroepen, vooral van Oostnaar West. Hun werk werd echter door de natuur-krachten vernietigd.De Franken vestigden hun aandacht weer naarhet Noorden van ons land. Aan de oude verkeers-wegen voegden zij nieuwe toe, o.a. over Arnhemen langs den IJssel. Zij brachten nieuwe cultuur-gewassen en cultuurmethoden. Vandaar een op-leving van de gebieden, die reeds in de oertijdende centra waren geweest van landbouw, handel enverkeer.Die opleving was echter kort van duur. Meer enmeer overvleugeld door de Westelijke provincien,verzonk het Oosten van ons land in rustige rust en.... behield tot aan den tegenwoordigen tijd hetoeroude karakter.Die gebieden in het algemeen genomen, en hetWageningsch gebied in het bizonder, vormen duseen belangrijk studie-object voor den modernenstedebouwkundige.Sinds het begin der twintigste eeuw zien wij inhet Oosten van ons land een hernieuwde oplevingonder invloed van den vooruitgang der landbouw-kundige en technische wetenschappen. Zal nu dieopleving voor dat geheele gedeelte van ons landvernietiging beteekenen van het oeroude landschap,of zal er verder voortgearbeid worden op grondslagvan het bestaande?Deze vraag is in verband met hetgeen ik in hetvervolg van deze verhandeling zal mededeelenover het stadje Wageningen zeer zeker van bi-Zondere beteekenis.H. F. HARTOGH HEYS(Wordt vervolgd) VAN ZOUTEVEENHET ANNUITEITENSTELSEL BIJ DEWONINGWETVOORSCHOTTENDe studies van Ir. van der Kaa omtrent boven-staand onderwerp hebben rijkelijk stof gegeven totcritiek. Het onderwerp is belangrijk genoeg om teonderzoeken, in hoever die critiek gemotiveerd is.In het betoog van Ir. van derKaa(zieVerslagenen Mededeelingen betreffende de Volksgezondheidvan Mei 1928) kan men de hand leggen op tweedingen, en wel:a. een logisch-wetenschappelijke conclusie om-trent het annuiteitensysteem zelve; enb. zijn sociaal politieke beschouwingen en recep-ten om tot een z.i. beteren toestand te komen.Exacte economie en economische politiek ver-dragen zich in de praktijk moeilijk. Ik ben hetbijna moede te betoogen dat zij niet buiten elkanderkunnen; dat er geen antithese mag wezen, doch dater synthese moet zijn.Wie in de economie logisch-wetenschappelijk re-deneert en zonder omzien zijn wetenschappelijkeconclusie wil opdringen aan het sociaal-economischmilieu, waarvoor zij moet dienen, handelt verkeerd.Maar wie omgekeerd erop los doktert, zonderzich rekenschap te hebben gegeven van wat hijeigenlijk precies doet, handelt eVenmin goed.Daarom houd ik mij steeds aan deze synthese,dat men vooraf logisch-wetenschappelijk moettrachten te beredeneeren, wat het mogelijk enwaarschijnlijk gevolg van eenigen maatregel vansociaal-economischen aard is, en dat men daarnadient te overwegen -- gelet op de sociale behoeften-- of men den maatregel, in weerwil van datgenewat de wetenschappelijke index schijnt te voor-spellen, toch mag en moet toepassen.De regeerder, die dit laatste nalaat, handelt alseen kwakzalver; is een onverstandige vader; enhet vaders steun vragende kind, dat vaders moei-lijkheden niet kent, niet wil kennen, niet wil erken-nen, is een onverstandig en stout kind.Deze beschouwingen kwamen mij in de gedachte,toen ik Ir. van der Kaa's stellingen en haar bestrij-ding herlas. Op een ondergeschikt terrein vindik de bedoelde tegenstellingen terug.Nu schijnt het mij toe dat de Hoofdinspecteurwat het a-deel van zijn betoog betreft, in een vrijsterke stelling zit. De grondgedachte toch is deze,dat, ceteris paribus, een woning, die vandaag ge-bouwd wordt, gemakkelijker x gulden huuropbrengt, dan diezelfde woning over 50 jaren.Ik zeg: ,,ceteris paribus"; dus afgezien van deconjunctuur. Zelfs afgezien van ,,technischenvooruitgang", hoewel het mij moeilijk schijnt diebuiten het geding te houden. Maar zelfs dkt heeftIr. van der Kaa niet van noode, om zich in eenveilige stelling te bevinden.44 ARTIKELENNu kan men m.i. gerust wij2;en op gevallen vanwoningen, die 50 of meer jaren oud, meer ofminder huur opbrengen. Wat doet dat er toe?Tast dat de grondstelling aan? Of is het eenverkeerde manier van verdediging of bestrijding?Ik zou meenen het laatste. De stelling is generaal;en het verweer is speciaal. Men moet daaraanin abstracto dus geen beteekenis hechten.Ik meen dan ook dat we ons bij het abstractebetoog van den Heer van der Kaa gerust kunnenneerleggen. Men moet niet tegen evidente waar-heden strijden. En zie ik goed, dan is de Heervan der Kaa op dit punt dan ook niet ernstigbestreden.Gaat men echter met de hoofd-these mee, dankomen de co.nsequenties. Want, zoo redeneertde Hoofdinspecteur, geeft ge mij dat toe, dan ishet verkeerd dat tengevolge van het annuiteiten-stelsel de huur 50 jaar lang permanent bhjft.Want dan is zij aanvankelijk te laag, en uiteindelijkte hoog.Aan die consequentie is, n.f., niet te ontkomen.Generahter geredeneerd heeft de Hoofdinspecteurweer gelijk.Het is dus zaak, gaat de Hoofdinspecteur voort,de annuiteitshuren te corrigeeren. Zij moeten inden beginne hooger, en aan het einde lager zijn,dan de annuiteitshuren.En dan volgen zijn beschouwmgen, hoe we ditvarkentje zullen wasschen. Dat is het 6-deel vandes Heerenvan der Kaa's betoog; en daarmee heefthij volgens Prof. Veraart bij de vrienden van denwoningbouw in den appel gebeten.Hier staat m.i. de Hoofdinspecteur mindersterk, omdat hij zich van speciale argumentenbedient, die natuurhjk speciale contra-argumentenuitlokken.Als Ir. van der Kaa stelt, dat er best een ,,paardubbeltjes" bij de huur kunnen, en hij wijst opgevallen, die dat illustreeren, heeft hij voor diegevallen natuurlijk gelijk. Het zou wel een wonderzijn als een woningwethuur, die de resultante isvan vrij willekeurig bepaalde bouweischen, bouw-kosten en exploitatielasten, precies samenviel metwat men zou kunnen aandienen als ,,markthuur"(ik erken overigens dat dit een zeer mishandeldeconomisch begrip is). Er zullen werkelijk welgevallen zijn, dat deze laatste hooger is. Maar alsde Heer van der Kaa dit kan bewijzen, bewijsthij niet genoeg, en valt hij in de handen van zijntegenstanders, die op dit punt sterker staan dan hij,en een oneindig grooter aantal gevallen kunnennoemen, in welke de huren inderdaad -- zooalsde zaak nu eenmaal ligt -- positief niet hoogerkunnen. En die dus terecht vreezen dat er danvan de exploitatie van woningwetwoningen heele-maal niets terecht komt. Hierbij moet ik opmerkendat overigens de crisis-factor de tendens heeft, hethuurprobleem te vertroebelen.Mijn bestek laat niet toe, de nota van Ir. vander Kaa en haar bestrijding op den voet te volgen.De tegenstanders van den Heer van der Kaaschijnen mij niet overal even gelukkig in hunargumentatie. Zoo schrijft Prof. Veraart ergensomtrent dit onderwerp: ,,Ten aanzien van dennieuwbouw zou het (d.i. het stelsel v. d. K.)beteekenen dat de voorsprong, dien de bouw-vereenigingen tengevolge van het annui'teiten-stelsel op de particuliere bouwers hebben, enwaardoor het haar eerder mogelijk is zelfdekkendte bouwen (cursiveering van mij) zou vervallen."Ik vraag mij af: kan Prof. Veraart duidelijkerdemonstreeren dat Ir. van der Kaa gelijk heeftmet zijn stelling, dat de beginhuren te laag wordengecalculeerd. De kunstmatige lage annuiteitshurengeven inderdaad aan de woningcorporaties eenvoorsprong, waardoor ze eer zelfdekkend bou-wen (,,zelfdekkend" dan in den zin van: in deeerste jaren naar den uiterlijken schijn zelfdekkend).Moge ik thans mijn meening omtrent dit vraag-stuk Zeggen.Aangenomen dat de levensduur van een woningniet meer dan 50 jaar zou wezen, dan brengt eenjuiste kostprijsberekening mede, dat de beginhuurhooger is dan de eindhuur. Gesteld dat eenparticulier exploitant eveneens de voile bouwsomvan het Rijk kon krijgen onder het annuiteits-principe, dan zou hij er niet aan denken afschrijvingen aflossing gelijk te stellen. Afgezien van zijnwinstmarge zou hij zijn vraagprijs niet gelijkstellen aan die van de woningwetvereeniging. Eengoed commercieel beleid brengt mee, dat hij eenhoogere huur vraagt. Hoeveel? Dat weet ik niet.Als- ik zoo vrijmoedig zou wezen a % te zeggen,dan heeft ieder ander het recht te zeggen: a+x %ofa-y%.Nu is de eerste vraag: Moet men de hulp-biedende Overheid en den particulieren exploitantop een lijn stellen ? Men betwist dat en stelt datde Overheid niet kaufmannisch moet denken.Als zij dat zou doen, zou het al dadelijk mis zijnmet haar ,,geestesgesteldheid".Ik zou hieromtrent willen zeggen: zij moetongetwijfeld eerst kaufmannisch denken, en daarnaoverwegen of het ook mogelijk is kaufma.anischte handelen. Ik ben van meening, dat het gouver-nement wel degeliik prijs moet stellen op eenjuiste kostprijsberekening. Zoolang de woning-wetbouw nog in de minderheid is ten aanzien vanden particulieren bouw, is het zaak te wetenwaaraan men toe is. fin voor het gouvernement,dat moet weten hoeveel het in werkelijkheid voorieder sociaal belang beschikbaar stelt en kan stellen.En voor de woningcorporaties, opdat ze wetenwanneer zij werkelijk op eigen beenen kunnenstaan; zonder kunstmatige voorsprongen.Ik zie er dus niets geen bezwaar in om de hoogerehuur van Ir. van der Kaa als desideratum testellen. Zij zij een economisch richtpunt; eenAKTIKELBN45verdienstelijk gevonden richtpunt, maar ook nietmeer dan dat.In de gevallen nu dat de markthuur hooger isdan de huur volgens het vigeerende annuiteiten-stelsel, is het m.i. oirbaar om aan te sturen op dedoor Ir. van der Kaa voorgestane gewijzigdeannuiteits-huur. Ik zie daarin niets onbillijks voorde bewoners. En het schijnt mij in de lijn te Hggenvan de taak der woningbouwvereenigingen. Injuridischen zin zijn zij autonome hchamen, dieeconomisch hun huren moeten zetten, mits zijde belangen van de volkshuisvesting niet schaden.Dat doen zij niet, als zij met het voorzichtigerichtpunt van den Heer van der Kaa in handeneen huur vragen die opgebracht wordt en kanworden. Voor al deze gevallen behoeven we dusons geweten van woninghervormer niet te plagen.Anders wordt de zaak, als de, laat ik haar noe-men, van der Kaa-huur niet kan worden opge-bracht, omdat de bewoners haar niet kunnenbetalen of niet gewend zijn haar te betalen.Kunnen ze het wel, maar zijn ze het niet gewoon,dan werkt de van der Kaa-huur opvoedend.Kunnen ze het niet, en kan het in redelijkheidook niet verlangd worden (naar mijn smaak hier dehoofdschotel), dan rijzen verschillende vragen, n.l.:a. moet de tegenwoordige bewoner het gelagbetalen;b. moeten Rijk of Gemeente het verlies lijden.Ad a, Dit natuurlijk niet. Bleef de woning inhanden van hem of zijn erfgenamen, en werdenhij of zijn erfgenamen mettertijd na aflossingonbezwaard eigenaar, dan zou er nog iets voorte zeggen zijn. Doch de bewoners zijn betrekkelijkambulant, en dit is zelfs in de oogen van velenvoorwaarde voor hun ongerept economisch be-staan. Het gaat niet aan, hen uit een oogpuntvan voorzichtig financieel beleid boven hun krach-ten te laten betalen. Temeer niet omdat ik sinds1917 ^) met de bestrijders van den Heer van der Kaavan meening ben, dat de gemiddelde levensduurvan een woningwetwoning generaliter ver bovende 50 jaren ligt. Ik gevoel veel voor kapitaal-vorming, maar niet door de economisch te zwakkenten behoeve van derden.Ad b. In juridischen zin is het Rijk ten opzichtevan de verliezen uitgeschakeld. De Woningwetlegt het risico op de gemeenten. Maar practisch-- men denke aan de financieele verhoudingtusschen Rijk en gemeenten -- blijft het Rijkniet buiten schot.Indien de figuur werkelijk zoo is, dat de overheidhaar fiat geeft op den bouw van woningen, dieniet de commercieele huur van Ir. van der Kaakunnen opbrengen, en indien het onmogelijkblijkt door opschuiving in den toestand verbeteringte brengen, dan is er voor mij maar een antwoord.Het gouvernement geve een jaarlijkschen huur-toeslag, waarvan te zijner tijd (hierover straks)') Zie mijn: Financieele paragfafen van de Woningwet.moet blijken of deze het karakter van een leening,dan wel van een schenking draagt. Men kan niethet eene doen en het andere laten. Die toeslagzij dan een stimulans tot zoo economisch mogelijkeverhuring.Zoo'n toeslag van de overheid acht ik ook omde volgende reden gewenscht.In de bestrijding van de denkbeelden van denHeer van der Kaa heb ik de neiging bespeurdom eventueele tekorten te verschuiven tot na 50jaar. Ik geef gaarne toe dat de woningen in door-snee nog een belangrijk kapitaal vertegenwoordigen.Maar er zijn twee mogelijkheden. De exploitatie-verliezen, rente op rente, na 50 jaar zijn grooterdan de residuumwaarde der woningen; en zezijn kleiner.Zijn ze kleiner, dan heeft het gouvernementdoor zijn toeslagen een claim op de woningen, enspringt het er financieel uit; de toeslag was daneen leening. Zijn ze grooter -- men denke er aandat rente op rente een wonderlijke sneeuwbalis--,dan lijdt het verlies; de toeslag was dan een schen-king. Want
Reacties