TIJDSCHRIFTVOORVOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGENJULI1930 N2 7 ir JAARGANOGELUIDDEMPEND SPIJKERVASTGIPSNWANDBRANDVRIJEen Direoteun van Gerrteente-werken : ,, ,de opgedane er-varing is wel van dien aard,STERKdat ik ze meer in de gemeente-b^tekken van scheklingswandenzai voopschnijven .,..,........"N. V. DE METEOOR TELFFOON 205 D E S T E E GN.y. VAN MUNSTER'S UITGEVERS MAATSCHAPPIJ - HAARLEMMERWEG B 378 - AMSTERDAM (W.)INCASSO-BANKVolg?8tort Kapitaal f 30.000.000.-Re8?rve f 8.400.000.--N.V.AMSTEHeerengr. S31 -637,519-62Bhoek VljzelstraatAdm, de Ruyterweg 84-86Bilderdykstraat 60Ceintuurbaan 91Damrak 83Haariemmerplsln 2Linnaeusstraat 37^^ ?? RotterdamLwvehaven 103Qoudsehesingel 229Heainraadssingel 168Groene Hilledijk 70ALMELOARNHEMDELFTDORDRECHTENSCHEDEEINDHOVENQRONINQEN'S-HERTOGENBOSCHHILVER8UMRDAMMiddenweg 4-8Molukkenstr. 122-124Nieuwmarkt 27Overtdom 89Weesperplein 2Weesperzijde 33 BWillemsparkw^ 80van Woustraat 217's-GravenhageLange Houtstraat 19Statenlaan 46Laan v. Meerderv. 226LEEUWARDENMAASTRICHTNAALDWUKNIJKERKSCHIEDAMTILBURGUTRECHTVOORBURGWORMERVEERJLZAANDAMALLE BANKZAKENLOTDRUklNKICtlTINCI^EOULIEKSOK:I5O:^32IECtJNiSCI1C*>PAPIEREN^}>NAAML. VENN.BOUWBEDRIJFH. VAN SAANEALGEHEELEV00RBEREIDIN6, FINANCIERING,VOORLICHTING EM EXPLOITATIEEN PRACTISCHE UITVOERING VANWONINGBOUWPLANNENVOOR STICHTINGEN, VEREENI-GIN6EN, KLEINERE GEMEENTEN ENGROOTE INDUSTRIEELEBEDRIJVENOVERTOOM 266AMSTERDAMTEL. 81610P J VAN SCHAIK W,ZIIII(WEIIilElicic,SP[i:illlllDMIDL[IDIIGEH,SlinEIISIIlLIIIlEl' ' ^ NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - A'DAMISOLA-BOUWHET BE8TE EN GOEDKOOP8TE SY8TEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLK8- ENMIDDEN8TAND8WONINGEN. - SELFSUPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Qedeponeerd Handels-MerkUITGEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 'a HERT0GENB08CH - NOG IN UITVOERINGOJX. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT-Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alle materialen voor den VOLKSWONINGBOUWNIET AFZONDERLIJK VERKRIJGBAARBIJVOEGSEL VAN HET TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW, lie Jaargang, Juli 1930NOTA VAN DE COMMISSIE TER BESTUDEERING VAN DE WETTELIJKEREGELING VAN DEN STEDEBOUW OVER HET WETSONTWERP TOTWIJZIGI.NG VAN DE WONINGWET i)CONSIDERANSHet is wenschelijk -- ook als vingerwijzing voor ruimetoepassing van de Stedebouw-paragraaf -- dat de consi-derans der wet niet uitsluitend van de ,,volkshuisvesting"gewag maakt.Zij worde derhalve gelezen;,,Al2oo Wij in overweging genomen hebben, dat,,het wenschelijk is bepalingen vast te stellen betreffende,,de volkshuisvesting en de regeling der bestemming en,,der bebouwing van gronden".ARTIKEL IDe redactie van dit artikel (en van verschillende andere)kan belangrijk vereenvoudigd worden, wanneer niet overalwordt gesproken van ,,woningen en andere gebouwen",maar in het algemeen van ,,gebouwen" en in lid i onder avan ,,het bouwen". Het voorgestelde lid 6 wordt danoverbodig.De voorgestelde leden 3 en 4 kunnen beter elders in dewet een plaats vinden, n,i. voor zooveel betreft:a. de hoogte van gebouwen,in art. 3;b. de rooilijnvoorschriften,bij de regeling van den stedebouw in par. 6.Het opschrift van par. 1 en art. i komen dan te luiden:,,par. I. Voorschriften betreffende het bouwen en,,aan ( ) gebouwen te stellen eischen.Artikel i.,,i. De gemeenteraad stelt voorschriften vast betref-,,fende eischen, waaraan moet worden voldaan:,,a. bij het bouwen ( ),,,b. bij het geheel of voor een gedeelte vernieuwen of,,veranderen of het uitbreiden van gebouwen,,,c. bij het krachtens eenig zakelijk recht tot woning,,in gebruik nemen of als eigenaar of in eenige andere,,hoedanigheid tot woning in gebruik geven van een,,gebouw of een gedeelte van een gebouw, laatstelijk,,niet als woning gebezigd,,,d. met betrekking tot bestaande niet onder 6 begrepen,,gebouwen.,,3. De gemeenteraad stelt voorschriften vast nopens,,behoorlijke bewoning.,,3. Ten aanzien van de vernieuwing of de verandering,,van een gedeelte van een ( ) gebouw of het uitbreiden,,van een ( ) gebouw worden van de voorschriften,,,bedoeld in dit artikel, alleen die van toepassing ver-,,klaard, die met het te vernieuwen of te veranderen,,gedeelte of met de uitbreiding verband houden".') De nummering van leden en artikelen is die vande wet, zooals deze zou komen te luiden volgens hetontwerp. Cursiveering beteekent wijziging van het ont-werp; haakjes duiden op weglatingen.ARTIKEL 2In lid I dient dezelfde vereenvoudiging te worden ge-bracht als bij art. i is aangegeven.In lid 3 dient de redeneering a contrario, dat andere dande daar genoemde eischen niet mogen worden gesteld, teworden afgesneden.Het artikel komt dan te luiden:Artikel 2,,i. De^voorschriften der bouwverordening (zie onder,,art. 2a) kunnen verschillend zijn naar gelang van den,,,aard en de bestemming der ( ) gebouwen, alsmede,,van hunne ligging.,,3. Bij die voorschriften kunnen onder meer eischen,,worden gesteld omtrent.... enz.ARTIKEL 2aHet art. is eenigszins zonderling geplaatst, maar in debestaande indeeling van de wet zou elke andere plaatsingvan deze definitie eveneens willekeurig zijn. Wellicht is teoverwegen enkele definities in den aanlief of a n het slotvan de wet in een afzonderlijk artikel bijeen te brengen,Zooals bij verschillende nieuwere wetten is geschied. Datart. kan dan b.v. omschrijven:inspecteur (vgl. art. 4)voorgevelrooilijn i 1 \ t \(achtergevelrooilijn) S ^^^ ^^'streekplan (vgl. art. 336)Een vereenvoudiging zou ook zijn om,,bouwverordening"te lezen i.p.v. ,,verordening met betrekking tot gebouwen"(vgl. art. 6) of ,,voorschriften, bedoeld in art. i" (passim),Overigens dient de definitie op dezelfde wijze te wordenvereenvoudigd als bij art. i is vermeld en behoort de om-schrijving van ,,achtergevelrooilijn" te vervallen, indien hetadvies van de commissie d.d. 13 Mei 1930 wordt gevolgd.De definitie komt dan te luiden:,,Onder voorgevelrooilijn wordt verstaan de lijn, die,,bij het bouwen, het geheel vernieuwen of veranderen,,of het uitbreiden van ( ) gebouwen, behoudens,,afwijkingen, toegelaten krachtens de bouwverodening,,,aan de wegzijde niet mag worden overschreden".ARTIKEL 3Bij dit artikel moet scherp worden onderscheiden welkebepalingen alleen voor woningen moeten gelden en welke opalle gebouwen betrekking moeten hebben. Aan beide groepenkan het best een afzonderlijk lid worden gewijd. Voortsbehoort de regeling der plaatsing van gebouwen ten op-zichte van den weg uit het artikel te vervallen en te wordenovergebracht naar par. 6.Het artikel komt dan te luiden:Artikel 3,,i. Ten aanzien van geheel of voor een gedeelte te,,vernieuwen of te veranderen, of uit te breiden of,,nieuw te bouwen ( ) gebouwen of gedeelten van,,gebouwen slelt de gemeenteraad voorschriften vast,,( ) betreffende:,,a. de plaatsing ten opzichte ( ) van elkander;,,b, de hoogte ;,,c. voorkoming van brandgevaar;,,d, hechtheid, in het bizonder van fundeeringen,,,muren, kelders, vloeren, trappen, zolderingen en,,daken;,,e. schoorsteenen.,,2. Ten aanzien van geheel of voor een gedeelte te ver-,,nieuwen of te veranderen, of uit te breiden of nieuw te,,bouwen woningen of als woning in gebruik te nemen,,gebouwen of gedeelten van gebouwen stelt de gemeente-,,raad bovendien voorschriften vast betreffende:,,a. grootte en indeeling van woningen, zoomede,,ligging en afmetingen van tot woningen behoo-,,rende vertrekken, trappen, toegangen en portalen,,,alsmede het hoogtepeil van den vloer der beneden-,,woonvertrekken;,,b. privaten;,,c. beschikbaarheid van drinkwater;,,d. voorkoming van vochtigheid;,,e. verwijdering van water en vuil;,,/. toetreding van licht en lucht.,,3. Ten aanzien van bestaande niet onder het eerste,,lid begrepen gebouwen stelt de gemeenteraad voor-,,schriften vast betreffende de in dat lid onder c-e ver-,,melde punten en ten aanzien van bestaande niet onder,,het tweede lid begrepen woningen bovendien betref-,,fende de in dat Hd onder b-f vermelde punten."ARTIKEL 5De vereenvoudiging, als vermeld bij art. i, dient ook hierte worden aangebracht.In lid 2 moet verder uitkomen dat de bouwvergunningin de daar genoemde gevallen moet worden geweigerd. Degevallen zelf dienen voor de overzichtelijkheid elk een eigenletter te verkrijgen, waarbij i.p.v. ,,voorschriften, als bedoeldin artikel i, derde of vierde lid" worde gelezen: ,,voor-gevelrooilijnen". De vraag rijst, of de zinsnede ,,indien het(plan) betrekking heeft op niet aan een weg gelegen groti-den, waarvoor de bestemming nog niet in onderdeelen isbepaald in een plan van uitbreiding, waarin die grondenzijn begrepen", niet een beletsel zou vormen voor degebruikelijke regeling in de bouwverordeningen t.a.v, hetverhaal der kosten van straataanleg (verbod om anders tebouwen dan aan behoorlijk aangelegde, c.q. aan de gemeentein eigendom overgedragen wegen). Wanneer immers dewet bepaalt dat de bouwvergunning alleen mag wordengeweigerd, indien het plan betrekking heeft op niet aan eenweg gelegen gronden, waarvoor de bestemming nog nietin onderdeelen is bepaald in een uitbreidingsplan, zou mena contrario daaruit kunnen afleiden dat (behoudens andereweigeringsgronden) de vergunning moet worden verleend,indien de gronden wel aan den weg zijn gelegen of indiende bestemming daarvan wel in onderdeelen is bepaald.In dat geval mag de bouwverordening daarmede niet instrijd komen en ontvalt dus de basis aan het tegenwoordigvrijwel overal gevolgde stelsel. Het verdient derhalveaanbeveling, deze zinsnede geheel te schrappen, waardoorde materie ter regeling wordt overgelaten aan de bouw-verordening en het uitbreidingsplan. Hiertegen bestaat teminde: bezwaar, omdat de regeling in de meeste bouw-verordeningen reeds in den bovenbedoelden zin is getroffenen derhalve opneming van een afzonderlijken weigerings-grond in de wet overbodig kan worden geacht.Voorts kan het geval (c) van strijd met voorschriften alsbedoeld in art. 316 (bebouwingsverordening) wordengeschrapt, indien dat artikel, overeenkomstig het genoemdeadvies van de commissie, komt te vervallen.In lid 4 dient eveneens ,,voorgevelrooilijnen" te wordengelezen, en moet verder gerekend worden met het voorstelom van art. 31, lid 4, een afzonderlijk artikel 31a te maken.In lid 5 dient i.p.v. het ongebruikclijkc woord ,,toe-stemming" (van G.S.) te worden gelezen; ,,goedkeuring"en i.p.v. ,,ingezonden'*: ,,toegezonden" (vgl. art. 7^). Ookhier moet het woord ,,voorgevelrooilijnen" worden gebruikt.In lid 5 behoort de voorwaardelijke vergunning weder teworden opgenomen.Het artikel zal dan luiden:Artikel 5,,i. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning,,van B. en W.:,,a, een ( ) gebouw te bouwen of uit te breiden of het,,geheel of voor een gedeelte te vernieuwen of te,,veranderen;,,b, krachtens eenig zakelijk recht tot woning in gebruik,,te nemen of als eigenaar of in eenige andere hoe-,,danigheid tot woning in gebruik te geven een,,gebouw of een gedeelte van een gebouw, laatstelijk,,niet als woning gebezigd.,,2. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, onder a,,,mag alleen en moet worden geweigerd:,,a. indien het plan, voor welks uitvoering zij wordt,,gevraagd, afwijkt van een, overeenkomstig artikel 31,,of artikel 32 goedgekeurd plan van uitbreiding;,,b. indien het plan betrekking heeft op gronden, waar-,,voor nog geen voorgevelrooilijnen gelden;,,(c. indien gebouwd zou worden in strijd met voor-,,schriften, als bedoeld in art. 316);,,d- (c) indien zou worden gebouwd in strijd met een,,bouwverbod;,,e. (d) indien niet wordt voldaan aan de voorschriften,,der bouwverordening behoudens het bepaalde in het,,eerste lid van artikel 6.,,3. De vergunning bedoeld in het eerste lid onder b,,,mag alleen en moet worden geweigerd, indien niet,,voldaan wordt aan de voorschriften, bedoeld in ar-,,tikel I, eerste lid c, behoudens het bepaalde in het,,eerste lid van artikel 6.,,4, B. en W. beslissen binnen den termijn te bepalen,,in de bouwverordening. De beslissing op een verzoek,,om vergunning, dat is ingekomen, nadat een besluit,,,als bedoeld in artikel 31, hd 4 (31a) ter openbare,,kennis is gebracht, of, bij gebreke daarvan, nadat een,,ontwerp van een plan van uitbreiding, waarin het,,bij het bouwplan betrokken eigendom is begrepen,,of van een raadsbesluit tot vaststelling van voorgevel-,,rooilijnen, die het bij het bouwplan betrokken eigen-,,dom betreffen, ter gemeente-secretarie voor een,,ieder ter inzage is nedergelegd, wordt, indien er,,overigens geen grond is om de vergunning te weigeren,,aangehouden tot de beslissing over het plan of die,,voorgevelrooilijmn onherroepelijk is geworden.,,5. B. en W. kunnen in afwijking van het bepaalde,,in het vorige lid, onder goedkeuring van Gedeputeerde,,Staten een vergunning als bedoeld in lid i, onder a,,,geven, indien het plan, voor welks uitvoering zij wordt,,gevraagd, niet afwijkt van het ontwerp van het plan,,van uitbreiding, of het aan Gedeputeerde Staten ter,,goedkeuring toegezonden plan van uitbreiding of,,met het ontwerp van het besluit tot vaststelling van,,de voorgevelrooilijnen of het aan Gedeputeerde Staten,,ter goedkeuring foegezonden besluit tot vaststelling,,van voorgevelrooilijnen.,,6. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden,,verbonden, welke echter alleen mogen strekken ter be-,,scherming van de belangen, beoogd met de voorschriften,,der bouwverordening. Een besluit tot het verleenen van,,voorwaardelijke vergunning of tot weigering der ver-,,gunning is altijd met redenen omkleed.,,7 enz.ARTIKEL 5aBij wijziging van het art. overeenkomstig de aanbevelingder commissie in haar rapport d.d. i2Meij.l.zouhet kunnenluiden:'3,,Artiki;l 'ja,,h\ alwijking van het bepaalde in artikel 5 tweede,,lid onder a-d (c) en onder e (d), voorzoover dit laatste,,betreft voorgevelrooilijnen, kunnen Burgemeester en,,Wethouders vergunning verleenen tot het bouwen,,,het geheel of voor een gedeelte vernieuwen, het uit-,,breiden of veranderen van bij algemeenen maatregel,,van bestuur aan te duiden bedrijfsgebouwen, doch,,alleen onder voorwaarde, dat de gebouwen na het,,verstrijken van een in de vergunning op te nemen, ten,,hoogste op tien jaar te bepalen termijn op hun eerste,,aan2egging en met inachtneming van de verder door,,hen noodig geoordeelde vooiwaarden, zonder aan,,spraak op schadevergoeding zullen worden verwij-,,derd."ARTIKEL 6aHet artikel worde overgebracht naar par. 6 (zie hierbeneden op art. 30a).ARTIKEL 7De laatste zin van lid 3 (voorziening bij de Kroon tegengoedkeuring van rooilijnen) dient te vervallen. In verbanddaarmede behoort de tegenwoordige lezing van lid 6 be-houden te worden.Lid 4 worde gelezen:,,4. Van de goedkeuring van een besluit tot vaststelling,,van voorgevelrooilijnen geeft het hoofd van het ge-,,meentebestuur in een of meer nieuwsbladen der,,gemeente, of, bij het ontbreken daarvan, eener,,naburige gemeente, onverwijld kennis".ARTIKEL 14Het komt in de practijk meermalen voor dat woningen,behoorend aan een eigenaar, op zichzelf ongeschikt zijn terbewoning of te wenschen overlaten, doch door samenvoe-ging tot een behoorlijke woongelegenheid kunnen worden ge-maakt. Dit is b.v. het geval met woningen, welke rug aanrug gebouwd zijn. Op het oogenblik is het niet mogelijkzulk een samenvoeging te eischen door middel van eenaanschrijving tot verbetering op grond van art. 17 derWoningwet, voornamelijk niet, omdat elke aanschrijvingbetrekking moet hebben op een bepaalde woning.In verband hiermede verdient het aanbeveling in de wetuitdrukkelijk te bepalen dat onder ,,noodzakelijke ver-beteringen" kan worden begrepen het samenvoegen van aaneen eigenaar toebehoorende woningen. Daartoe dient aanhet artikel een tweede lid te worden toegevoegd, luidende;,,2. Onder noodzakelijke verbeteringen kan worden,,begrepen het samenvoegen van aan een eigenaar toe-,,behoorende woningen".ARTIKEL 28aHet artikel zou dienen te worden aangevuld met hettweede lid van art. 8c der Woningnoodwet.ARTIKEL 29Evenals de considerans der Woningwet is ook het op-schrift van titel IV der Onteigeningswet en de aanhef vanart. 77 dier wet te eng (uitsluitend ,,volkshuisvesting").Tevens dient art. 77, i" te worden verruimd i.v.m. desaneering van complexen, waarin ook bedrijfsgebouwen enongebouwde terreinen vallen te onteigenen.Verruiming is ook bij art. 77, 3? wenschelijk. Onbewoon-baar verklaarde en ontruimde woningen in een overigensverbeterde buurt als bergplaats of bedrijfsruimte in gebruikgenomen, vaak volkomen verwaarloosd, blijven het peilvan hun omgeving omlaag drukken. Aankoop of afbraakdoor toepassing van art. 25 der Woningwet zullen niet steedsmogelijk zijn; evenmin onteigening op grond van een dernuaimcrs van art. 77 der Onteigeningswet. Het onder 3"bepaalde worde derhalve met het oog op dit geval aangevuld.Voorts behoort in art. 77, 4? de voorgestelde beperkingte vervallen en kan i.p.v. ,,bouwplan" beter worden gelezen,,bebouwingsplan".Derhalve worde gelezen:,,Aan de wet van den 28en Augustus 1851 (Staats-,,blad No. 125), laatstelijk gewijzigd bij de wet van,,15 April 1886 (Staatsblad Nr. 64) wordt toegevoegd,,een IVde Titel ,,Over onteigening voor de uitvoering,,van de Woningwet".,,Deze Titel bevat de volgende bepalingen:,,Art. 77. Zonder voorafgaande verklaring bij de wet,,,dat het algemeen nut de onteigening vordert, kan,,( ) onteigening plaats vinden:,,i?. ter verkrijging van de beschikking over onge-,,bouwde of gebouwde eigendommen noodig in verband met,,de ontruiming van oppervlakten, waarop tengevolge,,van gebrekkigen toevoer van licht of lucht of gemis,,van andere voor bewoonbaarheid noodzakelijke ver-,,eischten in verband met den otiderlingen samenhang,,of met de ligging der gebouwen, afdoende verbetering,,der woningen langs anderen weg bezwaarlijk uit-,,voerbaar is.,,2; ....,,3? ter verwijdering van een of meer woningen of,,perceelen, die, al of niet geschikt ter bewoning of niet,,ter bewoning bestemd, beletten, dat aangrenzende,,of nabij gelegen woningen in bewoonbaren staat,,kunnen worden gebracht, of het aanzien van hun,,omgeving in ernstige mate schaden.,,4?. ter verkrijging van de beschikking over onge-,,bouwde of gebouwde eigendommen, begrepen in een,,overeenkomstig artikel 31 of artikel 32 van de Woning-.,,wet goedgekeurd plan van uitbreiding of ter verkrijging,,van de beschikking over ongebouwde of gebouwde,,eigendommen, benoodigd om uitvoering te geven aan,,een in het belang der volkshuisvesting vastgesteld,,bebouwingsplan".ARTIKEL 92 (ONTEIGENINGSWET)Overeenkomstig het meergenoemde advies der commissiezou het artikel als volgt moeten luiden;Artikel 92,,i. Bij de bepaling van de waarde (bedoeld in artikel 40),,van de te onteigenen terreinen wordt geen rekening,,gehouden met bestemming tot den openbaren dienst,,krachtens uitbreidingsplannen of voorgevelrooilijnen (of,,bouwverboden), voorzoover daarvan het gevolg is, dat,,van den aan een eigenaar toebehoorenden, in het plan,,begrepen grond een hooger percentage voor het genoemde,,doel wordt bestemd, dan voor het plan, waarop de,,onteigening betrekking heeft, in zijn geheel geldt.,,Bereids ter zake van deze bestemming genoten of,,verzekerde schadeloosstelling wordt bij de berekening,,der schadevergoeding in mindering gebracht.,,2. Als waarde wordt aangemerkt de verkoopwaarde van,,elk der terreinen bij verkoop in het tijdvak, beginnende,,i8 en eindigende 6 maanden voor den dag, waarop,,het plan overeenkomstig het zesde lid van artikel 31,,der Woningwet of het eerste lid van artikel 6a (30a),,dier wet, is ter inzage gelegd, of waarop een besluit,,,als bedoeld in het vierde lid van artikel 31 (in artikel,,31a) dier wet is genomen, of, bij gebreke daarvan,,,waarop de bescheiden, bedoeld in artikel 80, ter,,inzage zijn nedergelegd".REGELING DER ROOILIJNENDe bepalingen betreffende de rooilijnen (overgcnomenuit artikel i, lid 4) behooren in par. 6 te worden opgenomen.Het eerste daarop betrekking hebbende artikel (hetwelkin de plaats zou kunnen komen van het te schrappen art. 30)zou kunnen luiden:,,Artikel 30,,i. De gemeenteraad stelt voorschriften vast betref-,,fende de plaatsing van gebouwen ten opzichte van den,,openbaren weg.,,2. Deze voorschriften kunnen zijn van algemeenen,,aard of betrekking hebben op gebouwen aan een of,,meer bepaaldelijk aangewezen bestaande of toe-,,komstige v/egen of gedeelten van wegen.,,3. De voorschriften van algemeenen aard worden,,opgenomen in de bouwverordening. Op deze voor-,,schriften is het eerste lid van art. 3 van toepassing."In aansluiting hieraan kan het -- geamendeerde -- artikel6a een plaats verkrijgen. In het eerste lid zou de termijnverkort dienen te worden van 30 dagen op b.v. 3 weken enkan de bepaling, dat de kaarten ,,uitvoerig" moeten zijn,vervallen.In het tweede lid zou het hoofd van het gemeentebestuurzoowel met de openbare bekendmaking als met de kennis-geving aan de belanghebbenden dienen te worden belast.In het derde lid dient -- om aan de bedoeling recht tedoen -- in de laatste zinsnede het woord ,,alleen" te wordeningevoegd. Eindelijk moet een nieuw vijfde lid de artt. 7en 8 (leden 8 en 9) van toepassing verklaren.Het artikel luidt dan:Artikel 30a,,i. De ontwerpen van besluiten tot vaststelling, aan-,,vulling, wijziging of uitrekking van bizondere voor-,,gevelrooilijnen liggen gedurende tenminste drie weken,,v66r de vaststelling ter gemeente-secretarie met ( ),,kaarten voor een ieder ter inzage ( ).,,a. Van de nederlegging geeft het hoofd van het^gemeentebestuur in een of meer nieuwsbladen der,,gemeente of, bij het ontbreken daarvan, eener naburige,,gemeente onverwijld kennis ( ). Bovendien geeft het,,hoofd van het gemeentebestuur van de nederlegging (),,schriftelijk kennis aan de eigenaren van de bij de,,voorgevelrooilijnen betrokken eigendommen, inge-,,schreven.... enz.,,3. Het bepaalde in den tweeden zin van het ( ),,tweede lid blijft buiten toepassing, indien en voor-,,Zoover de eigenaren, op wier eigendommen de vor-,,gevelrooili]nen betrekking hebben, en de hypotheek-,,houders schriftelijk verklaard hebben tegen die,,rooilijnen geen bezwaar te hebben, of de rooilijnen,,alleen betrekking hebben op eigendommen van de,,gemeente.,,4. Wij behouden 0ns voor enz.,,5. Het bepaalde in de artikelen 7 en 8 achtste en negende,,lid, vindt overeenkomstige toepassing.ARTIKEL 31Aan de aanbevolen redacfie voor dit artikel, gevoegd bijhet rapport der commissie, dient nog te worden toegevoegdeen lid, dat sanctie verleent aan het laatste lid van art. 11van het Woningbesluit, waarvan thans de rechtsgeldigheidkan worden betwist.Dit nieuwe lid zou kunnen luiden:,,Bij het besluit tot vaststelling van een uitbreidingsplan,,kan aan B. en W.worden voorbehouden de bevoegdheid,,om ten aanzien van aangelegenhedgn, genoemd in,,den in het zestiende lid vermelden algemeenen,,maatregel van bestuur, veranderingen van onder-,,geschikt belang in het plan aan te brengen".Op dit artikel volge als afzonderlijk art. 31a (eventueelinplaats van het door de Regeering voorgestelde art. 31a)een artikel luidende:,,De gemeenteraad kan bepalen, dat de vaststelling,,of de herziening van een plan van uitbreiding voor,,de gemeente of een bepaald deel der gemeente wordt,,voorbereid. Zoodanig besluit wordt door het hoofd,,van het gemeentebestuur onverwijla ter openbare kennis,,gebracht en vervalt, indien niet binnen een jaarnade,,dagteekening daarvan het bepaalde in het zesde lid,,van artikel 31 is toegepast".ARTIKEL 316Het artikel worde geschrapt.ARTIKEL 32In lid I worde i.p.v. ,,aangrenzend", dat te eng is, ge-lezen: ,,naburig".MAANDBLAD W'' JAAROANO NO. 7 JULI ig30TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINOnil iiiiiiiiiii p XT C 'F p r\ P D (^ I I \Y/ '" """ ' """"" 'I I iiiiiii mill II L 1 >l O 1 L. LJ L D KJ KJ W III iiiiiiiiiiiii mm im iORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINO EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINQBOUWVEREENIOINGENREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MR. D. HUDIG, IR. P. BARKER SCHUT,IR. J. M. A. ZOETMULDER.VASTE MEDEWERKERS: J. W. EOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KVPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN V70NINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH, J. BOMMER,G. F. LiNDEIJERADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATIE EN SECRETA-RIAAT VAN HET INSTITUUTKLOVENIERSBURGWAL 70 -AMSTERDAMPOSTEEKENING No. 39080-- VAN DEN --NATIONALEN WONINGRAAD-^ RoELOF HARTPLEIN 4 ---- ADVERTENTIES --V. MUNSTER'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM (W.)ABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSrLOSSE NUMMERS f i.-INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:Officieele Mededeelingen -- Het Plan voor de toekomstige Wieringermeerpolder, door Ir. S. J. van Embden?-- De begrippen ,,winst" en ,,verlies" op de balans en winst- en verliesrekening eener bouwvereeniging, doorMr. P. A. V. d. Drift -- Wijziging van de Woningwet, door J. M. de Casseres -- De vermeerdering van denwoningvoorraad en de aanwas der bevolking in 1929 in de belangrijkste gemeenten van ons land -- Binnen-land -- Over2;icht van Tijdschriften.NATIONALS WONINGRAAD, ALGEMEENE BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN:Officieele Mededeelingen -- Onderhoud van Woningwetwoningen, door J. B. -- Vragenrubriek -- Ingezonden.OFFICIEELE MEDEDEELINGENHet bestuur besloot de ledenvergadering ditjaar in October te houden.HET PLAN VOOR DE TOEKOMSTIGEWIERINGERMEERPOLDERSchoon is alles vi^at met vreugde gekend wordt.Zoo is volgens de scholastici het zekerste enwezenlijkste kenmerk der schoonheid haar klaar-heid, de glans die van haar afstraalt, de ,,splendorveri" of ,,splendor ordinis": strahng van het ware,of van de orde.Wie dus schoonheid in zijn werk zoekt te leggen,zoeke naar waarheid en ordening, niet. naar dieschoonheid op zich zelf, die toch slechs een uit-vloeisel is, nooit een toevoegsel, als ,,vanzelf" ont-staan onder de toegewijde handen van den kunste-naar, die bewust andere, concreter belangen strengin het oog houdt, maar in wiens geest de habitusen het vermogen ontwikkeld zijn om voor elkefunctie den passenden vormtevindenenomaldezevormen in een vaste orde te schikken. Als dan hetwerk voltooid is, blijkt het al of niet schoonheidte bezitten. Maar haar afwezigheid is een zekereaanwijzing voor het falen van den schepper tenopzichte van een of anderen essentieelen eisch vanhet te maken ding. Het schoone voegt zich bij hetware, als de bloei bij de jeugd.En dus is het volstrekt verantwoord om aan hetplan voor een nieuw landschap den maatstaf derschoonheid aan te leggen, wanneer dit plan een-maal voltooid is; de uitkomst is dan tegelijk eenwaardeering voor de ,,algemeene gezondheid" vanhet werk. Maar alle eerdere bewuste aandacht, dieeraan geschonken wordt, beteekent een gevaarvoor kunstmatigheid en gekunsteldheid.Zoo kwam 00k het rapport van het Instituutvoor Volkshuisvesting en Stedebouw over ,,HetToekomstig Landschap der Zuiderzeepolders"niet te laat, en al mochten de samenstellers heteen teleurstellende ervaring noemen, de eerste tezijngeweest, die dit onderwerp ter sprake brachten,strikt genomen bestaat er voor die teleurstellinggeen reden: eerst nu, nu het schema voor dezelandschappen vastgelegd is, is het tijd voor dezeproef op de som. Wei jammer is het feit, dat voorwie goed leest, de uitkomst niet onverdeeld gunstigluidt en het nu -- voor de Wieringermeer althans --voor wijzigingen te laat is.Over het wezen van Holland's schoon zijn in hetbedoelde rapport beslissende dingen gezegd. Hier154 AHTIEELBNwilde ik het plan meer bezien uit het oogpunt vanden landschap-schepper, en ook van zijn werk-zaamheid geeft het rapport een scherp bepaaldeomschrijving:,,Wie het landschap krijgt te ontwerpen, zal,,niet zeli alle technische zijden der opgaaf kunnen,,beheerschen. De ingenieur, de landbouwkundigen,,hebben hun gezaghebbend woord te spreken.,,De uitkomst is het gezamenlijk werk van velen.,,Maar de kunstenaar heeft het met zijn bezielenden,,adem leven te geven.,,In dezen zin vooral dat hij het is, die in laatste,,instantie de structuur van het nieuwe land be-,,paalt, Niet de waterstaatkundige, noch de land-,,bouwkundige heeft hier het beslissend woord te,,spreken. De schepper van het nieuwe land heeft,,aUer eischen in hun onderling verband te zien,,,hun waarde te meten, hun gewicht te wegen en,,daarna den vorm te vinden, waarin ze alle tot,,hun recht komen. Bij dat werk zal hij enkele,,gegevens als onwrikbaar hebben te aanvaarden;,,hij zou dwaas zijn, zoo hij aan de constructie,,,de breedte der dijken, met het oog op hun water-,,keerende capaciteit geboden, wilde tornen. Maar,,hij is het, die b.v. een weg anders heeft te trekken,,dan uitsluitend met het oog op het verkeer zou,,zijn geraden, omdat de juiste plaatsing van een,,nederzetting dat verlangt; hij is het, die de,,grenzen der afdeelingen heeft te verschuiven,,,als het verkeer, dat zijn wegen er langs legt, op,,redelijke gronden een ander tracee vraagt. Aldus,,te werk gaand wordt hij niet tot een bemiddelaar,,,een schipperaar tusschen verschillende belangen,,door; integendeel, hi] heeft deze tot een hoogere,,eenheid te verbinden; zijn taak is voor dies schep-,,pend, Dit scheppend werk zal den schoonen,,vorm moeten vinden: bij het verrichten ervan,,zal de kunstenaar dezen nimmer vergeten. Het,,is bovenal in de structuur, doeltreffend met het,,oog op de vele belangen, waarmee hij heeft,,rekening te houden, dat de schoonheid tot UJ! pg,,moet komen; bovenal in het groote, niet in de,,details in de eerste plaats. Onvast blij'ft die struc-,,tuur, wanneer ze met het oog op slechts een belong,,wordt ontworpen; kracht zal ze aan de samen-,,vatting, aan de eenheid ontleenen.,,Nu blijkt dat de deskundigen zich reeds op,,belangrijke punten hebben uitgesproken." zegtten slotte het rapport.Elk dezer deskundigen zal in het algemeen deeischen, waaraan het landschap terwille van zijnspeciaal onderwerp, zal hebben te voldoen, totuitdrukking kunnen brengen in een ideaal schema.Men kan zich voorstellen dat, onafhankelijk vanelkaar, en met alleen de enkele gegevens vanterreinhoogte, grondsoort, enz. als uitgangspunten,de waterbouwkundige een kanalen- en dijken-stelsel, de landbouwkundige een verkavelings-schema, de verkeers-technicus een wegennet, destrateeg een verdedigingswerk zouden ontwerpen.Economen en sociografen zouden met vaste,dwingende eischen komen aandragen, die wellichtop hun beurt ook weer nieuwe elementen in hetplan zouden brengen. Al deze eenzijdige schema'szullen ten deele naast elkaar verwezenlijkt kunnenworden, ten deele elkaar vijandig zijn en tegenelkaar in gaan.De eigenlijke en definitieve schepper van hetlandschap ^) zal, door een vast inzicht geleid, aldeze bizondere eischen slechts naar de mate vanhun wezenlijk belang recht doen wedervaren,maar bovendien zal in zijn geest -- en dit is hetvoornaamste--, het zij gestadig, het zij met schokken,het beeld van het nieuwe land groeien, groeienals een organisme, een geheel nieuw, slechtseenmaal en voor dit geval ontstaand wezen, nietals een sommeering (en een compromis) van allespeciale oplossingen, maar als een synthese van aldeze mechanische constructies, tot het eenigmooglijke beeld, dat er voor hem ter verwezen-lijking van de gestelde opgave, op dat oogenblik enop die plaats ten slotte blijkt te zijn.Het is waar, subjectief blijft zijn werk op dezewijze: het draagt voorgoed het stempel van zijnpersoonlijkheid, zijn oordeel heeft de eischen naarde mate van hun belangrijkheid geordend, zijngeest is de voedingsbodem geweest, waarop hetnieuwe beeld is gegroeid. Maar dat is het lot vanalle menschenwerk, dat het het merkteeken draagtvan den enkeling, die het heeft geschapen, en, mitsdit stempel er niet een is van eigengereidheid en0 Onder ,,landschap" wordt in deze beschouwing nietzoozeer het zichtbare beeld, het ,,panorama" verstaan, datzich straks vertoonen zal, als wel het plan, dat daaraan tengrondslag ligt.Het correspondeert zoo met de ,,stad", zooals die doorden stedebouwer ontworpen wordt, en die ook slechtsden grondslag vormt voor het werkelijke stadsbeeld.VuMaifK;lllM]iMiiiiniiiiiiii[iiiii|T^hvAAl^AU ilOOJ,KAVILUOOJ,[\l n muu ^nmmin inKwinh^ %t\n\iimimui\-ntfi,)VHiq(itnLafiAvwwyMC[-ARTIKELEN 155'hkkn, ]=RitsUn^V ?WytK*W>5kA)TE.LMLANNA l'^yLov^^foUtV/AAJi^PpOLptP.KMAAI r\. AUA^AAt^Y/t(|.K.AUMAAR. VtC;f1.flooMK.M.Afb. I. Schema der Afdeelingen en Ontworpen Wegen buiten het gebied. Dit schema, waarop alle plannen zijn ge-bouwd is hier gevolgd naar het definitieve plan. De gegeven hoogteverschillen schrijven de gekozen grenzen metbindend voor: verschuivingen binnen zekere grenzen zijn mogelijk; in de opvolgende plannen is daarvan dan 00k ge-bruik gemaakt. De vorm der verschillende afdeelingen is zoo gekozen, dat elk minstens door een gemaal dadelijk bediendkan worden. De ingeschreven hoogtematen geven het ,,voorloopig polderpeil aan.t5^ ARtlKELEljopdringerigheid, is het ook zijn deugd. Bovendienzijn bij dit bi^ondere geval, het landschap, zooveelonpersoonlijke elementen in het spel, dat grootgevaar van dien kant wel nooit te verwachten is,in het bizonder omdat het resultaat hier toch altijdarbeid van velen tezamen vertegenwoordigt, ge-ordend, gebonden en be^ield door een geest.Orde en klaarheid, dat wil voor een landschapin het algemeen zeer zeker niet zeggen: recht-Hjnigheid en evenwijdigheid van wegen, geHjk-vormigheid van onderdeelen. Wie de gegevenomstandigheden nauwkeurig onderzoekt en ver-werkt, zal ahijd verschillen vinden, die hemdwingen af te wijken van wat driehoek en meetlat-- op het witte papier door niets beinvloed -- hemzouden dicteeren. Men kan zich in de werkeHjkheidgeen terrein voorstellen, met even weinig differen-tatie als een blad blank papier. Het schaakbord-systeem is in den stedebouw in het algemeen hetsymbool van het primitieve, of van het voor-loopige, of van het verwaarloosde.Wanneer ik hier verder het plan voor den Wie-ringermeerpolder zal beschouwen, aan de handvan verschillende voor-ontwerpen en afwijkendevoorstellen, is dit zeer zeker niet met de bedoelingde practische waarden en het voor en tegen vandie verschillende ontwerpen tegen elkaar af tewegen. Daartoe zou mij alle bevoegdheid ont-breken. Alleen wilde ik, aan de hand dier ver-schillende plannen, het groeiproces nagaan, datdit ontwerp heeft doorgemaakt en de vraag trachtente beantwoorden in hoeverre het eindresultaat tebeschouwen is als een samenhangend beeld, ont-staan in den geest van den schepper, als het ver-werkte resultaat van alle voorafgaande studies, enin hoeverre het gebleven is het resultaat van heteenvoudig sommeeren, in elkaar passen en aanelkaar afslijpen van verschillende partieele idealeschema's.Het plan, opgenomen in het rapport-Lovink,biedt een haast academisch voorbeeld van delaatste soort. Dit ontwerp pretendeert trouwensniet anders, de commissie verklaart nadrukkelijkniet meer te hebben willen geven, dan een schema,waarin de door haar aanbevolen kavel van 250-800M. wordt toegepast, met het daaruit volgens haarvoortvloeiend wegensysteem. De indeeling van hetland in afdeelingen door dijken (waarover dehoofdverkeerswegen) en kanalen, is overgenomenvan het Wieringermeerbureau, dat op zijn beurtalleen de ideale ontwatering beoogde.Twee leidende motieven spreken dus hier: deideale ontwatering en de gunstigste kavelmaat,deze twee eischen leiden tot twee schema's, dievrijwel onafhankelijk van elkaar verwezenlijktzijn door twee onderscheiden commissies ofbureaus. Doordat niet naar overeenstemming isgezocht, was het natuurlijk niet mooglijk hetkaveldambord ongeschonden in de willekeurige,veelhoekige figuren, door dijken en kanalen ge-vormd, te voegen, zoodat overal aan de randendriehoekige en onregelmatige perceelen over-blijven, die op de kaart als een illustratie zijn vanhet botsen der systemen en belangen. Naar eenvergelijk is nauwelijks gezocht. Op eischen vanverkeer en van bewoonbaarheid is in dit plan noggeen acht geslagen, alleen de zuinigheid spreekt --natuurlijk! -- hier reeds haar woord; zij heeftmeegesproken bij de bepaling der kavelmaat, zijbindt het verloop van dijken, verkeerswegen enscheepvaartkanalen aaneen, ook als hun bizonderebelangen voor elk een anderen weg zouden vragen.Toch zijn hier reeds beginselen in het plan ge-bracht -- bijna ongemerkt --, die verder zijn blijvendoorwerken in de latere ontwerpen. Het wegen-schema toch bestaat nu uit de groote verbindings-wegen, die de scheidingen der afdeehngen en degroote kanalen volgen en loodrecht daarop de z.g.,,hoofdwegen", die voor bebouwing met hofstedenenz. in aanmerking komen. Hun onderlinge afstandbedraagt 1600 M. (tweemaal de kaveldiepte),hier en daar zullen deze hoofdwegen verbondenworden door ,,locale" wegen (deze staan niet op dekaart aangegeven).Het rapport zegt zelf:,,Het wegennet bestaat uitsluitend uit wegen,,,welke eensdeels langs den polderomtrek en de,,grensscheidingen der afdeehngen zijn ontworpen,,en anderdeels evenwijdig aan de hierboven ge-,,noemde hoofdtochten loopen. Op de laatste,,wegen (hoofdwegen) komen de kavels uit. Met,,den aanleg van enkele hoofdverkeerswegen is,,rekening gehouden, waarvoor wegen zijn aange-,,geven die een centraal punt in den polder met,,buiten den polder gelegen wegen naar Alkmaar,,en Hoorn en met den ontworpen weg over den,,afsluitdijk in verbinding brengen.,,Slechts de laatstgenoemde weg diende gedeel-,,telijk in eene niet rechtstreeks uit de aangegeven,,opzet volgende richting te worden getraceerd."(Dit is het traject A-B.)Een eerste gevolg van het onverzoend zijn envan den verschillenden oorsprong der beide elkaarvreemde stelsels is, dat de hoofdverkeerswegenmet vele knikken en bochten door het land loopen,terwijl de secundaire verbindingen (de hoofd-wegen) juist het kaarsrechte beeld van heirbanenvertconen. Tegen de knikken in de eerste soortwegen zijn practisch niet zooveel bezwaren (hetrapport over het Landschap voert zelfs sterkegrotiden ervoor aan), maar de hier ontstane tegen-stelling in den ,,vorm" der beide wegsoorten, staattoch wel lijnrecht tegenover de tegenstelhng inhun wezen, in hun karakter. En hiermee wordtniet voldaan aan den eersten eisch, dien men aanelk kunstwerk stellen moet: dat het de juiste we-zensbepaling moet geven van het te maken ding.Dat die groote hoofdverkeerswegen nu boven-ARTIKELEN 157AARJ^VOV/I LAKFtKy^tH.AA^,^yii^fli ^VIKl\AYtLl/iD V0L6f/i^7Ik K.M.Afb. 2158 ARTIKELENdiet! ook nog onbebouwd zullen komen te liggen,is een gevolg van het andere principe, n.l. om dekavels met hun smalle kant op de secundaire hoofd-wegen te richten. Deze omstandigheid werktechter de concentratie en de over^ichtelijke groe-peerjng der huizen niet in de hand. Hun begroeiing,die anders mooi gebonden zou worden door hetopgaand hout van den grooten weg, 2ou hetkarakter van dien weg nog versterken en duide-lijker doen spreken, het land er tusschen ?ou onge-broken en als een vrije, maar krachtig omslotenruimte uitkomen.Nu zullen wel de hoofdverkeerswegen als lanenhun beteekenis kunnen toonen, maar daartusschenliggen dan uitgestrooid, zonder zichtbaar verband(onbegroeide wegen geven geen duidelijk zichtbarebinding) de behuizingen, als polletjes groen.Amorf zal het landschap doen, zonder vastheiddoor de verspreide bebouwing, verlaten de hoofd-baan, die als een echte ,,auto-strada" voort-ijltvan Lambertschaag naar den Oever.Men zou hierin een zorg voor het verkeerkunnen zien, dat geen uitmondende erven ver-draagt, van waar boerenwagens en tractors onver-hoeds den weg kunnen oprijden. Maar het nage-slacht zal allicht meesmuilen om onze kinderlijkeopgewondenheid over ons allernieuwste speelgoed:het Verkeer, en over zijn aanmatigingen.De vraag dringt zich nu al op, of b.v. door hetwenden van de aan den hoofdverkeersweg liggendekavels, zoodat deze met den smallen kant (en dusmet de behuizingen) aan den primairen weg komente liggen, niet een betere oplossing te verkrijgenzou zijn. Het land daarachter, de ,,binnenterreinen",zouden dan eventueel op de oude manier verkaveldkunnen worden, of een enkel weggetje, op gelijkniveau met de akkers zou landinwaarts dit gebiedopnieuw toegankelijk kunnen maken. Een groepjebijeengelegen hoeven, door hoog hout omringd,aan *t eind van zoo'n landweggetje, biedt veleromantische mooglijkheden.Het ernstigste bezwaar van het hier ingevoerdeschema is intusschen wel, dat het geen gelegenheidlaat voor rondgaand locaalverkeer in den polderzelf, Als straks de kinderen naar school moeten,of de ouderen naar de kerk, een vergadering ofuitvoering, tentoonstelling, concours of veiling inhet centrale dorp, dan is geen autobus-onder-neming in staat een behoorlijke route voor haarwagens uit te zetten, die voldoende alle woningenbereikt en niet met haaksche hoeken door het landgaat, willekeurig enkele der parallel-wegen begun-stigend boven de andere. Aan dit plan wordt duswel bewaarheid dat het dambordsysteem (wantdat is het in wezen: de locale wegen volmaken het)zinbeeld is van het voorloopige.Zoo werd dus hier wat strak kon zijn bochtig enwat vrijer mocht zijn, juist uiterst star, wat bebouwdmoest worden, bleef verlaten, en waar een vrijuitzicht veel beloofde, werd gebouwd; de huizen,waarvoor binding zoo noodig is, kwamen losge-strooid over het land te liggen, terwijl een goedegrondslag voor het plaatselijk verkeer nietaanwezig is.Maar het zij nog eens herhaald: dit plan is nooitvoor uitvoering bestemd geweest, en den opstellerstreft dan ook geen enkel verwijt, indien nu blijktdat van een ander dan het door hen ingenomenstandpunt uit gezien, bezwaren aan hun werkblijken te kleven.Anders is het gesteld met het volgend ontwerp,dat wel degelijk voor uitvoering bestemd is geweest,en waarnaar ook voor een groot deel is gewerkt.Het beeld dat zich hier vertoont is dan ook dade-lijk veel samengestelder, Een groote hoeveelheidarbeid moet verricht zijn om dit plan op te stellen,met alle zoo uiteenloopende belangen van hetwerkelijke leven is hier rekening gehouden. Tochzijn hier vele elementen uit het vorige schema aan-wezig, en dit is ook wel van te voren te verwachten:verkaveling en ontwatering, waarnaar dit plan wasopgezet, zijn zulke belangrijke factoren, dat veelvan hun eischen -- en daarmee veel oplossingenvan de commissie-Lovink -- in het definitieveontwerp teruggevonden zullen worden. De vraagis maar op welke wijze ze erin verwerkt zijn.De voornaamste nieuwe factor, waarmee in ditplan rekening is gehouden, is wel het verkeer. Hetwegennet is veel ingewikkelder geworden, opmeerdere plaatsen is in het strakke verkavelings-stelsel ingegrepen, zoo is midden door AfdeeUng Heen primaire weg naar Aartswoud geprojecteerd enin groote trekken een van het centrum uitstralendnet van wegen ontworpen, al heerscht er in ditopzicht nog veel onvastheid.De verschillende schema's zijn in dit stadiumvan het ontwerp nog niet saamgegroeid, zoo ver-tegenwoordigt het als het ware de volgende periodeARTIKELEN t59H/iVUlKoLtioA\tptK?LlN,Aajwov; li^niTUU^o ?? j)UK.M.Afb. q. Het tweede Plan. Het kwelkanaal vangt het doorsijpelend water op, dat zout zal zijn, zoolang de afsluitingder Zuiderzee nog niet voltooid is, en is dus met sluizen van het verdere net van waterwegen gescheiden. Langs dewaterwee Kolhorn-Medembiik is aan beide kanten een weg ontworpen, cm een te groot aantal bruggen over dit be-langriike scheepvaartkanaal (het sluit aan op de ontworpen kanalen naar Alkmaar en Schagen, zie Afb. i) te ont-gaan Deze voorzorg is niet genomen voor de waterweg uit het centrum naar het noorden, waarover bruggen met"een vrije doorvaart van 4 M. boven kanaalpeil op een onderlingen afstand van i6oo M. komen te liggen.in het ontwikkelingsproces, hier zijn dan alleelementen samengebracht, die het definitieve werkzullen moeten opbouwen, maar hun onderUngeband is nog maar heel los. Daardoor zijn 00k de bijhet vorige schema genoemde bezwaren nog ge-bleven: het stooten van wegennet en verkayeUng,het onzekerc verloop van de hoofdverbindingen,tegenover het beshst en strak tracee der secundairewegen. (En voor de kanalen geldt hier hetzelfde,zie de /ioo/(/verbinding Kolhorn-Medembiik, dei6o ARTIKELENbelangrijkste waterweg in het nieuwe gebied).Hetzelfde verkavelingssysteem is gebleven, met deamorfe groepeering der huizen en het stelsel derstug-evenwijdige woon-wegen. Nieuwe elementenzooals het kwelkanaal (dat het zoute water uit deZuiderzee voor de afsluiting moet opvangen) ende terp (vluchtheuvel voor het geval van over-strooming) Hggen geheel vreemd, als onverteerdeHchamen, in het geheel.Belangwekkend, om een indruk te krijgen vande verdere mooglijkheden, die er na dit stadiumnog Hggen, is het volgende plan, afkomstig vanProf. Ir. M. F. Visser te Wageningen. (Hij maakteook deel uit van de commissie-Lovink).Door hem is de stap gedaan, waardoor hij vrijkwam van het evenwijdige of dambordstelsji. Hierzijn geen wegen loodrecht op de hoofdverkeers-wegen gezet, maar er is een gordelschema inge-voerd, dat tevens zoo is gekozen -- en dit is detweede belangrijke stap --, dat in de afgesnedenterreinen een rand van ,,normaal"-kavels konworden afgezet, waarbinnen dan stukken landoverbleven, die voorloopig voor groote bedrijvenkunnen worden gereserveerd, doch op denduurooktoegankelijk kunnen worden gem^t door hetdoortrekken van enkele weggetjes. Hier zien weplotseling de hoofdverkeerswegen bebouwd, eenverkavelingsschema, dat zich buigzaam voegt in degegeven omgrenzing, rondgaande wegen voor hetlocale verkeer, een ontwerp, waarin, uitgaande vanalgemeene principes, elk onderdeel op zich zelfbekeken, verzorgd en opgelost is. Het kwelkanaalis een normaal onderdeel geworden, dat zijn plaatsgevonden heeft in het geheel en er thuis hoort.Terwille van de vestiging, die midden in het nieuweland ontstaan moet, is het verloop der kanalen zoogekozen, dat ze daar niet samenkomen, en zoo is invele kleinigheden een groote zorg voor elk onder-deel te herkennen.Toch is dit plan niet bewust ter wille van deschoonheid opgezet, maar, zooals de ontwerpermij verzekerde, uitsluitend uit practische over-wegingen: beperking van het aantal bruggen,besparing op weglengte en bevordering van hetrondgaand verkeer. (Beperking van het aantalbruggen belooft intusschen ook esthetische voor-deelen: voor zoover ze n.l. niet beweegbaar worden,komen ze liefst 4 M. boven kanaalpeil te Hggen!Dit voorspelt voor de schoonheid van het land-schap niet veel goeds). Ook verder Uggen er anderelandbouwkundige inzichten aan ten grondslag, dietot een andere behandeHng van tocht- en kavel-slooten voerden. Deze kwesties Hggen echter buitenhet onderwerp van dit artikel.De bezwaren in het hoofdverkeerswegennet(waaraan de ontwerper zich blijkbaar gebondenachtte) heeft dit voorstel gemeen met het vorigeontwerp. Beide plannen toch vertoonen een vijf-en een zes-sprong op een onderHngen afstand van2^ K.M. en door een hoofdverkeersweg verbonden.Ten eerste zijn zulke ster-punten in het landschapvreemd en onduidelijk en bovendien zijn ze voorhet verkeer ongewenscht. (Ditmaal werkelijk, nietomdat ze de snelheid eenigszins belemmeren, maaromdat ze onoverzichtelijk zijn en een element vanonzekerheid geven). Ten tweede is tenminste eenvan beide bestemd om de kern van een nederzettingte vormen. Men denke zich intusschen zoo'nsterplein als middelpunt van een dorp! En ten-slotte rijst de vraag: welk van de twee is voor ditdoel uitverkoren?De keus is moeilijk, maar tenslotte pleit toch noghet meeste voor het zuidelijke punt, den vijfsprong:hier vereenigen zich twee groote wegen, van Alk,-maar en van Amsterdam tot een baan naar Fries-land, terwijl in het noordelijke punt zich bij diereeds vereenigde verkeersaders alleen nog die uitMedemblik voegt. Ook zijn de overige samen-komende wegen in het zuidelijk punt van meergewicht dan die in het noordelijke, en ten slotteligt het eerste aan het hoofdkanaalKolhorn-Medem-blik. Maar groot is het verschil niet, en het noorde-lijke is ten slotte -- tegen deze argumenten in --om zijn centrale ligging verkozen.Maar kunstmatige middelen, in den vorm vanbouwverboden en verdere verordeningen, zuUendeze voorkeur in de practijk kracht moeten bij-zetten en even kunstmatige middelen zullen lint-bebouwing langs den verbindingsdijk moetentegengaan. Voor een plan is het al een zeer be-denkelijk teeken, wanneer de pleister der verorde-ningen uitkomst brengen moet!In het tweede plan zijn dus nog vele bezwarenvan het eerste pretentielooze schema gebleven,ook in het verloop der hoofdverkeerswegen, waarnu nog een paar knooppunten zijn verschenen.Heeft het plan-Visser nieuwe gezichtspunten voorde verkaveling en de secundaire wegen geopend(helaas was het practisch, niet meer mooglijk ncgveel van zijn denkbeelden te verwezenlijken). Prof.Ir. M. J. Granpre Moliere heeft meer in hetbizonder zijn aandacht aan het verloop van degroote wegen geschonken. En dit is van het groot-ste belang: door de groote schaal van deze inpol-dering en door den tijd, waarin ze plaats heeft,zal het nieuwe land in sterker mate dan bij vorigegelegenheden, het karakter van menschewerkdragen, en daardoor zal meer nadruk vallen opde kunstwerken -- in het bizonder dus op dewegen -- daarin.De wordingsgeschiedenis van het net der grootewegen vertoont hetzelfde verloop als de ontwikke-Hng van het geheele plan. De commissie-Lovinkbracht ze aan langs de afdeelingsgrenzen, maar wasal verplicht hieraan enkele terwille van het inter-locale verkeer toe te voegen; en wel een naarARTIKELEN lOlK.M.Afb. 4. Het Plan-Visser. In dit ontwerp is het beginsel doorgevoerd, dat alle bouwland op behoor-lijke wijze langs scheepvaartwater te bereiken is, hetgeen afgescheiden van het verder in dit artikel behan-delde, het sterk afwijkende kanalenstelsel veroorzaakt. De doodloopende wegen voeren naar de hofsteden(gewooniijk een tweetal te zamen aan het eind van zoo'n weggetje) waarbij het land der ,,binnenterreinen''behoort, dat -- in den aanvang van de exploitatie van het geheele gebied althans -- voor grootbedrijfblijft gereserveerd. Wanneer later, bij het intensievcr worden van de cultuur onderverdeeling volgen moet,kan door het doortrekken dier wegen (gevk^oonliik vinden ze in hun verlengde nu al hun vervolg) en hetslaan van een enkel bruggetje 00k dit land voor normale bedrijfsgroottes ontsloten worden, Bij wijze vanproef met een ander ontwateringssysteem zijn op deze binnenterreinen perceelen van dubbele breedteuitgezet. Dit systeem hangt niet samen met een andere bestemming dezer gronden.Lambertschaag, een naar Kolhorn (beide opge-nomen in het verkavelingsschema) en een uit hetcentrum naar Den Oever en verder naar Friesland.Voor het locale verkeer is dan in het centrum nogeen weg" dwars door de derde afdeeling ingevoegd,Veel systeem valt in dit alles nog niet te ontdekken.Het volgend plan gaat veel verder, hier zijn nogvele andere verbindingen toegevoegd en het loont[62 ARTIKELENde moeite om na te gaan of in dit stadium al eenalgemeene idee valt te ontdekken, waarop nuverder kan worden voortgebouwd.Het land grenst in het Oosten aan het water,waaraan geen nederzettingen van beteekenis zijnte verwachten, en in het Westen aan een betrek-kelijk onbelangrijk gebied, zonder groote verkeers-aders, zoodat van gewichtige interlocale verbin-dingen in de richting Oost-West wel nooit sprakezai zijn. Deze zijn alleen te verwachten in deandererichting: uit het Zuiden komen op verschillendeplaatsen groote wegen het land binnen, welke zichvoor of in den Oever moeten vereenigen tot eenweg naar Friesland: een andere uitweg is er niet.Zoo dringt een radiaal systeem zich als vanzelfop, en het ligt wel zeer voor de hand om als piaatsvan samenkomst een punt in het poldercentrumte kiezen, zoodat dit wegen-knooppunt de grond-slag kan vormen voor het plan van de polderhoofd-plaats.Inderdaad valt op de kaart in de verte zulk eenstelsel te herkennen: de wegen van Kolhorn,Aartswoud, Lambertschaag, Medemblik, Den Oeveren De Haukes (het haventje aan de Oostzijde vanhet Amstelmeer) vereenigen zich in het centrum.Maar helaas is hun samenkomst over twee puntenverdeeld en vertoont het plan een ,,dubbel hart".De groote greep van professor Granpre Moliereis nu geweest, dat hij dit dubbele centrum heeftaangevat en vervormd tot lets geheel nieuws, alis het hem niet gelukt het tot een enkel te ver-eenigen.Het zwaartepunt heeft hij zooveel doenlijk naarhet noordelijk kruispunt verplaatst, door de samen-komst der wegen van Aartswoud en Kolhorn totdaartoe uit te stellen (gelukkig zou het zijn geweestals de weg van Lambertschaag dwars door de derdeafdeeling ook daarheen had kunnen worden ge-leid), terwijl tegelijkertijd de ,,knoopen" van dekruisingen zijn ,,ontward" tot een eng wegenschema,dat straks een prachtig stramien oplevert voor eendorpsbebouwing. Daartoe is de lange Oost-West-weg ook nog een eind naar het Noorden verschoven.Bovendien zijn de twee concurreerende puntenzoo ver mooglijk uit elkaar gebracht, zoodat ze zichzelfstandig ontwikkelen kunnen en lintbebouwingminder dadelijk dreigt.Het plan-Visser zou bij dit radiale schema degordelwegen hebben kunnen leveren, het is echteralleen in het N.O. eenigszins gevolgd, terwijlverder naar het Zuiden een weg evenwijdig aanhet kwelkanaal is doorgetrokken, waardoor voorde Oosthelft althans een ringweg aanwezig is, diein het N.W. min of meer een voortzetting vindtin de grens van de eerste afdeeling.Ofschoon de orde en de klaarheid nog volstrektniet ten voile stralen in dit plan (en de oorzaakdaa ? /an is weer te zoeken in het feit dat al zeerveel was uitgevoerd, volgens het ,,2e plan", degroote kanalen immers worden al gebaggerd voorhet land droog valt, daar het gebruik van drijvendebaggermachines goedkooper is gebleken dan datvan excavateurs op het droge), spreekt uit dentotalen opzet nu toch het duidelijk systeem vaneen radiaal stelsel, dat zich naar het centrum toeverdicht.Men begrijpe intusschen wel dat ik niet alsvoorwaarde stel dat het plan ten slotte moet inte deelen zijn bij eenige, academisch geclassifi-ceerde categorie, om goed genoemd te kunnenworden. Het moet eenvoudig en klaar zijn, dat isde eisch; en het eenvoudige en klare is altijd metenkele woorden te karakteriseeren en vaak met eenenkelen, zich als vanzelf aandienenden naam tebenoemen, maar het zijn juist de doelbewuste enzinvolle afwijkingen, die het werk zijn levengeven.Een tweede punt, waaraan prof. Granpre Molierezijn aandacht heeft gewijd, is de verzorging van dedorpskernen.Voor het centrale dorp zijn alle wegen ter plaatsevoor hun samenkomst benut als dorpsstraten,waarmee meteen en welbewust wordt afgestaptvan het vaak gedachteloos toegejuicht beginsel,om de groote wegen 6m de dorpen heen te leiden,en verder zijn wegen en kanalen plaatselijk vrij vanelkaar gemaakt, waardoor de huizen aan weers-zijden van de straat kunnen worden gebouwd.Dit laatste vinden we trouwens op alle plaatsen,waar een kern verwacht wordt: een lichte bewegingin het wegverloop, zoodat plaatselijk het kanaallangs de huizen-achterkanten loopt, terwijl van delandzijde de geheele nederzetting zich bij hetnaderen langs den weg aankondigt en zich duidelijkvertoont. Bij oude droogmakerijen (Haarlemmer-meer en, Beemster), waar dit niet is gebeurd, isvaak niets van een zelfs groot dorp te merken, ookwanneer men er al vlak bij is: het geboomte van delaan houdt de weerszijden gelegen bebouwingvolkomen verborgen.Zooals gezegd, in de verkaveling is geen wijzigingmeer gebracht, en het beginsel van de parallel-wegen grootendeels gehandhaafd. Intusschen blijfthet nog altijd mooglijk het systeem-Visser alsnogin te voeren in het nieuwe wegenplan. En waarblijkt dat tot nu toe onverdroten en onophoudelijkgedurende de uitvoering naar verdere volmakingvan het ontwerp is gestreefd, zou het heelemaalniet te verwonderen zijn, als ook nu nog wijzi-gingen in die richting zouden loskomen.Bezien we nu nog eens het bereikte resultaat inzijn geheel, dan vinden we zeker de aanduiding vaneen vast systeem, echter nog met vele afwijkingen.In hoeverre die afwijkingen echter hier zinvol endoelbewust zijn, blijft intusschen wel de vraag.Het heeft er meer van dat in dit geval ,,de bezie-lende adem", waarvan het Landschap-Rapportspreekt, slechts het centrum heeft ontdooid en totleven heeft gebracht, dat hier en daar wel naar deARTIKELEN 163iuTJVOVj=t KM.Afb. 5. Het laatste Plan. Ook hier zijn de groote kavels in het Z.W. bedoeld als een proefne-tning met een ander ontwateringssysteem. Langs de Zuid- en Oostrand zijn vooral denkbeeldenuit het pian-Visser ingevoerd. De voornaamste vernieuwing ligt in het centrum, waar metenkele wijzigingen een geheel ander en veelbelovend beeld geschapen is.kanten uitstraalt, maar b.v. het heele westen nognauwelijks heeft aangeraakt.Blijkbaar heeft (als zoo dikwijls; welke architectb.v. kent die ervaring niet?) de practische voortgangcu de uitvoering van het werk den geesteUjken groeiachterhaald en tot stilstand gebracht.Maar dit is niet erg: ten eerste is dit het lot vanelk kunstwerk; dat het den maker onder de vingersvandaan wordt gehaald, die altijd vindt dat het nogbeter kon (die maker is in dit geval niet een per-soon, maar de groep van hen, die dit werk tot standbrachten), en bovendien is de heele Wieringermeer164 ARTIKELENals een proefneming bedoeld, in allerlei opzicht.Dat is een van de redenen geweest, waarom ditdeel zooveel vroeger wordt drooggelegd dan hetoyerig gebied: om er ervaring op te kunnen doen,die straks bij de andere polders kan worden toege-past.Het is ook zeer de vraag of in de gegeven omstan-digheden al een beter resultaat te verwachten was:de stedebouw is een jonge kunst en moet haarrechten nog veroveren. En van een werk van dezenomvang heeft zelfs ons volk van landwinners geenervaring. Geen meesterschap wordt zonder oefeningbereikt. In dit geval moesten deze oefeningen op hetpapier worden uitgevoerd (dat het gebeurd is,daaryan getuigt de lange rij voorontwerpen), endat is maar tot op zekere hoogte mooghjk.Uit alles bhjkt intusschen dat de lichamen, dieverantwoordeHjk zijn voor het nieuwe landschap,2elf met hun taak aan het groeien zijn geweest endat de krachten gereed staan om straks aan hetgroote gebied in het hart van ons land den vol-maakten vorm te geven, waartoe de traditie ons volkvan landschapscheppers verplicht.Heel deze beschouwing is gewijd aan het land-schapsplan, hoofdzakelijk aan de werken in hetplatte vlak. Aan alles wat in de ,,derde dimensie"verricht zal worden, aan de bebouwing en aan debeplanting, aan het profiel der wegen en aan denwaterstand in kanalen en slooten, is hier geenwoord gewijd, Deze werken kunnen nog veel zwak-heden in het plan verbloemen, veel nog aarzelendeaanduidingen versterken, maar ze kunnen ook dedeugden weer wegwerken. Men leze hierover hetRapport over het Toekomstig Landschap derZuiderzeepolders maar na!WelUcht zal straks blijken dat onze tijd in dezerichting meer kans op falen beloopt, dan op hetin dit artikel besproken gebied.Temeer daar het administratief wel op grootebezwaren zal stuiten om hun, die het landschapontwierpen, ook nog invloed op den opbouw teverleenen, en dan liefst gedurende niet al te kortentijd, wat voor een goed resultaat toch wel zeergewenscht is.Maar dit is een ander onderwerp, en hier nietaan de orde.S. J. VAN EMBDENDE BEGRIPPEN ,,WINST" EN ,,VER-LIES" OP DE BALANS EN WINST-EN VERLIESREKENING EENERBOUWVEREENIGINGIn comptabele kringen heerscht verschil vanmeening nopens de vraag, of in het winst- of ver-liessaldo, hetwelk de administrateur der bouw-vereeniging per slot naar voren brengt, de Rijks-,de gemeentelijke-, en andere bijdragen al dan nietbehooren te worden verwerkt.Veeltijds is men van meening dat zulks nietbehoort te geschieden. Men motiveert dit danaldus, dat eerst de exploitatie-verliezen behoorenvast te staan, en dat n^ de vaststelling daarvan Rijken gemeente naar bevind van zaken bijdrage-plichtig worden. Ook de redactie van de desbe-treffende besluiten van voorschot- en bijdrage-verleening zou aan die opvatting steun verleenen.Ik wil niet ontkennen dat inderdaad de desbe-treffende voorwaarden zoo geredigeerd zijn, dater een argument ten behoeve van de bewustenieening uit geput kan worden. Echter hecht ikniet zooveel gewicht aan dergelijke toevalligeredicties, indien niet bepaaldelijk blijkt dat ze eenkwestie, als hierbedoeld, bizonderlijk op het ooghadden.Naar het mij voorkomt, moet in deze de feitelijkerechtsfiguur beslissen, en rust op administrateurof accountant de taak, die comptabel zoo goed enzoo volledig mogelijk tot uiting te brengen.Welke is nu de gedachtegang van een corporatiedie wil bouwen, doch ziet dat zij met de te bedingenhuur geen sluitende exploitatierekening kan ver-krijgen.Stel, een vereeniging wil een complex woningenbouwen, en berekent in een voorcalculatie deexploitatie-uitgaven op / 10.000.- en ze schat demogelijke huuropbrengst op / 6.000.-. Zij ver-zekert zich nu van de medewerking van Rijk engemeente, en verkrijgt toezeggingen van bijdragenex Woningwet resp. ad / 3000.- en / 1000.- maxt-maal. Na het eerste exploitatiejaar blijkt nu b.v.dat de toelaatbare uitgaven / 10.100.- bedragen endat de huuropbrengst / 6400.- bedraagt. WelkevoorsteUingswijze is nu de juiste; deze, dat devereeniging het er treurig heeft afgebracht, wanter is een verlies van / 3700.-; of deze, dat zij dezaak keurig heeft opgeknapt; dat zij feitelijk nogwinst zou hebben gemaakt, indien de bijdragengefixeerde bedragen waren.Mij schijnt het toe dat in een geval, als hetonderwerpelijke, het woord ,,verlies" niet in deadministratieve stukken mag voorkomen. Menvergete toch niet dat de vereenigingen in juridi-schen zin onafhankelijke autonome hchamen zijn,die een bepaalden bouw entameeren, en zich inden rug dekken door overeenkomsten met delocale overheid, die zich, ook alweer in den rugdoor het Rijk gedekt, verplicht heeft op een be-paalden voet huurbijslagen te geven.Wanneer zoo'n lichaam, onder bepaalde spel-regels, en door de overheid aangespoord of nietaangespoord, een bouw ter hand neemt, dan magzij haar vereenigingsprestatie geslaagd achten,indien de exploitatie van den bouw niet ongunstigeris dan men zich bij den opzet had voorgesteld.Naar mijn meening zijn de balans en verlies- enwinstrekening comptabele stukken, die een zooARTIKELEN 165zuiver mogelijk beeld moeten geven van de finan-cieele positie en van de financieele geste van delichamen, voor welke zij moeten worden opgemaakt.Het zijn moment-opnamen van het financieeleleven dier lichamen; niet ,,beden" om overheids-steun. In financieel opzicht is hun ,,onderneming"geslaagd, indien het tekort aan inkomsten uit denbouw binnen het raam der bedongen bijdragenblijft. Ik zeg ,,in financieel opzicht", want demogelijkheid is natuurlijk niet uitgesloten, dat eenvereeniging financieel slaagt, en toch qua volkshuis-vestingscorporatie een mislukking is, b.v. omdat zijeen slecht huurbeleid volgt. Doch de balans enverlies- en winstrekening behoeven daaromtrentgeen beeld te geven. Zij fotografeeren slechts definancieele positie, en die is goed, zoolang de claim,die de vereeniging op de overheid heeft, vanvoldoenden omvang is.In theorie is het dus, om bij ons voorbeeld teblijven, absoluut onjuist een verlies van / 3700.-te noteeren. De vraag rijst nu natuurlijk wat danwel juist is.De juiste weg is deze, dat de administrateur ofboekhoudkundige zoo nauwkeurig mogelijk schatteof de vereeniging aanspraak kan maken op bijdragen,die het voorloopige tekort dekken. Meent men tegoeder trouw van ,,ja", dan sluit dus de exploitatie-rekening. Op de balans komt dus een vordering opRijk en gemeente te staan van / 3700.- en op deverlies- en winstrekening een bate van dat bedrag.Zijn er daarentegen redenen om aan te nemen dathet voorloopig tekort niet uit de bijdragen gedektkan worden, b.v. omdat het maximum der bijdrageniet toereikend is, of omdat er te vreezen is voorexcepties, die Rijk of Gemeente opwerpen, danschatte men het bedrag, dat vermoedelijk tedeclareeren is, en diene het ongedekte voorloopigetekort als ,,verlies" aan.Uit het vorenstaande schijnt te volgen dat,,winst" op een plan, waarvoor metterdaad eenbijdrage noodig is, niet mogelijk is. Zulks is inder-daad het geval, doch er zijn uitzonderingen op.Zij gaan echter in dit artikel te zeer buiten de orde.Ten slotte zou ik nog dit willen opmerken. Deadministrateur, die gevoelt dat mijn theorie dejuiste is, doch huiverig is om zijn schatting in degeldkolommen van de balans en verlies- en winst-rekening te zetten, zal in ieder geval verstandigdoen niet van verlies te spreken, doch anderetermen voor zijn nadeelig saldo te gebruiken.Terwille van het juiste inzicht voor het publiekplaatse hij dan bij het saldo een noot, waarin hijvermelde dat de Overheid geheel of ten deele(en zoo mogelijk tot welke bedragen) het ver-meende tekort dekt. P. A. v. D. DRIFTWIJZIGING VAN DE WONINGWETVan verschillende, gezaghebbende zijden is ofwordt de Regeering gewezen op de lacunes in hetontwerp wijziging van de Woningwet. Ik meenechter dat een punt tot nu toe de aandacht ontsnaptis, n.l. de ruilverkaveling ten behoeve van destadsuitbreiding. De bestaande Ruilverkavelings-wet van 31 October 1924 is alleen voor den land-bouw bestemd. Bij de stedebouwkundige werk-zaamheden wordt het ontbreken van de mogelijk-heid tot ruilverkaveling als een ernstig gemisgevoeld. Deze ruilverkaveling zal in talrijke ge-vallen belangrijk voordeel beteekenen voor de bijeen bepaald plan betrokken eigenaars, terwijl zijde gemeente in staat stelt de uitbreidingsplannendoor te voeren zonder vergaande onteigeningenen daarmede verbonden langdurige procedures.Het wil mij daarom voorkomen dat het inlasschenvan een artikel, de ruilverk
Reacties