r3TIJDSCHRIFTVOOREh^OLKSHUISVESTINGjSEN STEDEBOUWEORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1932 NS 1 13' JAARGANG JANUARI1GELUIDDEMPENU SPIJKERVAST6IPSNWANDBRANDVRUEen Directeup van Gemeente-wepken : ,,...,,,de opgedane er-varing is wel van dien aapd,STERKdat ik ze meep in de gemeente-bestekken van sclieidingswandenzal voopischpyven ."N. V. D E M E T E O O R TELEFOON 205 D E ST E E G: 6.50 M., of 68.25 M^-) inet uitge-bouwde nisjes en ingetimmerde banken, waarachterde radiator. De aangrenzende eetzaal is groot8:^ 7.25 M., of 58 M2. De leeszaal 5.62^5.29 M.,29.72 M'2. in oppervlakte, heeft ingetimmerdebanken, boekenkasten en open haard.Aansluitende aan de eetzaal is de keukenaf-deeling, bestaande uit keuken en bijkeuken plusdienkamer, en de toegang tot den kelder. Ook ishierin een toegang tot de woongelegenheid van defungeerende Vader en Moeder, bevattende eenwoonkamer en twee slaapvertrekken. Verder zijner drie dienstbodenkamers, een linnenkamer, zie-kenkamer en kantoor. Tegen het huis aangebouwdis een rijwielstalling. Op de eerste, tweede enderde verdieping bevinden zich, behalve de benoo-AHTIKELENHuiskamer Jongenshuis Guido Gezelleplein, EindhovenEetkamer Jongenshuis Guido Gezelleplein, EindhovenARTIKELENRAH BEQAHEqPOND.Woonhuis voor jongemannen te EindhovenoyrjiLj !_ 1Plan le verdieping. Woonhuis voor jongemannen te EindhovenlO ARTIKELENs^. 4Q:>mWoonhuis voor jonge vrouwen aan de Poirterslaan te Eindhovendigde toiletten, een douche en een badkamer. Dedertig kamers voor inwonenden zijn ieder 2.60 x2.60 M. in het vierkant, dus totaal 6.76 M^., hebbenelk een opklapbaar bed, vaste waschtafel, met om-timmering en kast. De wanden zijn behangen ende vloeren gebeitst. Tot de meubileering behoorenbed- en raamgordijnen, vloer en tafelkleed, tweestoelen, tafel en een electrische lamp.Op de z.g. vliering is nog een reserve-logeer-kamer en een opslagplaats voor koffers.De bouwsom bedraagt, met inbegrip van grond-prijs a /11.000.- en van inrichtingskosten a/10.000.-, /103.000.-, waardoor de exploitatie-kosten, rente en huur en:?, inbegrepen, met eenpost onvoorzien a /450.- moeten worden gesteldop / 25.110.- per jaar, De ontvangsten kunnen ge-voegelijk berekend worden naar 25 a 30 geregeldeinwonenden op eveneens / 25.110.- per jaar. i)Terwijl de bouw van het ,,Eerste Jongenshuis"^) De exploitatie van dit tehuis, evenals van dat aande Edisonstraat, heeft tengevolge van de ingetredenmalaise niet aan de verwachtingen voldaan.goeden voortgang maakte, waren er plannen ont-worpen voor een even noodzakelijke woongelegen-heid voor jonge meisjes. AUe voorbereidingen daar-toe verliepen naar wensch en steller dezes aan-vaardde de eervoUe opdracht van de EindhovenscheVereeniging voor Jonge Vrouwen, opgericht 26April 1930, tot stichting van een Meisjeshuis ,,DeHaard", te bouwen aan de Poirterslaan te Eind-hoven.Het uitverkoren terrein was 33.80 56 M., of1893 M^., waarop een tehuis voor plusminus 30inwonenden moest verrijzen.Weder was de opzet van den bouw 30 kamersvoor inwonenden, een zit- en slaapkamer voor dedirectrice, de noodige dienstvertrekken, een zieken-kamer, woon- en eetkamer, ens.In een opgaand gedeelte van drie verdiepingen6.50x28 M., of 520 M^., plus een begane grond-gedeelte van 356 M^., totaal bebouwd dus 876 M^.,vond de hiervoor genoemde verdeeling haar plaats.Op den beganen grond vindt men bij binnen-komst een hal, 25 M^. groot, vervolgens eenwoonkamer, oppervlakte 60 M^., een serre 16 M^.,ARTIKELEN II^:^koIpjL^MJIMWIt.Woonhuis voor jonge vrouwen aan|de2Poirterslaan te EindhovenDe tweede en derde verdieping hebben ongeveer dezelfde indeeling als de eerste verdiepingeen leeshoek, ook i6 M^. beslaande, en een eetkamervan 55 M^,; verder keuken, dienkamer, provisie-kamer, bijkeuken, garde-robes, toiletten, kantoor,fietsenberging en kelder, waarin de centrale ver-warmings-installatie is opgesteld.De kamers voor inwoning bestemd, zijn in hetopgaande gedeelte, 2.50 ^ 3 M. groot en alle voor-zien van een di\anbed, waaronder lade, daarnaasthangkast, vaste, ingebouwde waschkast, en hebbenverwarming. Op elke verdieping is ten behoevevan de inwonenden een douche- en badkamer,toiletten, stortbak voor waschgoed, een strijkkameren een werkkast. Op het platte dak van het lagegedeelte is een theekoepel gebouwd, toegankelijkvan de eerste verdieping uit.De bouwsom bedraagt / 60.000.- plus / 6.300.-voor centrale verwarming. Voor den aankoop vanden grond was benoodigd /13.330.-, terwijl aanmeubilair werd besteed / 7000.-, aan linnengoed.enz. /1800.- en aan de keukeninstallatie / 3500.-,zoodat de totale stichtingskosten bedragen/ loo.ooo.-.De voldoening over de exploitaite van het,,Eerste Jongenshuis" bracht belanghebbenden enbelangstellenden tot het besluit voort te gaan opden ingeslagen weg en weder eenige tehuizente doen bouwen. Nogmaals moesten er plannen ingereedheid gebracht worden, nu voor een gebouw,dat twee afzonderlijk te exploiteeren tehuizen inzich vereenigde.De algemeene opzet van den bouw was nu tweehoogopgaande gedeelten, waarin gelegenheid totinwoning van 35 personen ieder, verbonden dooreen laag gedeelte en ingericht voor de benoodigdehuis- lees- en eetkamers. De woongelegen-heden voor de leidende echtparen, alsmedede keukens en dienstvertrekken moesten ook in12 AKTIKELENde opgaande gedeelten worden ondergebracht.Een zeer geschikt terrein werd verkregen, ge-legen aan de Edisonstraat en Torricellistraat. Ditterrein 43.72 >< 28.65 M., is 1253 M^. groot, waar-van bebouwd werd 1411 M^., zijnde 1252 M^.hoogopgaand en 159 M^. laag.leder opgaand gedeelte heeft, behalve een lei-derswoning, een keuken plus de noodige dienst-vertrekken en toiletgelegenheden, alsook badkamer,25 kamers voor inwoning, waarin een vast divanbed,vaste kast, vaste waschtafel, losse stoel, gordijnenen kleedje. Vier van deze kamers zijn van grootereafmeting en doen daarvoor 25 cent per week meerhuur. Alle hebben gasverwarming en douche-gelegenheid.In het laaggehouden gedeelte zijn twee eetkamers,twee huiskamers, enz. De eetkamers hebben overeen oppervlakte van 52 M^. leesnissen.De stichtingskosten in bouwsom, grondprijs eninrichtingskosten zijn overeenkomstig die dervoorgaande tehuizen.Gaf het Nederlandsch Jongelings Verbond, blij-kens bovenstaande mededeeUngen, eerst in Lim-burg, daarna in Brabant (Eindhoven) den stoottot veel goeds voor ongehuwde arbeidskrachtenin vreemde plaatsen, ook de Directie der Philips-fabrieken, die reeds veel voor haar arbeiders hadgedaan, ging ertoe over tehuizen voor haar onge-huwde werkers te stichten. En de Eindhovenschewoningbouw ,,Thuis Best" verstrekte mij opdrachtvoor den bouw van twee tehuizen voor de oudereongehuwden der Philipsfabrieken, elk huis geschiktvoor de inwoning van 50 betalende personen.Na bespreking met den dienst der PubliekeWerken te Eindhoven werd grond verkregen in denieuwste villawijk der stad. In dit werkelijk mooiestadsdeel, ver van de rommelige stad zelf, werdentwee terreinen gekocht -- het eene uitziend overde rivier De Dommel met breede oeverbeplanting,het andere tegenover het stads-wandelpark.De algemeene opzet van den bouw, alsook deindeeling der tehuizen komt in veel overeen. Inelk der drie vleugels zijn op de eerste en tweedeverdieping der gebouwen de vijftig te verhurenkamers. In diverse afmetingen, zijn zij alle voor-zien van stroomend water en een electrische licht-installatie, die in Eindhoven past.ARTIKELEN 13Dan, per verdieping 2;ijn de badgelegenheden entoiletten, alsmede vele andere gerieflijkheden. Opde eerste verdieping hebben meest alle kamers eenbalcon. Boven op de hal, op de verdiepingen, zijnlees-, schrijf- en biljardzalen ingericht.De benedenverdieping van ieder Tehuis bevatde keukencomplexen, de woonkamers en eetzalen,de groote hal, de directeurswoning en bureaus.In den achtervleugel zijn de fietsenbergplaatsen ende installatie voor de centrale verwarming. Huize,,de Sperwer", met uitzicht op den Dommel, isopgetrokken van roode handvormsteen met roodepannen.Huize ,,de Valk", aan het park gelegen, is opge-metseld in gele steen met zwarte pannen.Mei 1930 heeft de onderhandsche aanbestedingplaats gehad, waarna het werk gegund is voor/ 242.000.-.De huursom voor ieder inwonende, of beter depensionprijs, bedraagt /70.- per maand. ^)Amsterdam, November 1931 A. INGWERSEN^) Deze Philipstehuizen zijn tengevolge van de malaiseniet in exploitatie gekomen.GEWEIGERDE WONINGBOUW TEARNHEM (K.B. VAN 17 DECEMBER1930 EN 3 NOVEMBER 1931)De omstandigheid, dat te Arnhem een nijpend gebrekbestaat aan woningen voor hen, die een eenigszins duurderewoning kunnen bewonen dan een arbeiderswoning, in hetbizonder aan woningen van ongeveer / 300.- tot / 500.-per jaar, was het gemeentebestuur voornaamste reden, ingunstige overweging te nemen een plan van de CentraleWoningstichting otn een bij die stichting in beheer zijndcomplex oude en slechte woningen te sloopen en ter plaatseeen complex bescheiden middenstandswoningen te bouwen,t.w. 22 bovenwoningen, 10 benedenwoningen en 2 winkel-woningen. De huren, met uitzondering van de winkel-woningen, zouden varieeren van ongeveer / 400.- tot / 500.-per jaar. Tevens lag het in de bedoeling den bouw dienstigte maken aan een gewenschte verbreeding van de nietonbelangrijke verkeersstraat, waaraan het complex gele-gen was.De Raad vereenigde zich met het inzicht van Burgemeesteren Wethouders en verleende, ter uitvoering van het plan,bij besluit van 17 Maart 1930, een bouwcrediet van/ 192.000.- tegen een rente van 5 ",,, terwijl de erfpachts-canon werd bepaald op / 1.05 per M.-; de grootte van hetterrein is 2443 M^.Aan dit raadsbesluit werd evenwel bij besluit van 4 Juni1930 de goedkeuring door Gedeputeerde Staten onthouden:,,Overwegende dat het onderwerpelijke raadsbesluit destrekking heeft om de Centrale Woningstichting te Arnhemin de gelegenheid te stellen om een complex middenstands-woningen met winkels te doen bouwen; dat de gemeentedoor woningen te bouwen voor den prijs van grond enbouw, als in het raadsbesluit genoemd, de grens over-schrijdt van het terrein, waarop voor de gemeente eentaak i.z. woningvoorziening is weggelegd; dat toch eventueelgegadigden kunnen geacht worden voldoenden welstand tehebben, dat zij 00k zonder overheidssteun tot den bouwvan zoodanige woningen in staat zijn; dat mitsdien debouw van woningen als bovenbedoeld aan het particulierinitiatief behoort te worden overgelaten".Men ziet; Gedeputeerde Staten gaan recht op het doel af.Men mag het er al of niet mee eens zijn, het is een standpunt.De Kroon evenwel, genoopt om naar aanieiding van eendoor den Raad ingesteld beroep, uitspraak te doen, om-zeilde op handige wijze de kern van het geschil door eenjuridisch-formeele beslissing te nemen over bijzaken.De gelegenheid daartoe was gegeven, wijl de financieringvan den bouw was gedacht middels een bouwcrediet(later uiteraard te consolideeren) en niet door een geld-leening ten laste der gemeente.De Kroon dan overwoog (Koninklijk Besluit 17 Decem-ber 1930, No. 15):,,dat geen wetsbepaling is aan te wijzen, krachtens welketegen het bestreden besluit van Gedeputeerde Staten, voorzoover dit strekt tot onthouding van goedkeuring aan hetgedeelte van het raadsbesluit, waarbij een bouwcrediet wordtverleend, beroep op 0ns zou openstaan;,,dat bepaaldelijk aan art. 200, juncto art. 194, onder ader Gemeentewet geen recht van beroep ten deze kan wordenontleend, aangezien laatstgemeld wetsvoorschrift met hetaangaan van geldleeningen kennelijk alleen bedoeit het inleen opnemen van geld ten laste van de gemeente;,,dat dus de appellant niet-ontvankelijk in zijn beroepte dezen opzichte moet worden verklaard;,,Overwegende voorts, dat geen aanieiding bestaat,alsnog goedkeuring te verieenen aan het raadsbesluit, voorzoover het strekt tot het uitgeven van terrein in erfpacht;,,dat namelijk de uitgifte in erfpacht ingevolge de naderebepalingen, welke in het Raadsbesluit zijn gesteld, zoudeingaan op den eersten dag van de maand, volgende op die,waarop de verstrekking van het bouwcrediet zal zijn goed-gekeurd, en die goedkeuring door Gedeputeerde Statenis geweigerd, zonder dat daartegen hoogere voorzieningmogelijk is, zoodat het Raadsbesluit, voor zoover hetstrekt tot de erfpachts-uitgifte, alreeds hierom rechtsgevolgzal missen;"M.a.w., het verzet werd eensdeels niet ontvankelijk enandersdeels -- logisch-juridisch gevolg van het eerstebezwaar -- ongegrond verklaard. De zaak waar het om ging,werd niet aangeroerd.Een uitspraak ten principale was dus niet gevallen.Dit werd betreurd, wijl men in het onzekere bleef fastenen kennisneming van het standpunt van de Kroon vanverdere beteekenis werd geacht dan uitsluitend voor deonderhavige plannen. Daarin toch zou voor de gemeenteeen leiddraad te vinden kunnen zijn bij haar gedragslijn tenaanzien van de bevordering van gemeentewege van denbouw van betere arbeiderswoningen.Omdat dus prijs werd gesteld op het alsnog leeren kennenvan het standpunt van de Kroon, werd bij raadsbesluitvan 16 Februari 1931, de zaak opnieuw aanhangig gemaakt,waarbij in de plaats van het verstrekken van een credietthans trad het besluit tot het garandeeren van een doorderden te verstrekken leening aan de Centrale Woning-stichting voor het bovenomschreven doel.Zooals te verwachten was, handhaafden GedeputeerdeStaten het eenmaal ingenomen standpunt: bij hun besluitvan 14 April 1931, werd op dezelfde gronden als warenaangevoerd tegen het raadsbesluit van 17 Maart 1930-- zie boven -- de goedkeuring ook aan het nieuwe raads-besluit onthouden. Ook de beslissing van de Kroon d.d.3 November 1931, No. 36, op het daarop door den Raadten tweeden male ingestelde beroep was afwijzend. Demotiveering was als volgt:,,dat met den op verzoek van de Afdeeling van den Raadvan State voor de Geschillen van Bestuur, geraadpleegdenHoofdinspecteur van de Volksgezondheid (Volkshuis-vesting) moet worden aangenomen, dat het voorzien in debehoefte aan woningen als de onderhavige, welke een huurvan / 400.- tot / 500.- per jaar moeten opbrettgen, te Arnhemgevoeglijk aan het particulier initiatief kan worden over-gelaten en voor de volkshuisvesting in die gemeente nietvan zoodanige beteekenis is, dat de gemeente het risicovan den bedoelden woningbouw op zich zou mogen nemen;,,dat bovendien de bebouwing van het onderwerpelijke.14 ARTIKELENongunstig gelegen terrein tegen een zoo hoogen erfpachts-canon, als door den raad is vastgesteld, niet mogelijk iszonder belangrijke schade te veroorzaken aan het type ende ligging der woningen, zoodat die bouw aan de eischenvan een goede woningvoorziening niet beantwoordt;,,dat daartegen niet opwegen de voordeelen, welke deonderhavige woningbouw volgens het gemeentebestuuruit een oogpunt van stadsschoon zou opleveren;,,dat onder deze omstandigheden de door de gemeentete verstrekken garantie niet kan worden goedgekeurd, terwijlin verband daarmede de voorgenomen erfpachtsuitgifteevenmin tot stand behoort te komen."Naar het mij voorkomt, loont het de moeite aan dezebeslissing -- waarmede uiteraard de onderwerpelijkewoningbouw van de baan is -- een korte nabeschouwingte wijden.Dengene n.l., die, in verband met zijn werk, de beslis-singen van de Kroon bij woningbouw -- en daarmedesamenhangende zaken -- met eenige aandacht volgt, meethet dunkt mij opvallen dat op vrij markante wijze afge-weken wordt van den gebruikelijken gang van zaken,waarbij een geval getoetst werd of aan de wet of aande vraag of er strijd kan zijn met het algemeen belang. Hiertoch worden gegevens, welke door een andere, door denRaad van State geraadpleegde,a utoriteit (den Hoofdinspec-teur van de Volkshuisvesting) zijn ingebracht, gegevens,welke overwegend van feitelijken aard zijn, ter uitsluitendemotiyeering van de afwijzende beslissing aangewend,terwijl de in beroep gegane partij niet in de gelegenheidis gesteld haar meening omtrent bedoelde gegevens kenbaarte maken.Onwillekeurig rijst, bij de overdenking van deze houding,de vraag of de gebruikelijke elementen ,,Wet" en ,,algemeenbelang" niet toe te passen waren. En dat te klemmender,als gedacht wordt aan het, bij het eerste beroep, gevoerdeverdedigingsbetoog, waarin het Arnhemsche gemeente-bestuur meende te mogen verwijzen naar de recentebeschikking van den Minister van Arbeid, Handel enNijverheid van 29 Augustus 1930, op het request der Am-sterdamsche bouwers en andere organisaties aan de Kroon,tot schorsing of vernietiging van vijf garantie-besluiten vanden Amsterdamschen Gemeenteraad, tot financieelen steunaan woningbouwvereenigingen in Amsterdam, o.a. tenbehoeve van den bouw van woningen van beter gesitueerdendan arbeiders. Het laatste gedeelte van die beschikkingluidt als volgt:,,,... Overwegende, dat de bestreden besluiten niet zijnin strijd met de Wet, omdat zoowel art. 34 van de Woning-wet als art. 135 j? art. 194 van de Gemeentewet in verbandmet art. 51 van de Woningwet garantie-besluiten voorwoningbouw ook voor beter gesitueerden dan arbeiderstoelaten;,,dat evenmin strijd met het algemeen belang aanwezig is,omdat niet gezegd kan worden, dat een algemeen belanggeschaad wordt, wanneer een gemeente door zich garantte stellen voor leeningen, woningbouwvereenigingen instaat stelt op beperkte schaal woningen voor arbeiders enbeter gesitueerden te bouwen, dat integendeel de mogelijkheidniet is uitgesloten, dat daarin resultaten van den vooruitgangder techniek ten bate van de bewoners worden toegepast,wat leiden kan tot nieuwe verbeteringen in het woningtype,waarvan de woningbouw in vollen omvang een stimulee-renden invloed kan ondergaan,,,geeft aan adressanten te kennen, dat voor de gevraagdevernietiging geen termen zijn gevonden."Ook Arnhem, zoo werd bij de verdediging betoogd, doetniet anders: ook zij verleent steun, gezien de behoefte, opeen beperkte schaal voor den bouw, in dit geval van wonin-gen voor lets beter gesitueerden dan arbeiders. Evenals inAmsterdam bestaat niet alleen de mogelijkheid, doch ishet zeker dat woningen zullen worden gebouwd, die,watinhoud, afwerking enz. betreft, een stimuleerenden invloedkunnen uitoefenen op den bouw in het algemeen.Het schijnt niet al te gewaagd te zijn te veronderstellendat dit betoog en de zoo juist gegeven beschikking van denMinister van Arbeid op een vrijwel analoog geval bij heteerste beroep, hebben geleid tot het ontgaan van de in diebeschikking gelegen consequenties. Een wettelijk-formeelzwak punt gaf daartoe, als boven werd aangeduid, degelegenheid.De juridische impasse, welke deze houding meebracht,zieh we nu in tweede instantie, waarbij aan de formeelebezwaren was tegemoet gekomen, overbrugd, door eennieuw element in te brengen, n.l. dat van het aanvoerenvan niet aan het ,,recht" ontleende overwegingen, vanfeitelijken aard, waarover het in beroep gegane bestuurniet meer in de gelegenheid wordt gesteld zijn meeningte doen kennen.Nu kan men, met name in de huidige omstandigheden,zelfs waardeering hebben voor een beslist standpunt, dochis het niet alleszins bedenkelijk, als in belangrijke zaken,waar het hier om gaat, en waarin een onzer hoogste collegesten slotte uitspraak heeft te doen, het ,,recht" van die uit-spraak toch wel in de knel schijnt te zijn gekomen? Alsniet-jurist waag ik het niet om mij op glad ijs te begeven,doch volsta met de vraag, wijl er een sterk gevoel van onvol-daanheid blijft, of de geschetste gang van zaken door denbeugel kan, in de eerste plaats gezien van de zijde van het,,recht" (juridisch) en in de tweede plaats van het standpuntvan de gewone billijkheid?Wat dit laatste aangaat, worde met name nog eens aan-gehaald dit onderdeel der (afwijzende) motiveering:,,.... dat bovendien de bebouwing van het onderwerpehjke,ongunstig gelegen terrein tegen een zoo hoogen erfpachts-canon, als door den Raad is vastgesteld, niet mogelijk iszonder belangrijke schade te veroorzaken aan het type ende ligging der woningen, zoodat die bouw aan de eischenvan goede woningvoorziening niet beantwoordt".Hier wordt dus niet meer of minder gezegd dan datuitvoering van het plan (op zijn zachtst gezegd!) mindergoede woningen zou scheppen. En dat, terwijl de gemeentebedoelde den bouw van goede, voorbeeldige woningen tebevorderen!Had niet de billijkheid, ja zelfs de gewone burgerlijkebeleefdheid, ook tegenover de ontwerpers van het plan,behooren mee te brengen dat eerst gemformeerd was overdeze en de andere feitelijke overwegingen, alvorens opgrond daarvan een ,,rechts"-beslissing werd genomen'!Beeindigd moge dit artikel worden met het uitsprekenvan den wensch, dat ook van juridische zijde de hier aan-gesneden zaak eens onder de loupe worde genomen en eenen ander ertoe bijdrage dat een meer bevredigende be-handeling van zaken als de onderwerpelijke wordt ver-kregen, dan nu schijnt mogelijk te zijn.Arnhem, 15 December 1931 J. SCHULTE NORDHOLTHET HAVENGEWEST VOOR HET GE-BIED VAN DE NIEUWE EN DE OUDEMAAS EN DE VOLKSHUISVESTINGZooals bekend, heeft de ,,Commissie tot onderzoek naarde havenbelangen van Rotterdam en omgeving" op 7September 1931 haar verslag vastgesteld.De commissie is haar werk begonnen met het houdenvan een enquete onder eenige gemeentebesturen, eenaantal Kamers van Koophandel en Departementen van deNederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel,de Directie der Nederlandsche Spoorwegen, de CentraleBond van Transportarbeiders en de Scheepvaart VereenigingZuid, ten einde de bezwaren te leeren kennen, die dezelichamen aan de bestaande toestanden verbonden vinden.In het verslag, hetwelk begint met een objectief overzichtvan den huidigen toestand, wordt van de ingekomen ant-woorden uitvoerig melding gemaakt. Gewezen werd o.a.op het ontbreken van een leidende gedachte bij den haven-ARTIKELEN 15aanleg en de havenexploitatie, op de noodzakelijkheid vankanaal- en havenaanleg op het eiland IJselmonde en vanbetere verbindirjgen te land en te water met het achter-land en op het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheid vanRotterdam binnen haar grenzen.Vervolgens gaat de commissie over tot het uitsprekenvan een eigen oordeel over de aan den huidigen toestandklevende gebreken en de wijze, waarop die uit den wegkunnen worden geruimd. Uitgaande van het ,,havenbelang"is de commissie tot de overtuiging gekomen, dat de volgendewateren binnen den kring van haar aandacht moesten wor-den getrokken: de Nieuwe Waterweg, het Scheur^ de Nieu-we Maas, de Beneden-Hollandsche-IJssel, de Beneden Lek,de Oude Maas, het Mallegat, de Dordtsche Kil en deBeneden Merwede. Zij ziet een groot gebrek aan eenheidin de ontwikkeling van het havengebied. Dit gebied moeteen harmonisch geheel vormen, vooral wat betreft de plaat-sing van massagoedhavens, stukgoedhavens, opslagplaatsenvoor lichtontvlambare stoffen en industrieterreinen, zoowelin onderling verband als ten opzichte van de woonwijken.In het verleden is hiertegen gezondigd, o.a. door parti-culieren havenaanleg. In de toekomst kunnen de gevolgenechternogerger zijn, doordat door de bevaarbaarmaking vande Oude Maas voor zeeschepen de daar gelegen gebiedentot ontwikkeling zullen komen. Van belang is ook de vraagwelk deel van het gebied het meest voor den in- en uitvoervan het Westland in aanmerking komt. Aandacht werdtevens gewijd aan de concurrencie tusschen de verschil-lende havenexploitanten, vooral op het gebied van de ta-rieven. Aan den tegenwoordigen toestand zijn zoowelvoor- als nadeelen verbonden, zoodat de commissie nietwaagt hier een oordeel uit te spreken.De commissie is tot de overtuiging gekomen, dat aande bestaande bezwaren tegemoet kan worden gekomendoor instelling van een centraal lichaam. Zij heeft vele moge-lijkheden overwogen en geeft in een uitvoerig betoog defouten weer, die aan de verschillende oplossingen kleven.Van georganiseerd overleg tusschen de verschillende ge-meenten verwacht zij weinig nut, aangezien met name aande zoo gewenschte leidende gedachte voor de ontwikkelingvan het havengebied, hoewel bijwijlen levendig, waarschijn-lijk niet voldoende uitvoering zou worden gegeven. Daar-naast was een punt van overweging de toepassing van debepalingen van de Gemeentewet, betreffende samenwerkingtusschen gemeenten in verband met de streekplan-arti-kelen in de Woningwet. Als bezwaren daartegen geeft decommissie, dat een langs dezen weg gesticht orgaan geenandere bevoegdheden kan hebben dan de gemeenten zelfbezitten en geen andere leden kan tellen dan vertegen-woordigers van de gemeenten, terwijl er geen waarborgenzijn, dat men zal uitgaan boven de zuiver gemeentelijkebelangen. Een oplossing in den vorm van een havenschap,een Beneden-Maasgewest of een concentratie tot een gemeen-te ging de commissie te ver. Zij wil de autonomie der ge-meenten niet onnoodig aantasten.Tenslotte wijst dan de commissie den weg, die haars inziensmoet worden bewandeld. Zij wilde zich op een zuiver zake-lijk standpunt stellen en uitsluitend die maatregelen geno-men zien, die als strikt noodzakelijk moeten worden be-schouwd. Zoo is zij tot een lichaam gekomen, dat zij dennaam ,,havengewest" heeft gegeven. Het woord gewestduidt aan dat de belangen uitgaan boven de al of niet sa-menvallende belangen van een aantal gemeenten, terwijlmet het woord haven gezegd wil zijn, dat de aanwezigheidvan een havengebied de aanleiding tot de vorming van hetgewest is. De commissie wil geen inbreuk maken op be-voegdheden. die krachtens de bestaande wetgevingtoekomenaan de Kroon of aan Gedeputeerde Staten, zoodat in hetalgemeen de organen van het gewest niet het laatste woordzullen hebben. Het voornaamste orgaan zal dan zijn de Ge-westelijkeRaad, samengesteld uit 29 vertegenwoordigersvanRijk, Provincien en Gemeenten. Echter hebben niet allegemeenten een afzonderlijken vertegenwoordiger. Eenaantal van deze leden wordt benoemd uit voordrachtenvan Kamers van Koophandel, van werkgevers- en werk-liedenorganisaties, en van de directie der NederlandscheSpoorwegen. Deze Raad kiest uit zijn midden een dage-lijkschbestuurvanvijf leden; de voorzitter van zoowel deRaad als het Bestuur wordt door de Kroon benoemd.Deze Raad nu zal de bevoegdheid hebben voor het geheelegewest of voor gedeelten daarvan een ontwikkelingsplante ontwerpen. Het onderscheid tusschen dit plan en eenstreekplan bestaat hierin, dat het eersteniet wordt openbaargemaakt en geen rechtskracht heeft op zichzelf, terwijlvoor de vaststelling de gemeentebesturen het recht hebbenbezwaarschriften in te dienen. Voor de vaststelling van uit-breidingsplannen en streekplannen moet door de gemeente-besturen of door de commissies, bedoeld in art. 45, 46 en47 der Woningwet hierover overleg worden gepleegd methet Bestuur. Hetzelfde' geldt voor de herziening dezerplannen en voor de vaststelling en herziening van bebou-wingsvoorschriften. De Raad kan tegen een vaststellingof herziening zijn bezwaren bij Ged. Staten inbrengen eneventueel later bij de Kroon in beroep gaan. De Raadheeft tevens de bevoegdheid om het ontwikkelingsplangeheel of voor een gedeelte als streekplan vast te stellen,terwijl Ged. Staten hem daartoe ook opdracht kunnengeven. De bovenaangehaalde artikelen der Woningwetvinden dan overeenkomstig toepassing. Voor den aanleg vanhavens en havenwerken, alsmede voor de vestiging vanwerven en fabrieken buiten de bebouwde kommen aan --of op niet grooteren afstand dan 100 M. van -- de normaal-lijnen der wateren is vergunning noodig van den Raad.Vergunning kan alleen worden geweigerd op grond datdoor den aanleg of vestiging het belang van een doelmatigeontwikkeling van het geheele gebied zou worden geschaad.Verder moeten de gemeentebesturen de ontwerpen vanbelastingverordeningen, welke haven- en kadetarievenbevatten, voor de vaststelling aan het oordeel van denRaad onderwerpen, terwijl zijn advies aan Ged. Staten bijde inzending van de verordeningen moet worden over-gelegd, Particuliere havenexploitanten hebben voor deheffing van haven- en kadegelden de goedkeuring van denRaad noodig. De kosten van het havengewest worden ge-dragen door het Rijk voor 25%, door de Provincie voor 5%,en door de gezamenlijke Gemeenten voor 70%, naar ratovan hun zielental op i Januari van het jaar waarover deverdeeling loopt. Het zonder vergunning aanleggen vanhavens en havenwerken, en het vestigen van werven enfabrieken kan worden gestraft met hechtenis of boete,terwijl het bestuur de bevoegdheid heeft om hetgeen instrijd met wetten enz. is gemaakt, op kosten der overtrederste doen wegnemen. De beheerders van havens en haven-inrichtingen, de gemeentebesturen en Kamers van Koop-handel zijn verplicht den Raad alle verlangde inlichtingente verschaffen.Het havengewest kan niet anders dan door een wet inhet leven worden geroepen wegens de voorgestelde samen-stelling van den Raad, de aan dien Raad toe te kennen be-voegdheden en de aan de verschillende voorschriften te ver-binden sancties.Zeer in vogelvlucht zijn hiermee het werk en de conclusievan de Commissie geschetst. Wellicht is het niet ondienstigthans nog eens na te gaan wat dit rapport brengt in hetbelang van de volkshuisvesting.De Minister van Waterstaat gaf in zijn installatieredevan 12 Juni 1929 als taak der Commissie aan ,,te onder-,,Zoeken hoe, zoonoodig met toepassing van art. 194 der,,Grondwet, de havenbelangen van Rotterdam en omgeving,,het best kunnen worden behartigd, terwijl het onderzoek,,mede zal omvatten de voorziening in de behoefte aan,,handels- en industrieterreinen in verband met de ver-,,scheping van grondstoffen en goederen, aan verbiridingen,,te land en te water, en aan terreinen voor huisvesting van,,degenen, die in het havenbedrijf of de industrieen werk-,,zaam zijn, een en ander zooveel mogelijk in onderling.,verband bezien." Hieruit bhjkt dat de Regeering, aanhet havenbelang het meeste gewicht hechtend, toch ookandere belangen niet verwaarloosd wilde zien. Ook deCommissie heeft blijkens haar rapport een open oog gehadr6 ABTIKELENvoor de alzijdige ontwikkeling van het gebied, hoewel,getrouw aan haar opdracht, het havenbelang primair ach-tend. Zij yindt het noodzakehjk ,,een harmonisch geheel,,te verkrijgen, waarbinnen niet alleen voor den aanleg van,,zeehavens en industrieterreinen, maar ook voor behar-,,tiging van belangen van verkeer en volkshuisvesting,,en verkeer voldoende ruimte is." Het duidehjkst komthaar standpunt uit in de volgende passage van het verslag:,,A1 vril niet gezegd zijn, dat het belang van den aanleg,,van havens, kanalen, spoorvsfegen en wegen het belang,,der volkshuisvesting moet overheerschen, en verschuiving,,Van dien aanleg ter wille van de volkshuisvesting niet,,Zou mogen plaats hebben, in het algemeen zullen toch,,de geschetste havens, kanalen, spoorwegen en vsregen,,voor een groot deel van het havengebied als het ware,,een geraamte vormen, waar men bij de plaatsing van,,woonwijken rekening mede zal moeten houden. Zoo zal,,men ongetwijfeld bij het ontwerpen van woonwijken van,,het eiland IJsselmonde rekening moeten houden met,,den eventueelen aanleg van een kanaal van de Waalhaven,,naar de Oude Maas en met den aanleg van havens bij de,,uitmonding van dit kanaal in de Oude Maas. Dit brengt,,de noodzakelijkheid met zich, dat tot den aanleg van,,afzonderlijke vsfoonwijken ter weerszijden van dit kanaal,,wordt oyergegaan. Deze woonwijken moeten gunstig,,gelegen zijn ten opzichte van de havens en de industrieen,,,wat wil zeggen, dat zij eenerzijds, ter vermijding van,,noodelooze verplaatsing van de arbeiders, op niet te.,grooten afstand van de werkgelegenheid moeten worden,,ontworpen, anderzijds uit een oogpunt van volksgezondheid,,toch ook weer niet ,,onder den rook" van den fabrieken,,enz. mogen liggen. Ook inzake verbindingen met andere,,bevolkingscentra stellen deze woonwijken uiteraard hun,,eischen. Gewaakt zal moeten worden, dat de oevers van,,de Oude Maas niet geheel voor havens en industrieen,,worden bestemd, doch ten deele voor woonwijken en ont-,,spanningsgebieden worden gereserveerd. Aanleg van,,havens en industrieen langs het Scheur en den Nieuwen,,Waterweg zal ook daar invloed uitoefenen op de be-,,stemming van de terreinen voor woonwijken. En zoo,,zijn meer voorbeelden te noemen." Studiemateriaal heeftde Cornmissie nog opgeleverd een schrijven van Burge-meester en Wethouders van Rotterdam van lo Februari1931 (Verzameling 1931, volgn. 30), waarbij zij den Ge-meenteraad ,,richtlijnen voor de ontwikkeling van Rotter-dam" aanboden. Hierin wordt veel aandacht gewijd aande volkshuisvesting.Zooals boven werd beschreven, zal de voornaamste taakvan den Gewestelijken Raad zijn het vaststellen van eenontwikkelingsplan, het beoordeelen van de uitbreidings-plannen der in het gewest vallende gemeenten en eventueelhet zelfstandig vaststellen van streekplannen. Hoewel hetontwikkelingsplan geen rechtskracht heeft en de andereplannen aan het oordeel van Ged. Staten zijn onderworpen,wordt door deze regeling toch het zwaartepunt van deontwikkeling van het geheele gebied en ook van zijn onder-deelen gelegd bij den Gewestelijken Raad. Zijn oordeel zalin de meeste gevallen den doorslag geven. Blijkens boven-aangehaalde uitlatingen vertrouwt de commissie, dat allebelangen daar in veilige handen zullen zijn. Met de be-langen van scheepvaart, verkeer, handel en Industrie is bijde samenstelling van den Raad inderdaad in ruime materekening gehouden door tot leden te doen aanwijzen vijfvertegenwoordigers van Kamers van Koophandel, twee ver-tegenwoordigers van werkgevers uit het havenbedrijf, drievan transportarbeidersorganisaties en een van de Directieder Nederlandsche Spoorwegen. Eenzelfde garantie bestaater voor de belangen van de volkshuisvesting niet en erdreigt gevaar, dat deze op den achtergrond zullen raken,juist door het groote aantal anders georienteerde deskun-digen. Weliswaar zal de Raad uit de uitbreidings- enstreekplannen veel kunnen leeren en heeft zij het recht doormiddel van de gemeentebesturen de technische dienstender groote steden te raadplegen, maar dit geldt voor iederonderdeel van het ontwikkelingsplan. Daarom zou eenkundig stedebouwer in den Raad zeer zeker op zijn plaatszijn. Dit klemt te meer, omdat de andere deskundigen uitden aard der zaak slechts op de hoogte zijrj van het gebied,waarvoor zij zijn aangewezen, terwijl hij gewend is een ont-wikkelingsplan in zijn geheel te overzien en alle belangentegeri elkaar af te wegen. Nu kan gehoopt worden dat Rijk,Provincie of Gemeenten voor een der plaatsen, waarvoorzij vrije keuze hebben, een dergelijken deskundige zullenaanwijzen, doch zekerheid daarover kan niet bestaan.Het verdient derhalve aanbeveling om tenminste een deroverheidslichamen te verplichten een der door hen te ver-vullen plaatsen op zoodanige wijze te bezetten.Rotterdam, November 1931 N. J. ROWAANBOERDERIJ-TYPEN IN LIMBURGDOOR E. FRANQUINETDe Provinciale Schoonheidscommissie voor Limburgheeft velen aan zich verplicht door de uitgave van dit keurigverzorgde en door talrijke foto's verluchte werkje.Het mag bekend worden verondersteld, dat ons landtalrijke boerderij-typen herbergt, plaatselijk nauw samen-hangende met de afstamming van de bewoners, den aardvan de bedrijven, de heerschende cultuurstelsels enz., metallerlei overgangsvormen naar andere typen.De landbouw in de provincie Limburg onderscheidt zichin wezen emstig van die in de naburige provincien en delandbouwersstand heeft zich, vooral meer naar het Zuiden,langen tijd weinig laten beinvloeden door toestanden zooalsdie elders voorkwamen. Hierdoor is het te verklaren, hoehet inheemsche boerderijen-type zich zoo lang heeft wetente handhaven.Het belangrijkst is wel het zoogenaamde Romeinschevilla-type, dat uitwendig meestal zoo'n ruigen indrukmaakt, maar waarvan het intieme leven op en om de binnen-plaats van zoo groote bekoring is.De schrijver onderscheidt behalve dit, het Zuid-Lim-burgsche type, bovendien nog het Midden-LimburgscheMaasoever-type, het Halle-huis in Noord-Limburg en hetlanggevel-type of Brabantsch huis in Westelijk Limburg.Moeten deze beide laatstgenoemde vormen meer als uit-loopers of overgangsvormen worden beschouwd vanboerderij-typen, die elders beter en meer zuiver bewaardzijn gebieven, dan als boerderijen van Limburgschen oor-sprong, op de Midden-Limburgsche boerderij is behalvevan het Romeinsche villa-type verder ook nog wel eenigeinvloed te onderkennen van de gebouwen-vormen, zooalsdie in het Zuidelijke en Zuid-Westelijke gedeelte van Noord-Brabant domineeren.Waarschijnlijk is in deze omstandigheden de oorzaak teZoeken, dat zij, die over de provinciegrenzen heen zich metde studie omtrent boerderij-typen bezighouden, in hunbeschouwingen over Limburg zich tot den meest karakte-ristieken hoofdvorm bepalen.Interessant is het den schrijver te volgen in zijnbeschouwingen, die van groote liefde voor het gekozenonderwerp en van zijn provincie getuigen. Het is dan ookeen buitengewoon dankbaar onderwerp, waarvan de belang-stelling tot ver over de provinciegrenzen behoort uit te gaan.Moge de schrijver tijd en gelegenheid vinden om zijnstudie uit te breiden tot de plattegronden en den aard vande bedrijven, welke in deze gebouwen worden uitgeoefend,benevens van de wijzigingen welke deze bedrijven de laatstetientallen jaren ondergingen. Misschien wordt het daardoordan mogelijk aan te geven op welke wijze het oude typezich aan de gewijzigde omstandigheden kan aanpassen,zonder teveel van het oorspronkelijke karakter te verliezen,en te voorkomen, dat boerderijvormen van elders wordenovergenomen, die, behalve dat zij esthetisch dikwijlsonvoldoende zijn verzorgd, door den hoofdvorm ook minderpassen in het Limburgsche landschap. A. M. K.BINNENLAND 17BINNENLANDRIJKSBEGROOTING 1932HOOFDSTUK X (ARBEID, HANDEL EN NIJVERHEID)NOTA VAN WIJZIGINGENArtikel 134Bijdragen aan gemeenten over 1932 en afgesloten dienst-jaren ter tegemoetkoming in de betaling van de annu'iteiten,tot voldoening van renten en aflossing van de voorschottenuit 's Rijks kas verstrekt voor de doeleinden, in paragraaf7 der Woningwet omschreven, alsmede bijdragen voorhuisvesting van keet- en krotbewoners in Drenthe.wordt verminderd met: en mitsdien gebracht op:223.550 ' 9.626.450Eerste Kamer nopens Hoofdstuk V der Rijksbegrootingvoor 1931 opgenomen voorwaarden is slechts afgewekenten aanzien van punt 4; de daar bedoelde rente is vervangendoor eene boete van ten hoogste / 25.000.Overigens stelt de ondergeteekende er prijs op te ver-klaren, dat hij de meening deelt der hier aan het woordzijnde leden ten aanzien van het stellen van voorwaardenbij het verleenen van bijdragen ex art. 12 der Boschwet 1932.VDE HOOFDSTUK (BINNENLANDSCHE ZAKEN EN LANDBOUW)MEMORIE VAN ANTWOOEDAFDEELING II, BINNENLANDSCH BESTUURBescherming van NatuurschoonDe hierbedoelde wettelijke regeling der natuurbescher-ming heeft nog steeds de aandacht der Regeering.Omtrent een tweetal desbetreffende ontwerpen wordtthans het gevoelen ingewonnen van verschillende lichamen,die zich meer speciaal met natuurbescherming en metbeheer van landelijke bezittingen bezighouden.Wijziging van de LandarbeiderswetDe Landarbeiderswet beoogt de versterking der maat-schappeUjke positie van den landarbeider, waaronder dewet verstaat: den arbeider, die van landarbeid zijn hoofd-beroep maakt.Het begrip ,,landarbeider", dat reeds ruim gesteld is,kan, naar het oordeel van ondergeteekende, niet wordenuitgebreid, zonder met de strekking en de bedoehng derwet in strijd te komen.Verbetering der maatschappelijke positie van anderegroepen van arbeiders behoort meer eigenaardig thuisonder de algemeene sociale voorziening, waarbij geen spe-riale landbouwbelangen zijn betrokken.Art. 118 e.v.Staatshoschbeheer; natuurbescherming.Ondergeteekende stemt in met de leden, die aandringenop krachtig voortzetten van den aankoop van Staatswegezoowel van boschbezit als van woeste gronden ter bebos-sching. Voor zoover de geldmiddelen dit toelaten en degelegenheid zich daartoe voordoet, worden dergehjke aan-koopen bevorderd.Het overleg met den Minister van Onderwijs, Kunstenen Wetenschappen gepleegd omtrent de vraag, hoe hetbest op de scholen belangstelhng voor natuurbeschermingkan worden opgewekt, heeft geleid tot het raadplegen vande hoofdinspecteurs van het lager onderwijs, met wiergemeenschappelijk rapport voornoemde Minister zichvereenigd heeft. Deze hoofdinspecteurs meenden, dataan de Rijksschoolinspectie moest worden opgedragen erop te letten, dat door de opleidingsinrichtingen meeraandacht ook aan deze materie wordt geschonken, opdat,wanneer de gelegenheid zich voordoet, het te pas brengenop de lagere school zal toenemen en de gewenschte vruchtendragen.Landgoederen ,,Warnsborn" en ,,Vijverberg"Met het bestuur der Stichting ,,het Geldersch Land-schap" bestond ten aanzien van de voorwaarden, te stellenvoor het verleenen eener Rijksbijdrage ex art. 12 derBoschwet 1922, slechts verschil van meening omtrentenkele ondergeschikte punten. Van de op biz. 16 derMemorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag derXDE HOOFDSTUK (ARBEID, HANDEL EN NIJVERHEID)MEMORIE VAN ANTWOORDAFDEELING VI, VOLKSGEZONDHEIDVolkshuisvestingHet initiatief voor het verleenen van voorschotten envoor opruiming van krotten staat aan de gemeenten, diein den loop dezes jaars weinig voorschotten hebben ge-vraagd. De opruiming van krotten gaat geleidelijk door;in gevallen, waarin stilstand van activiteit bij een gemeente-bestuur wordt geconstateerd en opruiming van krottennoodig is, wordt met dat bestuur in overleg getreden en welresultaat bereikt.Ten onrechte wordt in het Voorloopig Verslag gesprokenvan een gewijzigde praktijk van de toepassing van hetKoninklijk vernietigingsrecht op besluiten van Gedepu-teerde Staten betreffende onbewoonbaarverklaringen vanwoningen, De ondergeteekende ziet geen grond voor deopvatting, dat de beslissing van Gedeputeerde Staten zouworden getoetst aan haar wettigheid in engeren zin, d.w.z., deformeele wettigheid, zooals men die opvat bij cassatie inciviele en in strafzaken. Toepassing van het Koninklijkvernietigingsrecht is noch wettelijk, noch feitelijk gelijkte stellen met cassatie door den Hoogen Raad; het zou eengewijzigde toepassing zijn geweest, indien zij ten aanzienvan onbewoonbaarverklaringen beperkt ware gewordentot de formeele wettigheid. Voor den burgerlijken cassatie-rechter is onderzoek naar de feiten uitgesloten; aan toepas-sing van het Koninklijk vernietigingsrecht gaat zeer dikwijlseen onderzoek naar de feiten vooraf. Cassatie in civilibusen in criminalibus is plicht, wanneer in een aanhangiggemaakte zaak formeele strijd met de wet bestaat; detoepassing van het Koninklijk vernietigingsbesluit is eenbevoegdheid, waarvan om redenen van beleid ook wel eensniet gebruik wordt gemaakt, bijv. om bij de Woningwette blijven, wanneer een bouwvergunning is geweigerd, opgronden, die in strijd met de wet zijn; maar bij onderzoekblijkt, dat de vergunning op andere wettige gronden tochgeweigerd zou moeten worden. Vragen van beleid voor dejuiste uitvoering van een wet spelen een rol bij de beslissing,of van de bevoegdheid tot vernietiging van eenig besluitgebruik zal worden gemaakt.Onderzoek naar de feiten komt bij herhaling voor. Metbetrekking tot de onbewoonbaarverklaring valt allereerstte onderzoeken of de feiten, zooals die door GedeputeerdeStaten zijn aangenomen, juist zijn en beantwoorden aande feitelijke voorwaarden, die de wetgever voor onbewoon-baarverklaring gesteld heeft. Daar dit met de vernietigdebesluiten niet het geval bleek te zijn, was strijd met de wetaanwezig.In den tijd van den woningnood zijn enkele vereenigingentoegelaten, die zich ten doel stelden den bouw van midden-standwoningen. Wat in dien abnormalen tijd gebeurde,kan thans niet als argument dienen. Voor 1914 is toegelateneen cooperatieve onderwijzers-bouwvereeniging, die evenwel hoogst eenvoudige woningen wilde bouwen, welke nogonder het begrip ,,arbeiderswoning" konden en moestenworden gerangschikt. De woningen, die de AlgemeeneJoodsche Woningbouwvereeniging wil bouwen, gaanzoover uit boven het begrip arbeiderswoning, dat de Regee-ring de toelating daarvan niet kan bevorderen zonder af tewijken van het beleid, dat zij bij de uitvoering van deWoningwet heeft gevolgd in den normalen tijd. Wie zoo-danige woningen wil bouwen,. moet geheel op eigen krachtsteunen.i8 BINNENLANDTegen toelating van vereenigingen, die zich het verkrijgenvan de eigen woning ten doel stellen, bestaat geen bezwaar.Bij circulaire van 5 Mei 1930 heeft de ondergeteekende tedien aanzien mededeelingen aan de gemeentebesturengedaan.Tot dusver heeft de ondergeteekende nog geen aanleidinggevonden om het Instituut voor Volkshuisvesting enStedebouw een opmerking te maken betreffende partij-propaganda. Doen zich feiten voor, die daartoe aanleidinggeven, dan zal hij er zich niet van onthouden.Het rapport van de Cornmissie-VLIEGEN zal waarschijn-lijk binnenkort gereed zijn,De ondergeteekende kan niet instemmen met het gevoelenvan de leden, die beschouwingen over het beleid vangemeenten ten aanzien van het grondbedrijf in het jaar-verslag van den hoofdinspecteur misplaatst achten. Zakelijkecritiek en waarschuwing voor ongewenschte gevolgen,ten aanzien van de volkshuisvesting, van een zeker beleidzijn nuttig en kunnen tot nadere overweging opwekken;voor andere gemeenten kunnen zij zijn als een baken in zee.HET JAARVERSLAG DER GEMEENTEBESTURENOVER DE VERBETERING DER VOLKSHUISVES-TINGOnder dagteekening van 27 November 1931 heeft deMinister van Arbeid een nieuwen vorm vastgesteld voorhet door B. en W. jaarlijks aan den Raad te doen beredeneerdverslag van hetgeen met betrekking tot verbetering dervolkshuisvesting in de gemeente is verricht.Het stuk is opgenomen in de Staatscourant van 30November 1931.DE VOLKSHUISVESTING IN DE TWEEDE KAMERZooals te begrijpen is, werden naar aanleiding van debehandeling van de begrooting voor Arbeid, slechts enkeleopmerkingen gemaakt. Eenerzijds de kort geleden tot standgekomen herziening der Woningwet, andererzijds demoeilijke ekonomische omstandigheden leidden tot be-perking.De Heer Maenen vroeg of de Regeering er bij besturenvan gemeenten, waar behoefte aan woningen bestaat, inwelke niet wordt voorzien, niet op aan wilde dringen hunplicht na te komen. De Minister antwoordde dat dit welgeschiedde, maar dat er veel besturen zijn, die hun plichtniet verwaarloozen. Ook op een soepeler behandeling deraanvragen om voorschot drong de genoemde afgevaardigdeaan en vroeg of de voorschotten niet zouden kunnen ver-schijnen op de begrooting van het Departement, waaronderde volkshuisvesting ressorteert. De Minister gaf implicite,al zeide hij het niet in deze woorden, te kennen dat in debestaande verhouding tusschen Arbeid en Financien geenverandering was te brengen. Als antwoord op de vraagvan den Heer Maenen omtrent verlaging van den rentevoetover voorschotten -- waarbij deze afgevaardigde eropwees dat het nu vaak de armsten zijn, aan wie een hoogerente in rekening wordt gebracht -- verwees de Ministernaar het antwoord van den Minister van Financien bij debehandeling van het wetsontwerp over conversie vanleeningen.Ten aanzien van het verkrijgen van eigen woningenbleek de Heer Maenen de voorkeur te geven aan een bevor-dering van bet verleenen van financieele medewerking aanhen, die zulk een woning wenschen te verwerven, bovenhet openen van de mogelijkheid voor bouwvereeni-gingen om haar woningen aan particulieren over te dragen.Tegen dit laatste bestaan, gezien van de zijde der exploitatie,niet ondenkbeeldige bezwaren. Hierop antwoordde deMinister dat hij eerst aan het begin staat van de uitvoeringvan zijn plannen, maar dat hij om deze door te voeren,een betere toekomst moet afwachten. Hetzelfde antwoordgold de opmerking van den Heer Maenen dat meer, enook onafhankelijk van krotopruiming, steun aan grootegezinnen behoort te worden verleend.De Heer van den Bergh verzette zich tegen het ingrijpenvan de Kroon in de beslissingen van Raad en Ged. Stateninzake onbewoonbaarverklaringen, anders dan bij wijzevan cassatie en beriep zich daarbij op het oordeel vanMr. Kruseman. De Minister volstond met de verklaringhiertegenover te stellen dat hij het met deze opvatting nieteens is en dat uit niets blijkt dat het ingrijpen der Kroonte dezen zou moeten worden opgevat in deiizelfden geestals het cassatierecht. Ook beoordeeling der feiten is plichtder Kroon. Op het voor de hand liggend bezwaar -- doorMr. van den Bergh en Mr. Kruseman geuit -- dat alduste werk gaand aan gemeentebesturen en Ged. Staten hetrecht op een contradictoire behandeling voor den Raadvan State wordt ontnomen, ging de Minister niet in.Evenmin op de juiste opmerking van den Heer van denBergh dat een centraal orgaan moeilijk plaatselijke toe-standen zonder deze voorlichting kan beoordeelen, waarbijhet sprekend feit werd aangehaald dat een der onbewoon-baar verklaarde woningen te Amsterdam, waarvan deonbewoonverklaring door de Kroon was vernietigd, omdatdeze woning door verbeteringen in bewoonbaren staatzou kunnen worden gebracht, sedert door den eigenaarwas afgebroken.Op het geval Blijdorp, in ons vorig nummer vermeld,werd door de Heeren van den Bergh en Ter Laan ingegaan.Beiden wezen erop dat het treffen van privaatrechtelijkeregelingen steeds usance was geweest en dat hier eennieuwe weg wordt ingeslagen, geheel afwijkend van dentotnutoe beganen. De Minister erkende dit. Een hoofd-beginsel bij de herziening van de Woningwet is geweesthet scheppen van rechtszekerheid voor particulieren. Hetligt voor de hand, wanneer in
Reacties