-TIJDSCHRIFTVOOREtVOLKSHUISVESTINGJEN STEDEBOUWEPORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATiONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1932 NS 5 13^ JAARGANG ^__ MEIGELUIDDEMPEND SPIJKERVASTSNWANDBRANDVRIJEen Dipecteup van Gemeente-werken : ,,...,.de opgedane er-varing is wel van dien aapd,STERKdat ik ze meer in de gem0ent9?bestekken van scheidingswandenzai voopschpyven .,, "N. V. DE METEOOR TELEFOON 205 DEN.V. VAN MUNSTER'S UITGEVER8 MAATSCHAPPIJ > HAARUEMMERWEQ B 378 - AMSTERDAM (W.^rDIAMETANHET GEVAARLOOZE VERGAS8IN88MIDDEL TER\(fRDELQiNQ VAN WANDLVIZEN --9EMAKKELMK TOE Tf PAS8EN, ABSOLUUTAFDOENOE --9EEN SPECIALE APfARATEN BENOODiaOVERKRU6BAAR Blt| AP0THEKER8 EN DROQiSTENW^IIBHTINflH1% HANDIilAAATSCHAPPU "NEDIGEPHA"HIEUWE KEIZERSGI^CHT Sa, A*DAM (6.)TELEFOON 62621 en 52621WANDGEDIERTEHiermede (lerichtea vij U, dat door9119WQiu9gea,gebiQaveii easchepen gezuiverd worden van wandgedierte, kakkerlakken, eaz.Dope tfna^ methode van zuiveren wordt aan de woningenniets beschadigd. Verf en behangsel hebben niets te lijden enmi behoeven geen plinten of andere voorwerpen los te inaken.Oofc behoeven de bewoners tijdens bet zuiveren de voningniet te verlaten of bun inboedel te verplaatsen. Onze metbodeis EENVOUDIG, GEMAKKELIJK en DOELTREFFEND.In de navolgende plaatsen hebben wij reeds gewerkt: Coevor-den. Delft, Dodewaard, Ede, Enschede, Franeker, Oeriachem,Gouda, Sappemeer, Kethel, Lonneker, Maas?luis> Maastricht,Bussum, Nakaldwijk, Noordwijkerhottt. Nunspeet, Roermond,Rotterdam, Schiedam, Sliedrecht, Tilburg, Vlijmen, VUssingen,den Hetder, Zandvoort, Zwolle, enz>Vraagt prijsopg^ve en inlichtingen:Fa. LIEVE & Co. (M. WAPENAAR)KORTEDIJK 16 - VLAARDiNGEN - TELEF. 108P J VAN SCHAIK W-VEIIIEIIttSPECIlJlllllUllll[lllll{EI,SMIIIUIIEillSIIUJIIlEl1 . V. V MIN O^riMIIV NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - A DAMISOLA-BOUWNET BE8TE EM OOEDKOOP8TE 8Y8TEEIH VOOHHET BOUWEN VAN OOMPLEXEN VOLK^- EMMIDDEN8TAND8WOMIMaEN. . 8ELF8UPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAW?UigO*d|t(>one?rd H?i?l?is-M?rkUITOEVOERD O.A. PLNI. 370 WONIMQEM VOOR DCQEMEENTE '? IIERT00EMB08CH > MOG IM UlTVpERINQOA* 400 WONIMQEM VOOR OE QEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van aile maierialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 13= JAAROANO N?. 5 MEI 1932TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINQIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll EN STEDEBOUW iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINOBOU W V EREENIQI NGENREDACTIE: H. P. J. BLOEMERS, J. BOM-MER, J. DOUWESJR., MR. D. HUDIG, JHR.M. J. I. DE JONGEVAN ELLEMEET, IR. P.BARKER SCHUT, IR. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WKNTINKADRES DER REDACTIE EN | ABONNEMENTSPRIJS f8.ADMINISTRATE HKLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAMPOSTREKENING NO. 29080REDACTIE VAN DE RUBRIEK,,UIT DEN gRING DER BOUW-VEREENIGINGEN",,HET NIEUWE HUIS" (KAMER 179)ROELOF HARTPLEIN 4 - AMSTERDAM-- ADVERTENTIES --V. MUNSTKR'S UITGEVKRSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM (W.)DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIE^E LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADUOSTELOOSLOSSE NUMMERS. fi.-INHOUD: Officieele Mededeelingen -- Bouwvereeniging ,,Bloemendaal Noord" te Bloemendaal doorW. Noorman -- Schoolwerktuinen in verband met den aanieg der stad door K. Billing -- Publiek- ofprivaatrechtelijke regeling der bebouwing (II) door Mr. J. Vink -- Het rapport van de AmsterdamscheBoschcommissie door D. -- Verslag van de buitengewone ledenvergadering van den Nationalen Woning-raad op Vrijdag 8 April 1933 te Amsterdam (I) -- Verslag der vergadering, belegd door het NederlandschInstituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw en den Nationalen Woningraad, ter behandeling van hetRapport inzake de huisvesting van krotbewoners, op Zaterdag 9 April 1932 te Amsterdam -- Binnenland-- Uit den Kring der Bouvwereenigingen -- Overzicht van Tijdschriften -- Wetten, Kon. Besluitenenz. -- Rechtspraak.OFFICIEELE MEDEDEELINGENNEDERLANDSCH INSTITUUTBESTUURDe Nederlandsche Bond van Huis- en Grond-eigenaren en Bouwondernemers heeft den HeerS. J. Mook als vertegenwoordiger in ons bestuuraangewezen in de plaats van den Heer F. H.de Haan.LEDENVERGADERINGENIn Juni zal een ledenvergadering, gewijd aanhuishoudelijke zaken, worden gehouden. Na af-doening hiervan zal een inleiding worden gehoudenover het vraagstuk van de verkaveling. In aanslui-ting hieraan wordt door een groep van archi-tecten een tentoonstelling georganiseerd. Een con-vocatie zal aan de leden worden toegezonden.In het najaar wordt een vergadering gehouden,waarin, in verband met de publicatie van hetrapport der Commissie-Vliegen, als onderwerpaan de orde wordt gesteld: ,,Welke maatregelendienen, mede in verband met de huidige tijds-omstandigheden, te worden getroffen met betrek-king tot de moeilijkheden, welke zich voordoen bijde exploitatie van de met financieelen steun vanhet Rijk en de Gemeenten gebouwde woningenf"De Heeren Prof. Mr. Dr. J. van der Grinten enDr. F. M. Wibaut hebben zich bereid verklaardhierover een praeadvies te geven.EXCURSIEDe jaarlijksche excursie zal dit jaar op 10 Sep-tember naar Nijmegen worden gehouden.EXCURSIE VAN HET INT. VERBAND FUR WOHNUNGS-WESENIn ons vorig nummer maakten wij melding vaneen studiereis op het gebied van volkshuisvestingen stedebouw, welke door het Int. Verband fiirWohnungswesen van 2 tot 16 Juli a.s. naar Zwitser-land wordt georganiseerd. Wij herinneren onzeleden er nog eens aan dat voor hen de gelegenheidbestaat aan deze reis deel te nemen en dat men zich86 OFFICIEELE MEDEDEELINGEN - ARTIKELENdaarvoor kan aanmelden bij het Secretariaat vanhet Verband, Dr. Hans Kampffmeyer, HansaAllee 27, Frankfurt a. M.BOUWTENTOONSTELLING TE BERLIJNVele on^er lexers en leden sullen in den vorigenzomer, naar aanleiding van hun deelname aan debeide Internationale congressen voor volkshuisves-ting en stedebouw te Berlijn, een bezoek hebbengebracht aan de tezelfdertijd georganiseerde ten-toonstelling voor volkshuisvesting en stedebouw,waar zooveel bij uitstek belarigrijke gegevens op ditgebiedbijeenwaren gebracht. En vele zullen hebbenbetreurd dat dit bijeen gebrachte materiaal wederuit elkander zou gaan en dat met de herinneringaan het vele geziene moest worden volstaan.Het loopt gelukkig echter anders. Er zalnl. een stevig boekdeel van 330 bladzijden ver-schijnen, waarin het belangrijkste, wat de tentoon-stelling bood, is bijeengebracht. Koeppen, deleider der tentoonstelling en Schwan, de Directeurvan den Verein fiir Wohnunnsreform, hebben deverzorging van het werk op zich genomen, datonder den titel ,,Der Stadtebau und das Wohnungs-wesen der Welt" zal verschijnen. De prijs be-draagt 25 Mark, maar bij vooruitbestelling (te rich-ten aan den Deutschen Verein fiir Wohnungs-reform, E. V., Berlin W 8, Kronenstrasse 72) 20 M.BOUWVEREENIGING ,,BLOEMEN-DAAL NOORD" TE BLOEMENDAALBij het tot stand komen van een 65-tal woningenen een kantoor, waaronder een lo-tal woningenvoor ouden van dagen, voor de bouwvereeniging,,Bloemendaal Noord" te Bloemendaal, meen ikgoed te doen hiervan in ons tijdschrift eenigemededeelingen met afbeeldingen te geven.Door de annexatie van een gedeelte van Bloemen-daal door Haarlem, waarbij een belangrijk aantalarbeiderswoningen naar Haarlem overging, zoowelals door den aanwas van de bevolking en de aan-wezigheid van woningen die voor bewoning afge-keurd moeten worden, is in de gemeente Bloemen-daal een tekort aan arbeiderswoningen ontstaan.Een van de grootste moeilijkheden was en isechter de vraag naar geschikt bouwterrein; of eris geen grond beschikbaar, of de grond is te duurom een sluitende exploitatierekening te krijgen.Tot eindelijk in 1929 het bestuur onzer vereenigingde hand legde op een terrein groot bijna 4 H.A.,gelegen in de Schapenduinen, in het Noorden vande gemeente Bloemendaal aan den Brederodeweg.".ttiipCJlXJttN..Bouwvereeniging ,,Bloemendaal Noord" te Bloemendaal.ARTIKELEN87Bouwvereeniging ,,Bloemendaal Noord" te Bloemendaal Bouwvereeniging ,,Bloemendaal Noord" te BloemendaalEen terrein, oude duingronden, geheel begroeidmet opgaand en laag hout; een ideaal gelegenterrein.De architecten Mulder en van Asdonck te Bloe-mendaal ontwierpen een bebouwingsplan van 65woningen met een kantoor, waaronder 10 woningenvoor ouden van dagen. Wij wilden het complexzoo geprojecteerd zien, dat men bij het aanschou-wen ervan nietdenindrukkreegvan,,hier2ijnnu dearbeiderswoningen". Gestreefd moest worden naareen bebouwing, die, in esthetisch opzicht, deaanwezige mooie natuur zoo min mogelijk mochtschaden.Gebouwd zijn i blok van 8 woningen, i van6 woningen, 8 van elk 4 woningen, 3 van elk 3woningen en 5 blokken van elk 2 woningen; aaneen der woningen is een kantoor gebouwd.De 55 woningen hebben beneden twee kamers,keuken en achter de woning een schuurtje, bovenals regel drie en in enkele gevallen vier slaap-kamertjes.De 10 woningen voor ouden van dagen hebbenbeneden een ruime woonkamer, ruime keuken,een slaapkamertje en achter de woning een schuur-tje, boven een slaapkamer.De 3 blokken van 8, 6 en een van 3 woningenhebben rieten daken en zijn boven plint wit ge-kleurd. De woningen zijn alle verschillend itiuitvoering. Zoowel de woningen op zichzelf als hetgeheel komen in de bebpschte omgeving uitstekendtot hun recht.De exploitatie is als volgt opgezet.Stichtingskosten:Bouwkosten / 240.523.-Schilderwerk .................. ,, 14.500,-Tuinafscheidingen, plantsoen .... ,, 2.000.-Honorarium architecten ........ ,, 9.500.-Toezicht ,, 3.500.-Renteverlies ,, 6.500.-Onvoorzien ,, 2.477.-/ 279.000.Begane grond VerdiepingBouwvereeniging ,,Bloemendaal Noord" te BloemendaalBegane grondBouwvereeniging ,,BloemendaalVerdiepingNoord" te Bloemendaal88 ASTIKELEN-:%STm^ .^^^^s^mi 11pyBtet^^^Silllmm '^^fa^iHlllfMliMnHKV^Snm1Bouwvereeniging ,,Bloemendaal Noord" te Bloemendaal Bouwvereeniging ,,Bloemendaal Noord" te BloemendaalExploitatiekosten:Annuiteit 5,o6o2 % van / 279.000.- / 14.117.96Erfpachtscanon per woning(65 X / 45.-) ,, 2.925.-Grondbelasting ,, 1.300.-Assurantie .. .............. ,, 100.-Onderhoud 65 x / 35.- ........ ,, 2.275.-Administratie, huurderving ...... 520.-/ 21.237.96Af rente voor belegd kasgeld ,, 349.56Huuropbrengst:65 woningen a / 6.18 per weekj 20.888.40/ 20.888.40De 'huren voor de woningen van ouden vandagen bedragen respectievelijk / 5.- en / 4.-;voor de andere woningen / 8.-, / 7.-, / 6.25 en / 5.70.Van het overgebleven terrein ?al een stuk be-stemd worden voor speelterrein voor de jeugd,het overige boschterrein blijft opengesteld voorvrije wandelingen.Het bouwvoorschot werd onder hypothecairverband door de gemeente Bloemendaal aan debouwvereeniging ^Bloemendaal Noord" verstrekt.Het geheel is een belangrijke aanwinst voor onzebouwvereeniging en ook voor de gemeenteBloemendaal.I Mei 1932 W. NooRMANSCHOOLWERKTUINEN IN VERBANDMET DEN AANLEG DER STADKORTE GESCHIEDENIS EN BAANBREKEND WERKOnder den indruk van de groote beteekenis voorde samenleving van de guile voedster MoederAarde, kan het niet anders dan een aangename taakzijn te voldoen aan de uitnoodiging van de Redactie,cm een beschouwing te wijden aan bovenstaandvraagstuk. Diep overtuigd van de nood^akelijkheid,dat genoemde beteekenis doordringt in de hoofdenen harten van het opgroeiend geslacht, staat hetreeds van te voren vast dat een rationeele enblijvende organisatie van het instituut der school-werktuinen als middel tot verdieping en verbeteringder opvoeding onzer kinderen, niet anders dangoede vruchten voor onze samenleving zal op-leveren.De beroemde opvoedkundigen Frobel en Pesta-lozzi kenden aan den ,,Kindertuin" groote waardetoe voor de opvoeding en legden dienovereen-komstig tuinen aan, waarin ieder kind gelegenheidhad onder leiding te wroeten, zaaien, planten enoogsten naar hartelust. Zij wenschten op dezewijze den innigen omgang met de natuur en dengrond te bevorderen, overtuigd van den ontwikke-lenden invloed op het verstand, den geest en hetlichaam.In ons land was het de bekende J. Stamperius,die een groot boek, De Schooltuin, schreef, omhetzelfde doel daardoor te bevorderen. Bereiktwerd dat een aantal scholen, bij de school, meestalop een gedeelte van het schoolplein, een tuintjeinrichtte voor aanschouwelijk onderwijs, niet voorzelfverzorging door het kind. Het was reeds eenverbetering, doch bevorderde niet de zelfwerk-zaamheid door zelf doen. De kiem werd ermedegelegd voor verdere ontwikkeling, zooals spoedigzou blijken. Toen in den oorlogstijd steeds meerbleek hoe de voeding van menschen en dierenafhankelijk werd van den eigen vaderlandschengrond, ontwaakte bij den stedeling het besef vande afhankelijkheid van den grond en de onmis-baarheid van zijn bebouwers, de boeren en tuinders.Naarmate de voedselnood steeg, groeide deachting voor het boerenberoep, om weer vooronverschilligheid plaats te maken, zoodra de nooddoor staking van den oorlog er niet meer was.Nu in dezen crisistijd door de maatregelen totZelfbehoud van de meeste landen van invoer onzerproducten, onze boeren door te lage prijzen eenARTIKELEN 89beklagenswaardige positie innemen, bemerkt menzeer weinig begrip voor dezen toestand bij deoverige bevolking, waar vergeten wordt dat ver-mindering van werklust bij de boeren zich tenslotte wreekt in een algemeenen achteruitgang vanhet welvaartspeil. Dit inzicht leidde kort vooren vooral gedurende den oorlog tot de bevorderingvan belangstelling bij ouderen en jongeren voorde bodemcultuur, in vele landen, door het inrichtenvan volkstuinen. De gebrekkige kennis en ervaring,waarmede deze dikwijls werden bebouwd, brachtvelen op de idee reeds het kind vertrouwd te makenmet het groote nut daarvan. Zoo werden school-werktuinen ingericht te Dordrecht, Leerdam, denHaag (Pro Juventute), Hengelo (O.), Soest, Larenen Oisterwijk, misschien nog enkele meer. Had deoprichting dezer tuinen in den aanvang een meermaterieel doel, spoedig zou bhjken dat de ideeelebeteekenis ervan ten minste evengroot, zoo nietgrooter was. Men leerde het belang van deze tuinenvoor opvoeding en onderwijs inzien, vooral 00kdoor de kennis, die men kreeg van in het buiten-land, niet het minst in Engeland, Oostenrijk enDuitschland verkregen uitkomsten.DE BETEEKENIS VOOR ONDERWIJS EN OPVOEDINGDe ondervinding heeft bevestigd dat het werkender kinderen in den tuin het onderwijs op schoolvolstrekt niet schaadt, doch veeleer beter vruchtendoet dragen en uitstekend aanvult.In het bizonder is dit het geval ten aanzien vande kennis der natuur, terwijl b.v. meet- en reken-kunde en teekenen in den tuin bij uitstek praktischetoepassing kunnen vinden. Uit gezondheidsoogpuntkan men moeilijk beter werk bedenken. Temiddender onvolprezen schoonheid der natuur krijgthet schoonheidsgevoel ongezocht gelegenheid totontwikkeling, en zoo ooit, dan wordt hier de kansgegeven tot voile ontplooiing van den mensch,zoowel en vooral lichamelijk, geestelijk en ziel-kundig. De zorg en toewijding, die noodig zijnom ten slotte vruchten en bloemen van hun werkte zien, leidt tot ontwikkeling van eigenschappen,die op de schoolbanken daartoe minder gelegenheidkrijgen. Door de samenwerking in den tuin kanhet gemeenschapsgevoel natuurlijk ontwaken. Waarde kinderen zien dat meer zorg en toewijding 00kmeer vruchten afwerpt, wordt het verantwoorde-lijkheidsgevoel ontwiickeld. De zorg van gezondekinderen voor het tuintje van een ziek kind, ge-durende diens afwezigheid, de vreugde over hetmeebrengen van zelfverbouwde groenten en bloe-men, de voldoening over ten slotte beloonde ijveren plichtsbetrachting, kan niet nalaten het kindomhoog te voeren en met dankbaarheid en voldoe-ning het mooie leven in te gaan. Het zal leerenootmoedig te staan in de grootsche schepping, deschoonheid en ondoorgrondelijkheid steeds meergaan beseffen en in zich voelen groeien het natuur-lijke religieuse gevoel, dat altijd weer opnieuwde hoop doet herleven.Het werk in den tuin draagt in hooge mate bijtot de vorming van karakters. In het jaarverslag1920 van de Amsterdamsche Vereeniging voorSchoolwerktuinen wordt o.a. vermeld, dat:de kinderen gemakkelijk aan orde en regel gewenden,elkanders werk leerden waardeeren,zij meer respect kregen voor het eigendom vananderen,hulpvaardigheid leerden in het verrichten vanwerkzaamheden voor anderen, die hiertoe doortoevallige omstandigheden niet in staat waren,hun opmerkzaamheid meer in beslag werd genomendoor nuttige aangelegenheden,hun gelaatskleur veranderde van stadskleur in dievan buitenkinderen,volgens verklaring der ouders de eetlust toenamen de slaap der kinderen rustiger werd,de belangstelling der ouders door de verhalen derkinderen werd opgewekt, zoodat die ouders zichherhaaldelijk van de uitkomsten, in de tuintjesverkregen, kwamen overtuigen.Op alle plaatsen, waar men reeds van eenigeondervinding op dit gebied kan spreken, wordengelijkluidende uitkomsten verkregen, en roemt menzeer in het bizonder de afneming van het vanda-lisme bij de stedelijke jeugd, die in schoolwerk-tuinen bezigheid kan vinden.DE BETEEKENIS VOOR DE GEMEENSCHAPIn onzen tijd, waarin het gemeenschapslevennooit gekende vormen van groei en ontwikkelingaanneemt, op alle gebied der samenleving, is hetwel een zaak van het hoogste belang niets teverzuimen bij de opvoeding der jeugd, dat eengezonden groei van dat gemeenschapsleven kanhelpen bevorderen.Als een der nuttigste gevolgen van de invoeringvan schoolwerktuinen mag worden aangenomendat daardoor gezonde begrippen worden ontwik-keld ten opzichte der beteekenis van wat met zorgen moeite wordt tot stand gebracht, en dat het-nooit sport kan zijn vernielzucht bot te vieren tenopzichte van der gemeenschap onmisbare voort-brengselen en behoeften. Gezonde sport uit zichuitsluitend in hoffelijke en beschaafde vormenen in dit geval bovendien in bij uitstek nuttigenproductieven arbeid. Het kweekt eerbied en waar-deering voor elkanders voortbrenging in het belangvan de gemeenschap. De tucht wordt door hetwerk in den tuin op ongezochte wijze gehandhaafden bevorderd, met het gevolg dat de jonge krachtengeen lust meer gevoelen om mee te doen aan hetinwerpen van ruiten van leegstaande gebouwen,het vernielen van boomen en plantsoenen, hetuittrekken van palen en schuttingen, in het kortaan de vernietiging van natuurschoon en gemeen-schappelijk bezit, bestemd voor het nuttig gebruik90 ARTIKELENen genot van iedereen. Deze jeugd leert het onzin-nige vernielen tegengaan en vormt bij het groeienin getalsterkte een nuttig tegenwicht voor denal te zeer ontwikkelden zin voor vernieling bij eengroot deel onzer stadsjeugd vooral, die der gemeen-schap duur te staan komt in den vorm van hoogereuitgaven en dus grooter lasten dan noodig zoudenzijn. Het is daarom juist gezien dat de Nederland-sche Staat het werk der schoolwerktuinen steuntmet een jaarlijkschesubsidie, waarvan zij de grootteafhankeHjk stelt van hetgeen particulier initiatiefin dezen doet. Om dezelfde reden steunen demeeste gemeenten, waar schoolwerktuinen zijn,deze met gratis afstand van grond met of zondersubsidie, terwijl de provincien Noord Hollanden Gelderland, respect.' sedert 1930 en 1932,dezen opvoedkundigen en maatschappelijken ar-beid op onbekrompen wijze steunen en daarmedeeen voorbeeld tot navolging aan de overige pro-vincien hebben gegeven. Instellingen als de Maat-schappij tot Nut van 't Algemeen, de Volksbondtegen Drankmisbruik, de Nederlandsche Kinder-bond e.a. hebben eveneens vroegtijdig blijk ge-geven van hun groote ingenomenheid en waar-deering.De ervaring heeft geleerd dat het tuinwerk inhooge mate gezelligheidszin aankweekt en totmatigheid en soberheid opwekt.De gemeenschap is er ongetwijfeld mede gedienddat onzen kinderen alle kansen worden gegeveneen beroep te kiezen, in overeenstemming metgeestelijken en lichamelijken aanleg. Men zou indit opzicht den schoolwerktuin een hulplaborato-rium kunnen noemen van het psycho-technischonderzoek, dat meer en meer wordt toegepast terbevordering van de plaatsing in beroepen, waarinde toekomstige arbeider naar aanleg en kennis hetbeste past. Het groote nut voor de gemeenschapin al de genoemde opzichten geldt natuurlijkzoowel voor Indie als Nederland.DE OPRICHTING DER CENTRALE VEREENIGING VOORSCHOOL- EN WERKTUINEN EN BOOMPLANTDAGENHet doel der vereeniging is belangstelling bijons volk op te wekken voor natuur en bodem-cultuur door bevordering van den aanleg vanschool- en werktuinen en de instandhouding daar-van en door het organiseeren van boomplantdagenmet de jeugd. Een belangrijk deel van de bemoei-ingen der Centrale Vereeniging wordt ingenomendoor haar medewerking aan de instandhoudingARTIKELEN &I's Gravenhage's eerste School- en Kindertuin in vogelvluchtExcursie met leden van de Centrale Vereenigingvan bestaande tuinen en het voorkomen van deopheffing daarvan tengevolge van stadsuitbreiding.Dat de ontwikkeling een gezonden groei vertoont,blijkt uit het volgende overzicht. Sedert 1918 zijnschoolwerktuinen opgericht te Amersfoort, Am-sterdam, Arnhem, Bloemendaal, Bussum, Deven-ter, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Leiden,Middelburg, Naarden, Neede, Rhenen, Roermond,Rijswijk, Velsen, Vierakker, Warnsveld, Winters-wijk, Zaandam, Zeist, Zutphen, 's Gravenhage,Baarn, Schiedam, Rotterdam, Dordrecht, Hengelo,Wageningen en Tilburg, terwijl zij in voorbereidingzijn te Leeuwarden, Alkmaar, den Helder enBolsward. Het totaal aantal tuinen is thans bijnade 50 genaderd, met een totaal oppervlak van ruim40 H.A., waarin in 1930 meer dan 10.300 kindereneen eigen tuintje bewerkten, met een kleinsteoppervlakte van 8 en een grootste van 40 M*.,voor de teelt van groenten en bloemen.Aan gemeentelijke subsidien werd in totaal in1930 ruim / 38.000.- uitgekeerd en door particu-lieren en instellingen voor ruim / 8000.- bijge-dragen, terwijl de bijdrage der kinderen voor huntuintje varieerde van een kwartje tot een rijks-daalder per seizoen, al naar de draagkracht.De gemeente 's Gravenhage is onder de ge-noemde bijdragen niet begrepen, daar de school-werktuinen hier in beheer en onderhoud bij degemeente zijn en particulieren en kinderen nietsbijdragen.Neemt men de gemeenten afzonderlijk en maaktde verdeeling naar groote steden en kleinere stedenmet de plattelandsgemeenten, dan is de toestandals volgt:Gemeente Oppervlakte Aantal AantalturnerI kinderen tumenAmsterdam 6 H.A. 1500 4's Gravenhage 14 3550 . 9Haarlem 2 500 2Hilversum I 400 2Rotterdam 3.25 750 3Leiden 0.75 320 IVelsen 1.70 298 4Zeist 0.75 220 IZutphen 0.62 160 IUtrecht pi m. 2.50 ?pi.m. 450 5De overige oppervlakte is verdeeld over deandere genoemde plaatsen, zoodat hieruit welblijkt dat het grootste aantal tuinen en kinderenis verdeeld over de gemeenten 's Gravenhage,Amsterdam, Rotterdam, Hilversum en Utrecht.92 ARtlKELBNDE EISCHEN AAN DEN SCHOOLWERKTUIN TE STELLENIN VERBAND MET DE GEAARDHEID EN LIGGING DERTERREINENUit het overzicht van de verbreiding der school-werktuinen in ons land blijkt dat deze zich voor-namelijk in de grootste, steden bevinden, en daaruitblijkt ook dat de besturen daarvan veel beteekenishechten aan dit opvoedingsmiddel. 's Gravenhagevoert alles uit in eigen beheer onder leiding vaneen directeur, die vroeger bij het onderwijs werk-zaam was en thans uitsluitend is belast met deorganisatie en exploitatie der schoolwerktuinen,bijgestaan door 30 leiders-onderwijzers en zestuinlieden. Tot de taak van den Directeur en deleiders behoort ook de ontvangst van schoolklassen,die uitsluitend naar de tuinen komen voor bota-nische studies in de botanische verzamelingen,die zich op elken tuin, meestal als randbeplanting,volgens familien gerangschikt, bevinden. In 1929bezochten 700 klassen met ruim 15.000 kinderenvoor dit doel de tuinen. Deze opsomming is vol-doende om aan te toonen dat het gemeentebestuurvan 's Gravenhage zeer groote beteekenis hechtaan dit opvoedingsinstituut en het als integreerenddeel bij het onderwijs heeft opgenomen.Hoewel in Amsterdam het gemeentebestuur nietde leiding in handen heeft, wijst de ontwikkeUngvan de schoolwerktuinen er toch wel op dat ookhier geleidelijk een grootere beteekenis aan ditopvoedingsmiddel wordt toegekend. In 1929 werdaan den Secretaris der Centrale Vereeniging teAmsterdam door rijks- en gemeentelijke autori-teiten toegestaan een proef te nemen met tuin-arbeid onder schooltijd, als onderdeel van het leer-program. Het hierover uitgebracht rapport ontvingeen gunstig onthaal; dit werk is in 1930 door hemvoortgezet en is gevolgd door acht andere scholen,alle op de tuinen van de Amsterdamsche Ver-eeniging voor Schoolwerktuinen.Daarom is het te begrijpen dat groote beteekeniswordt gehecht aan den aard en de ligging van dengrond voor het inrichten van schoolwerktuinen.Bij de keuze van den grond dient natuurlijk teworden gelet op de kwaliteit en de ligging tenopzichte van het water, evenals t.o. van de wegen,omdat de tuinen goed bereikbaar dienen tezijn.Voordat tot de uitgifte van de tuintjes aan dekinderen wordt overgegaan moet de grond vol-komen gezuiverd zijn van onkruid, goed droog-gelegd en bemest, van wegen en paden zijn voor-zien en diep bewerkt zijn. In het algemeen is hetwenschelijk dat de grondbewerking voor de uit-gifte reeds is gebeurd en niet aan de kinderen wordtovergelaten. Gedurende den groei- en bloeitijdkan de bewerking van vrijkomende stukjes wel aanhen worden overgelaten.ARTJKELEN n-DE PLAATS IN HEX STADSGEHEEL EN HET BLIJVENDKARAKTER VAN DE SCHOOLWERKTUINEN, WAARMEDEREKENING IS TE HOUDEN IN VERBAND MET DENAANLEG VAN DE STADWat de plaats der schoolwerktuinen in hetstadsgeheel betreft, zoo zal het hoogst zeldenvoorkomen dat in het reeds hebouwde stadsgedeeltenog geschikte terreinen daarvoor te vinden zijn.Het stichten van een deel der tuinen in denomtrek, d.w.2. aan den rand der stad, waar menover een ruime keuze van terreinen beschikt en detuinen in de vrije natuur gelegen zijn, is zekerpractisch en juist te achten. Dat de kinderen, dievaak met trem of autobus komen, daarna nog eeneind moeten loopen, is gezond, en als ze er eenmaalaan gewend zijn, is een uur loopen heen en terugniet zoo'n groot bezwaar voor gezonde kinderen.De afstand mag echter ook weer niet te grootworden, welk bezwaar de zoo voHjverige Amster-damsche Vereeniging voor Schoolwerktuinen thansreeds ondervindt bij het zoeken naar terreinenvoor nieuwe schoolwerktuinen.In ieder geval, en niet alleen om den afstand,zou het een onjuist principe zijn, de schoolwerk-tuinen uitsluitend aan den rand der stad te stichten,daar zij ook in de nieuwe stadsgedeelten een blijvendeplaats behooren in te nemen. Zij verrichten daarinimmers dezelfde functie als de parken, singelsen plantsoenen: als natuurmonument en gezond-heidsoord, waardoor zij een groote aanwinst inhet stadsbeeld kunnen beteekenen; in vele opzich-ten zijn zij echter mooier door het aantrekkelijkeen levendige beeld, dat deze tuinen vooral in denzomer bieden: als de bloemen bloeien en alleskleurig en fleurig is, doen de werkende kinderendaartusschen aan als vlinders en bijen tusschen debloemen. Het is een beeld van leven en werkenen blijheid, en bekoort ieder die er gevoelig voor is.En wie zou daar niet gevoelig voor zijn?Het s(ihoonheidsargument kan dus niet alsargument tegen de inlijving in het stadsbeeldgelden. Ook de aankleeding van eventueele gebou-wen kan zoo geschieden, dat zij in de omgevingvolkomen passen.Het economisch argument tegen blijvende be-stemming der schoolwerktuinen in de nieuwestadsdeelen gaat al evenmin op: de redeneeringdat de terreinen later als bouwterrein meer waardzijn, is te bekrompen, aangezien niemand bij machteis de beteekenis dezer tuinen voor de opvoeding incijfers aan te geven. Bovendien zou, indien hetargument wel gold, hetzelfde gelden voor parkenen plantsoenen en de consequentie zou zijn dat destad een huizenwoestenij zou moeten worden.In de toekomst zien wij dus in de steden parkenen plantsoenen afwisselen met schoolwerktuinen?n speeltuinen, doelmatig aangelegd en harmonischuitgerust, met vrijen toegang voor het publiek,zoodat langzamerhand deze toestand als vanzelf-sprekend wordt gevonden en geheel in overeen-stemming met den modernen tijd en het moderneverkeer, waarin voor de kinderen en oudere men-schen alleen nog een veilige en rustige plek is inparken en tuinen. Indien bovendien de Overheidde verwildering van het opgroeiend geslacht wilbestrijden, zal zij dit op geen doelmatiger wijzekunnen doen, dan door de inrichting en de prak-tische verdeeling van sport- en speelterreinen envan schoolwerktuinen ook in de nieuwe stads-gedeelten. Dat dit beginsel praktisch zeer goeduitvoerbaar is, bewijst het voorbeeld van 's Graven-hage, waar de schoolwerktuinen vrijwel alle in ofbij de nieuwe stadsgedeelten zijn gesticht: aan deHerman Costerstraat, de Mient, enz. Ook in hetnieuwe Zuiderpark zijn behalve voor speelweiden,vijvers, sportvelden, ook voor de schoolwerktuinenbehoorlijke oppervlakten gereserveerd en wel inden rand van het park, die aan de nieuwe stads-bebouwing grenst.Ook te Amsterdam wenscht men in de toekomstbij de uitbreiding der stad rekening te houdenmet de behoefte aan schoolwerktuinen, hetgeen hetstadsbestuur daar totnutoe helaas te weinigheeft gedaan, zoodat verschillende nieuwe stads-gedeelten: o.a. Indische Buurt, Amsterdam-West,geheel van deze tuinen verstoken zijn; dit druktzich trouwens ook uit in de cijfers van het betrek-kelijk gering aantal tuinen en werkende kinderen,in vergelijking met het zooveel kleinere 'sGraven-hage (zie bovenstaanden staat). Er is op dit gebieddan ook periculum in mora: nog is het tijd, maarer dient snel te worden ingegrepen!Wat de sport- en speelvelden betreft, marcheerdeAmsterdam, ook vooral door het prachtige parti-culiere initiatief, dat hier aangetroffen wordt, steedsmede vooraan. Voor Rotterdam kon het geenkwaad als zij de genoemde zustersteden meer alsvoorbeeld nam en meer schoolwerktuinen enspeelvelden inrichtte, de laatste vooral voor dekinderen.Uit het bovenstaande moge den lezer duidelijkzijn geworden de noodzakelijkheid niet alleen vanhet stichten van schoolwerktuinen, doch ook envooral van het geven van een blijvende bestemmingin de uitbreidingsplannen aan dit voor de jeugdzoo bij uitstek nuttige soort openlucht-ontspan-ningsterreinen. Daarvoor is het noodzakelijk datbij het ontwerpen dezer uitbreidingsplannen metde behoeften daaraan van den aanvang af in vol-doende mate rekening wordt gehouden, en ook dater direct de juiste en meest geschikte plaats voorwordt uitgekozen. Het niet in voldoende materekening houden met deze eischen heeft o.a.Amsterdam en 's Gravenhage voor de onaangenamenoodzakelijkheid geplaatst, dat mooie schoolwerk-tuinen met praktische inrichtingen raoesten wordeningekrompen of heelemaal worden verlaten, omdater beslag op werd gelegd voor den aanleg van wegenen het plaatsen van gebouwen. Te Rotterdam doet94 AStlKELENzich hetzelfde voor in den Blijdorppolder, waar deschoolwerktuin door ophooging voor bouwterreinenrondom het overtollige water niet meer loozen kanen het terrein nolens volens moet worden verlaten.De uitbreidingsplannen dienen dus zoo te wordenopgemaakt dat de eenmaal voor de schoolwerk-tuinen bestemde gronden later niet meer behoevente worden verlaten. Waar het een eisch des tijdsis dat aan de verschillende soorten van openlucht-ontspanningsterreinen een blijvende plaats in hetstadsgeheel zal worden ingeruimd, daar is er geenenkele reden, waarom op dezen regel voor deschoolwerktuinen een uitzondering zou wordengemaakt; integendeel!Rotterdam, Februari 1932 K. DiLLINGPUBLIEK- OF PRIVAATRECHTELIJKEREGELING DER BEBOUWING.11Dit alles staat los van de voor- en nadeelen derpubliekrechtelijke, resp. privaatrechtelijke regeling.Vergelijking daarvan valt in verschillend opzichtten gunste van de eerste uit.De publiekrechtelijke voorschriften hebben opeen regeling bij contract al aanstonds dit voor, datzij van doeltreffende publieke sancties zijn voorzien.Worden de bepalingen van een overeenkomst nietnageleefd, dan staat voor het gemeentebestuursiechts de weg van civiele rechtsmaatregelen open.Overheidsmacht aanwenden om de nakoming vanhet contract te verzekeren, mag de gemeente niet:zoo haar wederpartij een bouwvergunning vraagtin strijd met de overeenkomst, kan de privaterechtsverhouding geen reden vormen om dievergunning te weigeren ^^). Daarentegen beschermtde overheidsmacht wel de publieke voorschriften.De bouwvergunning mag niet alleen, maar moetworden geweigerd, indien gebouwd zou worden instrijd met de bouwverordening, het uitbreidings-plan of de bebouwingsvoorschriften. Daarnevensbezit het gemeentebestuur ingevolge art. 70 debevoegdheid tot het desnoods ten koste der over-treders doen wegnemen, beletten of verrichtenvan hetgeen in strijd met de wet of de krachtenshaar vastgestelde verordeningen en besluiten mochtworden daargesteld, ondernomen of nagelaten.Dergelijke scherpe en snelle wapens vermag deburgerlijke rechtspleging niet te bieden.Een tweede voordeel is, dat de pubhekrechtelijkeregeling haar gezag zonder nadere voorziening 00kuitstrekt over latere eigenaren van de betrokkengronden. Bij verkoop van gemeentegrond of bijhet aangaan van een overeenkomst inzake deexploitatie van particulier terrein baart het altijdeenige zorg om de gemaakte bedingen te doenovergaan op alle rechtsopvolgers van degenen,met wie de gemeente contracteert. In verband metde hieromtrent heerschende jurisprudentie ^^) ishet noodig die bedingen te gieten in den vormvan erfdienstbaarheden -- wat intusschen nietsteeds kan geschieden -- of anders de toevluchtte nemen tot een zgn, ketting-beding, waarbij iedereigenaar op straffe van boete ten behoeve dergemeente verplicht wordt de daarvoor aangewezenvoorwaarden (met inbegrip van het boetebedingzelf) bij vervreemding van het goed aan zijn op-volger op te leggen. Dit laatste stelsel wordt opgroote schaal toegepast, doch biedt geen volstrektezekerheid. Wanneer een schakel mist, wordtweliswaar de boete verbeurd, doch is de kettingvoor goed verbroken. Controle op elke vervreem-ding is, indien de grondverkoopen eenigszinstalrijk zijn, praktisch niet doenlijk. Bovendien iseen regeling noodig met het oog op de bepalingvan art. 1353 B. W., dat de rechtsband tusschende latere verkrijgers en de gemeente eerst ontstaatwanneer de laatste verklaart van het te haren be-hoeve gemaakte beding gebruik te maken. Het isdus wel een voordeel van de publiekrechtelijkevoorschriften, dat zij dit alles ter zijde stellen enautomatisch voor iederen eigenaar gelden. Tegen-over het erfpachtsstelsel geldt dit voordeel uiteraardniet, omdat de gemeente daarbij zelf den eigendomin handen houdt.In de derde plaats valt te wijzen op de mogelijk-heid, om de publiekrechtelijke voorschriften zoonoodig eenzijdig te herzien of aan te vullen. Hetkenmerkende van die voorschriften is immersjuist dat zij -- onder de wettelijk voorgeschi'evenwaarborgen -- van overheidswege worden opge-legd, terwijl bij een burgerrechtelijk contract degemeente ook zelve wordt gebonden en de rechts-verhouding zonder medewerking van de weder-partij niet kan wijzigen. Met het oog hierop vraagik mij af of de belanghebbenden het publiek-rechtelijke stelsel wel met gejuich zullen begroeten.Dit was althans niet het geval, toen de gemeente's Gravenhage voor enkele jaren den weg derbebouwingsvoorschriften insloeg: tegen het des-betreffende voorstel aan den Raad teekenden eenzeer groot aantal belanghebbenden uit de kringenvan huis- en grondeigenaren, alsmede de Vereeni-ging van Directeuren van Hypotheekbanken verzetaan ").Ten slotte moet ik ingaan op wat de Regeeringblijkbaar in het bizonder als voordeel van hetdoor haar gewenschte stelsel ziet, n.l. dat de pu-blieke zaak publiekelijk behandeld wordt in plaatsdat openbare belangen -- zooals de circulaire hetnoemt -- tot een onderwerp van koophandel^*) Aldus werd b.v. beslist bij K.B. van 23 Augustus1938, S. 345.'^) Vgl. het arrest H.R. van 5 Maart 1905, W. 8191.^*) Vgl, Verz. 1930, no. in.ARTIKELEN 95worden gemaakt, waarbij bijv. de belangen van devolkshuisvesting op meer dan een wijze in hetgedrang komen. Naar ik meen, wordt de tegen-stelling aldus onnoodig toegespitst. Wellicht hebbenexcessen, die aan de Regeeririg onder oogen zijngekomen, haar geleid tot een voorstelling, waar-door de geheele privaatrechtelijke praktijk in eenminder gunstig daglicht komt te staan dan zijverdient. Aan den anderen kant is een louterpublieke behandeling -- ik zeide het reeds -- eenonbereikbaar ideaal.Met name indien de grond door particulierenvoor bebou^fving in gereedheid wordt gebracht, zalovefleg met de belanghebbenden noodig zijn,onverschillig op welke wijze de verhouding tus-schen dezen en de gemeente formeel wordt vast-gelegd. De regeling der stads- en dorpsuitbreidingis een te ingewikkelde zaak en is ook te veel eenlevende, nog voortdurend groeiende materie, dandat de overheid daarin geheel eenzijdig zou kunnenvoorzien. Zij moet de richtlijnen aangeven en zijmoet de leiding behouden, maar wanneer het opde concrete uitvoering aankomt van wat te vorentoch alleen maar op papier is ontworpen, zal zijniet mogen nalaten het oor te leenen aan hen, diezich met die uitvoering zullen bezig houden enzou zij zelfs onredeUjk handelen door dezen nietde gelegenheid te geven hun inzichten daaromtrentnaar voren te brengen. Wat vraagt er bij een planvan eenigen omvang al niet voorziening! Deoverdracht van straat- en plantsoengronden aande gemeente, de aanleg van bruggen of anderekunstwerken, bij laaggelegen terreinen de ophoogingvan den grond, veelal ook de demping van slootenen de uitvoering van werken ter instandhoudingvan de afwatering van aangrenzende terreinen,soms de aanleg van nieuwe watergangen, het totstand brengen van bizondere voorzieningen voorde ontsluiting van het te exploiteeren gebied, deaanleg van leidingen ten behoeve der publiekediensten en zooveel andere, telkens wisselendevraagstukken. Reeds uit dezen hoofde zijn onder-handelingen tusschen het gemeentebestuur en deexploitanten onvermijdelijk.Doch ook aan de lijnen van het plan zelf en aande regelen voor de bebouwing kan het overleg metde belanghebbenden niet voorbijgaan. De circu-laire noemt dit ,,koophandel"; de commentaar,,do ut des-gedoe" (biz. 49), ,,spel van macht enhandigheid" (biz. 199) en meer van dien aard.Het valt mij moeilijk in deze kwalificaties objec-tiviteit te ontdekken. De goede trouw gebiedt teveronderstellen dat de gemeenten bij haar werk-zaamheid, ook wanneer zij meenen deze geheel ofgedeeltelijk langs privaatrechtelijken weg te moetenvervuUen, in de eerste plaats het publieke belang-- in dit geval met name dat der volkshuisvestirig-- beoogen te behartigen en dat zij zich niet inonderhandeling begeven met het voornemen omdat belang secundair te maken, d.w.z. daarvanzooveel op te offeren als noodig is om de weder-partij tot de door het gemeentebestuur gewenschtepraestaties te bewegen. Daarenboven bewijst depraktijk keer op keer, dat de exploitatiemogelijk-heid belangrijk kan worden bevorderd of somszelfs afhankelijk is van veranderingen in het planof in de regelen voor de bebouwing, waardoor hetbelang der volkshuisvesting in geen enkel opzichtwordt geschaad. Welnu, welk redelijk bezwaar kaner dan tegen zijn, dat dergelijke wijzigingen hetobject van gemeenschappelijk overleg vormen"?Mij dunkt, de Regeering moest de laatste zijn omhet af te keuren, dat de gemeente bij een zoozeerin het eigendomsrecht ingrijpende materie trachteen synthese van het publieke en het particulierebelang te bevorderen. Ten overvloede zij hierbijopgemerkt dat de kostelooze afstand van straat-en plantsoengrond geen praestatie van den exploi-tant vormt, waartegenover de gemeente tegemoet-komingen harerzijds zou behoeven te stellen: dieoverdracht maakt deel uit van de normale ver-eischten voor het bouwrijp maken van grond.Het staat dan ook te voorzien dat de keuze vanhet publiekrechtelijke stelsel geen wezenlijke ver-andering zal medebrengen van de huidige praktijk.Ook in dat geval zullen de gemeentebesturen, diehun uitbreidingsplannen van papieren schema'stot werkelijkheid willen zien worden, overlegmoeten plegen met de grondexploitanten, zij het,dat de resultaten van dat overleg dan niet wordenvastgelegd in een privaatrechtelijk contract, maarin publiekrechtelijke voorschriften, vast te stellenna vervulling van de daarvoor bepaalde formali-teiten.Met dit laatste nader ik tot de nadeelen derpublieke regeling. Als zoodanig dienen in de eersteplaats te worden vermeld haar altijd eenigszinsstroeve en belemmerend werkende formaliteiten.Geldt het, zooals gemeenlijk het geval zal zijn, devaststelling van een uitbreidingsplan of van be-bouwingsvoorschriften, dan moeten achtereen-volgens de volgende stadia worden doorloopen:ter inzage legging (ten minste 30 dagen), behande-ling door de Gedeputeerde Staten (ten hoogsteeen jaar) en eventueel nog behandeling in beroepdoor de Kroon, gehoord den Raad van State (geentermijn bepaald). Ook indien geen beroep wordtingesteld, duurt de totstandkoming der publiek-rechtelijke voorschriften in den regel niet onaan-zienlijk langer dan die van een privaatrechtelijkeregeling. Er ontstaat dus tijdverlies. Dit wordtvooral dan als een overbodige belemmering ge-voeld, wanneer er geen belangen van derden in hetspel zijn. De geheele procedure is immers voor-namelijk voor derde belanghebbenden van betee-kenis, omdat de exploitanten zelf reeds van deregeling kennis dragen en daarmede instemmenals gevolg van hun overleg met de gemeente.Een tweede nadeel geldt meer in het bizonderde bebouwingsvoorschriften volgens art. 39 der96 ARTIKELENWoningwet. De bruikbaarheid daarvan is m.i.niet verhoogd, doordien zij zoo volstrekt vastge-koppeld zijn aan de vaststelling of her^iening vaneen uitbreidingsplan. De wet bepaalt niet, of debebouwingsvoorschriften los van het plan gewijzigdof aangevuld kunnen worden. Mocht dat nietgeoorloofd worden geacht, dan lijkt mij zulks eenernstig bezwaar, omdat de ervaringen van depraktijk tijdens de uitgifte van bepaalde complexennog al eens tot verbetering van de redactie derverkoops- of erfpachtsvoorwaarden leiden en hetdus te verwachten is dat ook de bebouwingsvoor-schriften na hun vaststelling niet onveranderdzullen kunnen blijven. Maar aangenomen al datafzonderlijke herziening toegelaten is, dan blijfttoch de moeilijkheid, dat afzonderlijke vaststellingniet mag plaats hebben. Ik denk b.v. aan gronden,gelegen langs bestaande wegen buiten het uit-breidingsplan. Ik denk ook aan gemeenten, diegeen uitbreidingsplan hebben en er ook geen be-hoeven te hebben. In beide gevallen vortnt hetstelsel der wet een belemmering voor de regelingder bebouwing door publiekrechtelijke voorschrif-ten en in het laatste geval bovendien -- gelijkMr. Kruseman terecht opmerkt in zijn commentaarop de Woningwet ^^) -- een onnoodige indirectedwang om een uitbreidingsplan te doen vaststellendoor gemeenten, die daartoe volgens de wet nietverplicht zijn. De noodzakelijkheid hiervan heeftde Minister bij de behandeling van het artikelin de Tweede Kamer (amendement-v. d. Bergh)niet kunnen aantoonen.Stelt men aldus licht en schaduw tegenoverelkaar, dan ziet het beeld der publiekrechtelijkevoorschriften er over het geheel niet al te donkeruit. De gemeenten kunnen er dan ook naar mijngevoelen wel vrede mede hebben dat de regelingder bebouwing in het algemeen en met name vandie in het uitbreidingsgebied normaliter geschiedtdoor middel van bouwverordening, uitbreidings-plan en bebouwingsvoorschriften. Men stelle dezeneisch echter niet te absoluut.Reeds hierom niet, omdat er vooraf een over-gangstoestand moet worden geliquideerd. Er geldenop het oogenblik tal van uitbreidingsplannen enstratenplannen, waarin de grond wordt uitgegevenonder voorwaarden, die o.m. op de regelmg derbebouwing betrekking hebben. Zoolang die uit-breidingsplannen niet behoeven te worden herzien,kunnen voor de daaronder begrepen gronden --de wetgever heeft dat nu eenmaal gewild! -- geenbebouwingsvoorschriften worden vastgesteld. Eenniet-noodzakelijke herziening te ensceneeren alleenomaan art. 39 der wet te voldoen, ware een weinigfraaie schijnvertooning. Derhalve zal de privaat-rechtelijke regeling wel moeten blijven wordengevolgd tot de herziening van deze plannen inder-daad aan de orde komt. Zijn de geldende plannenniet als uitbreidings-, maar als stratenplannen(samenstel van rooilijnen) vastgesteld, dan is dehernieuwde vaststelling van die projecten als uit-breidingsplan onder gelijktijdige uitvaardiging vanbebouwingsvoorschriften op zich zelf wel mogelijk.Beter echter schijnt mij de gemeenten en de hoogereorganen deze onnoodige doublure te besparen enook hier den tijd af te wachten, waarop de grondenin die plannen geheel zijn uitgegeven of er uitanderen hoofde een aanleiding ontstaat om eenpubliekrechtelijke regeling in overweging te nemen.Doch ook voor nieuwe gevallen dient de praktijkeen zekere vrijheid van beweging te behouden.Wanneer bij kleine, eenvoudige plannen, waarmedegeen belangen van derden zijn gemoeid, de uit-voering kan worden bespoedigd en dus de exploi-tanten kunnen worden geholpen door privaat-rechtelijke behandeling, dan zou het onredelijk zijnom louter op grond van theoretische voorkeurop het volgen van den langeren weg der publiekevoorschriften te staan. Waar zulks zonder schadevoor de belangen der volkshuisvesting kan ge-schieden -- en dat kan in meer gevallen dan deRegeering blijkbaar aanneemt --, late men depraktijk toe de natuurwet te volgen, die de krachtenden weg van den minsten weerstand doet opzoeken.Ten slotte zijn er gevallen van bizonderen aarddenkbaar, b.v. dat er enkele perceelen of terreinenin de bebouwde kom worden uitgegeven. Mendenke aan een perceel als dat van ,,De Bisschop"te Amsterdain of aan terreingedeelten, welke hierof daar na uitvoering van een straatverbeteringzijn overgehouden en voor bijtrekking bij aangren-Zende bouwperceelen in aanmerking komen. Hetkan toch niet de bedoeling zijn, dat voor dergelijkeop zich zelf staande gevallen de bouwverordeningwordt aangevuld of bebouwingsvoorschriften ex art.43 der Woningwet worden vastgesteld. Privaat-rechtelijke voorwaarden behooren ook hier toe-passing te kunnen blijven vinden.Utrecht, Maart 1932 J. ViNK") Supplement, biz. 115.HET RAPPORT VAN DE AMSTER-DAMSCHE BOSCHCOMMISSIEToen in 1909 een commissie uit den AmsterdamschenWoningraad een rapport uitbracht over de AmsterdamscheParken en Plantsoenen, vermeldde zij dat de bevolking,die toen uit ca. 565.000 inwoners bestond, de beschikkinghad over ongeveer 75 H.A. park en 11 H.A. plantsoen,tezamen over 86 H.A. ,,groen", ofwel ruim anderhalveM^. per inwoner. Aan de behoefte aan plantsoen was vol-gens de meening der commissie tamelijk goed voldaan;de openbare weg was, waar mogelijk, met boomen beplanten op enkele punten werden goed onderhouden plantsoenenaangetroffen. Daarentegen achtte de commissie den aan-leg van ruimere parken, van wandelwegen en speelterreinenzeer onvoldoende. De commissie wees erop dat de omgevingvan Amsterdam ongetwijfeld haar typische bekoring heeft;maar gelegenheid voor ontspanning en voor uitstapjeswordt er toch gemist. Wandelwegen op eenigen afstand vanARTIKELEN 97de stad ontbraken, met uitzondering van de Kalfjeslaan,geheel. De Amsterdammer had vrijwel geen gelegenheidzich temidden van het groen buiten te voelen en dreigdedaardoor van de natuur steeds verder te vervreemden.In het rapport wordt dan gewezen op eenige artikelenvan den Heer Thysse in het Algemeen Handelsblad van5 Januari 1908 en volgende dagen, waarin o.m. de aanlegvan een natuurpark met de Nieuwe Meer als centralewaterpartij bepleit wordt. De denkbeelden van den HeerThysse ontmoetten in de commissie zeer veel w^aardeering,maar de kosten werden op een zeer aanzienlijk bedrag geraamd (ca. 2 millioen gulden); wanneer een zoo groote somvoor parkaanleg zou worden beschikbaar gesteld, meendede commissie dat vast zou moeten staan dat daarvan hetgrootst mogelijk nut zou worden getrokken, en dat zou hetgeval zijn bij aanleg van stadsparken, sportterreinen enwandelwegen in de onmiddelHjke nabijheid der stad,en niet bij parkaanleg op zoo ver-afgelegen terreinen.De ontwikkeling is aanvankelijk gegaan in de door decommissie bepleite richting; de achterstand in de voorzie-ning met ,,groen" is gedeeltelijk ingehaald, al blijft hetbereikte 00k nu nog beneden zelfs matige normen. Thansis ca. 130 H.A. park, 60 H.A. plantsoen en 70 H.A. sport-terrein beschikbaar, ofwel in totaal, berekend op 770.000inwoners, ongeveer 3.5 M^. per inwoner. De aanleg is echterbeperkt tot wijkpark en wijkplantsoen in de onmiddellijkeomgeving van de woonwijken. Inmiddels werd de gedachteaan een schepping van grooter allure niet losgelaten. Tezeer immers werd gevoeld hoe den Amsterdammer ontbrak,waarover de inwoner van zoo menige andere stad kon be-schikken, te weten de gelegenheid om op korten afstandzich te kunnen ontspannen in de vrije natuur. En dit geniiswerd dieper gevoeld, naar mate de stad zich verder uit-breidde en naarmate, vooral in de jaren na den oorlog, debehoefte aan lichaamsbeweging en aan verblijf in de vrijenatuur een grooter rol in het geheele leven ging spelen.In de concept-voordracht van Januari 1926 betreffendehet vaststellen van een plan van uitbreiding (het zgn.plan Groot-Amsterdam) wordt dan ook melding gemaaktvan het voornemen van Burgemeester en Wethouders omte zijner tijd voorstellen te doen tot den aanleg van eenbosch van b.v. 500 H.A., dat gemakkelijk per trem bereik-baar zou moeten zijn. Aan dit voornemen werd gevolggegeven door een voordracht van Burgemeester en Wet-houders van Juli 1928, waarin de aanleg werd voorgesteldvan een bosch op terreinen ten Zuiden van de Nieuwe Meeren zich uitstrekkend tot aan De Poel in de gemeente Nieu-wer-Amstel. Aan de in November 1928 met algemeene stem-men aangenomen voordracht was door Burgemeester enWethouders het voorstel verbonden om een studie-commis-sie in te stellen, die zou nagaan op welke wijze het boschtot stand zou kunnen worden gebracht en aan welke eischende aanleg zou moeten voldoen. Deze commissie heeft thanshaar rapport uitgebracht: een keurig uitgevoerd, rijk ge-illustreerd boekwerk, dat verkrijgbaar is bij de Stadsdrukkerijte Amsterdam.De commissie heeft haar taak beperkt geacht tot hetopstellen van een programma van eischen, waaraan hetontwerp voor den aanleg zou moeten voldoen, gegevenprimo het doel waaraan het bosch moet beantwoorden,en secundo de omstandigheden, waaronder het bosch oppoldergrond zou moeten tot stand komen. Zelf heeft decommissie geen ontwerp gemaakt, iets dat ook kwalijkvan haar kon verwacht worden; het ontwerp immers zalnoodwendig de daad van een enkeling, de greep van denkunstenaar, moeten zijn. Aan elk reeel uitvoerbaar planzal echter de door de commissie verrichte studie ten grond-slag moeten liggen.Het maken van een kostenraming moet, zoolang nieteen bepaald ontwerp aanwezig is, onuitvoerbaar wordengeacht. De commissie heeft zich daarvan dan ook onthouden,maar geeft als haar meening te kennen dat het in de raads-voordracht van 1928 genoemde bedrag van ca. tien millioengulden nog steeds tot aanwijzing kan dienen.De conclusies, waartoe de commissie geraakte, zijn in hetlaatste hoofdstuk van haar rapport samengevat en kunnendus gemakkelijk worden geraadpleegd. Het volgende kaneen indruk geven van den voornaamsten inhoud.Er wordt allereerst op gewezen dat het gekozen terrein,ter grootte van ongeveer 875 H.A., ten opzichte van destad gunstig is gelegen. Het begint op korten afstand vande bestaande bebouwing; voor wie verderop willen, zijn reedsthans verschillende openbare vervoermiddelen (autobus,spoorweg over Amstelveen) aanwezig. Een tochtje naar hetbosch over het water (de Nieuwe Meer en de Ringvaartvan de Haarlemmermeer, tot Schiphol, dat behalveluchthaven thans reeds een geliefd rekreatieoord is) zaleen groote aantrekkelijkheid bezitten.In het algemeen is de rol, die het water in het Amster-damsche Bosch zal spelen, een der meest aantrekkelijke kantenvan het plan. Twee groote watervlakten (Nieuwe Meer enPoel, van resp. 50 en 80 H.A.) zullen een element in hetbosch vormen; geen van beide plassen wordt echter aanalle zijden door het bosch omzoomd. Het zal daarom vanhet grootste belang zijn er zorg voor te dragen dat het aspektvan de oevers, die buiten het bosch vallen, zoo groen en zoolandelijk mogelijk zal blijven. De commissie denkt zichvoorts het heele bosch doortrokken van waterloopen envijvers, waar geroeid zal kunnen worden; deze waterenzullen door sluizen in verbinding staan met de Nieuwe Meer.Aan deze plas moet een centrale haven voor de roei- en zeil-sport worden aangelegd. In het bosch is een groote roeibaanontworpen, een rechte waterweg van ca. 60 Meter breedteen met een lengte van ca. 2200 Meter. Deze roeibaan zalniet alleen gelegenheid geven tot het houden van de inAmsterdam zoo populaire roeiwedstrijden in een idealeomgeving, maar de baan kan ook voor zwem- en voorschaatswedstrijden dienst doen; bovendien kanzij een monu-mentale water-as in het plan vormen.Belangrijke gedeelten van het terrein moeten boschkarakterdragen, maar steeds zal door open plekken en ruime weidenafwisseling en doorzicht moeten worden verkregen; in ditverband wordt zelfs aanbevolen om een of meerdere boer-derijen met bijbehoorend land in het bosch te sparen.Inderdaad zal het gezicht op grazend vee op een door boschomzoomde weide groote bekoring kunnen bezitten. Opverschillende plaatsen zullen restaurants en gelegenhedentot het krijgen van verfrisschingen aanwezig moeten zijn;o.a. in de nabijheid van dergelijke inrichtingen zullen speel-weiden, zoowel voor volwassenen als voor kinderen moetenworden aangelegd. Aanbeveling verdient dat er gelegenheidworde geschapen tot het nemen van openluchtbaden endat kindervijvers worden aangelegd.De aktieve ontspanning zal dus op verschillende wijze,o.a. door den aanleg van sport- en speelterreinen op grooteschaal, tot haar recht komen.De grootste plaats in het rapport der commissie wordtingenomen door de uitkomsten van het onderzoek naarde bodemgesteldheid, den waterstaatkundigen toestand,den grondwaterstand, de wijze van bewerking en beplan-ting der terreinen in het boschplan. Op dit alles kan, hoebelangrijk het uiteraard is, niet uitvoerig worden ingegaan.Volstaan zij met te vermelden dat de grond in het algemeenvan zoodanige samenstelling is dat hij na oordeelkundigevoorbereiding en na voldoende ontwatering zeer geschiktwordt geacht voor boschaanleg. Van het grootste belangis hierbij dat verlaging van den thans aangetroffen grond-waterstand volstrekt noodig wordt geacht; thans is dezewaterstand te hoog voor een goede ontwikkeling en voor destormvastheid van het bosch.Gelijktijdig met de studie der commissie werd met devoorbereiding van de uitvoering reeds een aanvang gemaakt,zoodat ingevolge een wet van 15 Mei 1931, op 2 Maart j.l.een Koninklijk Besluit tot aanwijzing van de ten behoevevan den boschaanleg te onteigenen perceelen in de Staats-courant werd opgenomen.Moge weldra op basis van het rapport der commissie,een gedetailleerd plan tot richtsnoer bij de verdere werk-zaamheden strekken. D.98 VERSLAG VERGADERING NAT. WONINGRAADVERSLAG VAN DE BUITENGEWONELEDENVERGADERING VAN DEN NA-TIONALEN WONINGRAAD OP VRIJ-DAG 8 APRIL 1932 TE AMSTERDAMOm ongeveer twee uur opent de voorzitter, de HeerMr. Dr. G. v. D. BERGH, de vergadering.Van het bestuur zijn, naast den voorzitter, aanwezig deHeeren: Arnold, Boomsma, Bruintjes, Bossenbroek, Dorre-steijn, Lambeck, Moltzer, Rugge, v.d. Wal, Woldringh,Zwang en de secretaris.Buiten de provinciale afdeelingen zijn ii6 aangeslotenlichamen vertegenwoordigd.De vergadering wordt voorts bijgewoond door MevrouwMr. A. van Lier-Schippers, hoofd van de afdeeling Volks-huisvesting der gemeentesecretarie van Amsterdam, en deHeeren J. Bakker, referendaris aan het Departement vanFinancien, Th. M. Gundlacb, administrateur van den Dienstder Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting te 's Graven-hage, Jhr. M. J. I. de Jonge van Ellemeet, directeur vanden Dienst der Volkshuisvesting en Bouwpolitie te Rotter-dam, Ir. A. Keppler, directeur van den GemeentelijkenWoningdienst te Amsterdam en Ir. F. B. J. M. Moubis enD. E. Wentink, inspecteurs van de Volksgezondheid.Berichten van verhindering zijn o.a. ingekomen van deMinisters van Arbeid, Handel en Nijverheid en van Finan-cien, Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, denDirecteur-Generaal van de Volksgezondheid en den Hoofd-inspecteur voor de Volkshuisvesting,De VOORZITTER heet de aanwezigen welkom. Sprekerwijst erop dat deze vergadering in hoofdzaak is bijeen ge-roepen ter vaststelling van het standpunt, hetwelk deWoningraad zal innemen ten opzichte van het onlangs ver-schenen rapport der door de Regeering ingestelde Commis-sie-Vliegen. Spreker herinnert aan de voorgeschiedenis,die tot instelling dezer commissie leidde, en waarbij onzeorganisatie een belangrijke rol speelde. Met volaoeningconstateeren wij dat de meerderheid der Commissie-Vlie-gen zich op hetzelfde standpunt heeft geplaatst als onzeorganisatie indertijd heeft gedaan. Er zou onzerzijds danook aanleiding zijn geweest tot groote vreugde over dit rap-port, vsfare het niet dat de huidige economische crisis ookover deze aangelegenheid baar schaduw werpt. Deze crisisdoet n.l. een onmiddellijke doorvoering van de voorgesteldemaatregelen op overwegende bezwaren stuiten. Wij zuUeneen en ander thans onder oogen hebben te zien, maar watons standpunt ook moge zijn, vast staat, dat vandaag ofmorgen een definitieve afrekening zal moeten plaats vindenmet de gevolgen, die de oorlogscrisis voor de woningexploi-tatie heeft meegebracht.Spreker wijst er ten slotte nadrukkelijk op dat bij debesprekingen de gevolgen van de oorlogscrisis streng ge-scheiden moeten worden gehouden Van de moeilijkheden,welke de huidige economische crisis meebrengt.De notulen der vorige vergadering worden onveranderdgoedgekeurd.Hierna krijgt de Heer J. Bommer het woord ter toelich-ting van het standpunt, hetwelk het bestuur inneemt tegen-over het rapport der Commissie-Vliegen.Spreke'" zal zich bij de weergave van den inhoud van ditrapport beperken tot een overzicht van de voorgesteldemaatregelen. De door de meerderheid der commissie inge-diende voorstellen zijn in vier groepen te onderscheidenA naar gelang zij betreffen a. de huren; b. de exploitatie-uitgaven; c. de dekking der exploitatie-verliezen; d. de op-brengst der exploitatie-overschotten.De commissie heeft zich op het standpunt geplaatst,datde huurbepaling van alle met rijkssteun ingevolge de Wo-ningwet gebouwde woningen volgens een algemeeh geldendbeginsel dient plaats te vinden en dat onderlinge verschillenin het systeem der huurbepaling zooveel mogelijk dienente verdwijnen. Het algemeene beginsel moet zijn, dat dehuur gelijk is aan de exploitatiekosten, tenzij deze kostentengevolge van bizondere omstandigheden als abnormaalmoeten worden beschouwd.De commissie voorziet een aantal gevallen, waarin afwij-king van dit beginsel gewenscht en geoorloofd moet wordengeacht, waarin de huur dus lager of hooger kan zijn dan denormale exploitatiekosten. Men vindt deze gevallen nauw-keurig omschreven op pag. 45 van het rapport.Om nu het hier aangeduide beginsel tot werkelijkheid temaken, zuUen de huren van alle voor en tijdens de oorlogs-crisis gebouwde woningwetwoningen hieraan worden ge-toetst. In heel veel gevallen zal deze toetsing ten aanzienvan den huurprijs geen verdere gevolgen met zich brengen,aangezien deze prijs in overeenstemming met het beginselzal kunnen worden geacht. In gevallen, waarin dit laatsteniet het geval is, moet de huur worden verlaagd of verhoogd.De toetsing der huren en de eventueele herziening van denhuurprijs zullen in onderling overleg geschieden door De-partement, gemeentebestuur en (voorzoover het vereeni-gingswoningen betreft) betrokken bouwvereeniging. Leidtdit overleg niet tot overeenstemming, dan wordt de zaakvoorgelegd aan een onpartijdige commissie, die hieroveradvies aan de regeering uitbrengt. Mocht de eindbeslissingvan de Regeering van dit advies afwijken, dan worden degronden waarop die beslissing steunt, aan de betrokkenenmeegedeeld.Tegelijk met de huren worden ook de exploitatie-uitgavenonder de loupe genomen en wordt ten aanzien van iedercomplex definitief vastgesteld hoe groot deze uitgaven zijn.De commissie stelt als beginsel voorop, dat daarbij alsexploitatiekosten moeten worden beschouwd de werkelijkeuitgaven, tenzij en voorzoover deze niet het gevolg zijn vanverkeerde handelingen, verkeerd beleid of nalatigheid vande zijde der betrokken gemeente of corporatie. Gebrokeninoet dus worden met de gewoontevan het Rijk om bepaaldeuitgaven, omdat men er bij de toekenning der bijdrage nietop gerekend had of omdat ze oorspronkelijk lager had ge-raamd, geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing te latenbij de berekening van het tekort en van de bijdrage.Bij de definitieve vaststelling der exploitatiekosten Zalook de rente worden herzien. Ten aanzien van de verleendevoorschotten hebben we te doen met 15 verschillende rente-types. De commissie acht het gewenscht de onderlinge rente-verschillen te doen verdwijnen door voor alle verleendevoorschotten een uniforme rente vast te stellen.Bij de definitieve vaststelling der exploitatiekosten zalmen op dezelfde wijze te werk gaan als bij de toetsing derhuren. Ook ten aanzien hiervan worden eventueele mee-ningsverschillen voorgelegd aan de reeds genoemde com-missie.Zijn eenmaal voor elk complex de huren en de exploitatie-kosten definitief vastgesteld, dan is daarmede tevens defi-nitief bepaald hoe groot het jaarlijksch tekort op de exploi-tatie is. Dat verlies dient ten voile door Rijk en gemeente teworden gedragen in de verhouding van 3:1.Vooral deze uitspraak is zeer belangrijk, want zij houdt indat het Rijk moet breken met zijn gewoonte om zich vande z.T. extra-tekorten, die den gemeenten en bouwvereeni-gingen groote moeilijkheden veroorzaken, niets aan tetrekken. Het rijk zal hiervan voortaan 75% moeten bet^len.Waar dit mogelijk is, wil de commissie het jaarlijkschexploitatieverlies doen verdwijnen door de jaarlijksche bij-drage te vervangen door een z.g. afschrijving. Het jaarlijkschverlies wordt omgerekend tot een bedrag in eens en met ditbedrag wordt de op de woningen rustende kapitaalschuldverminderd. Hierdoor wordt de exploitatie voortaan duszelfdekkend. De voornaamste voordeelen hiervan zijn:a. dat de exploitatie der tijdens de oorlogscrisis gebouwdewoningen op dezelfde basis komt te berusten als die vande andere woningen;b. dat de bouwvereenigingen weer in haar normale posi-tie worden hersteld en weer worden belast met de zorg vooreen sluitende begrooting, en de taak van het Rijk weer kanVERSLAG VERGADERING NAT. WONINGRAAD 99worden teruggebracht tot het uitoefenen van controle tegenmisstanden;c. dat een einde wordt gemaakt aan de omvangrijke ad-ministratie, die aan het bijdragenstelsel is verbonden;d. dat met name voor de gemeenten de mogelijkheidwordt geopend om haar aandeel in het af te schrijven crisis-verlies te delgen in een zoo vlug tempo, als de toestand vanhaar financien mogelijk maakt.De afschrijving brengt in de woningexploitatie rust, sta-bihteit en zekerheid.Met de exploitatie-overschotten gebeurt vrijwel het om-gekeerde als met de exploitatie-verliezen. Nadat het bedragvan het jaarlijksch overschot definitief is komen vast testaan, wordt dit jaarlijksch bedrag herleid tot een bedragineens en hiermede de op de woningen rustende kapitaal-schuld vermeerderd. De betrokken vereenigingen krijgenhierdoor dus een hoogere annuiteit te betalen. De op-brengst van deze Isijschrijving wordt voor 20% gelaten inhanden van de betrokken bouwvereeniging en voor de restverdeeld over Rijk en betrokken gemeente in de verhoudingweer van 3:1.Tusschen meerderheid en minderheid der Commissie-VHegen bestaat meeningsverschil. Evenwel is dit meenings-verschil niet zoo groot als de minderheidsnota bij eerstelezing doet denken. De minderheid gaat accoord met dedoor de meerderheid voorgestelde maatregelen ten aanzienvan de huurbepaling, de exploitatie-uitgaven en de lasten-verdeeling tusschen Rijk en gemeenten. Verschil bestaatvoornamelijk op twee punten: in de plaats van een afschrij-ving wenscht de minderheid een gefixeerde bijdrage, in deplaats van een gedwongen bijschrijving wenscht de minder-heid de batige saldi door middel van onderlinge overeen-komsten in de saneering te betrekken.De minderheid heeft vooral daarom bezwaar tegen af-schrijving, omdat zulk een maatregel onherroepelijk zouzijn en het Rijk bij voorbaat de gelegenheid zou ontnemenom bij eventueele latere huurstijging zijn deel in het verlieste beperken. Zij heeft tegen de bijschrijving voornamelijkbezwaar, omdat zij deze beschouwt als een eenzijdige yer-hooging van een bestaande schuld, hetgeen h.i. in strijd ismet de rechtsbegrippea.Het viel het bestuur van den Woningiaad niet moeilijkzijn standpunt ten opzichte van de rapporten van meerder-heid en minderheid der Commissie-Vliegen te bepalen.Indertijd heeft onze organisatie zich na nauwgezette studieen grondige bespreking op het standpunt geplaatst, dat eendefinitieve oplossing der door de oorlogscrisis veroorzaaktemoeilijkheden slechts zou zijn te verkrijgen op de basis vaneen af- en bijschrijving. De ervaringen der laatste jarenhebben ons niet van dat standpunt afgebracht. Integendeel,meer dan ooit zijn wij ervan overtuigd dat, had
Reacties