=ITIJDSCHRIFTVOORLfvOLKSHUISVESTINGl3EN STEDEBOUWrORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONiNGBOUWVEREENIGINGEN1933 N2 11 14^ JAARGANG NOVEMBERGEDENKBOEK SAMENGESTELD TER GELE-GENHEID VAN DE TE NTOONSTELLINGGEHOUDEN TE AMSTERDAM BIJ HET 12^/2JARIG BESTAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN^^ STEDEBOUWGEiLLUSTREERD MET ? 100 ILLUSTRA-TIES - KAARTEN - GRAPHIEKEN ENZ.GEDRUKT OP ZWAAR KUNSTDRUKEN VOORZIEN VAN 3 KLEUREN OMSLAGPRIJS f 4.80VERKRIJGBAAR IN DENBOEKHANDEL EN BIJN.V.VAN MUNSTER'S UITGEVERS-MIJ., AMSTERDAMHAARLEWIIVIERWEG B 378 - POSTREKENING 74966IN.V. VAN MUNSTER'S UITGEVERS MAATSCHAPPIJ HAARLEMWIERWEG B 378 AMSTERDAM (W.)BESTRiJDTWANDGEDIERTE Z E L F VRAAGT GRATIS BROCHUREABIS - BLOEMENDAALINLICHTIHQENDIAMETANHET GEVAARLOOZE VERGASSIN6SMIDDEL TERVERDELGING VAN WANDLUIZEN --GEMAKKELMK TOE TE PASSEN, AB80LUIITAFDOENDE --GEEN 8PECIALE APPARATEN BEMOODIGDVERKRMGBAAR BIJ AP0THEKER8 EN DR0GI8TENNV.HANDELMAATSCHAPPIJ "NEDIGEPHA"NIEUWE KErZERSGRACHT 58, A'DAM (C.)^^m TELEFOON 52521 en 52621WANDGEDIERTEHiermede berichten wij U, dat dooronswoningen,gebouwen enschepen gezuiverd worden van wandgedierte, kakkerlakken, enz.Door onze methode van zuiveren wordt aan de woningenniets bescbadigd. Verf en bebangsel hebben niets te lijden enwij behoeven geen pUnten of andere voorwerpen los te maken.Ook behoeven de bewoners tijdens het zuiveren de woningniet te verlaten of hun inboedel te verplaatsen. Onze methodeis EENVOUDIG, GEMAKKEUJK en DOELTREFFEND.In de navolgende plaatsen hebben wij reeds gewerkt: Coevor-den, Delft, Dodewaard, Ede, Enschede, Franeker, Gorinchem,Gouda, Sappemeer, Kethel, Lonneker, Maassluis, Maastricht,Bussum, Naaldwijk, Noordwijkerfaont, Nunspeet, Roermond,Rotterdam, Schiedam, Sliedrecht, Tilburg, Vlijmen, Vlissingen,den Helder, Zandvoort, ZwoUe, enz.Vraagt prijsopgave en inlichtingen:Fa. LIEVE & Co. (M. WAPENAAR)KORTEDIJK 16 - VLAARDINQEN - TELEF. 108LAAT UW JAARGANGEN VAN HETTIJDSCHRIFT VOOR VOLKS-HUISVESTING EN STEDEBOUWINBINDENLosse banden verkrijgbaar a fl 1.40 francoper postVNfcrqgbatr in den BoakhaMM m bijN.V. Van Munster's Uitgevers-Mij. - AmsterdamHaarlemmerweg B 378 -- Postrekening 74966ISOLA-BOUWNST BE8TE EN GOEDKOOP8TE BYBTEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLK&- ENniDDENSTANDSWONINQEN. - SELF8UPPORTINON.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAW?Uig Gedeponeerd HMidels-MerfcUiTQEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR OEQEMEENTE 's HERT0GENB08CH - NOG INUITVOERINGaA. 400 WONINGEN VOOR DE QEIMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van aiie materialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 14= JAAROANG NO. 11 NOVEMBER 1933TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINOiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiniiiiniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EN STEDEBOUW IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINO EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIQINOENREDACTIE: H. P. J. BLOEMERS, J. BOM-MER, J. DouwES, JR., MR. D. HUDIG, JHR.M. J. I. DE JONGEVAN ELLEMEET, IR. P.BARKER SCHUT, IR. J. M. A. ZOETMULLERVASTEMEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KXJYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKADRES DER REDACTIE EN ': ABONNEMENTSPRIJS f 8.-ADMINISTRATIE IKLOVENIERSBUHGWAL 70- AMSTERDAM I!POSTREKENING NO. 39080 \\ DELEDENVANHETNEDERLANDSCHINSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSREDACTIE VAN DE RUBRIEK,,UIT DEN KRING DER BOUW-VEREENIGINGEN",,HET NIEUWE HUIS" (KAMER 170)ROELOF HARTPLEIN 4 - AMSTERDAM-- ADVERTENTIES --v. MUNSTER'S UITGEVEESMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM (W.) LOSSENUMMERS... fi.-INHOUD: Officieele Mededeelingen -- Wij^iging van de Woningwet door S. Rodrigues de Miranda--Meubileering en volkshuisvesting door B. Merkelbach, met antwoord van J. J.Cammingaenvanderedactie --Woningvs^etvraagstukken -- Nieuwe idealen in den stedebouw door Ir. P. Bakker Schut -- Adressen -- Binnen-land -- Uit den Kring der Bouwvereenigingen -- Buitenland -- Overzicht van tijdschriften -- Nieuwe aan-winsten van de bibliotheek -- Wetten, Kon. Besluiten, enz. -- Rechtspraak -- Kantteekeningen.OFFICIEELE MEDEDEELINGENNEDERLANDSCH INSTITUUTADRESHet bestuur van het Instituut heeft een adresverzonden aan Zijne Excellentie den Minister vanSociale Zaken intake het ingediende wetsontwerptot wijziging der Gezondheidswet. Dit adres iselders in dit nummer opgenomen.VAN DE REDACTIETot ons leedwezen is in het vorig nummer verzuimdmede te deelen dat de illustraties bij het artikel van denHeer Verhagen over de Buurser Beek te onzer beschikkingwerden gesteld door den Bond Heemschut. Wij herstellenhierbij dit verzuim en betuigen aan den Bond Heemschutonze erkentelijkheid voor de betoonde welwillendheid.NATIONALE WONINGRAADNIEUWE LEDENSedert de vorige opgave zijn als lid van denWoningraad toegetreden de R.K. Woningbouw-vereeniging ,,Verbetering zij ons Streven" te's Gravenhage, Woningbouwvereeniging ,,Lichten-voorde"teLichtenvoorde, Bouwvereeniging ,,Voor-uitgang" te Ridderkerk en Woningstichting ,,OnzeWoning" te Rotterdam. De Woningraad teltthans 399 leden met 94.047 woningen.ONDERHOUDSKOSTEN VAN WONINGWETWONINGENZooals in het vorig nummer reeds werd mede-gedeeld, heeft het bestuur van den NationalenWoningraad zich gewend tot den Minister vanSociale Zaken naar aanleiding van de circulaireaan de gemeentebesturen d.d. 29 September j.l.(afgedrukt op biz. 302 van het vorig nummer).Gevraagd werd over welk annuiteitsjaar de inbedoelde circulaire aangekondigde korting op hetonderhoudsbedrag van met bijdragen geexploi-teerde Woningwetwoningen eigenlijk zal wordenberekend. Zou deze korting gelden voor hetannuiteitsjaar 1933/34, dan zou dit practischbeteekenen dat zij zal gelden voor een periode,welke reeds voor een belangrijk deel verstrekenwas op het oogenblik, waarop de korting werdaangekondigd. De uitgaven, welke op dat oogenblikten aanzien van het onderhoud reeds hadden plaatsgevonden, konden door de betrokken lichamenniet meer ongedaan worden gemaakt. De Woning-raad wees den Minister er dan ook op dat bij eendergelijke berekening ongetwijfeld moeilijkhedenzouden ontstaan.In zijn antwoord decide de Minister mede datde vermindering der onderhoudskosten inderdaadin den regel zal gelden voor het annuiteitsjaar1933/34. Zij kan ook betrekking hebben op hetannufteits-kalenderjaar 1933, waarvoor de bijdragenin 1934 worden vastgesteld. Groot bezwaar kon3o6 OFFICIEELE MEDEDEELINGEN - ARTIKELENdit, volgens den Minister, niet opleveren, doordatmen met de korting in het volgende annuiteitsjaarkon rekening houden.De Woningraad heeft hierop opnieuw een brieftot den Minister gericht, waarin er in de eersteplaats op werd gewezen dat alleen dan de moge-lijkheid aanwezig was, met de korting in hetvolgende annuiteitsjaar rekening te houden,wanneer in ieder geval de oude onderhoudspost indat jaar weer wordt hersteld en niet, door eendefinitieve regeling der onderhoudsnormen, op-nieuw een vermindering ondergaat. In dit verbanddecide de Woningraad den Minister tevens medebezig te zijn met een onderzoek naar de vermoede-lijke gevolgen, welke de korting voor 1934 tenaanzien van het onderhoud zal hebben. Afge-scheiden hiervan merkte de Woningraad op dathet berekenen van de korting over het annuiteitsjaar1933/34 in plaats van, zooals verwacht had mogenworden over 1934/35, in een aantal gevallen on-middellijk financieele moeilijkheden zal veroor-zaken. Met het oog hierop werd den Ministerverzocht om althans in gevallen, waarin door denloop van het annuiteitsjaar met de korting niettijdig rekening kon worden gehouden en de be-trokken corporatie niet in staat was uit haar onder-houdsreserve de verminderde bijdrage aan tevullen, de korting niet over het annuiteitsjaar1933/34, maar over het volgende toe te passen.Hierop antwoordde de Minister dat bij desamenstelling der Rijksbegrooting voor 1934 meteen vermindering van het onderhoudsbedrag wasrekening gehouden, InwiUiging van ons verzoekzou het met moeite verkregen evenwicht tusschende inkomsten en uitgaven verstoren. Hiertoe konde Regeering haar medewerking niet verleenen.WIJZIGING VAN DE WONINGWETGEDEPUTEERDEN OP STAL, DE GARANTIEBOUW OMHALS GEBRACHT ?In de Haagsche regeeringsbureaus worden tegen-woordig wonderbaarlijke producten bereid.Snoode plannen, sinds langen tijd gekoesterd,gedijen in de crisissfeer uitnemend en vinden bijde bewindslieden een willig oor. Scherp toezien opwat de volksvertegenwoordiging wordt voorgezet,is in dezen tijd geboden, vooral 00k, omdat zichachter schijnbaar onschuldige wetswijzigingen in-grijpende veranderingen verschuilen. Dat wat,,mee den weg uit wordt genomen", blijkt maar alte vaak belangrijker te zijn dan de eigenlijke aan-leiding, waarvoor een wetswijziging wordt onder-nomen.Een algemeene uiteenzetting van de over-wegingen, welke tot indiening van de wijzigingder Woningwet hebben geleid, wordt ook al nietmeer noodig geacht; de regeering volstaat met demededeeling, dat de voorgestelde veranderingen,,gevolgen zijn van in denlaatstentijdvoorkomendefeiten of ontwikkelde omstandigheden". Gewijzigderegeeringsopvattingen worden hier niet vermeld,hoewel hierin toch de hoofdreden van de belang-rijkste wijzigingen terug te vinden is.Werkelijk onvermijdelijk is wijziging van deWoningwet met het oog op de opheffing derGezondheidscommissies, Mr. Kruseman heeftdaarop onmiddellijk de aandacht gevestigd.In hoeverre de voorgestelde wijzigingen, hierinbestaande, dat in een aantal artikelen inspec-teur in plaats van ,,Gezondheidscommissie"wordt gelezen, al dan niet in botsing komen metden logischen bouw van dit stuk wetgeving, mogende juristen beoordeelen. Vast, staat dat, in dezentijd van zich ontwikkelende nieuwe denkbeeldenomtrent de staatkundige verhoudingen, de voor-gestelde veranderingen zullen leiden tot versterkir^van het centrale regeerings-apparaat. Zijne Majes-teit de hoofdambtenaar stijgt steeds hooger; deaan hem ondergeschikte ambtenaren, die zich naarzijn aanwijzingen hebben te gedragen, nemen bijde voorbereiding der onbewoonbaarverklaringen detaak van de Gezondheidscommissies over.Wie zich herinnert hoe vaak in den laatsten tijdonbewoonbaarverklaringen, uitgesproken op adviesder Gezondheidscommissie, door de Kroon zijnvernietigd, vraagt zich af of hier nu werkelijk uit-sluitend bezuinigings-overwegingen tot opheffingvan de Gezondheidscommissies leiden.Materieel zal het onmogelijk blijken dat eennegental inspecteurs het werk van de Gezondheids-commissies kunnen volbrengen. Uitbreiding vanhet aantal komt wel in zonderlinge tegenspraaktot het bezuinigingsmotief. Een andere conclusie,dan dat, zeker daar, waar geen Woningdienstbestaat, ook dit gedetlte van de Woningwet eendoode letter zal worden, is niet mogelijk.Zijn aldus de onbewoonbaarverklaringen aanregeeringskettingen vastgelegd, thans volgt dearbeiderswoningbouw, voor zooveel deze niet metrijksvoorschot tot stand komt.Indertijd is de Heer van der Kaa naar denHaaggeroepen ten einde aan een anderen koers van devolkshuisvestingpolitiek leiding te geven. Deuitkomst heeft bewezen, dat de regeering daarvoorden juisten man had gekozen. Een angel stakechter voortdurend in het regeeringsvleesch. Opgrond van de Gemeentewet bleven de gemeente-besturen vrij, zonderrijkssteunwoningentebouwen,voorschotten te geven of garanties te verleenen.Ongeveer de helft van het aantal arbeiderswoningen,dat niet door de particulieren werd gebouwd, isaldus in den laatsten tijd tot stand gekomen. Debetreffende raadsbesluiten behoefden de goed-keuring van Gedeputeerde Staten. Beroep op deKroon bracht niet steeds het gewenschte resultaat.ARTIKELEN 307Eindelijk ziet men de kans schoon daaraan eeneinde te maken. Gedeputeerde Staten wordenonttroond, in plaats daarvan komt de beslissing inhanden van den Minister te liggen. Aanvankelijkscheen, doordien de Rijksfondsen voor de finan-ciering van dezen bouw hermetisch gesloten wer-den, het ,,gevaar" geweken. Daarmede is inder-daad bereikt, dat een aantal woningblokken niettot stand kon komen. Sommige particuliereinstellingen openden echter hun deuren, enkelegemeenten gaven voorschotten of bouwden zelf,de ring vertoonde nog altijd gapingen.Toen kwam het departement van Financien tehulp. In het wetsontwerp betreffende de nood-lijdendheid der gemeenten, wordt de leenings-politiek onder toezicht der rege^ring geplaatst,waarbij de garanties voor woningbouw zijn inbe-grepen.Thans wordt, bij deze wijziging van de Woning-wet, wat er nog aan vrijheid op dit gebied voorde gemeente overbleef, aan de regeeringsboeienonbeweegUjk vast gemeerd. Ook hier geldt, datmet ruwe hand en zonder voldoende motiveeringwordt weggeslagen, wat zich in het sociale leven,uit eigen kracht ontwikkelde.Uit dat leven hebben zich corporaties ontwikkeldvan verschillende geestesrichting, die op dat eenegebied van het economische leven, de woningbouw,voorbeelden te aanschouwen geven, welke denzoekenden naar lets anders dan de almachtigeStaat, belangrijke steunpunten verschaft. In dangreep der centrale bureaucratie zuUen zij nu fijngewreven en geknepen worden, totdat alle zelf-standigheid er uit is en alle energie gedood.Hoe wordt dat nu goed gepraat? ,,Het beleidvan verschillende gemeenten is ten aanzien vandit onderwerp zeer uiteenloopend, met name watbetreft het rekening houden met de economischebelangen van dezen tijd, die d^ingend vorderen,dat behoorlijke woningen tegen niet onbelangrijklagere huren dan tot dusver in verschillende plaat-sen voor z.g. arbeiderswoningen moeten wordengevraagd, beschikbaar kunnen worden gesteld."Dit is toch wel een wonderlijke vrijmoedige mo-tiveering. De regeering vindt in de Woningwet hetinstrument bij uitnemendheid, om door het gevenvan rijksvoorschotten den bouw van ,,behoorlijke"arbeiderswoningen te bevorderen. Zij laat dit na,en dwingt de gemeenten en de woningbouw-vereenigingen andere wegen te bewandelen. Departiculiere bouwnijverheid erkent tegenover deregeering, dat aldus complexen arbeiderswoningenontstaan, waarvan de huur niet onbelangrijk lageris dan waarvoor zij dergelijke woningen kan ex-ploiteeren. In plaats van dezen bouw op breedeschaal aan te moedigen, steekt de regeering z.g.om lagere huren te bevorderen er een stokje bij.In de toelichting tot de wijziging van art. 52licht de regeering een tipje van den sluiei op, welkehaar eigenlijke voornemens bedekt.,,Bij de beoordeeling van die raadsbesluiten,"zoo heet het, ,,zal rekening worden gehouden metden financieelen toestand der gemeente, het eco-nomisch beleid, waartoe behoort duuite van dengrond, kostbaarheid van uitbreidingsplannen, ge--meentelijke lasten, opvoering van eischen in de houw-verordening".Dat klinkt theoretisch heel mooi, maar de prak-tijk zal afschuwelijk zijn. Bij de tegenwoordigeregeeiingspolitiek ten aanzien der gemeenten, zalde beoordeeling van den financieelen toestandalleen reeds voldoende zijn om iedere bemoeii'ngter verbetering van de volkshuisvesting te doenstop zetten. Door de jongste wijziging van deWoningwet is indirect stijging van de grondprijzensterk in de hand gewerkt, en nu zullen de grond-prijzen een element vormen ter beoordeeling vanhet economisch beleid der gemeenten. Voor hettot stand brengen van uitbreidingsplannen zijnuitgebreide wettelijke voorschriften gegeven, erwordt nu nog een speciale beoordeeling aan toegevoegd.Alles zal zich hier wel samentrekken op de eischenvan de bouwverordening. Waarom zegt men tochniet ronduit wat men wil?In zijn artikelen in het dagblad ,,Het Volk"heeft ,,insider" een boekje open gedaan over deplannen, welke het departement van de Volkshuis-vesting heeft ontworpen ter belangrijke verslech-ting van het woningtype. Amstel's Bouwver-eeniging spreekt in haar jaarverslag over gevoerdeonderhandelingen over het tot stand komen van,,smalle woningen". Dit klopt wonderwel met degepubliceerde teekeningen, die, wat breedte be-treft, een volstrekte gelijkenis vertoonen met deAmsterdamsche typen uit de jaren i860 - 1880.Men moet den schijn van het wezen weten teonderscheiden. De schijn is huurverlaging, hetwezen is van bovenaf gedecreteerde achteruitgangvan de volkshuisvesting. Van alles wat sinds 1928in uitzicht is gesteld om tot lagere huren te komen,is niets bereikt. De rente van voorschotten is nietverlaagd, doch in de circulaire van 31 Maart 1932op 5 % gebracht. De loonsverlaging van de bouw-vakarbeiders is tot stand gekomen, het resuitaatis nihil.Thans kon het oogenblik van ingrijpende wijzi-gingen gekomen zijn. Ingrijpend voor het hedenen voor de toekomst. We zouden onbillijk zijn,wanneer we verklaarden dat de Regeering zich inhet wetsontwerp ook niet met de toekomst bezighield. Maar hoe?Zij maakt zich ernstig bezorgd, wat er met dewoningen gebeuren zal, wanneer de bouwschuldzal zijn afgelost. Tijd'g moeten maatregelen ge-nomen worden ter voorkoming, dat na vijftig jaar,woningen tegen willekeurig lage prijzen wordenverhuurd. Dit zou ,,sociaal en economisch beden-kelijk zijn". Daarom moeten tijd'g maatregelenworden getroffen, die de regeering het heft in3o8 ARTIKELENhanden geven bij het beheer der vereenigingen,nadat het voorschot zal zijn afgelost, of de ver-bintenis, zekerheidstelling of waarborg is beeind'gd.Hebben de besturen van de woningbouwvereeni-gingen dat gelezen?Over den woningwetbouw behoeft de regeeringzich niet bezorgd te maken; na aflossing van hetvoorschot gaat het bezit over in handen van deoverheid. Als de woningen dan nog passen in hetkader van een goede volkshuisvesting, kan zij deregelen voor de verhuring zelf bepalen. Het isechter onbegrijpeUjk, hoe de regeering er toe komtzich dezelfde recbten toe te eigenen voor woningen,welke met garantie zijn gebouwd.Als het kapitaal is afgelost -- uit de huren --en erfpachtsvoorwaarden zich daartegen niet ver-zetten, is de woningbouwvereeniging of stichtingvolkomen vrij in het beheer van haar bezit.Wat is dat voor ingrijpen in het collectieveeigendomsrecljt en op welken rechtsgrond berustdat? Speelt hier de vrees, dat het particulier bezitnadeel kan ondervinden, een rol!Hetgeen hier dreigt stuk gemaakt te worden, isniet gering. De woningbouwvereen'gingen zijn eenkant uitgegaan -- door mij toegejuicht --, die d?leden aan een goed beheer bindt en voor een deelgezamenlijk belanghebbend doet zijn. Indien deregeering doorzet, is dat juist genoeg om zoowelbij leden als bestuur groote onverschill'glieid aante kweeken en elk gevoel van eigen verantwoorde-lijkheid te ontnemen. Reeds thans stelt de regeeringin uitzicht, dat saldi, die niet ten voile noodig zijn,geen eigendom der vereenigingen blijven.Waar wil de regeering heen! Is het haar ontgaan,dat de Commissie-Vliegen naar aanleiding van hetbijdragen-stelsel heeft gerapporteerd dat ,,ver-gaande ambtelijke inmenging doodend is voor deenergie en niet bevorderlijk is voor een zuinigbeheer".En wat zei de minderheid, v. d. Kaa e.a., omtrentde batige saldi? ,,De corporaties, welke uitsluitendwoningen bezitten, die voor den oorlog zijn ge-bouwd en een batig saldo opleveren, zullen nietkunnen worden gedwongen dit saldo aan het Rijken Gemeenten af te staan. Een dergelijke dwangzou zich niet verhouden met de eischen van bil-lijkheid en recht."Thans schijnt dit alles vergeten, 66k waar hetvooral op aankomt bij het beschikken over saldi,huurverlaging en afschrijving.Het ontwerp-wijziging van de Woningwet iswel een kind des .tijds.S. R. DE MIRANDAMEUBILEERING EN VOLKSHUIS-VESTINGMet stijgende verwondering nam ik kennis van hetartikel in het September-nummer van dit tijdschrift ge-titeld: ,,Meubileering van kleine middenstandswoningen".Was ik reeds verwonderd zeven afbeeldingen van eenzeer alle daagsch burgermans-interieur, waarvoor geenenkele aanleiding voor publicatie bestaat, in een tijdschriftvoor volkshuisvesting te vinden, de mededeelingen aan heteind van het artikel deden mijn verbazing ten top stijgen.Het hier als begeerlijk tentoongestelde blijkt bovendien(gelukkig) voor de meesten economisch onbereikbaar.Waarom het dan tentoonstellen en bovendien reprodu-ceeren ?Ik heb natuurlijk alle respect voor het betoonde enthou-siasme, maar toch heb ik den indruk dat woningbouw-vereenigingen wel heel voorzichtig mogen zijn, wanneerzij leiding willen geven op het gebied van woninginrichtingen dat bovendien de redactie van dit tijdschrift zich welrekenschap mag geven van het feit, dat ze door het opnemenvan deigelijke artikelen zonder commentaar, stilzwijgendhaar instemming betuigt.Wanneer men een voorbeeld wil stellen, zooals hierblijkbaar de bedoeling was, dan dient men zich toch eerstte overtuigen dat men werkelijk lets biedt, dat een verbete-ring beteekent bij hetgeen totnogtoe gebruikelijk is.Wanneer men verder daarbij de onvergeeflijke fout maakt,over de grens van het economisch bereikbare heen te gaan,dan is er alle aanleiding om het gebodene aan een scherpef-titiek te onderwerpen.Wanneer men ten slotte besluit de bereikte resultaten tepubliceeren in een tijdschrift voor volkshuisvesting enstedebouw, dan mogen wij van den schrijver ook eischendat hij ons duidelijk maakt, waarom hij verwacht dat dezeresultaten de belangstelUng zullen hebben van diegenendie zich interesseeren voor volkshuisvesting of stedebouw.Blijkt dit niet uit het artikel, dan is de redactie m.i. ver-plicht ons te vermelden waarom zij iets opneemt, dat inver verwijderd verband staat met de onderwerpen, welkein dit blad besproken dienen te worden.Er heerscht n.l. op het gebied ruim voldoende misverstanden het is overbodig hieraan nog een toe te voegen, door hetbeoordeelen van woninginrichting te vertroebelen doorbijkomstige appreciaties ten aanzien van vorm en kleur!,die met de kern van de zaak niets te maken hebben.Men ziet op woninggebied spoedig iets voor ,,modern"aan; vooral als de meubels maar recht en vierkant zijn,bij voorkeur van blank eikenhout en de stoelen een beetjeongemakkelijk zitten, dan meent men spoedig dat de tolaan de ,,eischen des tijds" betaald is. De kern der zaakligt echter dieper. Uit een oogpunt van volkshuisvestingzijn alleen die veranderingen of verbeteringen van belang,waaraan zich verandering of verbetering in woonzedenderaonstreert.Zoo bezien interesseert het ons in het geheel niet of menthans met eikenhout en ,,moderne" meubelbekleedinghetzelfde doet, wat men vroeger met mahonie en trijp deed.Het is zeer gemakkelijk smalend over ,,namaak-bazar-meubelen" te spreken, maar zoolang men er niets betersvoor in de plaats kan stellen, heeft men te zwijgen.Of meent men werkelijk dat men met recht een kinder-kamer mag exposeeren, waarvan de vluchtige bezoekermisschien (althans volgens het artikel) ,,schattig" zegt,maar die in feite ver en ver ten achter staat bij hetgeen opdit gebied in ,,bazarmeubelen" verkrijgbaar is V Of denktmen werkelijk dat het eenvoudige in massa vervaardigdeijzeren kinderledikantje met het doorzichtige gaas en zijnpootjes met wielen ten achter staat bij dezen vierkanten bak,waarvan alleen de deksel nog maar ontbreekt, om een onaan-gename gedachten-associatie volledig te maken VIndien men een ijzeren ledikantje al te gewoon vindt(want het is toch voor den ,,beter" gesitueerden arbeideren den kleinen middenstander) en men wil zelfs wel dehelft besteden van het bedrag dat L.O.V. berekent(en natuurlijk, gezien de werkwijze, moet berekenen), danzijn er zeer handige houten bedden in den handel, zeergemakkelijk te verrollen op wieltjes met rubber bandjes.Maar dit is ook maar zoo'n bazar-meubel en er worden ermisschien wel duizend van tegelijk gemaakt, welk eenschande!ARTIKELEN 309Zal men kunnen volhouden dat dit kindertafeltje enstoeltje ,,schattig" zijn, als men ontdekt dat het modernerechte stoeltje nergens gelegenheid biedt om door kinder-knuistjes omklemd te worden, ten einde het te versjouwen ?Is het tafekje inderdaad van zulk een afmeting en 200'ngewicht, dat het kind hieraan zal ontdekken wat het beteekentals iets een meubel, dus mobiel, is? Zal niet moeder bijelke kras of deuk, die aan dit ,,schattige ameublementje"komt, een traan laten en zal ze niet meenen het kind hiervoorte moeten bestraffen, aangezien het toch netheid moetleeren ?En dat alles terwijl een wereldfirma als Thonet sedertjaren kindermeubeltjes in den handel brengt, die in alleopzichten voldoen en waarvoor men heusch geen / 7.50per stoehje behoeft te betalen.Opzettelijk ga ik op dit kinderkamer-ameublementje in,omdat een ieder, die zich vrij heeft gemaakt van vooroor-deelen, hieraan het best kan ondervinden wat hier het,,massa-artikel" beteekent of althans beteekenen kan,wanneer het met overleg wordt uitgezocht.Met de overige kamers is het echter hetzelfde gesteld.Ik weet dat de ijverige Heer Pelt, van L.O.y.,zalgruwenbij het hooren van den naam Thonet, maar hij dient tochte beseffen dat ,,volhouden" hier niet helpt, want dat detoekomst is aan het goede massa-artikel. Natuurlijk ken ikalle bezwaren, die men meent te moeten aanvoeren tegenmassa-artikelen. Maar men vergeet daarbij dat de cultu-reele waarde van een inrichting als deze, ver beneden hetmassa-artikel staat. Dit laatste toch pretendeert niet ietste zijn, is geen ,,ontwerp", terwijl bij dit interieur hetontwerp ,,massa-artikel" is geworden, alleen niet in massagemaakt wordt.Niemand zal er over denken zijn electrisch peerlampjete laten ,,ontwerpen" naar eigen inzicht; wij stellen onseenvoudig alien tevreden met eenzelfde lichtbron, en be-kommeren er ons niet om dat ze bij millioenen gemaaktworden.Maar zoodra het meubels worden, dan schrikt menplotseling terug van de gedachte, dat het mogelijk zou zijndat zijn buurman eens op een gelijkvormige stoel zouzitten.Wanneer men inderdaad de overtuiging heeft, dat op hetgebied van meubileering nog wel wat te leeren valt, zalmen de zaak anders dienen aan te vatten dan men thanste Arnhem gedaan heeft.Uit een oogpunt van volkshuisvesting interesseeren onsop gebied van woninginrichting alleen die symptomen, dieop een verandering van woonzeden wijzen. Het streven naarvereenvoudiging van den dagelijkschen arbeid, naar demogelijkheid om zich geen woninginrichting voor ,,hetleven" aan te schaffen, maar na verloop van tijd te kunnenweg doen wat men ontgroeid is, en nieuw aan te schaffenwat men behoeft, dat zijn de mogelijkheden die ons inte-resseeren en waarbij het massameubel wel een groote rolzou kunnen spelen.Amsterdam, October 1933 B. MERKELBACH, architectANTWOORD AAN ARCHITECT MERKELBACHIn den grond van de zaak gaan de opvattingen van denHeer Merkelbach en het Bestuur van de Woningbouw-vereeniging, L.O.V. en onzen Architect parallel.De opvatting van den Heer Merkelbach ontmoetinwezengeen tegenstand bij ons. Dit verschil bestaat alleen bij depractische uitvoering. Onze bouwvereeniging constateertdagelijks bij de bewoners een teruggang in de meubileering. Menschaft zich geen juiste zakelijke Thonet-meubelen aan;integendeel, slappe ornamentiek en slechte hazarmeubelenkomen meer en meer op den voorgrond.Er is in het algemeen geen neiging tot een zakelijken opzet,maar men zoekt het in tegengestelde richting.Dit komt, omdat men voelt dat alleen het Thonet-meubelof het alleen zakelijk-constructieve meubel niet voldoendeis, en men dus daarnaast een ander element stelt.Dus, in het algemeen de waarde van de denkbeeldenvan den Heer Merkelbach erkennende, weten wij toch datwij hiermede niet ons doel bereiken.We doen dus niets af aan de waarde van de opvattingvan den Heer M., als wij ze in uitvoering afwijzen en devoile verantwoording voor het gebodene op ons nemen.De meubileering van L.O.V. stelde, naast haar bekendesobere zakelijkheid, een warme verschijning op den voor-grond en als zoodanig was het een waardige en eenigmogelijke tegenstelling.Volgens ons de eenige weg.Architect Merkelbach, weet ook dat datgene, wat deL.O.V. in deze presteert, niet hoog genoeg kan wordenaangeslagen.In wezen is onze opvatting niet in tegenstelling met dievan den Heer Merkelbach; in de practische uitvoeringloopenonze wegen uiteen.J. J. CAMMINGADe redactie van het Tijdschrift kan, wanneer zij eenartikel opneemt, niet aansprakelijk worden gesteld voorden inhoud daarvan. Het Tijdschrift is een vrije tribune,de redactie beoordeelt alleen of het artikel van genoegbeteekenis is om te worden opgenomen.Dit was in het onderhavige geval stellig zoo. Ook wanneermen de bezwaren van den Heer Merkelbach tegen demeubelen deelt, kan men niettemin zijn oogen niet sluitenvoor de beteekenis van de pogingen, welke worden aan-gewend om in de meubileering van onze arbeiderswoningenen middenstandswoningen verbetering te brengen, zoowelten aanzien van doeltreffendheid en bruikbaarheid, als vanden goeden vorm.De Heer Merkelbach vergeet dat er verschillende wegenzijn om naar Rome te komen.WONINGWETVRAAGSTUKKENDe Stedebouwkundige Raad behandelde in zijnvergaderingen van 11 April en van 10 Juni j.l.verschillende vraagstukken, welke de herzieneWoningwet en het nieuwe Woningbesluit stellen.Het onderstaande geeft een samenvattend over-zicht van de uitkomsten van een gedeelte dierbesprekingen. Een samenvattend overzicht: nietelk der aanwezige leden kan geacht worden metelk onderdeel van dit overzicht volledig in testemmen.ILaat art. 2 der Woningwet toe dat in de plaatse-lijke bouwverordening het overschrijden der rooilijnbij het voor een gedeelte vernieuwen of veranderenwordt verboden?Algemeen achtte men het standpunt, door deRegeering ingenomen in haar circulaire van15 October 1931 aan de Gedeputeerde Staten derverschillende provincies, niet houdbaar en was menvan oordeel dat een dergelijk verbod niet onge-oorloofd is. Art. 2 geeft onder meer een definitievan een voorgevelrooilijn. Wanneer zulk een rooi-lijn vastgesteld wordt, zijn daaraan de rechts-gevolgen verbonden, welke uit deze definitie auto-matisch voortvloeien. De bevoegdheid der gemeente-besturen in het algemeen is door de herzieningder Woningwet onaangetast gebleven, voorzooverzij niet, zooals b.v. in de artt. 39 en 43, uitdruk-310 ARTIKELENkelijk is beperkt of opgeheven. Dit is in het onder-havige artikel nouh elders in de wet ten aanziender rooilijnen geschied. Voorzoover men aan degeschiedenis der totstandkoming eener wet waardehecht voor haar intrepretatie, kan ook aan dezegeen argument worden ontleend voor een beper-kende interpretatie; dat het de bedoeling zou zijngeweest de steeds erkende bevoegdheid der ge-meentebesturen ten aanzien der rooilijnen indezerichting te beperken blijkt niet.Ware de meening juist, 200 werd opgemerkt,dat art. 2 limitatief van karakter is, en dat het der-halve den gemeentebesturen niet vrij staat andererechtsgevolgen dan die, uit de definitie der wetvoortvloeiend, aan de vaststelling van rooilijnente verbinden, dan zou het den gemeentebesturenook zijn verboden te bepalen dat in de rooilijnmoet worden gebouwd, een regeling, welke veel-vuldig wordt getroffen. Immers ook deze bepalinghoudt meer in dan als rechtsgevolg uit de definitievoortvloeit. Ook werd met instemming de meeningvan Mr. Kruseman in diens commentaar aange-haald (zie pp. 88/89), dat een limitatieve opvattinghet onmogelijk zou maken het overschrijden derrooilijn te verbieden ten aanzien van het bouwen,voorzoover dit niet betrekking heeft op de uit-drukkelijk in art. 2 genoemde ,,woningen en anderegebouwen". Immers ook dit gaat verder dan de wet.Nu het vasthouden aan een limitatieve inter-pretatie zou leiden tot de zooeven genoemdeabsurde en onaanvaardbare consequenties, en hetderhalve onvermijdelijk is om de bevoegdheid dergemeentebesturen te erkennen tot het verbindenvan andere rechtsgevolgen aan het vaststellen eenerrooilijn dan uit de definitie in de wet voortvloeien,moet men ook de bevoegdheid aanvaarden om over-schrijding der rooilijn bij het voor een gedeeltevernieuwen of veranderen te verbieden.Dat deze bevoegdheid in het belang eenergoede bebouwing gewenscht is, werd met voor-beelden gestaafd. Het ergste geval deed zich voorin den vorm van een serie bouwvergunningen voorgedeeltelijke vernieuwing, welke in de praktijkneerkwamen op een vrijwel algeheele vernieuwing.IIMaakt art. 8 het onmogelijk aan hen, die voorden bouw van kassen een bouwvergunning aan-yragen, zekerheid te geven dat na afloop van denin het artikel genoemden tienjarigen termijn, dekas zal kunnen blijven staan? IDit lijkt gewenscht,omdat in vele gevallen voor het bedrijf een af-schrijving in een zoo korten tijd als tien jaar be-zwaarlijk is te achten.Bij de bespreking van deze vraag bleken tweegevallen te moeten worden onderscheiden, hetgeval n.l., waarin vergunning wordt verleend metafwijking van een vastgesteld uitbreidingsplan, enhet geval (dit geval gaf aanleiding tot het stellender vraag), waarin vrijstelling wordt verleend vanhet in de plaatselijke bouwverordening voorkomendvoorschrift, dat in de rooilijn moet worden gebouwd.In het eerste geval, zoo bleek men van oordeel,is de termijn van ten hoogste tien jaar bindend.Of na afloop der tien jaar opnieuw vergunningzou kunnen worden gegeven om de kassen voorbepaalden tijd te laten staan, bleek aan twijfelonderhevig; stellig daarentegen was men vanmeening dat zekerheid daaromtrent niet kan wordenverstrekt bij het verleenen der bouwvergunning.De toestand is in het tweede geval een geheelandere. Wanneer de bouwverordening de ver-plichting inhoudt om in de rooilijn te bouwen envan deze verplichting vrijstelling kan worden ver-leend, ten einde achter de rooilijn te bouwen, wordtdeze aangelegenheid niet bekeerscht door art. 8;zij gaat geheel daarbuiten om. Art. 9 is toepasselijk;welke voorwaarden aan de vrijstelling wordenverbonden, staat ter beslissing van B. en W., of,v/anneer de bouwverordening het aldus regelt, inhooger beroep aan den gemeenteraad.Werd bouwvergunning gevraagd met het oogop overschrijding der rooilijn, zoo werd nog uit-drukkelijk opgemerkt, dan zou art. 8 wel toepas-selijk zijn. Met de beslissing aangaande het rechtvan beroep op den raad, zooals deze genomen isbij Kon. Besluit van 10 Augustus 1932, bleek menhet eens te zijn.IllBehoudt een uitbreidingsplan met de daarbijbehoorende bebouwingsvoorschriften zijn rechts-kracht, wanneer en voorzoover het plan tot uit-voering is gekomen? Kunnen en moeten alsdanbouwvergunningen, welke in strijd met het planof de genoemde voorschriften zijn, worden ge-weigerd ?Men meende algemeen dat er aanleiding is omdeze vraag te stellen, aangezien reeds onder vigeurder Woningwet voor haar herziening moest wordenaangenomen, dat een uitbreidingsplan alleen voormaagdelijk terrein, niet voor het bebouwde ge-deelte eener gemeente, kon worden vastgesteld. Nainvoeging van art. 43, dat, de wijze waarop binnende bestaande kom moet worden opgetreden rege-lend, de bevoegdheden der gemeentebesturenbeperkt, moet a fortiori worden aangenomen datbinnen de bebouwde gedeelten, behalve van debouwverordening, alleen van dit artikel zal kunnenworden gebruik gemaakt. Deze interpretatie sluitniet uit dat ook binnen de bebouwde gedeelteneener gemeente voor onbebouwd terrein een uit-breidingsplan wordt vastgesteld; dit is te Rotterdam(Land van Hoboken) en te Utrecht (Pijlsweert)geschied.Aldus aannemend dat vaststelling van een uit-breidingsplan voor een bebouwd gedeelte nietmogelijk is, volgt daaruit niet zonder meer dat eenARTIKELEN 311voor een onbebouwd gebied vastgesteld uitbrei-dingsplan met bijbehoorende bebouwingsvoor-schriften zijn kracht verliest, wanneer dat gebiedis bebouwd. Was dit het geval, dan 2;ou het noodig2;ijn over te gaan tot het vaststellen van nieuvi^erooilijnen en van een verordening op grond vanart. 43. In de wet is voorgeschreven dat dit alleenkan plaats vinden met inachtneming van formali-teiten, welke waarborgen beoogen te scheppenvoor de belangen der eigenaren van gronden engebouwen. Daartoe kan alleen aanleiding zijn,wanneer die eigenaren door nieuwe maatregelenworden getroffen. In het onderhavige geval isdaarvan echter geen sprake: de eigenaren blijvengebonden aan dezelfde beperkingen, welke hunof hun rechtsvoorgangers bij de vaststelling vanhet plan en de bebouwingsvoorschriften, metinachtneming van alle door de wet vereischtewaarborgen, zijn opgelegd. Voor hen verandertniets. Niettemin te verlangen dat een ingewikkeldeprocedure in werking worde gesteld, zou derhalvezinloos zijn, voor de gemeente alleen omslag entijdverlies beteekenen en wellicht de deur openenvoor ongewenschte chicanes. Men mag bij de inter-pretatie van een wet niet veronderstellen dat zijiets absurds inhoudt. Derhalve zal men moetenaannemen dat het uitbreidingsplan en de daarbijbehoorende bebouwingsvoorschriften hun krachtbehouden, zoolang zij niet vrijwillig door hetgemeentebestuur zijn vervangen door nieuwerooilijnvoorschriften en nieuwe bebouwingsvoor-schriften.IVKan een uitbreidingsplan rooilijnen inhoudenof is naast het uitbreidingsplan voor de daarinbetrokken terreinen het vaststellen van rooilijnennoodig waarbij de ten aanzien van bizondererooilijnen in de wet voorgeschreven formaliteitenbehooren te worden in acht genomen?Men was van meening dat art. 2 der Woningwetis ingelascht met het oog op het vaststellen vanalgemeene en bizondere rooilijnen, terwijl daarbijniet werd gedacht aan een uitbreidingsplan, het-welk immers in een andere paragraaf der wet aande orde komt. Dat voor het vaststellen van bizondererooilijnen formaliteiten verplichtend werden ge-steld, ten einde te waarborgen dat op behoorlijkewijze met de belangen der eigenaren rekening zouworden gehouden, werd verklaarbaar geacht. Dooropneming van art. 2 in verband met art. 10 werd n een aan den dag gekomen lacune voorzien.Anders staat het met het uitbreidingsplan.Vanouds houdt dit lijnen in, hetzij dan weglijnen,hetzij mede achter de weglijn gelegen rooilijnen,welke beoogen de bebouwing te regelen, welkedus niet mogen worden overschreden. De vast-stelling van het uitbreidingsplan is aan formali-teiten gebonden, welke, evenals de zooeven ge-noemde nieuwe artikelen, beoogen aan de grond-eigenaren inachtneming hunner belangen te waar-borgen. Deze formaliteiten hebben in de praktijkvoldaan. Dat het de bedoeling zou zijn geweestin deze formaliteiten met het oog op de in hetuitbreidingsplan voorkomende rooilijnen veran-dering te brengen, blijkt niet uit de toelichtingop het wetsontwerp en niet uit de behandelingdaarvan, laat staan uit de wet zelf. Er zou daartoeook geen aanleiding zijn geweest. Immers wanneereen uitbreidingsplan wordt vastgesteld, wordt eenterrein van grooteren omvang in het oog gevat,waarbij het niet gemakkelijk zal geschieden dat hetaan de aandacht der eigenaren van daarin vervattegronden zou ontsnappen dat voor hen belangrijkebeslissingen worden genomen, Bij de vaststellingvan bizondere rooilijnen ligt het geval anders;veelal immers komen dan slechts enkele perceelenin het geding. Men kan dan stellen -- de ver-gadering sprak zich over de juistheid dezer op-vatting niet uit -- dat er aanleiding is om debetrokken eigenaren persoonlijk opmerkzaam temaken op de ten aanzien van de aan hen behoorendeperceelen te treffen maatregelen. Voor een derge-lijke bizondere maatregel is bij het vaststellen vaneen uitbreidingsplan, dat in veel hooger matede publieke belangstelling treft, geen aanleiding.Zoowel derhalve op grond van de geschiedenisder herziening der Woningwet als uit overwegingenvan redelijkheid, moet worden geconcludeerd dathet brengen van verandering in de bij vaststellingvan uitbreidingsplannen geldende praktijk bij dezeherziening niet in de bedoeling kan hebben ge-legen, nog daargelaten de overweging dat er,wanneer dit wel het geval zou zijn geweest, alleaanleiding zou hebben bestaan om deze bedoelinguitdrukkelijk in de wet vast te leggen.Bij de bespreking van dit vraagstuk kwam nogeen oplossing aan de orde, welke de beteekenis zouhebben den gevreesden en niet gemotiveerdenomslag te voorkomen, voor het geval men vanmeening mocht zijn dat de boven verdedigdewetsinterpretatie niet juist mocht worden geacht.Men zou dan n.l. in de bouwverordening kun-nen bepalen -- te Amsterdam is dit geschied --dat alle lijnen, die in een uitbreidingsplan naar dewegzijde de begrenzing aangeven van bouw-blokken, als rooilijnen gelden. Aldus, zoo werdgemeend, verkrijgen de rooilijnen in het uit-breidingsplan een algemeen karakter, vallendeonder art. 2. i der Woningwet, en dus niet onderhet voorschrift van art. 10. Deze oplossing onder-tusschen achtte men weinig bevredigend; menvroeg zich zelfs af of ze niet op een ontduiking derwet neerkwam. Het is immers duidelijk dat inart. 2. 1 wordt gedacht aan rooilijnen, welke eenalgemeen karakter bezitten, in duidelijke tegen-stelling tot de bizondere rooilijnen, vermeld inart. 2. 2. Nu kunnen rooilijnen in een uitbreidings-plan, van blok op blok vastgesteld, moeilijk312 ARTIKELENworden geacht zulk een algemeen karakter tchebben; ze zijn uitgesproken bizondere rooi-lijnen.Wanneer deze rooilijnen geen bizondere rooi-lijnen zijn, welke djn het dan in meerdere mate ?Deze rooilijnen door een vernuftig bedacht bouw-verordenings-artikel tot algemeene lijnen te pro-moveeren, leek een kwalijk te verdedigen kunst-greep. Veel royaler werd het geoordeeld te erken-nen dat rooilijnen in een uitbreidingsplan bizon-dere rooilijnen zijn, maar daarnaast aan te nemendat noch op grond van den tekst der wet, nochuit overwegingen van redelijkheid, deze bizondererooilijnen aan het voorschrift van art. lo zijnonderworpen.VHoe is te voorkomen dat straten worden aan-gelegd buiten een uitbreidingsplan om, met hetgevolg dat de bedoeling der Woningwet, het inhet leven roepen van een ordelijke uitbreiding,wordt te niet gedaan?Met zekere voldoening werd gewezen op hetKon. Besluit van 13 Februari 1933, waarbij eenraadsbesluit der gemeente Rockanje tot het ver-leenen van goedkeuring op den aanleg van stratenwerd vernietigd, omdat deze straataanleg zou ge-schieden ,,volgens een plan, dat krachtens zijn aardisr een uitbreidingsplan". Deze voldoening werd inzooverre getemperd, als in dit koninklijk besluitals eenig argument tegen een dergelijke handel-wijze werd aangevoerd dat men, aldus te werkgaand, aan de belanghebbenden geen gelegenheidgeeft tot het inbrengen van bezwaren, terwijl noodede overweging werd gemist, dat aldus ook dewaarborgen komen te ontbreken dat een stede-bouwkundig juist plan, dank zij het toezicht vanGed. Staten, zal tot stand komen.Overigens, zoo werd opgemerkt, rijst de vraagof mag worden aangenomen dat het verleenen vangoedkeuring door den gemeenteraad voor denaanleg van een enkele straat steeds op den thansgebezigden grond door het vernietigingsrecht vande Kroon zou kunnen worden getroffen. In hetbetrokken geval betrof het blijkbaar een, zij hetdan ook niet gelijktijdig ter hand genomen aanlegvan een complex van straten, welke tezamen kondenworden geacht het karakter van een bescheidenplan van uitbreiding te vormen. Is te verwachtendat de Kroon eveneens tot vernietiging zal over-gaan, wanneer het gaat om den aanleg van slechtseen enkele straat of wegf Zulk een aanleg is inkleine gemeenten lang niet zeldzaam, en leidt opden duur tot een onordelijke uitbreiding. Datdaarbij belangen van derden in het gedrang zuUenkomen, mag niet altijd worden aangenomen. Menkoesterde ondertusschen de hoop, dat in de toe-komst de verdere konsekwentie uit de beslissingzal worden getrokken, te weten dat elke aanlegvan een straat, zonder dat deze in een uitbreidings-plan is opgenomen, als ongeoorloofd zal wordenbeschouwd, zoodra dientengevolge niet alleenbelangen van eigenaren, maar ook een ordelijkestedebouwkundige uitbreiding in gevaar komt.Er werd op gewezen dat zelfs in het gunstigstegeval, wanneer dus de Kroon zich op het aan-gegeven standpunt stelt, nog geen voor alle om-standigheden bevredigende oplossing zou zijnbereikt. Immers in het geval Rockanje kon deKroon ingrijpen, omdat een raadsbesluit konworden vernietigd, waarbij vergunning tot aanlegwerd gegeven. Blijkbaar komt dus in de bouw-verordening der gemeente de bepaling voor datniet tot aanleg van een (voor openbaar gebruikbestemde) straat mag worden overgegaan zondervergunning van den Raad. Een bepaling van dezenaard komt weliswaar in vele bouwverordeningenvoor, maar maakt daarvan niet altijd deel uit. DeWoningwet verplicht niet tot regehng van dezeaangelegenheid. Men achtte het gewenscht dateen zoodanige verplichting in de Woningwet zouworden vastgelegd, waaraan de eisch van goed-keuring van een desbetreffend raadsbesluit doorGed. Staten zou zijn verbonden. Waar een uit-breidingsplan bestaat, behoort dan tevens teworden bepaald dat de vergunning tot aanleg vanwegen niet kan worden verleend dan voor wegenin overeenstemming met dit plan.Een zoodanige regehng zou in tweeerlei opzichtbeteekenis hebben. In de eerste plaats omdat alduseen zeer wenschelijk toezicht op het beleid vande gemeente wordt ingeschakeld, wenschelijkomdat in kleine gemeenten niet altijd voldoerideinzicht aanwezig is in de eischen eener ordelijkeuitbreiding.In de tweede plaats zal dan geen raadsbesluitmeer aan de aandacht ontsnappen. Van de inspec-teurs der volksgezondheid kan niet worden ver-langd dat zij te dezen voortdurend in alle gemeentenbinnen hun ressort een waakzaam oog in het zeilhouden. Bovendien komen zij eerst op de hoogtevan een verkeerde daad, wanneer het te laat is,te weten wanneer de straataanleg reeds tot standis gekomen of althans onderhanden is genomen.VIKunnen in een streekplan-commissie, als voor-zien in art. 45 der Woningwet, andere personenworden opgenomen dan vertegenwoordigers derbetrokken gemeentebesturen ?Art. 132 der Gemeentewet, waarin deze aan-gelegenheid wordt geregeld, staat aan een zoodanigeregeling niet in den weg. Het bepaalt alleen datde gemeentebesturen zullen zijn vertegenwoordigd,tenzij in de regeling anders is bepaald. Dit laatsteopent de mogelijkheid tot beperking, welke moge-lijkheid uit den aard der zaak, waar het samen-werking van gemeenten betreft, niet zou bestaan.ARTIKELENZOO de wet ze niet uitdrukkelijk toeliet. Voor eenuitbreidmg echter is geen bizonder wetsvoorschriftnoodig.Het spreekt ondertusschen van zelt dat eenregeling op deze wijze alleen tot stand kan komen,wanneer daartoe wordt besloten op de in deGemeentewet aangegeven wijze, d.w.z. dat debesturen der betrokken gemeenten, overeen-komstig art. 129, een zoodanige regeling treffen.Haar op te leggen zou alleen mogelijk zijn waarhet geval, voorzien in art. 138 der wet, zich voor-Erkennend dat dit onder vigeur der bestaandewetgeving in andere gevallen niet mogelijk is,stelde men de vraag of hier geen lacune is. Er werdn.l. op gewezen dat in vele gevallen, zooals depraktijk aantoont, de noodzakelijkheid om tot devaststelling van een streekplan te geraken, veeleerwordt gevoeld door het provinciaal bestuur dandoor de besturen der betrokken gemeenten, terwijl00k de leiding van een vertegenwoordiger derprovmcie gemakkelijker zal worden aanvaard dandie van een vertegenwoordiger van een der ingeding zijnde gemeenten. Bovendien wordt zoo-doende een anders wellicht ontbrekende waarborggeschapen dat de belangen van het geheel derstreek, om het zoo te noemen, bovengemeente-lijke belangen, tot hun recht komen.Deze overwegingen hebben er reeds toe geleiddat bij de eenige totnutoe overeenkomstig dewettelijke voorschriften tot stand gekomen voor-ziening tot het vaststellen van een streekplandie voor de Meyery -- aan den Commissarisder Koningin het voorzitterschap is opgedragen.Men erkende de wenschelijkheid om de autonomieder gemeenten te respecteeren en om derhalve bijvoorkeur langs minnelijken weg een regeling totstand te brengen, waarbij het provinciaal bestuurwordt ingeschakeld en wees erop dat dit in NoordBrabant mogelijk was gebleken. Maar niettemmvroeg men zich af of deze inschakeling van hetprovinciaal bestuur niet zoozeer als normaal moetworden beschouwd, dat een wetswijziging wareaan te bevelen in dezen zin, dat hetzij de leidingsteeds in handen van het provinciaal bestuur wordtgelegd, hetzij de mogelijkheid wordt geopend om,wanneer de gemeentebesturen daaraan hun mede-werking niet vrijwillig mochten wenschen te ver-leenen, een zoodanige regehng van provinaewegeop te leggen. Reeds als stok achter de deur zoudit beteekenis hebben.Voor een zoodanige regeling valt nog meer tezeggen, nu, als normale ontwikkeling, aansluitendop een gevoelde behoefte, de provincies overgaantot insteUing van provinciale adviescommissiesinzake uitbreidingspiannen. Dat een zoodanigecommissie reeds van den aanvang af in het werkeener streekplancommissie wordt ingeschakeld, isvan belang. Zij immers kan geacht worden overervaring van ruimer aard te beschikken dan de313gemeentebesturen en het zou bedenkelijk zijn eentegenstelling tusschen haar en de streekplan-commissie te doen groeien.Wanneer, zooals werd aangenomen, de moge-lijkheid bestaat om in de streekplancommissieplaats te geven aan anderen dan vertegenwoordigersvan de gemeenten, over welk gebied het streekplanzich uitstrekt, brengt dit mede dat in zulk eencommissie ook vertegenwoordigers van gemeenten,wier gebied niet valt binnen dat van het streekpan,kunnen worden opgenomen. Het kan moeiiijkgeloochend worden dat er zich gevallen kunnenvoordoen, waarin ook het belang van deze ge-meenten bij het tot stand te brengen streekplan isbetrokken.De aanwijzing van vertegenwoordigers van zoo-danige gemeenten kan door deze gemeenten zelfgeschieden en behoeft niet plaats te vinden doorde besturen der gemeenten, welke tot insteUingder streekplancommissie hebben besloten, mitsslechts in de door deze besturen op grond vanart. 129 der Gemeentewet te treffen regelingdaaromtrent een voorziening is getroffen.VIIKan tusschen de leden eener streekplancommissieeen onderscheid worden gemaakt, aldus dat aansommige beslissende, aan andere slechts raad-gevende stem wordt toegekend*Ook hieraan, zoo was men van meening, staatgeen wetsbepaling in den weg. De wenschelijkheidom een regeling in dezen geest te kunnen treffenwerd gemotiveerd met name met het oog opvertegenwoordigers van andere colleges dan debetrokken gemeentebesturen. waarbij in het bi-zonder aan de reeds boven genoemde vertegen-woordigers der provincie en van buiten het be-trokken gebied gelegen gemeenten werd gedacht.Er pleiten verschillende overwegingen voor hettoekennen van een niet meer dan adviseerendestem aan deze vertegenwoordigers. In de eersteplaats lijkt het staatsrechtelijk juister dat eenbindende regeling voor een bepaald gebied wordtgetroffen doo"- de vertegenwoordigers van denormale organen van dit gebied, te weten de be-besturen der gemeenten, binnen welke dit is gelegen.Een zoodanige regeling is ook voor deze vertegen-woordigers aannemelijker. Zij sullen er bezwaa
Reacties