=ITIJDSCHRIFTVOORI=IVOLKSHUISVESTINGSEN STEDEBOUWI:ORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1933 N2 2 14' JAARGANG FEBRUARIWEDEROM VERKRIJGBAAR :AMSTERDAM'STOEKOMSTIGE GEDAANTEDOORIr.S.J.VANEMBDENb.i.PRIJS Fl. 1.25 FRANCO PER POST FL 1.40GESCHREVEN OP VERZOEKVAN DEGROEP GROOT-AMSTERDAMVERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL EN BIJN.V.VAN MUNSTER'S UITGEVERS-MIJ., AMSTERDAMHAARLEMMERWEG B 378 - POSTREKENING 74966N.V. VAN IVIUNSTER'S UITGEVERS MAATSCHAPPIJ - HAARLEMMERWEG B 378 - AMSTERDAM (W.)INLICHTINGEHDIAMETANHET* GEVAARLOOZE VERGASSINGSMIDDEL TERVERDEL6ING VAN WANDLUIZEN --GEMAKKELIJK TOE TE PASSEN, AB80LUUTAFDOENDE --GEEN SPECIALE APPARATEN BENOODIGDVERKRIJGBAAR BIJ APOTHEKERS EN DROGISTENN.V. HANDELMAATSCHAPPIJ "NEDIGEPHA"NiEUWE KEIZERSGRACHT 58, A'DAM (C.)TELEFOON 52521 en 52621W ANDGEDIERIEHiermede berichten wij U, dat dooronswoningen.gebouwen enscbepen gezuiverd worden van wandgedierte, kakkerlakken, enz.Door onze methode van zuiveren wordt aan de woningenniets beschadigd. Verf en behangsel hebben niets te lijden enwij behoeven geen plinten of andere voorwerpen los te maken.Ook behoeven de bewoners tijdens bet zuiveren de woningniet te verlaten of bun inboedel te verplaatsen. Onze methodeis EENVOUDIG, GEMAKKELIJK en DOELTREFFEND.In de navolgende plaatsen hebben wij reeds gewerkt: Coevor-den. Delft, Dodewaard, Ede, Enschedei Franeker, Gorinchem,Gouda, Sappemeer, Kethel, Lonneker, Maassluis, Maastricht,Bussum, Naaldwijk, Noordwijkerhouti Nunspeet, Roermond,Rotterdam, Schiedam, Sliedrecht, Tilburg, Vlijmen, Vlissingen,den Helder, Zandvoort, Zwolle, enz.Vraagt prijsopgave en inlichtingen:Fa. LiEVE & Co. (M. WAPENAAR)KORTEOIJK 16 - VLAARDINQEN . TELEF. 108P J VAN SCHAIK M-;illKWEIIK[lieic,liP[CIMLBIIiDLEIDIIIG[ll,SIIIIIIIllli[IIISIILIIIlEll' ' *^'^ sj\^t IJ-AIIV NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - A'DfiMISOLA-BOUWHET BESTE EN OOEDKOOP8TE SYSTEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLKS- ENRAIDDENSTANDSWONiNQEN. - SELF 8UPPORTIN GN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWflttig Gedeponeerd Handels-MerkUITQEVOERD O.A. PLIVI. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 's HERT0GENB08CH - NOG INUITVOERINQO.A. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104^ AMSTERDAMOnderzoek van aile materialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 14^ JAAROANO NO. 2 FEBRUARI 1933TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINQIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll EN STEDEBOUW iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINORAADALGEMEENEN BOND VAN WONINOBOUWVEREENIOINQENREDACTIE: H. P. J. BLOEMERS, J. BOM-MER, J. DouwES JR., MR. D. HUDIG, JHR.M. J. I. DE JONGEVAN ELLEMEET, IR. P.BAKKER SCHUT, IH. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS : J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKADRES DER REDACTIE EN ABONNEMENTSPRIJSADMINISTRATE i!KLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAMPOSTREKENING NO. 29080f!REDACTIE VAN DE RUBRIEK,,UIT DEN KSING DER BOUW-VEREENIGINGEN",,HET NIEUWE HUIS" (KAMER 179)RoELOF HARTPLEIN 4 - AMSTERDAM-- ADVERTENTIES --V. MUNSTBR'S UITGEVERSMAATSCHAPFIJHAARLEMMEHWEG B 378 - A'DAM (W.)DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN ?7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS. f i.-INHOUD: Officieele Mededeelingen -- Het saneeren van slechte woonwijken te Amsterdam (II) doorIr. A. F. Bakhoven -- Memorandum van Directeuren van Woningdiensten ten aanzien van de moei-lijkheden, die zich voordoen bij de exploitatie van de met financieelen steun van het Rijk en de ge-meenten gebouwde woningen -- Onteigening ter bew^aring van Natuurschoon door J. J. Talsma --Binnenland -- Uit den Kring der Bouwvereenigingen -- Buitenland -- Overzicht van tijdschriften --Boekbespreking -- Nieuwe aanw^insten van de bibliotheek -- Rechtspraak.OFFICIEELE MEDEDEELINGENNEDERLANDSCH INSTITUUTDE HONORARIA VOOR ARCHITECTENHet Nederlandsch Instituut voor Volkshuisves-ting en Stedebouw, de Vereeniging van Nederland-sche Gemeenten en de Bond van NederlandscheArchitecten hebben een commissie gevormd, weikede vraag zal hebben te onderzoeken of een hono-rariumtabel kan worden opgesteld voor het ont-werpen van uitbreidingsplannen en zoo ja, hoe dezetabel zal moeten worden samengesteld.Deze commissie bestaat uit de Heeren: H. deBordes, Mr. Dr. F. Vonk de Both en Ir. B. A. Ver-hey (namens de Vereeniging van NederlandscheGemeenten), Ir. G. Bolsius en Ir. L. S. P. Scheffer(voor het Nederlandsch Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw), Ir. J. de Bie LeuvelingTjeenk, H. van der Kloot Meyburg en Ir. P. Ver-hagen Lzn. (voor den B.N.A.).De Heer H. de Bordes is aangewezen als voor-zitter. Secretaresse is mej. Ir. J. H. Mulder.COMMISSIE PUBLIEK OF PRIVAAT RECHTHet dagelijksch bestuur heeft een commissieingesteld, welke rapport zal uitbrengen over devraag of de gemeentebesturen bevoegd zijn debebouwing niet alleen langs publiekrechtelijken,maar bij verkoop en uitgifte in erfpacht van gronden00k langs privaatrechtelijken weg te regelen.De commissie bestaat uit de Heeren Mr. J.Kruseman, die tevens als voorzitter fungeert.Prof. Dr. F. J. A. Huart, Jhr. M. J. I. de Jongevan EUemeet, Prof. Mr. F. G. Scheltema, Ir.P. Bakker Schut, terwijl de Heer Mr. J. In 't Veldmet het secretariaat is belast.BAND TIJDSCHRIFTEr is thans een voldoend aantal bestellingen inge-komen om voor het aanmaken van den band voorhet tijdschrift opdracht te kunnen geven. Na hetgereedkomen der banden zullen de bestellingen zoospoedig mogelijk worden uitgevoerd.NATIONALE WONINGRAADNIEUWE LEDENSedert de vorige opgave is als lid van den Woning-raad toegetreden de Bouwvereeniging ,,Gerodorp"te Zeist. De Woningraad telt momenteel 373 aan-gesloten corporaties.30 ARTIKELENHET SANEEREN VAN SLECHTEWOONWIJKEN TE AMSTERDAMnIII. JONKER- EN RIDDERBUURT. (Zie kaart Jon-ker- en Ridderbuurt I.)Het stadsgedeelte, begrensd door Oude Schans,Rechtboomsloot, Gelderschekade, Binnen Ban-tammerstraat en Oude Waal wordt ,,Jonker- enRidderbuurt" genoemd. Deze buurt maakt deeluit van de vergrooting van Amsterdam van 1585,welke omvatte het gebied, thans omgeven doorGelderschekade, Waalseilandsgracht, Oude Schansen St. Anthoniesbreestraat en van ouds bekendals de Lastage, welke naam verband hield methet belasten en ontlasten van schepen.In de tweede helft der i6e eeuw zijn hier stratenJONKER-.N-RDDERBUURT. IOMTEIGEninC15PLAHJONKER-EN-RIDDERBUURT HBeBOUWIMQ5PLj:i(NVOLTOOlDEVHIEUW BOUV/PERCEELEny^'AARVAM BOUWPLAM irsj iilTVOEBlrlG Or VOLTOOID JSPERCeeuEM MET O-V WOtllMQErMARTIKELEN31Afb. 8, De Ridderstraat in April 1927 Afb. 9. De Jonkerstraat in April 1927aangelegd, waarvan de oudste zijn de Jonker- en deRidderstraat, twee ongeveer 5 M. breede straten,die de slechtste woningen van Amsterdam bevatten(zie afbb. 8 en 9).De bouwblokken, tusschen Jonkerstraat en Rid-derstraat geiegen, waren slechts 15 M. diep, zoodatde meeste der in deze blokken geiegen woonhuizenmet de achtergevels tegen elkaar waren gebouwden dus slecht ventileerbaar waren. Indien de ach-terkamers een raam hadden, dan kreeg dit raamlicht van een zeer kleine binnenplaats uit, eigenlijkeen soort lichtkoker. Naast onvoldoende gelegenheidtot luchtverversching hadden deze woningen veel-vuldig het gebrek van onvoldoende toetreding vandaglicht.Daar de afstand tusschen Jonkerstraat en OudeWaal en tusschen Ridderstraat en Rechtboom-sloot ook te gering was om voldoende ruimte tus-schen de achtergevels der perceelen mogelijk temaken, hetgeen nog verergerd werd doordat deperceelen aan Oude Waal en Rechtboomsloot veelalvan hooge uitbouwen en achterhui^en waren voor-zien, was gebrek aan licht en lucht ook voor deniet in de middenblokken geiegen woningen van deJonkerstraat en van de Ridderstraat, een algemeenvoorkoinend verschijnsel.Denkt men verder aan de steile trappen, waarvanhet leek alsof scheepstrappen als voorbeeld haddengediend, de houten separaties en plafonds, welkede perceelen brandbaar maakten als spanen doozen,het veelvuldig ontbreken van privaten, den oudenvervallen en verwaarloosden toestand, die dezenperceelen het karakter van krotten gaven, de schieralgemeen voorkomende wandluizenplaag, dan kanmen zich een voorstelling maken van den toestandvan deze woonwijk, wier naam ,,Jonker- en Ridder-buurt" in 200 schrijnende tegenstelling was met deeconomische gesteldheid van de bewoners, waar-van velen regelmatig door werkeloosheid en deschrilste armoede werden geteisterd.Een voorloopig plan voor onteigening van per-ceelen, geiegen in de Jonker- en Ridderbuurt, werddoor den Raad aangenomen op 20 Maart 1939.Het definitieve plan werd goedgekeurd bij Raads-besluit van 17 Juli 1929. De koninklijke goed-keuring volgde op 16 December 1929.Bij het ontwerpen van het onteigeningsplan is er-van uitgegaan dat de perceelen aan Gelderschekade,Binnen Bantammerstraat, Oude Waal, Oude Schansen Rechtboomsloot niet moesten worden ont-eigend, tenzij onteigening aldaar noodig was omtot verbreeding van de beide dwarsstraten te ge-raken.Toch verkeerden verscheidene perceelen aan32 ARTIKELENbovengenoemde grachten in slechten toestand enwerden hier nog 69 woningen onbewoonbaar ver-klaard, zoodat nieuwbouw of verbouw van dezeperceelen noodzakelijk was.Er werd bij het vaststellen van het onteigenings-plan uitgegaan van de veronderstelling, dat n^de opruiming van de krotten aan de Jonker- enaan de Ridderstraat en aan de beide dwarsstraten,aan de omringende grachten door de eigenaren totvernieuwing en tot verbouwing 2;ou worden over-gegaan, nadat onbewoonbaarverklaring van alledaarvoor in aanmerking komende woningen hadplaats gehad.Bij een beschouwing van het bebouwingsplan(zie kaart Jonker- en Ridderbuurt II), waarop deperceelen, waarvoor een bouwplan in uitvoering isof reeds voltooid is, met kruisarceering zijn aange-duid, blijkt al duidelijk dat de hiervoren genoemdeveronderstelling juist is en dat nieuwbouw en ver-bouw aan Rechtboomsloot en Oude Waal op ruimeschaal plaats vindt. Met zekerheid kan nta reedsworden geconstateerd dat de omvang van het ont-eigeningsplan juist is gekozen en dat het onnoodigwas het geheeleeiland teonteigenen,waardoorde ont-eigening zeker drie maal zooveel 2ou hebben gekost.Op het bebouwingsplan ziet men dat de beidedwarsstraten tot 12 M. zijn verbreed. Aan de eenedwarsstraat, thans Lastageweg geheeten, is reedseen politieposthuis met vier bovenwoningen doorde gemeente gebouwd. Aan de overzijde was eenblok gemeentewoningen ontworpen. Hoewel reedseen Raadsbesluit tot uitvoering van den bouw wasgenomen, heeft de crisis de uitvoering belet. Hetterrein is inmiddels aan een particulieren bouwerin erfpacht gegeven, die de woningen in het belangvan de verbetering der volkshuisvesting ontworpen,heeft gewijzigd in het belang van een voordeeligeexploitatie. Op 3 November 1932 werd de eerstepaal voor dit blok geslagen, zoodat de Lastagewegin 1933 wel ?al worden voltooid.ABTIKELEN33Afb. II. Hetzelfde terrein van afb. lo, genomen vanaf den Montelbaanstoren in September1932. Op de foto ziet men de speelplaats en het Volkslogement (architect P. Vorkink). Links: denieuwbouw van niet-onteigende perceelen aan de Rechtboomsloot.Aan de tweede dwarsstraat, welke eveneens tot12 M. is verbreed en die thans Montelbaanstraatheet, is een naar de eischen des tijds ingerichtVolkslogement opgericht door de Stichting Am-sterdamsch Bouwfonds, hetwelk in April 1933in gebruik werd genomen.Tegenover dit volkslogement zou een blok ge-meentewoningen komen met woningen voor oudenvan dagen. Ook deze bouw zal niet tot stand komenen vervangen worden door woningbouw door parti-culieren. Het terrein is reeds in erfpacht uitgegeven.Met den bouw zal hoogstwaarschijnlijk in 1933een aanvang worden gemaakt.Het binnenterrein tusschen Lastageweg en Mon-telbaanstraat werd bij het bebouwingsplan voorindustrieterrein bestemd en wordt thans geheel 'ingenomen door de ledikantenfabriek der Gebr.van Tellingen, waar meer dan 40 arbeiders werkvinden.Het tweede binnenterrein, dat door sloopingvan krotwoningen, welke in het onteigeningsplanwaren opgenomen, is vrijgekomen en dat gelegenis tusschen Montelbaanstraat en Oude Schans,werd aangewezen voor speelterrein.Nog voor enkele jaren zag men, in deze aanspeelgelegenheid voor de jeugd zoo arme buurt,de kinderen in de nauwe, sombere Jonker- enRidderstraten spelen, waar zoowel in de stratenals in de woningen het voor het kind zoo hoognoodige zonlicht zelden of nooit kon doordringen.Thans ziet men op het terrein, waar nog zookort geleden de krotten elkaar steunden en schraag-den, een kinderspeelplaats, waar iederen dag dekinderen van deze buurt onder leiding van despeeltuinvereeniging ,,De Waag" volop genietenvan spel, licht en lucht. (Zie de afbb. 10, 11 en 12.)Wat de verbetering der woningtoestanden be-treft, kan worden meegedeeld dat voor de uitvoe-ring van het saneeringsplan de Jonker- en Ridder-buurt telde 863 woningen, waarvan in de jaren34ARTIKELENAfb. 12. De speeltuin in de Jonker- en Ridderbuurt in September 1933. Op den achtergrond:de Montelbaanstoren.1928, 1929 en 1930 511 woningen onbewoonbaarwerden verklaard.Door slooping van in het onteigeningsplan gele-gen perceelen verdwenen 443 onbewoonbaarver-klaarde woningen en nog 115 andere oude woningen.Sinds 1928 zijn voor 38 perceelen, die niet in deonteigening waren opgenomen bouwplannen inge-komen; 28 dier bouwplannen betreffen perceelenmet onbewoonbaar verklaarde woningen.17 dier plannen zijn reeds voltooid. Hierdoorzijn 19 onbewoonbaar verklaarde en 13 anderewoningen verdwenen en vervangen door 11 nieuwewoningen.Op I October 1932 waren in de Jonker- enRidderbuurt nog slechts 284 woningen, n.l. 49onbewoonbaar verklaarde, 220 niet-onbewoonbaarverklaarde en 15 nieuwe woningen.Voor verschillende perceelen met onbewoonbaarverklaarde woningen zijn reeds bouwplannen inge-diend.Voor zoover de 220 niet-onbewoonbaar verklaardewoningen gebreken hebben, zuUen verbeteringenkrachtens art. 23 der Woningwet dienen te wordenvoorgeschreven,Daar de woningverbetering, 00k in de te saneerenwoonwijken, te Amsterdam niet door de afdeelingstadssaneering van den Woningdienst, doch doorden dienst van het gemeentelijk Bouw- en Woning-toezicht wordt verzorgd, staan mij over de reedsbereikte resultaten geen volledige gegevens terbeschikking. Doch ik meen dat reeds op grond vande hierboven meegedeelde feiten, de conclusie kanworden getrokken, dat 00k in deze wijk de saneeringvan woningtoestanden volledig zal worden bereikt.De kosten van de onteigening hebben bedragen,na aftrek van de waarde van den yrijgekomengrond, zb / 642.000.--, waarvoor een rijksvoorschottegen 4''/4% werd v.erleend, dat in 50 annuiteitenmoet worden afgelost. Rijk en Gemeente zuUen elkARTIKELEN - MEMORANDUM VAN DIKECTEUREN VAN WONINGDIENSTEN35de helft der annu'iteiten voor hun rekening nemen,en dus 50 jaren lang, elk 's jaars + / 16.900.-voor de saneering van Jonker- en Ridderbuurtmoeten opbrengen. Een betrekkelijk gering bedrag,dat door niemand, die de treurige woningtoestandenaldaar heeft gekend, zelfs in de^en crisistijd zalworden betreurd.Beziet men thans de resultaten van den sanee-ringsarbeid der gemeente, zooals deze op Uilen-burg, Valkenburg en Jonker- en Ridderbuurt zijnverkregen, dan zal men tot de erkenning moetenkomen, dat de te Amsterdam toegepaste methodevan ,,beperkte onteigening" tot zeer bevredigenderesultaten heeft geleid en dat, zoodra de financieelemogelijkheden zich voordoen, op denzelfden wegdient te worden voortgegaan.Joden Houttuinen, Jordaan, Westelijke enOoste-lijke Eilanden, waar de krotten nog aaneengerijdstaan als pakhuizen van menschelijke ellende, zijwachten op den saneeringsarbeid van de gemeente.Amsterdam, November 1932A. F. BAKHOVENMEMORANDUM VAN DIRECTEURENVAN WONINGDIENSTEN TEN AAN-ZIEN VAN DE MOEILIJKHEDEN, DIEZICH VOORDOEN BIJ DE EXPLOI-TATIE VAN DE MET FINANCIEELENSTEUN VAN HET RIJK EN DE GE-MEENTEN GEBOUWDE WONINGENIOnder dagteekening van 29 Augustus 1929 richtten wijaan den Heer VLIEGEN, Voorzitter der Commissie tot onder-zoek van de vraag, welke moeilijkheden zich voordoen bijde exploitatie van de met financieelen steun van het Rijken de gemeenten gebouwde woningen, enz,, een nota overhet onderwerp ,,Het crisishurenprobleem der met Over-heidssteun gebouwde woningen", die in eenigszins be-knopteren vorm als bijlage K is opgenomen in het Rapportder evenbedoelde Commissie van Januari 1932.Het behoeft zeer zeker geen betoog, dat de economischeomstandigheden zich sedert het tijdstip van 29 Augustus 1929ingrijpend hebben gewijzigd. Dit gaf ons aanleiding na tegaan in hoever vorenbedoelde beschouwingen wijziging ofaanvulHng zouden behoeven. Het gaat hierbij in eersteinstantie om de beteekenis, die men aan het woord ,,moei-lijkheden" in het opschrift toekent. Alvorens hierop terugte komen, brengen wij een tweetal publicaties in her-innering, die sedert Januari 193:4 over dit onderwerp hetlicht hebben gezien en wel:I. Piaeadviezen van wijlen Prof. Mr. Dr. J. VAN DERGRINTEN en van Dr. F. M. WIBAUT over het onderwerp:,,Welke maatregelen dienen, mede in verband met dehuidige tijdsomstandigheden, te worden getroffen metbetrekking tot de moeilijkheden, welke zich voordoen bijde exploitatie van de met financieelen steun van het Rijken de gemeenten gebouwde woningen?", die behandeld zijnin de vergadering van het Nederlandsch Instituut voorVolkshuisvesting en Stedebouw van Zaterdag 22 October1933 te Rotterdam.2. Een adres van den Nationalen Woningraad aan denMinister van Binnenlandsche Zaken van 19 October 1932,waarbij verzocht werd verschillende met name genoemdeen toegelichte punten te wiUen bevorderen, teneinde aande moeilijkheden, die de crisis bij de woningexploitatieveroorzaakt en aan de gevaren, die de crisis voor het peilvan de volkshuisvesting doet ontstaan, zoo goed mogelijkhet hoofd te bieden.Onze vorenaangehaalde nota besloten wij met de volgendeconclusies ^);1. Het is noodzakelijk, dat eens en voor al een regelingwordt getroffen met het Rijk over de berekening der bij-drage, waarbij de elementen voor de vaststelling der bij-drage op een bilHjke basis dienen te worden gefixeerd.2. Periodieke wijziging der vastgestelde bijdragen moetimperatief worden voorgeschreven. De wijziging moet niettelkenmale na een bepaald aantal jaren geschieden, maaralleen indien en zoodra het index-cijfer van de bouwkostenmeer dan een bepaald percentage, bijv. 10 %, stijgt of daalt.De wijze van vaststelling van de index-cijfers dient tevoren te worden bepaald, waarbij dit niet over het geheeleland uniform zal behoeven plaats te vinden.3. Aan de fixeering der bijdragen dient vooraf te gaanhet vaststellen der hufen op reeele basis, d.i, het brengender huren op normaal peil. Voor deze huurbepaling kanin vele gevallen worden uitgegaan van de reproductiekostender opstallen. Voor de grondvoorschotten, welke medede huien bepalen, kunnen worden gehandhaafd de bedragen,waarvoor die grond indertijd is ingebracht. Er moet daarbijevenwel geen bezwaar gemaakt worden tegen eventueeleverhooging der grondvoorschotten met verkapte subsidies,hetzij uit het grondbedrijf, hetzij uit andere bronnen.Gemeenten, die op andere wijze in staat zijn de hureneven juist te schatten, moeten daarin worden vrijgelaten.Saneering der grondvoorschotten, wanneer de localeomstandigheden dit zouden vragen, moet te voren niet zijnuitgesloten.4. De rentevoet moet voor het geheele land uniformworden vastgesteld, bij voorkeui op 4| %.5. Naar onze meening is onafscheidelijk aan de fixeeringder bijdragen verbonden een afdoende regeling ter zakevan huurnivelleering en bestemming en beheer van batigesaldi.Wij kunnen het destijds geleverde betoog en de strekkingvan de daaruit getrokken conclusies nog in alle opzichtenhandhaven.Wij grijpen deze gelegenheid aan om ter voorkomingvan misverstanden in overeenstemming met onze bedoelingvan destijds achter ,,index-cijfer" sub 2 in te lasschen ,,vande bouwkosten".Voorts merken wij op, dat de rentevoet, die van zeergrooten invloed is op het bedrag der huur, thans nog lagergesteld dient te worden. Nu de oudere 4 % Staatsleeningniet onbelangrijk boven pari noteert en reeds een nieuweleening tegen 4 % gesloten kon worden, nu de 5 % Staats-leening wordt afgelost, is het toch werkelijk niet houdbaarde 5 % en 6 % woningwet-voorschotten op denzelfdenrentevoet te handhaven.Op den voorgrond zij gesteld, dat wij een scherpe schei-ding tusschen twee soorten van moeilijkheden wenschen tehandhaven, n.l. die, bedoeld en behandeld in het Rapport,,Vliegen" en die, voortkomende uit de huidige economischecrisis. Doet men dit niet, dan loopt men het gevaar, dattwee volkomen afzonderlijke zaken met elkaar worden ver-ward en dat een logische lijn in de te nemen maatregelenzal ontbreken.De Commissie Vliegen zegt op b!z. 9 van haar rapport:,,Tijdens de werkzaamheden der Commissie is ontstaan1) Een zesde conciusie betrof nog opdrijving van het typewoning in bepaalde gevallen; wij laten deze hier opzettelijkachterwege, omdat dit slechts een bijzaak betreft.36 MEMORANDUM VAN DIHECTEUREN VAN WONINGDIENSTENde economische wereldcrisis, waarin ook ons land werdbetrokken. Hoewel omtrent de mogelijke gevolgen vandeze crisis thans nog weinig te zeggen valt, lijkt het tochzeer onwaarschijnlijk, dat zij op den duur zonder invloedzou blijven op het huiirpeil der woningen, Desondanksheeft de Commissie genieend de mogelijkheden, welke indit opzicht bestaan, niet in haar onderzoek te moeten be-trekken en zich te moeten beperken tot de moeilijkhedenbij de woningexploitatie, welke het gevolg zijn van deachter ons liggende oorlogscrisis, Zij deed dit met te meerovertuiging, omdat, ook indien de huidige crisis algemeenemaatregelen met betrekking tot de met steun van Rijk engemeenten gebouwde woningen noodzakelijk mocht maken,onafhankelijk daarvan een afrekening met de bijzonderemoeilijkheden, waarmede men te kampen heeft bij deexploitatie van dat deel dezer woningen, hetwelk tijdensde oorlogscrisis gebouwd is, noodig blijft".Ook hier dus scheiding van beide categorieen van moei-lijkheden, waaruit tevens blijkt, dat de Commissie afzonder-lijke bchandeling en het nemen van afzonderlijke maat-regelen voor de oplossing van deze mogelijk acht.Wij zijn eveneens die overtuiging toegedaan en meenenzelfs, zooals ook uit de nog volgende beschouwingen zalblijken, dat het ten zeerste gewenscht is bij de uitvoeringder maatregelen, indien mogelijk, de chronologische volg-orde vast te houden, zoo dat rectification tot den kleinstmogelijken omvang worden beperkt.Wij merken nog op, dat o.i. deze scheiding in de voren-bedoelde vergadering van het Nederlandsch Instituut voorVolkshuisvesting en Stedebouw niet voldoende in het cogwerd gehouden, waardoor die vergadering, hoewel nog zeerbelangrijk, minder vruchtdragend is geweest dan zij hadkunnen zijn. Tijdens zijn repliek aan de debaters moestde tweede praeadviseur Dr. Wibaut, uitdrukkelijk ver-klaren, dat hij zich in zijn praeadvies had beperkt tot debehandeling van het Rapport Vliegen, hetgeen hem blijkensde gestelde vraag veroorloofd was.In elk geval schijnt ons een combineeren van beidemoeilijkheden practisch ongewenscht en aanleiding tegeven tot verwarring, zoowel bij het ontwerpen van de tenemen maatregelen als bij de uitvoering daarvan.Uit het feit, dat wij de hierboven vermelde conclusiesuit onze voren aangehaalde nota ook thans nog juist achten,volgt vanzelfsprekend, dat wij in hoofdzaak het minderheids-standpunt der Commissie Vliegen zijn toegedaan. Wijbehceven dit Rapport hier niet in details te bespreken, omdatslechts ten aanzien van enkele punten verschil van meeningbestaat tusschen meerderheid en minderheid. Ten aanzienvan het hoofdverschilpunt zijn wij met de minderheid vanmeening, dat fixatie der bijdragen verre de voorkeur ver-dient, omdat de afschrijving onherroepelijk is, en niet eenalgemeen bruikbaar systeem kan worden genoemd. Boven-dien is na de vaststelling van het rapport gebleken, dat debouwkosten niet zoo'n stabiel niveau vertoonden als menzich had ingedacht. Wij maken echter overwegend bezwaartegen het minderheidsvoorstel, in zoover daarin alleenherziening van de gefixeerde bijdragen wordt voorbe-houden, wanneer de omstandigheden tot verlaging daarvankunnen leiden. De minderheid argumenteert zulks in dezenzin, dat Rijk en Gemeente toch reeds offers moeten brengenen dat men die offers zooveel mogelijk moet beperken,maar deze argumentatie miskent volkomen de onderlingeverhouding van Rijk, Gemeenten en Bouwvereenigingen,die in de crisisjaren gezamenlijk optraden ter bestrijdingvan den woningnood. Uit deze onderlinge verhoudingvloeit n&ar onze meening logisch voort, dat noodzakelijkeherzieningen van de gefixeerde bijdragen zoowel tot ver-hooging als tot verlaging moeten kunnen leiden.Deze gedachtengang leidt evenzeer tot de conclusie, datook de exploitatie-overschotten der voor den oorlogscrisis-tijd gebouwde woningen in de saneering behooren te wordenbetrokken. Voor deze woningen zal dit in vele gevallen totverhooging der huren kunnen leiden, zoodat de exploitatieeen batig saldo of verhooging van een reeds bestaand saldozal opleveren. De geheele Commissie wil van dit meerdere20 % ter beschikking van de corporaties laten, Wij kunnenzelfs geen enkel motief voor deze 20 % vinden en meenen,dat een lijn moet getrokken worden voor het geheele,hetzij bestaand hetzij verhoogd, batig saldo. In onze voren-staande conclusie 5 hadden wij ons standpunt inzakebestemming en beheer van batige saldi neergelegd, hetwelko.m. inhoudt, dat wij deze saldi niet in het bezit van decorporation wiUen laten. Het kan toch bedenkelijk zijn, datde vereenigingen de beschikking krijgen over mogelijkzeer belangrijke bedragen, welke bij de vereenigingen latentZouden blijven liggen. Evenzeer achten wij het een bezwaar,dat het bouwen van woningen uit batige saldi niet zouworden bepaald door de bijzondere geschiktheid der ver-eeniging tot de exploitatie, doch door het toevallige feit,dat deze vereeniging batige saldi bezit. Dit zijn o.i. sterkeargumenten voor meerdere zeggingskracht der gemeentenover deze batige saldi en tegen iedere willekeurige ver-deeling in het voetspoor der Commissie. Wei dienen opvorenstaande regeling uitzonderingen mogelijk te zijn,wanneer een corporatie ten genoege van het gemeente-bestuur kan aantoonen, dat zij de gelden in het belang dervolkshuisvesting zal gebruiken; dan kan dit bestuur dezegelden ter beschikking doen blijven of wederom stellenin handen van een zoodanige corporatie. Als gebruiken inhet belang der volkshuisvesting zouden wij bijv. willen aan-merken de bestemming van deze gelden voor: het verbeterenvan bestaande woningen, de uitvoering van saneerings-plannen, het bouwen van nieuwe woningen, het verlagenvan de huren van complexen tot de reproductie-huren endergelijke.Het spreekt vanzelf, dat in vorenstaande regeling ookbegrepen moet zijn de lastenverdeeling -- op dezelfdebasis -- van de z.g.n, extra-tekorten op de exploitatie vanwoningen, voor zoover die tekoften niet het gevolg zijn vanverkeerde handelingen, verkeerd beleid of nalatigheid vande zijde der betrokken gemeente of corporatie.Aan hetgeen over reproductie-huren, enz. in het Rapport,,Vliegen" is gezegd, behoeven wij niets toe te voegen, temeer waar wij kunnen verwijzen naar het vermelde onder,,huien" en ,,huurtaxatie" in onze meervermelde nota.Op enkele zaken zouden wij evenwel nog gaarne de aan-dacht willen vestigen.De minderheid merkt op, dat het bepalen van een objec-tieve huurwaarde niet zoo eenvoudig is als het schijnt endus de praktijk een grootere mate van soepelheid zal vor-deren dan het rapport der meerderheid zou doen ver-moeden (biz. 78 Rapport). De meerderheid wil (biz. 44Rapport) allerlei bijzondere plaatselijke omstandighedenniet verwaarloozen, den huurprijs niet geheel los maken vande beweging der marktprijzen en met bijzondere omstandig-heden rekening houden.Ongetwijfeld zal dit noodig zijn, maar er zal vooral indeze tijden voorzichtigheid moeten worden betracht bijde toepassing van ,,de beweging der marktprijzen". Erzouden consequenties uit getrokken kunnen worden, dieniet in de bedoeling der stellers gelegen hebben.Het spreekt vanzelf, dat met allerlei plaatselijke omstan-digheden rekening moet worden gehouden en eveneens metbijzondere omstandigheden. Er zijn n.l. gemeenten, waarover het algemeen het type woningen te groot is en duste kostbaar in verhouding tot den plaatselijken loonstan-daard, zooals wij reeds illustreerden in onze nota (biz. 130Rappoit). Het baseeren der huren op de reproductiekos tenzal hier geen voldoende uitkomst bieden, al kan de aldusverkregen huurbasis als de ,,objectieve huurwaarde"worden aangemerkt. In het bijzonder kan dit gezegd wordenvan het platteland, waar in vele gevallen de objectievehuurwaarde van de opgevoerde woningen in schrijnendetegenstelling staat tot het lage loonpeil zelfs van de jarenvoor de tegenwoordige crisis.Welke oplossingen in deze gevallen gevonden moetenworden, staat buiten den algemeenen opzet der te nemenmaatregelen. Wij vermeenen, dat voor deze bijzondereMEMORANDtJM VAN DIRECTEUREN VAN WONINGDIENSTErf37gevallen ook bijzondere maatiegelen moeten wordengetroffen.Wij zouden als uitgangspunt voor de bepaling der repro-ductie-huren willen nemen i Januari 1931, omdat eerst nadien datum de huidige crisis haar invloed op de bouw-kosten deed gelden. Er zijn voldoende gegevens en bouw-kosten van omstreeks dien datum uitgevoerde plannenbekend, als vergelijkbaar materiaal voor de bepaling derbouwkosten van plannen uit andere jaren.Met deze saneering zal ongetwijfeld een belangrijkearbeid gemoeid zijn. Een eventueele herziening zal, waareenmaal de gegevens bekend zijn, naar verhouding betrek-kelijk eenvoudig zijn. In de in het begin vermelde con-clusies hadden wij het tijdstip der herziening afhankelijkgesteld van het verloop van den bouwkosten-index. Bijnader inzien lijkt ons practisch toch meer bruikbaar demethode om de eventueele herziening te doen geschiedenom de 5 jaar, zoodat dit voor alle gemeenten op hetzelfdetijdstip plaats vindt en niet de kans wordt geloopen van eenpermanente herziening over het geheele land wegens deverschillen in plaatselijke omstandigheden. Is op een vijf-jarig tijdstip het index-cijfer der bouwkosten minder dan10 % gedaald of gestegen, dan vindt geen herzieningplaats; deze daling of stijging wordt gerekend vanaf desaneering of vanaf het tijdstip, dat een herziening plaats had.Aangaande de vraag of er voldoende aanleiding bestaatom er op aan te dringen, dat de betaling der bijdragegeheel door het Rijk zal geschieden, kunnen wij kort zijn.Naar onze meening bestaat daarvoor geen voldoende aan-leiding. Bij de uitvoeiing der Woningwet toch is het steeds-- voor, tijdens en na den oorlog -- regel geweest, dat ineventueele exploitatie-tekorten zoowel door de gemeentenals door het Rijk werd deel genomen. Het is alleszinsrationeel en ook volkomen in overeenstemming met dengeest der Woningwet dit standpunt te handhaven. De ge-meenten hebben zich evenzeer als het Rijk de volkshuis-vesting aangetrokken en men kan moeilijk aannemen, datzij zulks zonder overtuiging van de noodzakelijkheid hebbengedaan. Waar dit laatste zeker niet het geval is geweest,hebben zij dus met voile verantwoordelijkheid de betalingvan 1/4 der bijdragen en de risico eventueel voor het geheelaanvaard. Nu kan men toch niet in gemoede volhouden,dat het Rijk thans plotseling 100 % voor zijn rekening heeftte nemen. In dat geval zou men het gevaar niet ontloopen,dat het Rijk volledige zeggingskracht krijgt en met al degevolgen, daaraan voor de gemeenten verbonden.CONCLUSIEST. Het is niet alleen gewenscht, maar ook nood-zakelijk, dat de volgende scherpe scheiding wordt gehand-haafd tusschen de moeilijkheden, die zich voordoen bijde exploitatie van de met financieelen steun van het Rijken de gemeenten gebouwde woningen, t.w.:a. die, welke zijn behandeld in het Rapport ,,Vliegen",enb. die, welke voortvloeien uit de huidige economischecrisis.2. Het is gewenscht, dat de maatregelen, welke be-oogen de sub la bedoelde moeilijkheden te ondeivangen,worden getroffen voor en aleer men de sub 16 bedoeldetracht te bestrijden.3. Uitgaande van de noodzakelijkheid om te komen toteen regeling ter ondervanging van de moeilijkhedensub I a, achten wij het stelsel van gefixeerde bijdragenmet periodieke herziening naar boven en naar benedenhet meest juiste en praktisch meest bruikbare.4. Aan de fixatie der bijdragen is onafscheidelijk ver-bonden een afdoende regeling ter zake van huurnivel-leering en bestemming en beheer van batige saldi.5. De sub 4 bedoelde saldi moeten ter beschikkingkomen van de betrokken gemeenten, met dien verstande,dat deze de gelden ter beschikking kunnen doen blijvenof wedefom kunnen stellen in handen van corporaties,om daarmede het belang der volkshuisvesting te dienen.Als gebruik in het belang der volkshuisvesting is aan temerken; het vefbeteren van bestaande woningen, deuitvoefing van saneeringsplannen, het bouwen vannieuwe woningen en het verlagen van de huren vancomplexen tot de repfoductie-huren.In verband met het vorenstaande achten wij iederewillekeurige verdeeling ongewenscht en verwerpelijk.6. Bij de te nemen maatregelen en de bepaling vande reproductie-huren, het index-cijfer en de wijzigingendaarin, zal met locale omstandigheden en bijzonderegevallen rekening moeten worden gehouden.7. In vofenbedoelde regeling der tjijdragen dient ookte worden begrepen de lastenverdeeling van de z.g.n.extra-tekorten op de exploitatie van woningen, gebouwdop een tijdstip met een index-cijfer der bouwkosten, ver-schillend van dat van i Januari 1931.8. De herziening der bijdragen dient te geschieden naelke periode van vijf jaar na i Januari 1931, het tijdstipwaafnaar de befekening van de saneering is geschied.Is op een vijfjarig tijdstip het index-cijfer der bouw-kosten minder dan 10 % gedaald of gestegen, dan vindteen herziening niet plaats; deze daling of stijging wordtgerekend vanaf de saneering c.q. vanaf het tijdstip, datlaatstelijk een herziening plaats vond.9. Ook voor de gewijzigde bijdragen is de historischgegroeide verhouding van 3/4 voor het Rijk en 1/4 voorde gemeenten aangewezen.11In het voorgaande zijn zeer in het kort aangeduid enop een enkel punt toegelicht de voornaamste moeilijkheden,waarop het Rapport ,,Vhegen" betrekking heeft. Daarnaasthebben wij rekening te houden met de moeilijkheden,voortvtoeiende uit de huidige crisis. Zooals reeds gezegd,zijn deze moeilijkheden van geheel anderen aard dan die,welke de commissie Vliegen te beschouwen had, zoodatvorenstaande conclusies voor de tweede categorie vanmoeilijkheden niet kunnen gelden.De vraag kan worden gesteld of de huidige crisis eenreden is tot huurverlaging, ook van de eventueel gewijzigdehuren, zooals die op de basis der reproductie-kosten zullenzijn bepaald.Wij moeten daarbij twee factoren onderscheiden:1. de werkloosheid, en2. de loondahng.ad I. De gevolgen der werkloosheid zullen ongetwijfeldzijn, dat de huur met groote moeite wordt betaald ensomtijds niet of slechts ten deele binnenkomt. De oorzaaken de opheffing van de oorzaken dezer moeilijkheden ende verzachting van de gevolgen staan echter totaal buitende bemoeienis van degenen, die het beheer der woningenvoeren of daarop toezicht oefenen. Het betieft hier nieteen vraag van woningpolitiek, doch maatregelen vanalgemeenen socialen aard. Bovendien zal c.q. hulpverleeningover de geheele linie verstrekt moeten worden, omdat ergeen verschil dient te worden gemaakt tusschen bewonersvan Woningwet- en van particuliere woningen. Deze maat-regelen vallen dus buiten het gebied der woning-exploitarieen wij kunnen regelingen te dien aanzien in dit verbandbuiten beschouwing laten.ad 2. De loondaling, die de laatste jaren in de meestebedrijven in verschillende mate heeft plaats gegrepen, leidttot de voor de hand liggende vraag: moet de daling vanhet loonpeil automatisch leiden tot verdere daling van dehuren, gebaseerd op de hierboven aangegeven maatregelenter bestrijding van de eerste categorie moeilijkheden?Het lijkt wellicht logisch en het wordt misschien van dezijde der huurders als redelijk gevoeld om, nu in het maat-schappelijke leven de verdiensten zoo moeilijk te behalenzijn en zoo traag vloeien, de huren op een soepele wijzeaan het loonpeil te doen aanpassen. M.a.w. de eventueelgewijzigde reproductie-huren zouden voor bepaalde loon-38 MEMORANDUM VAN DIRECTEUREN VAN WONINGDIENSTEN - ARTIKELENschalen nog te hoog kunnen zijn en uit dien hoofde aan deneisch van verdefe verlaging onderworpen kunnen worden.Wij moeten ons hier op afwijzend standpunt stellen.Uitgaande van een normale woningmarkt voof woningenvan lage huurvs'aarde, d.w.z. een toestand, waarbij vraagen aanbod evenwicht met elkaar maken en met uitsluitingvan buitengewone gevallen en omstandigheden, zal menvoor den eerstvolgenden tijd helaas moeten verwachten enmogelijk reeds hebben kunnen constateeren, dat in velelagen der bevolking de drang leeft om zich van een goed-koopere woning te voorzien. Deze verschuiving is een vande minder bedenkelijke verschijnselen van de huidige crisis.Maar hoe ongewenscht men dit verschijnsel ook mogevinden, toch zal men dit zien voltrekken. Het gevaar vanonderverhuring of het betrekken van minder goede woningendoor arbeidersgezinnen is niet denkbeeidig en brengt deonafwijsbare noodzaak mede voor de naaste toekomst omzoo goedkoop mogelijk te bouwen, overal waar tengevolgevan nieuw gevormde woningbehoefte, verruiming van denwoningvoorraad noodig is. In dit verband moeten wijopmerken, dat de rentevoet van doorslaande beteekenis isvoor de huren. Wil men tot lagere huren komen, dan zalde rente van nieuwe voorschotten niet hooger mogen wordengesteld, dan die, waartegen het Rijk zelf leent, dus momen-teel 4%.Als algemeene lijn moet echter worden aangehouden,dat de aldus berekende huur ook werkelijk wordt opge-bracht. Thans weliswaar worden -- en volkomen terecht --voor verschillende gevallen exploitatie-bijdragen verleend,Zooals voor gezinnen, afkomstig uit krotwoningen, grootegezinnen, en onvoUedige gezinnen e.a. Relatief gesprokenzijn dit uitzonderingsgevallen. Een uitbreiding van hetbijdrage-stelsel tot vrijwel alle, of althans zeer vele, metOverheidssteun gebouwde woningen, zou zulke enormefinancieele consequenties hebben, dat daaraan niet valtte denken en zeker niet onder de huidige moeilijke tijds-omstandigheden. ^Maar ook, afgezien van deze financieele bezwaren, rijzendaartegen ook praktische bedenkingen uit anderen hoofde.Men zou dan immers de objectieve huurbepahng, gebaseerdop de bouwkosten c.a., moeten vervangen door de meersubjectieve, die rekening houdt met de inkomsten derhuurders. De bezwaren zijn: de administratieve rompslomp,de zeer talrijke elementen in die inkomsten, die niet teachterhalen zijn, en de onvermijdelijke afgunst onder debewoners onderling over de grootte der bijdragen, dienatuurUjk het beste op de hoogte zijn van elkanders in-komsten of dit meenen te zijn. Het is niet doenlijk om bijde groote aantallen huurders, waarover het hier veelal zalgaan, bij voortduring op de hoogte te zijn en te blijvenvan het juiste bedrag der inkomsten, zoodat onbillijkhedenongetwijfeld zullen worden begaan. Al deze overwegingenhebben geleid tot ons afwijzend standpunt.Tot min of meer dezelfde bezwaren komt men, wanneermen bepaalde complexen woningen in huur verlaagt endeze bestemt voor gezinnen met lage inkomsten.Uit het vorenstaande mag niet de conclusie getrokkenworden, dat hulpverleening voor de huur voor bepaaldegevallen niet noodig zou zijn. Hoe men deze verleent, valtechter buiten het kader van deze beschouwingen. In elkgeval kan dit niet langs den weg der woningexploitatiegeschieden.Het vorenstaande wil nog niet zeggen, dat een daUngvan het loonpeil, indien deze zich ook uitstrekt over debouwvakarbeiders, niet op de huur van invloed kan zijn.Immers het loon der bouwvakarbeiders bepaalt mede hetindex-cijfer der bouwkosten en zal dus op de periodiekewijziging van invloed zijn.CONCLUSIESI. De moeilijkheden voor de woning-exploitatie, voort-vloeiende uit de huidige economische crisis, zijn vantweeerlei aard en houden n.l. verband:a. 6f met de werkloosheid.b. of met de loondaling.2. De werkloosheid kan geen reden tot huurdalingzijn, omdat op abnormale en veranderende omstandig-heden geen vaste regeling gebaseerd kan worden. Boven-dien zou een hulpverleening in dezen eventueel over degeheele linie dienen te geschieden in dier voege, datgeen onderscheid worde gemaakt tusschen gezinnen vanwerkloozen in woningwet- en in particuliere woningen.3. De algemeene verlaging van het niveau der in-komsten zal vele lagen der bevolking er toe noodzaken,hoe ongewenscht men dit ook moge vinden, om zichvan een goedkoopere woning te voorzien. Dit brengtde onafwijsbare noodzaak mede voor de naaste toe-komst om zoo goedkoop mogelijk te bouwen, overal waartengevolge van nieuw gevormde woningbehoefte, ver-ruiming van den woningvoorraad noodig is.4. Aangezien de rentevoet van zeer grooten invloedis op het bedrag der huur, dient deze zoo laag mogelijkgesteld te worden. Een rente-percentage voor deRijksvoorschotten van meer dan 4 "o moet ook onder dehuidige omstandigheden te hoog worden geacht.5. Het betrekken van de loondaling in de huren vanwoningwet-woningen, in dien zin, dat een individueelehuurbepaling op grond van de gezinsinkomsten plaatsvindt, achten wij ongewenscht en practisch op grooteschaal niet uitvoerbaar.De reproductie-huur, gebaseerd o.m. op de bouw-kosten, is de meest objectieve en schakelt alle subjectieveelementen uit.Voorzoover de loondaling ook de bouwvakarbeidersbetreft, zal dit natuurlijk mede van invloed zijn op hetindex-cijfer.ir. P. BAKKER SCHUT, directeur der Stadsontwikkeling enVolkshuisvesting, 's-Gravenhage ;ir. .CHR. G. VAN BUUREN, directeur van den Bouw- enWoningdienst, Dordrecht;jhr. M. J. I. DE JONGE VAN ELLEMEET, directeur der Volks-huisvesting en Bouwpolitie, Rotterdam;ir. A. KEPPLER, directeur van den GemeentelijkenWoningdienst, Amsterdam;G. F. E. KIERS, directeur Bouw- en Woningtoezicht,Leiden;ir. D. KRUYF, directeur Bouw- en Woningtoezicht, Haarlem;J. H, SCHULTE NORDHOLT, directeur Bouwtoezicht enWoningvoorziening, Arnhem;dr. ir. M. M. VAN PRAAG, directeur van den Gemeente-lijken Woningdienst, Schiedam;H. RAUCH, directeur Bouw- en Woningtoezicht, Nijmegen;ir. C. B. V. D. TAK, directeur Bouw- en Woningtoezichtenz., Amersfoort;ir. A. W. A. VAN VELZEN, adj.-directeur Gemeentewerken,Eindhoven;ir. G. DE ZWART, directeur Bouw- en Woningtoezicht,Utrecht.ONTEIGENING TER BEWARING VANNATUURSCHOONDe bij art. 9 van de Boschwet 1922 aan deOnteigeningswet toegevoegde Vllle titel regeltde onteigening van onroerend goed, alsmede vanop onroerend goed gevestigde erfdienstbaarhedenen andere zakelijke rechten, ter bewaring vannatuurschoon, gevormd door bosschen en anderehoutopstanden (men lette op dat, hoezeer hetdoel der onteigening moet zijn; ,,bewaring vannatuurschoon, gevormd door bosschen en andereARTIKELEN39houtopstanden", het geen bezwaar is, dat tot hette onteigenen goed b.v. een landhuis, boerderijen,en bouw- en grasland behooren; zie Mr. Dr.J. H. Jonckers Nieboer, Onteigeningsrecht,biz. 282).Anders dan b.v. bij onteigening ingevolge deWoningwet en de Landarbeiderswet, en 00k bijonteigening van bosschen en andere houtopstanden-- ter voorziening in de behoefte aan brandstoffen,mijnhout, heipalen of werkhout -- in tijden vanoorlog of oorlogsgevaar, op grond van de, bij deNood-Boschwet van 1917 aangebrachte titel III ader Onteigeningswet, welke krachtens art. 24 derBoschwet 1922 is gehandhaafd, blijft voor de hierbesproken onteigening voor elk geval een specialewet noodig, die het algemeen nut der onteigeningverklaart.Onteigening krachtens titel VIII der Onteige-ningswet kan plaats hebben ten name van het Rijk,van een gemeente, of van een rechtspersoonlijkheidbezittende vereeniging of een stichting, uitsluitendin het belang van het natuurschoon werkzaam enals zoodanig door de Kroon toegelaten.Onteigening ten name van het Rijk, aldus schreefde Minister van Binnenlandsche Zaken en Land-bouw in zijn circulaire van 28 Mei 1925 aan deCommissarissen der Koningin in de provincien,zal alleen kunnen geschieden in zeer bizonderegevallen, als van een groot algemeen belang ge-sproken kan worden, geen bizondere omstandig-heden zich daartegen verzetten en de zekerheidvan behoud op geen andere wijze te verkrijgen is.De Minister meende dat inzonderheid voor degemeentebesturen hier een belangwekkende taakis weggelegd en dat, hoezeer bij de bewaring vanhet natuurschoon het algemeen belang betrokkenis, in den regel het locaal belang overwegend zalzijn, -- een opvatting, waarop wel een en anderis af te dingen, ook zonder dat men rekening houdtmet het feit, dat het hopeloos is de besturen envooral de raadsleden van vele gemeenten metuitnemend natuurschoon voor deze zienswijze tewinnen en zonder te gewagen van de, in verhoudingtot de waarde der aan te koopen objecten, veelalgeringe financieele draagkracht van menige ge-meente.De Minister gaf voorts o.a. in overweging deoprichting van plaatselijke vereenigingen, die hetbehoud van natuurschoon beoogen, zooveel mo-gelijk te bevorderen en meende dat samenwerkingmet reeds opgerichte of nog op te richten geweste-lijke vereenigingen met gelijke strekking mede aanhet doel bevorderlijk zou kunnen zijn.Wat het laatste betreft, doet het vreemd aandat onder de lichamen, te wier name onteigeningkan plaats hebben, in het verband van art. 9 nietzijn genoemd de provincien. Wij voor ons meenendat een stuk natuurschoon zelden een zuiverplaatselijke beteekenis zal hebben en juist diecomplexen, welker behoud groote financieele offersvraagt, meestal een gewestelijk of streekbelangzullen vormen. Het uitschakelen van de provincieis te meer te betreuren, nu de Regeering, bij dewijziging van de Woningwet, voor een streekplangeen permanent, rechtspersoonlijkheid bezittendlichaam heeft gewild, dat anders voor verwervingvan zulke objecten in aanmerking zou komen.Waarom spreekt art. 9 der Boschwet niet evenalsart. 8 (bebosschingen met Rijkshulp) van ,,publiek-rechtelijke lichamen, vereenigingen daarvan, als-mede vereenigingen en stichtingen van algemeennut, enz."? Nu zal onteigening ten name vaneen publiekrechtelijk lichaam (behalve het Rijk)slechts ten behoeve van de enkele gemeente kun-nen plaats hebben.Het heeft enkele jaren geduurd, voor art. 9 derBoschwet zijn eerste toepassing heeft gevonden.Wel was het spoedig na de reeds genoemde circu-laire dat, bij de gedachte aan de bedreiging van de,in handen van speculanten overgegane Eyckesteyn-sche bosschen in de gemeente de Bilt, de Commis-saris der Koningin in de provincie Utrecht hetinitiatief nam tot de oprichting van de in 1927 totstand gekomen stichting ,,Het Utrechtsch Land-schap", sedert gevolgd door de oprichting vandergelijke, met het doel van art. 9 der Boschwetverband houdende, stichtingen in de provincienGelderland, Friesland, Limburg en Noord Brabant,terwijl thans in Overijssel een gelijke stichting inoprichting is.Toch zouden het niet de Eyckesteynsche bos-schen zijn, waarvoor het eerst onteigening op grondvan art. 9 zou worden ingeroepen. De stichting,,Het Utrechtsch Landschap" mocht den eigendomvan enkele andere belangrijke complexen dooraankoop verwerven, -- het was de Gelderschezuster-instelling, welke het eerst bij de Regeeringvoor onteigening aanklopte.Wat was geschied? In den loop van het jaar 1929waren de landgoederen ,,De Vijverberg" en,,Warn-born", gelegen aan den Amsterdamschen straatwegin de gemeente Arnhem, overgegaan in handen vaneen groep speculanten, optredende onder denvorm eener naamlooze vennootschap Maatschappijtot Exploitatie van onroerende goederen ,,Thor-hem".Om deze transactie en hetgeen daarop volgde,vooral nadat duidelijk werd dat het eventueel ver-dwijnen of schenden van dit mooie stuk natuur-schoon niet zonder pogingen om het nog te reddenzou plaats hebben, weefden zich intusschenallerlei vreemde verhalen. Reeds was, bij de ver-krijging van althans een deel dezer bezittingen,niet open kaart gespeeld en de indruk gegeven dathet goed, met handhaving van de tegenwoordigebestemraing, in stand zou worden gehouden. Alspoedig bleek echter dat ,,exploitatie" het doel was,dat bij den aankoop voor oogen had gestaan, envernam men van, in verhouding tot den aankoop-40 ARTIKELENprijs zeer hooge, bedragen, waarvoor de goedereneens of zdis meermalen in andere handen zoudenzijn overgegaan, Het vermoeden lag voor de hand,dat op deze wijze gepoogd werd den prijs op tedrijven voor en aleer het tot onteigening volgensart. 9 van de Boschwet mocht komen.Het zou ons te ver voeren op een en ander inden breede in te gaan. Toch lijkt het niet ondienstigiets van de hier gevolgde practijken, aan de handvan hetgeen daaromtrent in het onteigeningsvonnisvan de Rechtbank te Arnhem vermeld wordt, naarvoren te brengen. Immers, bij de behandeling vanhet onteigenings-ontwerp in de Eerste Kamer,hebben enkele leden, die vreesden dat het rechtvan eigendom op ontoelaatbare wijze in het gedrangzou komen, met warmte het pleit voor de toen-malige eigenaren opgenomen en het ontwerp be-streden. Wij meenen dat, na kennisneming vanhet volgende, de lezer het met ons eens zal zijndat het bij een uitoefening van het genoemde rechtals in casu kenneHjk plaats heeft gehad, wel heelmoeilijk is daaraan het praedicaat ,,heilig" te ver-leenen.De beide landgoederen dan waren in den loopvan 1929 gekocht voor een totalr som van/348.250.Voor den rechter-commissaris werd verklaard datzij sedertdien zouden zijn verkocht aan zekerenV. K. voor de som van / 725.000, die ze door be-middeling van voor hem werkzame tusschen-personen weder tweemaal zou hebben verkocht enwel eerst aan een bank in Rotterdam en kort daarnaaan twee andere gegadigden, de laatste maal voor/ 850.000. Verder wordt nog gewaagd van eenDuitschen gegadigde, die de goederen zou hebbengekocht en een architect, die ten behoeve van eenbankdirecteur een bieding zou hebben gedaan,alsmede van een schriftelijke bereidverklaring vanzeker iemand om zes ton hypotheek op de goederente verleenen. Eigenaardig dat blijkbaar geen aan-leiding werd gevonden om al deze in gebreke ge-bleven koopers aan hun verplichtingen tehoudenen dat 00k de hypotheek-aanbieder in gebrekebleef zijn aanbod onder eede te bevestigen! Welbleek een, in het dorp Burinik gevestigde, coope-ratieve spaar- en voorschotbank bereid te zijn be-vonden, om, afgaande op de schatting van de taxa-teurs der eigenaren, op de gezamenlijke land-goederen een hypotheek van drie ton te verleenenen had een andere, te Doom gevestigde bankcoope-ratie hypotheek gegeven. Terecht heeft de rechtereen beroep op deze feiten evenals op de genoemde-- ongetwijfeld schijn -- transacties ter zijde ge-steld. Zij zouden wellicht kunnen dienen als eenbewijs van de moeilijk te verantwoorden wijze,waarop sommige, met de spaargelden van kleineluyden werkende banken zich veroorloven deze tebeleggen!Wat er intusschen van de landgoederen in dezehanden terecht zou komen, daarover behoefde menzich wel geen iUusies te maken. De beide, [meertegen de stad Arnhem aan gelegen buitenplaatsen,,,de Sterrenberg" en ,,de Hoogkamp", mede aanden Amsterdamschen straatweg, geven hiervan eentroostelooze voorspelling.Wel zou van een dusdanige intense bebouwingmet aaneengesloten straten van middenstands-woningen als thans de vroegere, door prachtigelanen doorsneden, terreinen van ,,de Sterrenberg"innemen, bij den grooteren afstand, waarop ,,Warns-born" c.a. van de bestaande kom der stad ver-wijderd zijn, vooralsnog geen sprake zijn geweest,maar tal van terreinen, zoowel in de gemeenteArnhem als in de naburige gemeente Renkum(we wijzen b.v. op de Doorwerthsche bosschen,Wolfheze), zijn bewijs dat het met de ongereptenatuur en de ruimte spoedig gedaan zou zijn ge-weest. De goederen hebben een totale oppervlaktevan ongeveer 325 H.A. Een der adviseurs van deN.V. ,,Thorhem" verklaarde voor den rechter hetaannemelijk te achten dat, aangenomen dat debebouwing op het terrein ,,de Gulden Bodem" inhetzelfde tempo als tot dusver, dit is ? 238 wo-woningen in 7 jaar, zou blijven doorgaan, van deze+ 238 woningen, wanneer de exploitatie van,,Warnsborn" c.a. werd ter hand genomen, allicht100 op die landgoederen zouden werden gesticht.De rechtbank heeft deze voorstelling niet willenrccepteeren, maar het is duidelijk dat 00k bij ge-singer bouwbedrijvigheid, her en der in het land-achap verspreid, op zijn best een niet-onaardigvillapark van voorloopig ruime bebouwing zouontstaan, maar het landschap zou worden opge-offerd aan de liefhebberij van enkele tientallengezinnen om ,,buiten" te wonen en in ieder gevalde thans nog bestaande ruimte tot het verledenzou behooren. Waar in de laatste jaren in de on-middellijke omgeving van Arnhem -- we denkenb.v. aan de bebouwing van de terreinen Paaschbergen Geitenkamp en de zand-afgravingen der ge-meente -- toch reeds veel natuurschoon is ver-nietigd, is te meer te betreuren dat door de ver-spreide, wilde bebouwing over groote oppervlaktenin deze en naburige gemeenten, de ongereptheidvan de zoo typische en mooie landschappen vanVeluwezoom en Zuid-Veluwe meer en meer tothet verleden gaat behooren. En toch is behouddaarvan een belang, dat ver boven Arnhemscheen zelfs Geldersche belangen uitgaat!Het is dan 00k gelukkig dat de jonge stichting,,Het Geldersch Landschap", toen zij er niet inmocht slagen de landgoederen tegen redelijkenprijs uit de handen der speculatieve combinatielos te koopen, tot onteigening is overgegaan,waartoe de wet van 30 Januari 1931, Stbl. 40op grond van art. 9 der Boschwet 1922 het algemeennut had uitgesproken. Om het belang der zaakkomt het ons gewenscht voor het standpunt, datde rechter, eerst de rechtbank te Arnhem (vonnisvan II Februari 1932) en daarna de Hooge Raad(arrest van 8 April 1932), ten opzichte van ver-ARTIKELEN41schillende aangevoerde punten heeft ingenomen,te beschouwen.In het begin van 1930 waren de beide landgoe-deren door het Staatsboschbeheer getaxeerd opeen waarde van ruim / 399.000.-; bij een naderetaxatie op het einde van dat jaar schatte deze in-stelling de waarde op / 390.000.-. De waardeeringder door de rechtbank benoemde deskundigen,wier rapport op 22 December 1931 ter griffiewerd neergelegd, gaf als eindcijfer voor beidegoederen een totaal bedrag van / 320.000.-, zijndede waarde van de gronden, de daarop aanwezigeopstallen en het hout. De deskundigen hadden zichdaarbij op het standpunt gesteld, dat deze bezit-tingen dienden te worden gewaardeerd als land-goederen en niet aan de hand van een bouwgrond-exploitatie-berekening, een standpunt, waarmee derechtbank zich heeft vereenigd, niettegenstaandede hevige protesten, daartegen door gedaagde(de N.V. ,,Thorhem") ingebracht. De rechtbankoverwoog daarbij o.m. dat voor de beantwoordingvan de vraag, hoe groot het bedrag der schadeloos-stelHng behoort te zijn, moet worden nagegaanwelk standpunt een normale gegadigde thans, aan-genomen dat de terreinen in kwestie in het vrijeverkeer te koop waren, bij het bepalen van den doorhem voor een zoodanigen aankoop te besteden prijszou innemen. Te dezen aanzien vereenigde derechtbank zich met het oordeel van de onteigenendepartij en haar eigen deskundigen, dat zulk eengegadigde daaraan 00k slechts zou hebben toe-gekend de waarde van de landgoederen a/5 zoodanig.Het standpunt van gedaagde, dat aan die land-goederen een hoogere waarde zou moeten wordentoegekend op grond, dat de omstandigheid, datzij binnen afzienbaren tijd in aanmerking zullenkomen als bouwterrein, reeds thans invloed opden door een normalen gegadigde te besteden prijszou uitoefenen, heeft de rechtbank met nameverworpen en wel met een beroep op de volgendeomstandigheden.Uit een door den gemeente-secretaris van Arnhemgegeven statistisch overzicht blijkt dat de bevolkingdier stad gedurende het tijdvak van 1910 tot 1930is gestegen van 64.168 tot 78.201, een toenamederhalve van gemiddeld ongeveer 700 per jaar.Dit accres is voor het overgroote deel slechts eengevolg van het verschil tusschen het aantal geboortenen sterften. Ondanks Arnhem's roep om zijnnatuurschoon is van een noemenswaardige vestigingvan eenigszins beter gesitueerden, die niet bepaald4? ARTIKELEN-?>' s/n:Warnsbornuit hoofde van hurt ambt of beroep op de2;e stadzijn aangewezen, geen sprake, en er is geen aan-leiding om aan te nemen dat hierin binnen afzien-baren tijd een verandering ten gunste van ArnhemZal komen. Weliswaar hebben in Arnhem, evenalsin andere steden, de buitenwijken zich in de laatstejaren in belangrijke mate uitgebreid, doch dit isten deele slechts toe te schrijven aan de voorkeurvan bewoners der binnenstad om zich aan denbuitenkant te vestigen, grootendeels echter aan decity-vorming, die ook hier plaats grijpt.De rechtbank, die op alle omstandigheden, dieinvloed op de waarde hebben, acht moet slaan,doet opmerken dat daaronder thans zeker deheerschende economische crisis in hooge mate eenrol speelt, en waar uiteraard niemand met zekerheidzal kunnen zeggen hoe lang deze zal voortduren,noch op welk peil van welstand de bevolking, wan-neer de crisis eenmaal zal zijn doorworsteld, zalzijn aangeland, zal ter dege rekening moetenworden gehouden met het met groote mate vanwaarschijnlijkheid te verwachten feit, dat de crisisin haar gevolgen nog lange jaren zal blijven na-werken en dat dientengevolge de verdere stads-uitbreiding in belangrijke mate zal worden geremd.De gemeente Arnhem heeft voorts in haar om-geving nog zoo noodig de beschikking over belang-rijke complexen bouwterrein, welke dichter gelegenzijn bij het centrum van de stad; b.v. om slechtste blijven bij het stadsgedeelte, waaraan op denduur Warnsborn en Vijverberg zouden kunnenaansluiten, het bouwterrein, gelegen tusschen hetthans bebouwde gedeelte van den Gulden Bodemen den Schelmschen weg, benevens de Hoogkampen den Sterrenberg, welke complexen tezamen metelders gelegen en eveneens min of meer onmid-dellijk aan de bestaande bebouwing aansluitendeterreinen, gelijk ook de deskundigen der rechtbankals hun oordeel hebben uitgesproken, nog voldoendebouwterrein voor meerdere tientallen van jarenopleveren. Op grond van een en ander moet met aanZekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordenaangenomen dat van een eigenlijk gezegde bouw-exploitatie op Warnsborn en Vijverberg binnen eenzoodanig tijdsverloop, dat daarmee bij de waarde-bepaling der landgoederen thans reeds rekeningZou kunnen worden gehouden, geen sprake kan zijn.De door adviseurs van de tegenpartij aange-voerde mogelijkheid, dat in een tamelijk nabijetoekomst in de aan Warnsborn grenzende buurt-schap Schaarsbergen een groote behoefte zou be-staan aan ruim terrein voor middenstandswoningenARTIKELEN 43e.d. werd als door niets gestaafd verworpen, evenalsde gedachte, dat een deel van den ondersteldenaanbouw op den Gulden Bodem in de toekomstnaar de beide betrokken landgoederen zou over-gaan, wanneer de exploitatie daarvan werd terhand genomen.De rechtbank bleef daarom bij haar standpunt,dat de mogelijkheid van een eigenlijk gezegde bouw-exploitaiie binnen afzienbaren tijd te dezen alsfactor voor de bepaling van de huidige verkoop-waarde van de landgoederen geheel buiten be-schouwing moet blijven, en de waardeering vandeze goederen als landgoed behoort te ge-schieden op basis van de verkoopwaarde, welkezij geacht moeten worden als zoodanig te bezitten.Op deze, in hoofdzaak economische, over-wegingen bouwde de rechtbank haar hoofdcon-clusie. Dit was voor haar gemakkelijk, omdat,zooals het heet, daaruit ,,tevens volgt, dat al het-geen door de partijen en deskundigen is te berdegebracht over de mogelijke resultaten van zulkeen exploitatie en hetgeen daarmede onmiddellijkverband houdt als de kwes^ie van de rioleeringen in het algemeen de houding, welke het gemeente-bestuur tegenover zulk een exploitatie zou aannemen,kan worden ter zijde gesteld". De vraag alzoo: wiebepaalt of ergens gebouwd zal worden, de ge-meente of particulieren?, welke zal de invloed zijnvan een uitbreidingsplan, bebouwingsvoorschriften,bouwverordening, enz., die zich eventueel tegenbebouwing van de onderhavige terreinen mochtenkeeren? werd hiermee ontzeild. Waar -- naar wijmeenen -- de gemeente Arnhem niet in het bezitis van een goedgekeurd uitbreidingsplan en aande andere zijde momenteel schijnt te moeten wordenaangenomen dat aanvragen om te mogen bouwenop de bewuste terreinen, zouden (moeten?) wordeningewilligd, zou een treden in de beoordeeling vantoekomstige stedebouwkundige maatregelen ookeen ietwat speculatief karakter hebben gedragen.Dankbaar mag intusschen worden erkend datde rechtbank, waar zij de kansen van bebouwingvoor deze terreinen berekende, blijk gaf van ge-Zonde opvattingen omtrent mogelijke stads-uitbreiding; zich rekenschap gaf van de capaciteit,welke reeds aangesneden gronden nog voor stads-uitbreiding bezitten; en er niet toe overging aante nemen dat normaliter -- hetgeen helaas doorsommigen nog als voor de hand liggend wordtbeschouwd -- een wijk zou ontstaan op vrij aan-zienlijken afstand van de bestaande bebouwing,terwijl de reeds in exploitatie zijnde gronden44 ARTIKELENnog voor jaren vestigingsmogelijkheid bieden.Met voldoening kan worden geconstateerd datde populaire opvatting, als ?ou de normale be-stemming van elk stuk grond bouwterrein zijn,geenszins door de rechtbank (en den Hoogen Raad)wordt gedeeld.Niet ontkende de rechtbank dat ,,de terreinenuiterst gunstig gelegen zijn in de nabijheid van eengroote stad", en er groote waarschijnlijkheid zouzijn dat, indien de landgoederen in het vrijeverkeer waren gebleven, 2;ich reeds binnen afzien-baren tijd enkele gegadigden zouden hebben voor-gedaan voor een grooter of kleiner stuk grond;immers, het was niet te ontkennen dat er bereidsbiedingen voor enkele perceelen waren ingekomen,het eenige vrijwel wat speelde in de kaart van detegenpartij. De rechtbank heeft hier dan ookeenigszins rekening mee gehouden door de geta-xeerde waarde te verhoogen met / 15.000.-. Ver-meerderd met dit bedrag, benevens / 1.500.- alsgekapitaliseerde waarde van een jaarlijksche re-tributie van de waterleiding-maatschappij, werdde schadevergoeding bepaald op / 336.500.-(het openbaar ministerie, dat vermoedelijk debebouwingsmogelijkheid inzonderheid naar denkant van den weg iets hooger had aangeslagen, hadgeconcludeerd tot een bedrag van / 352.153.-).Daar het aangeboden bedrag (schatting van hetStaatsboschbeheer) hooger was geweest, werdgedaagde mede veroordeeld in de kosten van hetgeding, welke met inbegrip van die der deskun-digen, niet gering waren. De N.V. ,,Thorhem"kwam dus wel van een koude kermis thuis!En dit, niettegenstaande zij de redeneering vande rechtbank niet onweersproken had gelaten en,het pleit verloren hebbende, cassatie tegen hetvonnis heeft aangeteekend.De rechtbank wenschte geenszins te treden inde door gedaagde gemaakte vergelijking metandere, in den laatsten tijd verkochte perceelen,daar deze volgens haar in ligging, hoedanigheid enbegrenzing te veel afweken van de onderhavige,welke immers geen zoodanige bouw-exploitatie-mogelijkheid boden, dat daarmee bij de waarde-bepaling noemenswaard rekening zou kunnenworden gehouden.Om dezelfde reden werd de aanspraak om scha-deloosstelling wegens bedrijfsschade afgewezen.Tegen de vooistelling van gedaagde, dat zijde landgoederen had aangekocht om ze als bouw-terrein te exploiteeren, werd opgemerkt dat hetniet op de voorstelling, welke zij zich had gemaakt,aankomt, doch op de vraag, of die voorstelling inder-daad aan de werkelijkheid beantwoordde, hetgeende rechtbank ontkende.En wat ten slotte betrof haar vordering omvergoeding van kosten van wederbelegging, welnu,volgens de statuten behoort mede tot het doel vande N.V, verkoop van onroerende goederen, het-welk dan ook bleek uit de verschillende z.g. tenopzichte dezer terreinen gesloten transacties, waarde rechtbank overigens zonder veel drukte aanvoorbij ging. Dit doel was nu bereikt en wanneerde resultaten, tengevolge van de thans heerschendeongunstige conjunctuur en misschien doordat eente hooge prijs was betaald, niet gunstiger voorgedaagde waren, bestond er geen reden om ge-daagde in de kosten van ,,wederbelegging" tege-moet te komen.Voor den Hoogen Raad werd nog aangevoerddat de rechtbank, verwerpende de mogelijkheidvan binnen afzienbaren tijd op het onteigende teverwachten bouw-exploitatie, in verband met uit-breiding van de bebouwde kom of van de buiten-wijken der gemeente Arnhem, en slechts aan-nemende dat binnen afzienbaren tijd zeer waar-schijnlijk enkele gegadigden zich zouden hebbenvoorgedaan, die een grooter of kleiner terrein-gedeelte zouden hebben willen koopen en daarophun zinnen zouden hebben gezet (welke waarde-vermeerderende factor de rechtbank slechts op5 % van de totale onteigeningssom had gewaar-deerd), daarbij een andere mogelijkheid had voorbijgezien. Immers, een dergelijk complex als het ont-eigende, van bizonder natuurschoon en uiterstgunstig gelegen in de nabijheid van een grootestad, kan, blijkens ervaring, door een goed geleideexploitatie-maatschappij in korten tijd tot villaparkof villawijk worden gemaakt, terwijl de eigenlijkestadsbebouwing en stadsuitbreiding nog op geenstukken na tot het te onteigenen goed behoeven tezijn genaderd. Niet nagelaten werd te wijzen op dein de laatste 30 jaren steeds toenemende neigin
Reacties