[piTIJDSCHRIFTVOOREtfVOLKSHUISVESTINGl3EH STEDEBOUWE:ORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONiNGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1934 Ng 1 -- 15' JAARGANG ^^^^" JANUARIDE WONINGWET 1902-1929liiii^^GEDENKBOEK SAMENGESTELD TER GELE-GENHEID VAN DE TE NTOONSTELLINGGEHOUDEN TE AMSTERDAM BIJ HET 121/2JARIG BESTAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING ENSTEDEBOUWGEiLLUSTREERD MET ? 100 ILLUSTRA-TiES - KAARTEN - GRAPHIEKEN ENZ.GEDRUKT OP ZWAAR KUNSTDRUKEN YOORZIEN VAN 3 KLEUREN OMSLAGPRIJS f 4.80VERKRIJGBAAR IN DENBOEKHANDEL EN BIJN.V. VAN MUNSTER'S UITGEVERS-MIJ., AMSTERDAMHAARLEMMERWEG B 378 - P08TREKENING 74966N.V. VAN MUNSTER'S UITGEVERS MAATSCHAPPIJ - HAARLEmiWERWEG B378 - AMSTERDAM (W.)BESTRIJDTWANDGEDIERTE Z E L F VRAAGT GRATIS BROCHUREABIS - BLOEMENDAALDIAMETANHET 6EVAARL00ZE VERGASSiNGSMIDDEL TERVERDELGING VAN WANDLUIZEN --GEMAKKELIJK TOE TE PAS8EN, AB80LUUTAFDOENDE --GEEN SPECIALE APPARATEN BENOODIGDVERKRIJGBAAR BIJ AP0THEKER8 EN DR0GI8TENILI.HANDELMAATSCHAPPU"NEDIGEPHA"NIEUWE KEIZERSGRACHT 58, A'DAM (C.)WANDGEDIERTEHiermede berichten wij U, dat dooronswoningen,gebottwea enschepen gezuiverd worden van wandgedierte, kakkerlakken, enz.Door onze methode van zuiveren wordt aan de woningenniets beschadigd. Verf ea behangsel hebben niets te lijden enwij behoeven geen plinten of andere voorwerpen los te maken.Ook behoeven de bewoners tijdens bet zuiveren de woningniet te verlaten of bun inboedel te verplaatsen. Onze methodeis EENVOUDIG, GEMAKKELIJK en DOELTREFFEND.In de navolgende plaatsen hebben wij reeds gewerkt: Cocvor-den. Delft, Dodewaard, Ede, Enschede, Franeker, Gorinchem.Gouda, Sappemeer, Kethel, Lonneker, Maassluis, Maastricht,Bussum, Naaldwijk, Noordwijkerhout, Nunspeet, Roermond,Rotterdam, Schiedam, Sliedrecht, Tilburg, Vlijmen, Vlissingen,den Heider, Zandvoort, ZwoUe, enz.Vraagt prijsopgave en inlichtingen:Fa. LIEVE & Co. (M. WAPENAAR)KORTEDIJK 16 - VLAARDINGEN - TELEF. 108LAAT UW JAARGANGEN VAN HETTIJDSCHRIFT VOQR VOLKS-HUISVESTING EN STEDEBQUWINBINDENLosse banden verkrijgbaar a fi 1.40 francoper post ^^^Verkrijgbaar in den Boekhandel enfbljN.V. Van Munster's Uitgevers-Mij. - AmsterdamHaarlem merweg B 378 -- Postrekening 74966ISOLA-BOUWHET BE8TE EN QOEDKOOPSTE SYSTEEM VOORHET BOUWEN VAN OOMPLEXEN VOLKb- ENMIDDEMSTANDBWONINGEII. - 8ELFSUPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Qedeponeerd Huideis-MerkUITQEVOERD OA. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEOEMEENTE 'a HERTOGENBOSCH - NOG IN UITVOERINGOJU 4(? WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104^ AMSTERDAMOnderzoek van alle materiaien voor den VOLKSWONINGBOUWNIET AFZONDERLIJK VERKRIJGBAARBIJVOEGSEL VAN HET TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW, 15e Jaargang, Januari 1934ONTWERP VAN WET (ZITTING 1933-1934,No. 209) TOT WIJZIGING VAN DE WO-NINGWETVOORLOOPIG VERSLAGEenige leden meenden te weten, dat over deze wetswijzigingde organisaties der woningbouwvereenigingen niet zijn gehoord.Indien dit juist is, zouden zij dit zeer betreuren. Thans blijktwel, hoe juist de commissie van voorbereiding bij de wijzigingvan 1931 gezien heeft, toen zij het hooren dezer organisaties bijde wet wenschte te zien voorgeschreven.In aansluiting hieraan gaven verscheidene leden te kennendat het in ieder geval gewenscht is, in dit ontwerp een bepahngop te nemen, welke waarborgt, dat deze organisaties zullenworden gehoord, voordat de Regeering, die zulke diep ingrij-pende bevoegdheden vraagt, op dit gebied algemeene, bindendevoorschriften geeft. Daarbij werd gedacht aan een bepaling alsvoorkomt in art. 135, sub k, der Ambtenarenwet.Enkele leden stelden de vraag, of de Regeering voornemensis, over uit te vaardigen algemeene maatregelen van bestuur 00khet advies in te winnen van het Nederlandsch Instituut voorVolkshuisvesting en Stedebouw.Artikel I. Eenige leden vestigden de aandacht op het be-paalde in artikel 36, derde lid, der Woningwet, waar de moge-lijkheid wordt geopend om aan Burgemeester en Wethoudersde bevoegdheid te geven, binnen daarbij te bepalen grenzen vanhet uitbreidingsplan af te wijken. Naar hun meening verdienthet aanbeveling, uitdrukkelijk vast te leggen, dat ten aanzienvan de in het hier voorgestelde nieuwe lid van artikel 2 bedoelderooilijnen deze bevoegdheid onverkort geldt.Artikel II. Eenige leden vroegen zich af, of de vooigesLcldetoevoeging aan het tweede lid van artikel 6 niet overbodig is; zijmeenden, dat monumentenverordeningen reeds vallen onder debepalingen van artikel i der Woningwet. Mochten echter nietalle voorschriften eener monumentenverordening kunnen wor-den begrepen onder die, bedoeld in artikel : (men dacht hierbijaan een verbod van sloopen en aan het oog onttrekken), danzou het aanbeveling verdienen, de thans voorgestelde toevoeginguit te breiden met de zinsnede ,,voor zoover deze verordeningvoorschriften bevat, welke niet zijn begrepen onder die, genoemdin artikel i".Sommige leden wezen er op, dat de thans in artikel 6 ge-noemde gronden voor weigering van een bouwvergunning zijnomringd met waarborgen, in dien zin, dat de raadsbesluiten, dieaanleiding geven tot de weigering, onderworpen zijn aan de goed-keuring van Gedeputeerde Staten, waarbij belanghebbenden inde gelegenheid zijn hun bezwaren te uiten en zoo noodig be-roep op de Kroon mogelijk is. Nu ook monumentenverordeningeneen beletsel voor het geven van een bouwvergunning zullenworden, zullen zoowel de vaststelling van de verordeningen alsde plaatsing op de monumentenlijst met waarborgen moetenworden omringd. Ten aanzien van het laatste, zoo meendendeze leden, is beroep op den gemeenteraad onvoldoende. Laatmen den toestand zooals deze thans is, dan achtten zij het nietjuist, aan de monumentenverordening onbeperkt den voorrangte verleenen.Enkele leden vestigden er in dit verband de aandacht op, datin somm.ige gemeenten van de mogelijkheid tot het vaststellenvan monumentenverordeningen misbruik schijnt te worden ge-maakt. De gemeente plaatst dan een perceel op de monumen-tenlijst, waardoor de verkoopwaarde van dat perceel daalt;daarna koopt de gemeente het perceel en vervolgens voert zehet weer van de monumentenlijst af; zoodoende bevoordeelt,degemeente zich zelf ten koste van den eigenaar.Dat dergelijke misbruiken voorkomen, was anderen ledenniet bekend. Mocht het echter toch het geval zijn, dan meendendeze leden, dat dit door het toezicht van Gedeputeerde Statenmoet worden tegengegaan.Het hooren van de Rijksinspectie, dat blijkens de laatste alineadwingend zal worden voorgeschreven, scheen sommigen ledenniet voldoende gemotiveerd door hetgeen daarvoor in de Memoriewordt aangevoerd. Zij meenden, dat met de toestemming vanGedeputeerde Staten gevoeglijk kan worden volstaan. Ook vrees-den zij, dat het hooren van den inspecteur aanleiding zal geventot vertraging.Artikel III. Eenige leden gaven in overweging, om -- inplaats van de voorgestelde toevoeging -- na de eerste zinsnedein te lasschen: ,,Gedurende dezen termijn kunnen belangheb-benden bij den gemeenteraad bezwaren indienen", of lets derge-lijks. Dan wordt de ongelijkheid weggenomen, welke anders zouontstaan tusschen den eersten zin van art. 10, waar gesprokenwordt van ,,ten minste dertig dagen" en de nieuwe toevoeging,waar wordt gesproken van ,,den termijn van dertig dagen".Artikel IV. Bij het ontwerpen van den volzin, die zal wordentoegevoegd aan art. 14 der Woningwet, is men blijkbaar uitge-gaan van de veronderstelling, dat de krachtens art. 13 benoemdeambtenaren zijn benoemd door den gemeenteraad. Naar eenigeleden opmerkten is dit niet steeds het geval. Daarom ware inplaats van ,,door den raad der gemeente" telkens te lezen ,,doorof vanwege den raad der gemeente" of wel ,,door het bevoegdorgaan der gemeente".Artikelen V, VI en VII. Verscheidene leden vreesden, dat de9 inspecteurs niet in staat zullen zijn al het werk der 70 op teheffen gezondheidscommissies over te nemen, ook al omdat deinspecteurs in den regel met plaatselijke toestanden minder goedop de hoogte zullen zijn. Sommige leden vreesden, dat uitbreidingder inspectie -- die niet zeer groot behoeft te zijn om meer tekosten dan de gezondheidscommissies -- noodig zal worden envroegen, of de inschakeling der inspecteurs niet kan worden be-perkt. Eenige leden stelden de vraag, of het niet beter zou zijn,de taak der gezondheidscommissies aan B. en W. op te dragen;vooral met het oog op de krotopruiming zouden zij daaraan devoorkeur geven. Bij de behandeling van het wetsontwerp totwijziging der Gezondheidswet heeft de Minister van SocialeZaken toegezegd te zullen overwegen, in hoeverre hij kan bevor-deren, dat vrij zich vormende maatschappelijke kringen een deelvan den arbeid der gezondheidscommissies overnemen. Indiendaarvan het resultaat mocht zijn, dat dergelijke, buiten bezwaarvan 's Rijks schatkist optredende organen tot stand komen, sluitde reda:tie van de thans voorgestelde wijzigingen uit, dat zij bijde uitvoering der Woningwet worden ingeschakeld. Zou niet inde wet kunnen worden bepaald, dat aan dergelijke organen detaak en de bevoegdheden der gezondheidscommissies kunnenworden opgedragen, wanneer daaraan behoefte bestaat ? BijKoninklijk besluit zouden daarvoor dan regelen gesteld kunnenworden. Alleen waar zulke organen niet tot stand mochtenkomen, zou men den inspecteur met hun taak moeten belasten.Bij art. V, onder 6?., en art. VI, onder 3?., werd opgemerkt,dat -- nu het blijkbaar de bedoeling is overal den inspecteur in teschakelen -- dit ook in art. 23, resp. art. 39 der Woningwet dientte geschieden. Andere leden achtten het hooren van den inspecteurin deze gevallen niet noodig.Voorts wezen eenige leden er op, dat een verplichting vanB. en W. om aan den gemeenteraad een voordracht tot onbe-woonbaarverklaring te doen, niet bestaat. Nu het wetsontwerpde verplichting der gezondheidscommissies tot het doen van aan-wijzingen overeenkomstig art. i8 wil vervangen door een bevoegd-heid van den inspecteur, vreesden deze leden, dat de onbe-woonbaarverklaring minder krachtig ter hand zal worden ge-nomen. Ten einde dit te voorkomen, scheen het hun aanbevelens-waardig om in art. 23 vast te leggen, dat B. en W. een voor-dracht tot onbewoonbaarverklaring zuUen moeten doen, wanneereen woning onbewoonbaar bevonden is.Bij art. VI, 1?., sub b, werd gevraagd, waarom hier niet isbepaald, dat het advies van den inspecteur aan GedeputeerdeStaten moet worden overgelegd.Bij art. VI, onder 2?., merkten verscheidene leden op, datde inspecteur voortaan tweemaal advies zal moeten uitbrengenover een zelfde aangelegenheid; eerst brengt hij aan den ge-meenteraad advies uit; wordt dit niet opgevolgd, dan kan hijvoorziening vragen bij Gedeputeerde Staten, terwijl dit collegedaarover dan weer zijn advies moet vragen. Dit scheen dezenleden een ongewenschte figuur. Bovendien vreesden zij vandeze dubbele inmenging der inspectie een ongewenschte centra-lisatie en vermeerdering van werkzaamheden. Indien nieuweorganen de taak der gezondbeidscommissies mochten over-nemen, wordt aan dit bezwaar tegemoetgekomen. Geschiedtdat niet, dan zouden deze leden de vraag willen stellen, of deinschakeling der inspectie in de gevallen, bedoeld in art. VI,niet achterwege kan blijven. Zij betwijfelden eveneens, of er aan-leiding is (hetgeen door art. VII, onder 3?., van dit wetsontwerpzou geschieden) om in art, 81 der Onteigeningswet, voorkomendein arc. 34 der Woningwet, het advies van de gezondheidscom-missie -- dat naar hun meening in dit stadium 00k veelal over-bodig was -- te vervangen door dat van den inspecteur, die immersbij de goedkeuring door de Kroon toch geraadpleegd wordt.Artikel VIII, 1?. en 4?., en artikel IX. Vele leden waren vanoordeel, dat totstandkoming van deze bepalingen een te vergaande centralisatie ten gevolge zal Lebben. Naar hun meeningkunnen de gemeenten de belangen der volkshuisvesting voor eenbelangrijk gedeelte beter behartigen dan het Rijk. Ook hebbende gemeenten over het algemeen getoond, doordrongen te zijnvan de beteekenis van haar taak op dit gebied. In plaats van nuzooveel mogelijk aan de gemeenten over te laten, gaat het Rijkzijn bemoeiingen met het gemeentelijk beleid in zake de volks-huisvesting uitbreiden tot in allerlei onderdeelen. De voor-gestelde regeling komt in wezen neer op een ver doorgevoerdecentralisatie en beteekent een algeheele afwijking van de grond-slagen der Woningwet. De autonomie der gemeenten zal doordit voorstel opnieuw in het gedrang komen, zoo mcende men.Deze leden waren van oordeel, dat een zoo ingrijpend voorstelmeer toegelicht had behooren te worden dan in de Memorie vanToelichting is geschied. Voor de verststrekkende nieuwe be-paling, vervat in art. 55a onder 3?., wordt zelfs geen enkel argu-ment aangevoerd. Toch zou -- zoo meenden deze leden -- teneinde een dergelijke beperking van de bestaande bevoegdhedender gemeentebesturen te rechtvaardigen, moeten kunnen wordengewezen op ernstige tekortkomingen dezer besturen, en dit isniet geschied.Andere leden -- hoewel betreurende, dat wederom een stapmoet worden gezet op den weg der centralisatie -- merkten op,dat men de hierbedoelde bepalingen moet zien in het licht vanhet streven der Regeering naar aanpassing van de woninghurenaan den gedaalden loonstandaard. Met dit streven konden zijgeheel instemmen. Het is dringend noodzakelijk, dat er woningenmet lagere huren ter beschikking komen. Hetgeen hier wordtvoorgesteld, scheen hun met het oog daarop noodzakelijk, daarhet huns inziens zeer de vraag is, of de gemeenten in dit opzichtuit eigen initiatief genoeg doen en zullen blijven doen. Zij meen-den, dat niet kan worden ontkend, dat tal van gemeentebestureno.a. den grondprijs hebben opgedreven, welke prijs in de hurenwordt verdisconteerd. Daartegen moeten maatregelen genomenworden. Dat de raadsbesluiten betreffende geldelijken steunaan de volkshuisvesting voortaan aan de goedkeuring van hetcentrale gezag zullen worden onderworpen, achtten zij dan ookjuist. Overigens was naar het oordeel van een aantal dezer ledende in de Memorie van Toelichting geponeerde stelling, dat bijhet toezicht van Gedeputeerde Staten krachtens zijn aard hetfinancieel belang der gemeente primeert, niet geheel juist, daarGedeputeerde Staten formed volkomen bevoegd zijn om nietalleen het financieel belang der gemeente, doch ook alle andereomstandigheden in aanmerking te nemen. Zij gaven echtertoe, dat Gedeputeerde Staten hun taak niet steeds zoo ruimopvatten.Men moet ook bedenken -- aldus werd ter verdediging vande voorstellen der Regeering verder aangevoerd -- dat de tegen-woordige omstandigheden dwingen tot het verleenen van grootebevoegdheden aan de Regeering, daar het Rijk anders het toe-nemende risico niet kan dragen. Voor de Woningwetwoningendraagt in theorie de gemeente weliswaar het financieele risico,doch in dezen tijd moet in vele gevallen het Rijk bijspringen.Bij sommige voorstanders van het in deze artikelen voor-gestelde was intusschen de vraag gerezen, of het ontwerp aan degemeenten wel voldoende rechtszekerheid biedt. Volgens devoorgestelde regeling zullen in de praktijk de beslissingen dooreen of door enkele ambtenaren worden genomen. Het kwamdezen leden daarom gewenscht voor de mogelijkheid te openen,van de beslissingen van den Minister in beroep te gaan bij deKroon, wat ten gevolge zou hebben, dat de zaak door den Raadvan State wordt onderzocht.Ook waren er leden, die meenden, dat eenige verdere centra-lisatie noodzakelijk is, doch die -- daar zij de bezwaren tegenhet toekennen van steeds meer bevoegdheden aan het centralegezag ten koste der lagere bestuursorganen erkenden -- devraag stelden, of het doel der voorgestelde wijzigingen niet kanworden bereikt door het geven van meer bevoegdheden aanGedeputeerde Staten. Ook op die wijze zou meer rechtszekerheidte verkrijgen zijn, aangezien er beroep bestaat van besluitenvan Gedeputeerde Staten op de Kroon, en daarbij de Raad vanState gehoord wordt.De eerstbedoelde leden, tegenstanders van de voorgestelde be-voegdheden van het centraal gezag, die door de argumenten dervoorstanders niet overtuigd waren, wezen er op, dat deze be-voegdheden niet eens worden aangediend als tijdelijke crisis-maatregel -- als hoedanig zij, hoewel noode, wellicht aanvaardzouden kunnen worden -- doch dat zij een blijvende verhoudingtusschen de Regeering en de gemeentebesturen bedoelen tescheppen. Deze herziening scheen den hier aan het woord zijndeleden nog te bedenkelijker, omdat niet te overzien is, hoeverde bemoeiingen der Regeering zich krachtens den algemeenenmaatregel van bestuur, bedoeld in het ontworpen artikel 55 a,zullen uitstrekken. De mogelijkheid bestaat, dat de hier ge-vraagde bevoegdheden zullen leiden tot een niet te aanvaardenvoortdurende inmenging in het gemeentelijk beleid. Een zoover strekkende macht dient, zoo meenden deze leden, in de wetomschreven te worden, opdat de Staten-Generaal weten, waartoezij de bevoegdheid verleenen.Van zeer groot belang achtten zij de vraag, of de Regeeringmet de voorgestelde bepalingen haar doel wel zal kunnen be-reiken. Is dat niet het geval, dan heeft het immers geen zin,een zoo diep ingrijpende regeling tot stand te brengen. Uitgangs-punt der Regeering is blijkens de Memorie van Toelichting ge-weest, dat de Regeering groote moeilijkheden ondervindt bijhaar pogingen om te geraken tot den aanbouw van goedkoopewoningen. Teneinde deze moeilijkheden te overwinnen, wordtnu o.a. voorgesteld, dat de Regeering de bevoegdheid verkrijgtraadsbesluiten betreffende de volkshuisvesting al of niet goedte keuren. Bij de beslissing daaromtrent zal de Regeering rekeninghouden met het geheele economische beleid der gemeente.Teneinde haar eigen inzichten omtrent woningbouw te verwezen-lijken, acht zij het noodig, dat de gemeenten zich over de ge-heele linie richten naar hetgeen de Regeering voorschrijft. Dochde Regeering zal -- hoe groot haar macht door dit ontwerp ookzal worden -- de gemeenten niet rechtstreeks kunnen dwingentot veranderingen in de bouwverordening of het uitbreidings-plan, tot het brengen van wijziging in haar geheele grond-politiek, enz. Blijkbaar gaat de Regeering er van uit, dat de ge-meenten wel zullen toegeven aan de van Rijkswege te stelleneischen omtrent al deze punten, daar anders de noodzakelijkemedewerking van de centrale overheid niet te verkrijgen is endus bouwplannen niet tot stand kunnen komen. Het is echterzeer de vraag, of de gemeentebesturen riet, in plaats van in tegaan op voor hen onaanvaardbare eischen, van hun bouwplan-nen zullen afzien. Dan kan wellicht de Regeering met toepassingvan art. 55 der Woningwet zulke plannen toch doen uitvoeren,doch de wenschelijk geachte wijzigingen in de bouwverordeningen dergelijke kan de Regeering op die wijze niet bereiken.De bedenkingen dezer leden wogen nog te zwaarder, omdatde Regeering een maatregel tot uitvoering van de Woningwetzelfs wil uitstrekken tot gemeentelijke werkzaamheden, welkebuiten het eigenlijke gebied dier wet liggen, zooals de grond-politiek. Op die wijze zou de Regeering bijv. te beslissen krijgenomtrent quaesties als het uitgeven van gronden in eigendom,dan wel in erfpacht. De vraag rijst, of hier geen sprake is van,,detournement de pouvoir". Zoodoende komt de geheele zorg? voor de woningvoorziening in de hand van een ,,woningdictator".optredende voor het geheele land. Dit scheen den leden, hieraan het woord, onaanvaardbaar.Tegen het voorgestelde omtrent goedkeuring der raadsbeslui-ten door de Regeering werd voorts nog aangevoerd, dat dezegoedkeuring aanleiding kan geven tot vertraging.Som.mige leden waren, met alle waardeering voor het strevennaar huurdahng, van meening, dat de ingeslagen weg reedshierom niet tot het doel kan leiden, omdat in verschillendestreken een overcompleet \?an betrekkehjk dure arbeiderswoningenis ontstaan; gaat men nu goedkoope woningen daarnaast bouvi^en,dan zal een groot deel dezer dure woningen definitief onver-huurd bhjven. Deze leden zagen een oplossing alleen in derichting van opvolging van de voorstellen der commissie-VLiEGEN.Hieraan werd door enkele leden tevens toegevoegd, dat op ont-gonnen gronden goedkoope vi^oningen beschikbaar zouden moe-ten vi'orden gesteld voor van het platteland afkomstige werkloozeindustrie-arbeiders; zij achtten dit noodzakelijk, omdat te voor-zien is, dat in sommige industrie-centra zeer belangrijke takkenvan nijverheid ook na het einde der huidige crisis veel minderwerkgelegenheid zullen bieden dan voorheen het geval was.Naar aanleiding van de opmerking in de Memorie van Toe-lichting, dat rekening gehouden moet worden met noodeloozeopvoering van eischen in de bouvsrverordeningen, werd de vraaggesteld, of de Regeering daarvan voorbeelden kan geven. In dit-zelfde verband werd de vraag gesteld, wat precies bedoeld is met,,gem.eentelijke lasten".Verscheidene leden drongen er op aan, te voorkomen, dat deeventueel door het Rijk te stellen eischen zouden leiden tot eenverde- omlaag drukken van het woningtype. De tekorten op devroeger gebouwde woningen -- aldus deze leden -- mogen nietworden overdreven; zij worden berekend naar een aflossing in50 jaar, maar dan zal in den regel nog een belangrijke waardeOvferblijven, die de berekende tekorten voor een deel compen-seert.Met betrekking tot de redactie van artikel VIII, 1?., werd deopmerking gemaakt, dat het in den gedachtengang van de Regee-ring aanbeveling verdient, het woord ,,gevraagd" te vervangendoor ,,verleend", met het oog op de mogelijkheid, dat het Rijkop de aanvrage afwijzend beschikt.Artikel VIII, 2?., en artikel X. Verscheidene leden wezen erop, dat de Regeering met deze bepalingen beoogt mogelijk temaken, dat gedurende de eerste jaren een hooger bedrag wordtafgelost dan later. Zij vroegen zich af, of op deze wijze het doelder Regeering, te komen tot goedkoopere woningen, niet zalworden belemmerd in plaats van bevorderd: indien de eerstejaren meer moet worden afgelosf, moeten de huren in die jarenook hooger zijn; en er bestaat juist behoefte aan het verkrijgenvan goedkoope woningen binnen zeer korten tijd. Een maat-regel, die er toe zou leiden, dat in de eerste jaren de huren hoogergesteld zouden moeten worden dan strikt noodig is, achttendeze leden niet juist. Zij zouden integendeel een regeling wen-schen, die de geldelijke verplichtingen den eersten tijd minderzwaar doen drukken dan thans het geval is.Naar de meening van sommige leden zou ook een verlengingvan den annuiteitstermijn van weinig beteekenis zijn, daar dezeslechts een geringe huurdaling ten gevolge zou kunnen hebben.Eemge leden achtten de uitdrukking, ,,die voor zekere periodenkunnen worden vastgesteld" weinig duidelijk. Zij stelden devraag, of in plaats daarvan niet gelezen kon worden ,,die voorverschillende pe'-ioden verschillend kunnen worden vastgestelr"'.Deze redactie scheen intusschen anderen leden evenmin gelukkig.Artikel VIII, 3?., en artikel XI. E?nige leden, die zich methet hier voorgestelde geheel konden vereenigen, waren echtervan oordeel, dat in de wet behoort te worden vastgelegd, datde bijdragen eerst worden teruggevorderd, na aflossing van hetbouwvoorschot, zooals ook in de bedoeling van de Regeering ligt.Andere leden opperden bezwaren tegen het hier voorgestelde.Zij vreesden, dat de bepaling, dat bijdragen slechts worden \er-leend onder voorwaarde van terugbetaling, belemmerend zalwerken op den bouw van goedkoope woningen, in het bijzondervan die voor economisch zwakke gezinnen daar de gemeenteneen groot risico op zich nemen, indien zij het vooruitzicht heb-ben de gekapitaliseerde bijdragen aan het Rijk te moeten teiug-betalen. Zij zouden daarom den eisch van terugbetaling niet alsvasten regel gesteld wiUen zien.Artikel IX. In aansluiting aan het hierboven reeds aange-voerde, werd er nog op gewezen, dat de Regeering zich hier inartikel 55a, bnder 3?., bevoegdheden wil verschaffen, die geenenkel verband houden of althans behoeven te houden met debelangen, welke door de Woningwet worden geregeld. Industrie-terreinen, gronden, bestemd voor havenaanleg, viUaterreinenenz., zullen voortaan moeten worden beheerd overeenkomstig devoorschriften der Regeering. Zij heeft echter met geen woordaangegeven, hoe zij deze verstrekkende bevoegdheid wenscht fehanteeren, noch ook, waarom zij het beheer van alle grondenmeent te moeten controleeren.Ten aanzien van hetgeen onder 2?. bepaald wordt, merktensommige leden op, dat -- daargelaten of er reden bestaat, hetRijkstoezicht ook uit te strekken tot den tijd na dien, waarophet van overheidswege voorgeschotene is terugbetaald -- heteenigszins voorbarig is, voor deze verre toekomst reeds regelingente treffen, te meer, daar er geen zekerheid bestaat, dat de neigingnaar uitbreiding van het centrale gezag zich in de toekomst evensterk zal doen gelden als thans.Verscheidene leden verklaarden er ernstig bezwaar tegen tehebben, dat bij algemeenen maatregel van bestuur voorschriftengegeven zouden worden, die in acht moeten worden genomenna aflossing van het voorschot.Andere leden deelden deze bezwaren niet; zij stemden in methetgeen in de Memorie van Toelichting hieromtrent is gezegd.Eenige leden zouden gaarne vernemen, of de Regeering redenenheeft om aan te nemen, dat van de voorschotten, door Rijk engemeenten verleend, inderdaad terugbetaling te verwachten is.Zij meenden, dat vele woningbouwvereenigingen door de huur-verlaging in deplorabelen toestand verkeeren.De vraag werd gesteld, of het woord ,,voorwaarden" in denaanhef van het ontworpen artikel 55a niet dient te worden ver-vangen door ,,voorschriften". Voorts werd opgemerkt, dat onder2?., in plaats van ,,met" moet worden gelezen ,,niet". Eenigeleden meenden, dat de bedoeling van de bepaling onder 2?. betertot uitdrukking zou komen, indien in plaats van ,,al of niet krach-tens deze wet door de gemeente verleend", werd gelezen ,,al ofniet door de gemeente, al of niet krachtens deze wet verleend".Overgangsbepaling. Verscheidene leden meenden over dezebepaling moeilijk een oordeel te kunnen uitspreken. Zij bevateen blanco-volmacht, op welker uitvoering het aankomt. Dezeleden drongen er op aan, dat de Regeering haar voornemensin dezen nauwkeurig zal uiteenzetten.De vraag werd gesteld, of op de wijze, bedoeld in deze be-paling, mag worden ingegrepen in bestaande overeenkomstentusschen bouwvereenigingen en gemeenten. Hierbij werd ook deaandacht gevestigd op de positie van derden, die eveneens ineen financieele verhouding staan tot zulke vereenigingen en diemet deze een regeling hebben getroffen, welke thans wellichtzal moeten worden veranderd. Men dacht o.a. aan den finan-cieelen steun, verleend door de spoorwegen en de mijnen. Is eendergelijke inmenging in privaatrechtelijke overeenkomsten welgeoorloofd ?Sommige leden hadden met warme instemming van het voor-gestelde omtrent batige saldi kennis genomen. Ten opzichte vande reeds verkregen en de nog te verwerven batige saldi wordtechter naar hun meening nog niet ver genoeg gegaan. Blijkbaaris de Regeering uitgegaan van de gedachte, dat bij na 1921 ge-bouwde woningen geen batige saldi voorkomen. Dit is niet geheeljuist, in ieder geval niet voor woningen, die na 1931 met steunder gemeenten zijn gebouwd; te 's Gravenhage bijv. zijn zulkesaldi wel degelijk verkregen. Deze leden achtten hei- billijk, datbatige saldi, verkregen door gemeenten, vereenigingen of stich-tingen, zooveel mogelijk worden aangewend tot dekking van tekor-ten op de exploitatie van andere complexen van dezelfde gemeenteof corporatie. Het Rijk zal dan ja.arHjks belangrijk minder behoevenbij te passen.Naar de meening der hier aan het woord zijnde leden zoudende bijdragen der Regeering in de betaling der annuiteiten kunnenworden vervangen door een uitkeering eens per jaar van eenbijdrage in het totale tekort van een woningbouwcorporatie ofvan een gemeentelijke woningexploitatie. De financieele uit-kornsten van complexen, welke niet met Rijksvoorschotten zijngefinancierd, doch met steun van de gemeente zijn gesticht,zouden daarin dan eveneens moeten worden betrokken. Naarhet oordeel dezer leden zal de daarmede te verkrijgen bezuinigingvan veel beteekenis zijn; het bedrag van f 1 millioen, dat doorde commissie-VLiEGEN is berekend, zou in dat geval aanzienlijkoverschreden worden.Ook werd er op gewezen, dat het tweede lid der overgangs-bepaling alleen betrekking heeft op terugbetaling van verleendejaarlijksche bijdragen. De hier aan het woord zijnde leden meen-den, dat het ook dient te regelen het geval, dat geen bijdragenzijn genoten. Men mag toch niet vergeten, dat de voorschotten,zelfs tot loo pet. zijn verleend tegen gunstige financieele voor-waarden; het is daarom billijk, dat na aflossing van het ver-kregen bouwYoorschot de baten aan het Rijk ten goede komen.Andere leden konden zich hiermede niet vereenigen. Zi) had-den ook tegen het voorstel der Regeering ernstige bezwaren.Daarvan zal toch het gevolg kunnen zijn, dat woningbouwver-eenigingen, die door zuinig beheer en goede exploitatie bijv.weinig achterstallige huren hebben, de door hen gekweektebatige saldi moeten afstaan ter dekking van tekorten van ver-eenigingen, die een minder zuinige exploitatie hebben gevoerd;dit scheen dezen leden onbillijk.Eenige leden herinnerden er aan, dat de commissie-VLiEGENindertijd heeft voorgesteld, de batige saldi, gekweekt bij deexploitatie van vooroorlogsche Woningwetwoningen, aldus aante wenden, dat zij een compensatie zouden vormen voor de offers,welke Rijk en gemeenten zich ten aanzien van de in den duur-deren tijd gebouwde woningen moesten getroosten. Zij gingdaarbij evenwel uit van de gedachte, dat Rijk en gemeentenook inderdaad het voile tekort op laatstbedoelde woningen voorhun rekening zouden nemen, en dat het Rijk niet zou blijvenweigeren bij te dragen in dat deel der tekorten, hetwelk in hetrapport dezer commissie wcdt aangeduid als ,,extra-tekort". Isde Regeering inderdaad bereid, zoo vroegen de hier aan hetwoord zijnde leden, 75 pet. van de werkelijke exploitatieverliezenvoor haar rekening te nemen?Moeht de Regeering deze vraag onverhoopt ontkennend beant-woorden, kunnen de batige saldi, voorzoover ze zouden strekkentot vermindering van Rijks- en gemeentebijdragen, dan niet inde eerste plaats dienen tot dekking van bedoelde extra-tekorten ?De commissie-VLIEGEN -- aldus betoogden deze leden verder-- stelde voor, beslag te leggen op niet meer dan 80 pet. derbatige saldi en althans 20 pet. in het bezit te laten van de eorpo-raties, die deze saldi gekweekt hebben. Dit is inderdaad gewenschtniet alleen om billijkheidsredenen, maar ook om te voorkomen,dat de vereenigingen zonder eenigen finaneieelen weerstandworden gelaten. Is de Regeering befeid, in dit opzicht het voor-stel der commissie-VLIEGEN over te nemen ?Ook achtten deze leden het gewenscht, een commissie vanadvies in te stellen, die gehoord zou dienen te worden in allegevallen, waarin tusschen Rijk, gemeente en bouwvereeniginggeen overeenstemming wordt verkregen omtrent de huurbepalingof de berekening van exploitatietekorten of -overschotten (zieart. 5 van het wetsontwerp, opgenomen in het rapport der com-missie-VLIEGEN).Eenige leden maakten bezwaar tegen de vorming van allerleigemeentelijke fondsen, die wellicht niet eens overal een redelijkebestemming zouden vinden. Deze fondsen hebben h.i. geen zin,omdat de vorming daarvan indirect geschiedt uit bijdragen vanRijk en gemeenten. Bouw van nieuwe woningen en krotopruimingworde langs den normalen weg bevorderd; bij het geven vaneen bestemming aan batige saldi sta voorop de dekking vantekorten op andere complexen.Voorts werd de hoop uitgesproken, dat de Regeering spoedigzal overgaan tot verlaging van rente voor woningbouwvoor-schotten.Ten slotte we^-d nog de vraag gesteld, hoe het zal gaan metaanvragen om bouwvergunningen, welke voor de inwerking-steding van artikel II zijn gedaan, en waarop na die inwerking-treding wordt beslist. Het scheen sommigen leden wenschelijkdit overgangsrecht wettelijk te regelen, omdat de jurisprudentiein dergelijke gevallen niet steeds eenstemmig is.Aldus vastgesteld 15 December 1933AMELINKLOVINKIJZERMANKETELAARKUIPERMAANDBLAD IS"^ JAARQANO NO. 1 JANUARI 1934TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINOEN STEDEBOUW liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORQAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTINO ENSTEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALQEMEENEN BOND VAN WONINOBOUWVEREENIOINGENREDACTIE: H. P. J. BLOEMERS, J. BOM-MER J. DouwES JR., MR. D. HUDIG, JHR.M. J. I. DE JONGE VAN ELLEMEET, IR. P.BAKKER SCHUT, IR. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATIEKLOVENIERSBURGWAL70, AMSTERDAM CPOSTREKENING NO. 29080REDACTIE VAN DE RUBRIEK,,UIT DEN KRING DER BOUW-VEREENIGINGEN",,HET NiEtJWE Huis" (KAMER 170)RoELOF HARTPLEIN 4 - AMSTERDAM'Z-- ADVERTENTIES --V. MBWSTER'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM WABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSENUMMERS... fi.-INHOUD: Officieele Mededeelingen -- De financieele bepalingen van het ontwerp-Woningwet door Mr T Kru-seman -- Bebouwing Wiermgermeerpolder door C. v. Eesteren, B. Merkelbach, L. C. v. d. Vlugt en Ir. W van Tijen --Binnenland - Uit den Kring der Bouwvereenigingen - Overzicht van Tijdschriften - Nieuwe aanwinsten van debibhotheek -- Wetten, Kon. Besluiten, enz. -- Rechtspraak.OFFICIEELE MEDEDEELINGENNEDERLANDSCH INSTITUUTBAND TIJDSCHRIFTTot heden is nog geen voldoend aantal bestellingeningekomen om voor het aanmaken van den band voorden veertienden jaargang (1933) van het Tijdschriftopdracht te kunnen geven. De gelegenheid om bandente bestellen (ook voor vorige jaargangen) wordt thansnog tot 10 Februari a.s. opengesteld.Een bestelkaart is bij het December-nummer gevoegd.NATIONALE WONINGRAADONDERHOUD VAN VEREENIGINGS- EN GEMEENTEWONINGENDe door den Woningraad ingestelde commissie, welketot taak heeft rapport uit te brengen over de vraag,,0p M^elke wijze kan het onderhoud van vereenigings-en gemeentewoningen het meest economisch wordenuitgevoerd?" is als volgt samengesteld: J. Spek, be-stuurslid der Algemeene Woningbouwvereeniging teAmsterdam, voorzitter; A. Gerhardt, chef van de afdee-ling Onderhoud van den Gemeentelijken Woningdienstte Amsterdam, A. v. Heukelom, voorzitter der Arbei-dersJDouwvereeniging ,,Hilversum", J. Holthuis, admi-ministrateur der Algemeene Woningbouwvereeniging,,Arnhem", P. de Jong, directeur der Mij. tot Verbeteringvan Woningtoestanden te Groningen, leden; J. Bommerte Amsterdam, lid-secretaris.ADVIEZEN EN INLICHTINGENVan I October tot en met 31 December j.l. vs^erdendoor het secretariaat van den Woningraad adviezen eninlichtingen gegeven over de volgende onderwerpen:Aannemer iAnnuiteit .................................... TArchitect ................................Assurantie ................................Bouw^kapitaal ..............................BouwplanDividendbelasting ..........................Eigen woningenHuurregeling ........ ..................Huurreglement .............. ..........Instructie personeel ......................Omzetbelasting ............................Onderhoud ................................Statuten ..Straatbelasting ............................Vergoedingen .......... ................Voorschotregeling ..........................ZegelwetDiversen .......................... ....Totaal2I722III42I146II8I571DE FINANCIEELE BEPALINGEN VANHET ONTWERP-WONINGWETMijn artikel in het December-nummer over hetontwerp bevatte de verzuchting dat het zoo moeilijkARTIKELENwas opbouwende kritiek te leveren op de financieelebepalingen. Nadere bestudeering van het ontwerp enkennisneming van het adres van den Nationalen Woning-raad hebben dit in2;icht gewijzigd, hetgeen bevorderdwerd doordat tijdens het lange reces der Tweede Kamerer meer tijd beschikbaar is gekomen voor het schrijvenvan een artikel, dat nog voor de verdere behandeling vanhet ontwerp kan verschijnen.Bij de?e financieele voorschriften treft men vooreerstin artikel VIII, onder 3, de bepaling aan: ,,de bijdragenworden alleen verleend onder voorwaarde van terug-betaling". De strekking hiervan is natuurlijk dat ditvoortaan aldus zal geschieden, omdat de bepaling alleenwerkt voor de toekomst. Zooals ik reeds in het Weekbladvan het Recht van 2 December j.l. no. 12678 uiteen-zette, worden hier de figuren ,,schenking" en ,,geld-leening" met elkander verward, welke tot dusverre inde Woningwet bij de termen ,,bijdragen" en ,,voor-schotten" streng gescheiden waren gehouden, Boven-dien moet men hier een verschil maken tusschen geval-len, waarin het later terugvorderen van een voorheentoegekende bijdrage verdedigbaar is, en gevallen, waarindit vooruitzicht zoo afschrikwekkend zal werken, datvoor krotopruiming of dekking van een tekort in deexploitatie van woningen ter vervanging van krotten,zijnde de doeleinden in artikel 25, le lid, Woningbesluitvermeld, geen bijdragen meer zullen worden gevraagd.De mogelijkheid van intrekking eener bijdrage staatreeds voor bepaalde gevallen in artikel 25, ye lid, vanhet Woningbesluit, hetgeen beteekent dat zij dan nietverder jaarlijks zal worden uitgekeerd, Aan deze redactie,welke zich aansluit bij de regeling van artikel 1725van het Burgerlijk Wetboek omtrent de schenkingen,ware aan te knoopen bij het ontwerpen eener gewijzigderedactie der nieuw voorgestelde bepaling, door haarfacultatief te maken en slechts voor individueele gevallengeldende. Zij zou dan aldus kunnen luiden:,,Een bijdrage wordt alleen verleend onder voor-waarde dat, indien de financieele toestand der vereeni-ging, vennootschap of stichting hiertoe aanleidinggeeft, zij kan worden ingetrokken en vervangen dooreen renteloos voorschot; bij den algemeenen maatregelvan bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordt geregeldwanneer, op welke wijze en onder welke voorwaardenterugbetaling van zoodanig voorschot plaatsvindt."In aansluiting hieraan ware dan de bepaling van hetvoorgestelde artikel XI aldus te lezen:,,Bijdragen, als bedoeld in het derde lid van artikel 56,worden alleen verleend onder de voorwaarden over-eenkomstig hetgeen te dien aanzien is bepaald krachtenshet derde lid van artikel 52."De verlenging van den aflossingsduur der voor-schotten van 50 tot b.v. 75 jaar heeft, volgens het onlangsdoor de Gezondheidscommissie te Amsterdam inge-stelde onderzoek naar de factoren, welke de bouwkosteneener woning bepalen, zeer weinig invloed op de hoogteder huren. Verandering in de annu'iteit volgens hetstelsel, door den Hoofdinspecteur vroeger ontwikkeld,leidt, door de verzwaring in de aflossing gedurende deeerste jaren van het voorschot, niet tot huurverlagingmaar juist tot huurverhooging. Aangenomen echter dathet voorstel der Regeering onder artikel VIII, sub 2,en artikel X zal worden aanvaard, is hiermede de Over-gangsbepaling onder i, le, nog niet gerechtvaardigd.Het betreft hier namelijk een verandering, aan te brengenin de aflossing van de loopende voorschotten, die nietalleen bestaan tusschen het Rijk en de gemeente, maar00k, en wel, volgens artikel 22 van het Woningbesluit,krachtens burgerrechtelijke wederzijdsche oyereenkomsttusschen de gemeente en de woningvereeniging, zooalsik in het Weekblad van het Recht reeds aantoonde. Hetverbreken van een dergelijk burgerrechtelijk contraktop voorstel van de Generale Thesaurie zou stellig eenonrechtmatige overheidsdaad zijn, vooral wanneer mendie verbreking zou willen afdwingen door de bedreigingmet intrekking der toelating krachtens artikel 8 van hetWoningbesluit, hetgeen het toppunt van onrechtvaar-digheid zou zijn. De wetgever mag m.i. een dergelijkegewelddaad niet sanctionneeren door een algemeenenmaatregel van bestuur. Het is echter mogelijk dat ver-andering in de aflossing in bepaalde gevallen de instem-ming zal hebben van de gemeente en van de toegelatenwoningvereeniging, doch dan zouden het tegenwoordigeartikel 52, 3e lid, en artikel 56, 2e lid, der Woningwet,welke van kracht blijven voor de thans loopeiide voor-schotten, zich hiertegen verzetten. Het komt mij daaromvoor dat de Overgangsbepaling onder i, le, beter gere-digeerd wordt door eraan toe te voegen de woorden:,,zulks met toestemming zoowel van de gemeente alsvan het lichaam, dat de woningen in eigendom heeft."Dat de batige saldi der toegelaten woningvereerii-gingen krachtens artikel 29 van het Woningbesluit,volgens de wijziging van 1921, sedert dat jaar kunnenworden gestort in een fonds ter verbeteririg der volks-huisvesting is een juiste gedachte, doch dit vormt danook een voorwaarde voor de verleening van voorschottenen bijdragen, waaraan de woningvereeniging zich bij deaanvaarding daarvan onderwerpt. Bij de Overgangs-bepaling onder i, 2e, wordt echter een reeds onder devroegere regeling verkregen batig saldo, dat ongetwijfeldhet wettig eigendom der rechtspersoonlijkheid bezittendewoningvereeniging is geworden, overgebracht in ditfonds. Ik moet erkennen dat het mij moeite heeft gekostmij hier in te denken, omdat dit stelsel indruischt tegende gangbare rechtsbegrippen omtrent den eigendom.WeHswaar bestaat reeds het naastingsrecht der gemeentevan de bezittingen der vereeniging krachtens artikel19, sub d, van het Woningbesluit, maar dit vormtwederom een voorwaarde bij het verleenen van hetvoorschot, zoodat hiertegen uit juridisch oogpunt geenbezwaar lean bestaan. Hier evenwel wordt een nieuwrechtsbeginsel ingevoerd, waarbij het particuliere eigen-domsrecht der vereeniging op het batig saldo der exploi-tatie wordt omgezet in een ,,Zweckvermogen", een fondsmet een maatschappelijke bestemming, hetgeen men een,,sociaal eigendomsrecht" zou kunnen noemen. Nu deNationale Woningraad echter in beginsel geen bezwaarblijkt te hebben tegen deze constructie, daar hij detoegelaten woningvereenigingen blijkbaar beschouwt alseen soort semi-officieele lichamen, schijnt het mij vanminder belang op dit uit een oogpunt van theoretischprivaatrecht hoogst belangrijke principieele onderwerpin te gaan, dan wel het te bezien uit een oogpunt vandoelmatigheid. Aldus bezien blijkt het echter ondoel-matig het geheele saldo op te eischen, waartegen deNationale Woningraad dan ook terecht bezwaar maakt.ARTIKELENDe Generale Thesaurie, van weike de opzet der finan-cieele bepalingen wel afkomstig zal zijn, al is de Ministervan Financien hiervoor verantwoordelijk, heeft m.i.niet voldoende gelet op de eischen, welke aan oudgeworden woningblokken in de toekomst zullen wordengesteld en waarvoor het bezit van een eigen fonds nood-zakelijk is. Ik ben sedert jaren bestuurslid van een oudebouwvereeniging, die uit het tweede gedeelte der vorigeeeuw dagteekent en met de Woningwet niets te makenheeft. De^e heeft haar batige saldi, na uitkeering van eendividend van 4%, geregeld omge2;et in een ,,reserve-fonds voor buitengewone herstellingen", waaruit, bijhet ouder worden der blokken, herhaaldelijk belangrijkebedragen zijn geput voor de moderniseering van derioleering, vernieuwing van daken enz., welke niet uitde gewone middelen konden worden bestreden. Allewoningtypen gaan op den duur verouderen en de wo-ningen der toegelaten woningvereenigingen zullen hier-aan ook niet ontkomen, zoodat het zeer onraadzaam ishen te beletten eenig eigen fonds te vormen en dit zelfte beheeren, hetgeen de Nationale Woningraad op 20 %van het batig saldo stelt. Het komt mij daarom zeeraanbevelenswaardig voor de ontneming der particuliereeigendommen aan batige saldi te beperken tot eengedeelte daarvan door in de uitdrukking ,,te bepalendat die batige saldi geheel of ten deele zullen wordengestort in een gemeenschappelijk fonds" de woorden,,geheel of" te schrappen. Weliswaar laat de in hetontwerp voorgestelde redactie ruimte voor een slechtsgedeeltelijke opeisching, maar het is veel beter hier eenrecht voor de toegelaten woningvereenigingen te schep-pen dan alles over te laten aan de wisselende inzichtender Generale Thesaurie.De Overgangsbepaling onder 2 is de zonderlingstevan het geheele wetsontwerp. Zij is eigenlijk geen,,overgangsbepaling", want zij is bestemd eerst te gaanwerken nadat een voorschot is afgelost, derhalve, evenalsde eveneens onnoodige bepaling van het in artikel IXvan het ontwerp voorgestelde artikel 55a, 2e, eerst naongeveer 25 jaren. Men kan het gerust aan den wetgevervan de toekomst overlaten deze punten nader te regelen.Bovendien vormt deze laatste Overgangsbepaling niet,gelijk de Memorie van Toelichting beweert, de conse-quentie van het bepaalde bij de artikelen VIII, sub 3,en XI van het ontwerp, maar iets geheel anders. Daargaat het orn de terugbetaling van elke bijdrage indivi-dueel, terwijl hier een batig saldo, bestaande na deaflossing van een individueel voorschot, dat ontstaan isbij een vereeniging, welke in het geheel geen bijdragebehoeft gehad te hebben, niet langer overgeheveld zalworden in het gemeenschappelijke fonds, maar strekkenmoet tot de terugbetaling aan het Rijk van vroeger ver-leende bijdragen in het algemeen, derhalve ook aan alleandere woningvereenigingen dan aan die, welke hetbatig saldo aankweekten. Hier gaat de belangstelling derGenerale Thesaurie voor de batige saldi, waarvan zijzich gouden bergen schijnt voor te stellen, veel te ver.Men zou, indien men de consequentie uit de artikelenVJII, sub 3, en XI wilde trekken, de bepaling alduskunnen lezen, in verband met de voorafgaande in over-weging gegeven denkbeelden:,,Een batig saldo, als in het vorige lid bedoeld, wordt,als het bouwvoorschot is afgelost, overeenkomstig bijalgemeenen maatregel van bestuur vast te stellen voor-schriften, ten deele aangewend tot betaling aan het Rijken aan de gemeente van een bedrag, ten hoogste beloo-pende hetgeen aan bijdragen aan de vereeniging, ven-nootschap of stichting was verleend door het Rijk endoor de gemeente voor de exploitatie harer woningenvoordat deze wet in werking trad."Het ware echter veel eenvoudiger deze dwaze over-gangsbepaling sub 2, uit het ontwerp te lichten.Ten aanzien van de in dit en het vorige artikel ont-wikkelde gedetailleerde voorstellen moge ik een woordvan verontschuldiging spreken. De gelegenheid heeftontbroken, in strijd met de gewoonte, het ontwerp voorde indieningtebehandelenindevergadering der Commis-sie Volkshuisvesting van den Gezondheidsraad, waarvanik deel uitmaak, in welke vergaderingen de hoofd-ambtenaren der bij een voor-ontwerp betrokken Depar-ternenten aanwezig plachten te zijn. Waarom er zulk eenbuitengewone haast was bij de indiening van dit zeeringrijpende ontwerp, is mij niet duidelijk geworden.Voor mij is dus alleen de mogelijkheid overgebleven inhet openbaar kritiek te oefenen en contra-denkbeeldenin overweging te geven.Terwijl bij vele personen van zeer uiteenloopenderichting, zooals mij bij bespreking over dit wetsontwerpis gebleken, de indruk bestaat dat kritiek op een wets-ontwerp van buitenaf niets meer baat, omdat mendenkt dat de Tweede Kamer alles zonder onderscheidaanneemt wat deze Regeering haar voorzet, was het mij,die deze meening niet was toegedaan, een aangenamegewaarwording uit het Voorloopig Verslag te bespeurendat er terecht veel bezwaar tegen dit draconische ont-werp wordt gemaakt en dat met name ,,vele leden" zichverklaarden tegen de te ver gaande centralisatie, welkede bepaling over de Ministerieele goedkeuring dergemeentelijke besluiten en den algemeenen maat-regel van artikel 55a, sub i en 3, zullen ten gevolgehebben. Verwacht mag dus ook worden dat, indien bij deMemorie van Antwoord het ontwerp niet blijkt aangegronde bezwaren tegemoet te komen, amendementenniet achterwege zullen blijven en kans zullen hebbenaangenornen te worden. De prijsgeving van dit recht,omdat wij een sterke Regeering hebben, zou trouwensden dood van het parlementarisme beteekenen.Ten slotte merk ik op dat de door mij hier en eldersgevoerde strijd tegen dit wetsontwerp zuiver principieelis en niet gericht tegen den persoon van den Ministervan Sociale Zaken, die gevoelig schijnt te zijn voorbuiten de Kamer op zijn voorstellen geoefende kritiek.Ik had n.l. in een artikel in het Handelsblad gewezenop het nauwe verband tusschen de bepalingen in deGezondheidswet en de Woningwet over de taak dergezondheidscommissies en betoogd dat het daaromgewenscht ware de hierop betrekking hebbende voor-stellen in het ontwerp tot wijziging der Gezondheids-wet in behandeling te nemen in onmiddellijk verbandmet de op dit punt onvermijdelijke voorstellen tot parti-eele wijziging der Woningwet. Dit denkbeeld komtmij nog steeds voor volkomen rationeel geweest te zijn.Bij de Memorie van Antwoord op het ontwerp-Gezond-heidswet werd tegelijkertijd het geheele ontwerp-Woning-wet ingediend, opdat men de voorstellen met betrekking4ARtlKELENtot de vervanging der Gezondheidscommissies zoukennen bij de behandeling. Ik constateerde toen dat deRegeering, die ee'rst over het verband der twee wetten,waarop ook in het Voorloopig Verslag gewezen was, hadgezwegen, dit verband thans erkende. In de vergaderingvan de Tweede Kamer van i6 November 1933 schreefde Minister raij hierop de bewering toe, dat hij, bij deindiening van het ontwerp-Gezondheidswet, zich geenrekenschap had gegeven van het bestaan der Woningweten dat hij het ontwerp over die laatste wet had ingediend,omdat er een ingezonden stuk in de courant had gestaan!Deze enormiteit was niet door mij beweerd en kon ookniet door mij bedoeld zijn, omdat ik, juist door mijnrelatie met den Gezondheidsraad, van den gang vanzaken op de hoogte was, en bovendien ieder weet dathet niet de eerste keer is dat de Heer Slotemaker deBruine de zaken der volkshuisvesting onder zijn beheerheeft. Mijn strijd gaat uitsluitend tegen de door dezenbewindsman, in der haast en zonder voldoende feitelijkegegevens te verschaffen, ontworpen zeer overdrevenvoorstellen, waardoor het beproefde stelsel der Woning-wet niet op enkele onderdeelen wordt aangevuld engewijzigd, maar geheel omvergeworpen wordt. Ik bendoor een meer dan dertigjarige ervaring op het gebiedvan volkshuisvesting en Woningwet diep overtuigd datde Minister zich op een dwaalspoor bevindt, en hij metdeze maatregelen van dwang en pressie het omgekeerdezal bereiken van hetgeen hij zich voorstelt: n.l. hetstopzetten van krotopruiming en woningverbeteringen het verbitteren van de goedwillende gemeente-besturen, zooals er vele zijn, en van de aan het grootedoel toegewijde woningvereenigingen, waaronder zichvele confessioneele vereenigingen bevinden. Hierdoorzal de bouw van goedkoope woningen niet bevorderdworden, maar eer een verlamming in den woningbouwvan de vereenigingen ontstaan, in welken men, bij de inde verschillende streken des lands zeer uiteenloopendeeconomische omstandigheden en de eveneens zeer uit-eenloopende eischen, welke aan woningen gesteldworden, nu eenmaal niet kan voorzien door algemeenemaatregelen van bestuur, waarvan voorloopig niemandbegrijpt wat erin zal komen te staan, noch door eenhoogst onpraktisch centraal toezicht op allerlei zaken vanplaatselijk belang. Hoe men uitwassen der autonomie,zoo noodig, kan keeren door een beroepsrecht aan deninspecteur te verleenen, meen ik in het vorige nummervan dit Tijdschrift te hebben aangetoond, terwijl ik indit artikel hoop eenige denkbeelden te hebben aange-geven, welke van nut zullen kunnen zijn, teneindeeen redactie der financieele bepalingen te verkrijgen,die aan de woningvereenigingen meer bevrediging zalschenken dan bij de voorgestelde bepalingen in hetontwerp het geval is.Een compromis over den algemeenen maatregel vanbestuur volgens art. IX van het ontwerp (art. 55aWoningwet) schijnt mij echter niet mogelijk, te min-der nu het gedeelte sub i en 3, mede volgens hetartikel van Mr. Dr. H. Vos in het Weekblad voor Ge-meentebelangen van 5 Januari jl. met de Grondwet instrijd blijkt te zijn (verg. de artt. 142 en 144 derGrondwet).Amsterdam, Januari 1934 J. KRUSEMANBEBOUWING WIERINGERMEERPOLDERNa afloop van de Wieringermeer-excursie, bij degelegenheid tot het stellen van vragen en het maken vanopmerkingen, werd door de Nederlandsche Groep vanhet Internationale Congres voor het Nieuwe Bouwenerop gewezen dat, bij alle waardeering voor het belang-rijke en ernstige werk in de Wieringermeer tot standgebracht, onzerzijds dit werk zoozeer wordt gezien als deuiting van slechts een bepaalde richting en dat o.i. aandeze eenzijdigheid, naast enkele voordeelen, dusdanigebezwaren zijn verbonden, dat stellig niet zonder meeralleen op deze wijze mag worden voortgewerkt.Er werd toen gevraagd om in dit tijdschrift op dezeaangelegenheid te mogen terugkomen, welke gelegenheidvan de zijde van het Instituut werd toegezegd. Een enander was aanleiding tot het op schrift stellen van hetvolgende.Bij de bebouwing van den Wieringermeerpolderkregen de Nederlandsche stedebouw en volkshuisvestingeen kans als nooit tevoren; een kans, zooals in geheelWest-Europa practisch niet voorkomt. Een geheel nieuwland, een volkomen autonome leiding, die alle factorenbeheerscht, geen enkele rem van historischen of privaat-rechtelijken aard; mooiere mogelijkheden bestaan er niet.Hoe heeft men deze kans benut!Het Wieringermeer-nummer van het Tijdschrift voorVolkshuisvesting en Stedebouw geeft daarop het volledigeantwoord.Wij gelooven dat wij aan de belangrijkheid van hettot stand gebrachte in sterke mate te kort zouden doen,wanneer wij met een oppervlakkige kennisname daarvanvolstonden. Meer in overeenstemming met de belang-rijkheid lijkt het ons, de bereikte resultaten, zoowel ineigen verband, als in vergelijking met wat ons op hetgebied in kwestie voor oogen staat, te toetsen en tetrachten, om op deze manier mede te werken aan hetvinden van^ den weg, waarlangs de Nederlandschevolkshuisvesting en stedebouw zich in dergelijke ge-vallen verder zullen kunnen ontwikkelen.I. STEDEBOUWKUNDIG GEDEELTEAllereerst moet met voldoening worden geconstateerddat de gevolgde werkwijze een zeer belangrijke ver-betering beteekent bij wat totnutoe gebruikelijk was.In de Wieringermeer is stelselmatig en volgens eenprogramma gewerkt. Er is terecht uitgegaan van hetlandbouwbedrijf, de ontwatering, het verkeer, de naasteomgeving, als de grondslagen waarop al het verderemoest worden opgebouwd.Het stedebouwkundige werk, voor zoover men daar-onder den opzet van den geheelen polder verstaat, heeftdaardoor een zeer speciaal technisch-bepaald karaktergekregen, dat maakt, dat het resultaat voor niet-inge-wijden moeilijk te beoordeelen is.Voor zoover men echter naar den algemeenen indruk,dien het plan maakt, een oordeel durft te vormen, zoumen ervan kunnen zeggen dat, al mag, zooals Prof.Moliere opmerkt, het overschematische er wel uit zijn,het geheel toch die klaarheid en eenvoud mist, die zooARTIKELENovertuigend kunnen werken, en daartegenover door eenzekere hardheid van detail een gemis aan innerlijkeharmonic verraadt.Wat de dorpsplannen betreft (de plaatsing der hof-steden, de profielen van wegen en kanalen, de wegbe-plantingen e.d. laten wij met opzet, als vallende onderden bovengenoemden algemeenen opzet, verder buitenbeschouwing), deze zijn natuurlijk veel algemeener vanstrekking en als zoodanig gemakkelijker volledig tebegrijpen en te beoordeelen. Bovendien heeft Prof.Moliere in zijn artikel in het Wieringermeer-nummerde bedoelingen, die hebben voorgezeten, en de beper-kingen, die men zich heeft opgelegd, zoo duidelijk enopenhartig uiteengezet, en ons zoo onbevangen degelegenheid geschonken ons in zijn gedachtensfeer teverplaatsen, dat wij naar niets behoeven te raden.Ook hier is er weer veel in de wijze van behandelen,dat wij niet dan met vreugde kunnen begroeten. Aanden menschelijken kant van het vraagstuk is alle zorgbesteed.Het verkeer met zijn eischen en bezwaren is een puntvan ernstige behandeling geweest. Er zijn ruime sport-velden, met de schoolgebouwen daaraan annex; deplaatsing der winkels is zorgvuldig gekozen, enz. enz.Toch gaan deze dorpsplannen zoowel in hun opzetals detailleering o.i, mank aan zeer principieele bezwarenen gebreken.De kern van de zaak is wel deze, dat in een uitermatekaraktervol landschap, als dat van de Wieringermeer,een landschap van een zakelijke directheid en moderni-teit, als in West-Europa verder wel nauwelijks te vindenZal zijn, een opzettelijke romantiek, als die van den opzetder dorpen, te eenenmale misplaatst is.Er is gestreefd naar een ,,natuurlijkheid", zooals mendie in de dorpen in andere landschappen kan vinden,en er is geprobeerd om het historisch gegroeide vanzulke dorpen na te bootsen.Dat men daarbij in lijnrecht en onverzoenlijk confhctmoest geraken met het omgevende landschap met zijnzeer eigene en grootsche, maar geheel onhistorische on-,,natuurlijke" schoonheid, is duidelijk.Ook Prof. Moliere is blijkbaar niet geheel tevredenmet het karakter, dat de dorpsplannen tenslotte hebbenverkregen. Ook hij voelt blijkbaar lets onopgelosts in degroote mate van vaagheid en onbestemdheid, waar-tegenover het groepeeren om ,,iets als een dorpskern" alskunstmatig werkt. Na het bovenstaande zal het duidelijkzijn, dat wij dat gevoel van onbevredigdheid met Prof.Moliere deelen.De woningen in deze dorpen doen aan als schapen,die bangelijk met de koppen naar elkaar beschuttingzoeken tegen slecht weer, terwijl wij zoo graag een goeddoordachte orde hadden aangetroffen, die in duidelijk-heid, omgrenzing en volwaardigheid de noodige vastheidzou hebben kunnen geven tegenover de mateloosheidvan het land rondom. In een dergelijke ordening zoumen dan de kracht hebben kunnen vinden zich open testellen voor de wondermooie wijdheid der omgeving.Zulk een ordening moge niet gemakkelijk of eenvoudigte bereiken zijn, onverwezenlijkbaar lijkt zij ons niet.Met meer systeem (systeem dan in den zin van eenharmonisch samengaan van de menschelijke, materieeleen geestelijke behoeften) had men stellig verder kunnenkomen dan met zeer persoonlijke opstellingen. Laat menzich eens realizeeren welke prachtige mogelijkhedeneen systematisch georienteerde open bebouwing juist ineen dergelijk geval biedt. Hoe men juist met een derge-lijke systematiek op volkomen natuurlijke wijze, dievastheid, die volwaardigheid, die begrensdheid kanbereiken, die hier zoo wordt gemist, terwijl toch ook het,,uitvloeien in de omgeving", het ,,overgaan in het land"weer zonder eenige moeite verkregen kan worden.Een dergelijke moderne opzet zou ook de sleutelhebben geboden tot de oplossing van de andere moei-lijkheden, waarop men is gestuit.Men zou dorpen hebben kunnen verkrijgen, die zoowelin den eersten opzet, als na uitbreiding een organischgeheel vormen, omdat het systeem van dien opzet,zoowel voor groote als voor kleine eenheden uitvoerbaaris. Men zou oplossingen hebben kunnen vinden voor devraag, hoe het polderverkeer door de dorpskernen teleiden (iets waaraan in deze omgeving de behoeftestellig zal bestaan) zonder het feit over het hoofd te zien,dat dit verkeer in de toekomst stellig juist hier practischgeheel zal worden gemotoriseerd met alle gevolgendaarvan voor een aan den verkeersweg grenzendebebouwing.Verder mogen de dorpsplannen, zooals ze nu zijn,op het oog een zekere bekoring uitoefenen (zooals b.v.het plan van kern F), vergissen wij ons niet, dan is diebekoring een gevolg van een zoo persoonlijke rang-schikking, dat ,,opzettelijke willekeur" door Prof.Moliere terecht als een ,,misbruik van de menschelijkerede" gekenmerkt, bedenkelijk dicht genaderd wordt.Zal men, wanneer men later dit werk zal moeten latenvoortzetten, niet bemerken dat het inderdaad zoopersoonlijk is, dat men tot nabootsing, dwang en ge-wrongenheid zal geraken, bij een poging om de aan-trekkelijkheid ervan ook bij die voortzetting te hand-haven? Welke cultureele waarde zal dan echter aan eendergelijke voortzetting nog kunnen worden toegekend ?De concrete punten, hierboven genoemd, vloeienrechtstreeks voort uit het grondprincipe, waarvan menis uitgegaan en waarnaar men verder consequent gewerktheeft.Men heeft, geleid door eigen wenschen, de nieuweomgeving naar eigen persoonlijke overtuiging willenvormen, inplaats van de feitelijke bepaaldheid deropgave te aanvaarden. Voor dit laatste ontbrak hetvertrouwen in de opbouwende en cultuur vormendekrachten in eigen tijd. Zeker, onze tijd mist innerlijkeeenheid, maar wel zijn er eenheid-vormende krachtenaanwezig, die men slechts in zuiverheid behoeft te latenwerken, om die kunstmatigheid te vermijden, welke hierhet resultaat kenmerkt.Men kan nu eenmaal geen cultuurperiodes herschep-pen (ook niet in nieuwen vorm), die na hun bloeitijdreeds lang in verstarring en wancultuur zijn te grondegegaan.In de Wieringermeerdorpen voelt men de poging,de bekoring van een oud HoUandsch dorp of stadje teherscheppen, maar tevens voelt men hoe broos diebekoring is en hoe ze geen stationeerende vrachtauto.6 ARTIKELENgeen reclamebord, geen radio-antenne verdraagt. Het isbijna tragisch, hoe sterk en reeel tegenover die broosheidde negatieve kant van het nagestreefde naar voren komt.Wie voelt niet in de2;e straatjes het leven met een voor-en een achterkant, het elkaar op tafel kijken, het nagezienworden, wanneer men naar de kerk gaat, en al diebenepenheden meer ?Men had beter meer van eigen tijd (desnoods ook inminder gunstigen 2;in) kunnen bUjven. Zelfs een zekerelement van hardheid (zie een Amerikaansch landbouw-dorp) zou beter, want reeeler en eerlijker zijn geweestdan deze toch in wezen vooze idylle.II. BEBOUWINGSVOORSCHRIFTENHet bovenbedoelde kunstmatige in uitgangspunt enwerkwijze moest noodzakeHjk het ergst tot uiting komenin de manier, waarop men getracht heeft ook de ,,derdedimensie" in het nagestreefde karakter van het geheelte laten passen. In een uitbreidingsplan kan men nogwel met een zeker succes ,,persoonlijk" zijn, maar heelanders wordt het, wanneer men dit ,,persoonlijk" cachetook in het werk van een aantal willekeurige bouw-kundigen wil doorvoeren.Het gevolg waren de bebouwingsvoorschriften, waar-van wij een uittreksel vinden in het artikel van denHeer van Eck.Men vindt in die voorschriften de geheele heden-daagsche Nederlandsche ,,architectuur" terug.,,Verbod van erkers.",,Ongebroken dakvlakken van voorgeschreven helling.",,Verbod van winkelram.en en deuren over de voilebreedte van een pand.",,Verbod van dakvenster (aan de wegzijde!) meteen oppervlak van meer dan i/6 van het dakvlak, met alsgevolg slaapkamertjes, geventileerd alleen door leg-ramen.",,Minimum (dus practisch maximum) lichtoppervlakvoor woonkamers i/8, voor slaapkamers i/io van hetvloeroppervlak (voor alle zekerheid wordt voor woon-kamers het maximum nog eens op J gesteld. Muur-vlakken! Geen ramen!).",,Reclame letters niet grooter dan 25 cm.",,Lichtbakken niet grooter dan 1.3 m^.",,Druipzijde der daken evenwijdig aan den weg."Zoo kan men voortgaan.En waar dit alles in de praktijk natuurlijk nog onvol-doende blijkt om de hooggeroemde eenheid af tedwingen, moet een op de bovengenoemde bijeenkomstdoor den Heer de Bie Leuveling Tjeenk als een ver-foeilijk stelsel gekwalificeerde ,,Bauberatung" de kroonop het werk zetten ^).De deelnemers aan de excursie hebben op de gehoudententoonstelling de resultaten kunnen zien. Het eenige,wat wij ervan kunnen zeggen, is, dat op deze wijze geen,,cultureele waarden" worden geschapen. Van groeienis geen sprake meer en wat regelen en ordenen moest zijnwordt schoolmeesteren en forceeren.Toen wij in Middenmeer rondliepen, trof ons de rijwachtende autobussen, hoe licht, ijl en natuurlijk diein het landschap stonden; nog sterker trof ons eengebouwtje (ik meen een tijdelijke school of keet), eengenormalizeerde houtbouw zonder eenige pretentie,maar die doodgewoon, natuurlijk en eerlijk een weldadigetegenstelling vormde met den harden zwaren bouwtrant,waarin het kunstmatige en afgedwongene zoo duidelijktot uiting komt. Wij behoeven heusch niet zoo ver tezoeken om ,,modern" te zijn, zonder excentriek of,,weltfremd" te worden.Tusschen al het bovengenoemde ge,,bepaal" doortreft ons een uitstekend artikel, dat eischt dat in allevertrekken, bestemd als nachtverblijf voor menschen,de kozijnen zoo moeten zijn ingericht, dat daarin eenraam met gaasbespanning tegen de muggen kan wordenaangebracht.Het ware te wenschen dat men ook overigens zich meerhad toegelegd op het maken van bepalingen, die dewoning als gebruiksvoorwerp ten goede komen. Hierwas nu eens gelegenheid geweest tot het samenstellenvan een werkelijk moderne bouwverordening, die geen,,hinder is voor bevoegden en een steun voor de onbe-voegden." Deze gelegenheid is in den Wieringermeer-polder niet benut.III. DE WONINGTYPENUit alles blijkt dat men ook op het gebied van hetwoningtype van den aanvang af zeer goed geweten heeft,wat men wilde. De mogelijkheden, die hier bestondentot grootsche en belangrijke, maar natuurlijk riskanteexperimenten, heeft men volledig uitgeschakeld. Menis Hollandsch nuchter en reeel gebleven en men is daaruiterst voldaan over. Het is een houding, die men in haarconsequentheid en eerlijkheid moet eerbiedigen. Of mener andererzijds ook zoo trotsch op behoeft te zijn.... ?Men heeft ,,gebruikelijke" huizen willen maken van,,gebruikelijke" materialen, zoo goedkoop en zoo goedmogelijk en met zoo min mogelijk risico's ^).Dat woningen tenminste 50 jaar staan en meer voormorgen dan voor heden dienen, dat ook andere opvat-tingen dan de met zooveel zelfverzekerdheid geponeer-de, een levensbehoefte kunnen zijn en worden, datheeft men in de Wieringermeer niet begrepen.Ook binnen het kader van deze beperkte doelstellingechter waren een paar zeer ,,ongewone" factoren aan-wezig, n.l. het volkomen vrij beschikken over grond en deonbeperkte bevoegdheden van de bouwleiding, zoowelop privaat- als publ
Reacties