PITIJDSCHRIFTVOOREfVOLKSHUISVESTING]=IEN STEDEBOUWEORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1935 N? 4 16' JAARGANG APRILN.V, VAN mUNSTER'S UITGEVERS MAATSOHAPPIJ - HAARLEMMERWEa B 3n - AMSTERDAM (W.)BESTRIJDTWANDGEDIERTEIiH VRAAGT GRATIS BROCHUREABIS - BLOEMENDAALIILICHTINaEIIDIAMETANHET 6EVAARL00ZE VER&M8IN68MIDDEL TERVERDEL8IN0 VAN WANDLUIZEN --GEMAKKELIJK TOE TE PASSEN, ABSOLUUTAFDOENDE --QEEN SPECIALE APPARATEN BENOODiaDVERKRM6BAAR BIJ AP0THEKER8 EN DRMI8TENLV. HANDELMAATSCHAPPIJ "NEDIGEPHA"NIEUWE KEIZERSGRACHT 58, A'DAM (C.)TELEFOON BZSZt en 52621LAAT UW MARQANQEN VAN HETTIJDSCHRIFT VOOR VOLKS-HUISVESTING EN STEDEBQUWINBINDENLosse banden verkrijgbaar a fl 1.40 francoper postVarkiUgtaar in den BoekhamM en b(|N.V. Van Munster's Uitgevers-Mij. - AmsterdamHaarlemmerweg B 378 -- Postrekening 74966NEDERLAfvJDSCHEBOUWMEESTERSEERSTE REEKS: I EEN REEKS STUDIES. ONDER LEIDING VAN .W. RETERA Wzn.Verschenen: ?W. KROMHOUT Czn.. door W. Retera Wzn.PIET KRAMER door W. Retera Wzn.Dr. H. P. BERLAGE . . door Just HavelaarA. J. KROPHOLLER . . door Ir. G. KnuttelW. M. DUDOK door Ir. G. FriedhoffPrijs per deeltje f 1.50inomslagteekeningd. W. ReteraWzn., m. ? 24 platenVERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL EN BIJN.V. VAN MUNSTER'S UITG.-MIJHAARLEMMERWEG B 378-AMSTERDAM W.ISOLA-BOUWNET BB8TE EM OOEDKOOP8TB 8Y8TEEM VOORHET BOUWEN VAN OOMPLEXEM VOLKb- EMMIDDEM8TAHD8WOMIMOEM. - 8ELF8UPPORTINaN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWattig Qedeponeerd Handels-WiTfcUITQEVOBRD OJ\. PLNL S70 WONINGEM VOOR DBOEIHEENTE 'a HERT0GENB08CH - MOO INUITVOERIMQOJL 400 WOMIMQEM VOOR^DE GEMEEMTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van aile maierialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 16= JAARQANG N^. 4 APRIL 1Q35TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINOiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EN STEDEBOUW iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTINO ENSTEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGENREDACTIE: H. P. J, BLOEMERS, J. BOH-MER, J. DouwES JR., JHR. M. J. I. DEJONGE VAN ELLEMEET, Ir. L. S.P. SCHEFFER,IR.P. BARKER SCHUT, IR. J. M. A. ZOET-MULDERVASTE MEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, JHR. A. H. OP TENNooRT, M. VRIJENHOEK, L. VAN DERWAL, D. E. WENTINKENADRES DER REDACTIEADMINISTRATEKLOVENIERSBURGWAL70, AMSTERDAM CPOSTREKENING NO. 29080REDACTIE VAN DE RUBRIEK,,UIT DEN KRING DER BOUW-VEREENIGINGEN",,HET NIEXWE HUIS" (KAMERS 181-182)ROELOF HARTPLEIN 4 - AMSTERDAM Z-- ADVERTENTIES --V. MUNSTER'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERW^G B 378 - A'DAM WABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTINO EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENVl'ONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS f I.-INHOUD: Officieele Mededeelingen -- De Krotopruiming in Groot Brittanje door Ir. A. Keppler -- HetSchetsontwerp voor het Streekplan ,,Oost-Utrecht" door Ir. Th. K. van Lohuizen -- Verslag van de vergaderingvan het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw op Zaterdag 23 Maart 1935 te 's Gravenhageter behandehng van de praeadviezen van Dr. Ir. F. Bakker Schut, Dr. Ir. J. T. P. Bijhouwer en Ir. A. Siebersover Land- en tuinbouwkolonies voor industrie-arbeiders -- Adressen -- Binnenland -- Uit den Kring der Bouw-vereenigingen -- Overzicht van tijdschriften -- Nieuwe aanwinsten van de bibliotheek -- Wetten, Kon. Besluiten,enz. -- Rechtspraak.OFFICIEELE MEDEDEELINGENNEDERLANDSCH INSTITUUTJAARVERGADERINGDe jaarvergadering van het Instituut zal in de tweedehelft van Mei te Amsterdam worden gehouden. Hetligt in de bedoeHng dat in deze vergadering een voor-dracht zal worden gehouden over het uitbreidingsplanvan Amsterdam, terwijl verder de huishoudeHjke zakenaan de orde zullen komen. Een convocatie zal den ledentijdig worden toegezonden,VERGADERING VAN DE AFDEELING STEDEBOUWOp denzelfden dag, waarop de jaarvergadering vanhet Instituut wordt gehouden, zal de Afdeeling Stedebouwbijeen worden geroepen ter afdoening van huishoudeHjkeaangelegenheden.NATIONALE WONINGRAADNIEUWE LEDENSedert de vorige opgave is als lid van den NationalenWoningraad toegetreden de Christelijke Bouwver-eeniging ,,Ons Belang" te Muiden. De Woningraad teltthans 398 aangesloten corporaties met 97.903 woningen.ADVIEZEN EN INLICHTINGENDoor het secretariaat van den Woningraad werdenvan I Januari tot 31 Maart j.l. adviezen en inlichtingengegeven over de volgende onderwerpen:AannemerAdministratiekosten .....Annuiteit ...............ArchitectBelastingenBouwkapitaal ...........Bouwplan .............ErfpachtsacteExploitatiesaldi .........Extra-tekorten .........Huishoudelijk reglement .HuurcontractHuurinning .............Huurregeling ...........Landarbeiderswet .......Naasting ................Onderhoud ..............Rechtspositie personeeiStatuten ................Verkoop van woningenDiversen ................TotaalI38IID45I2227I24II844I292DE KROTOPRUIMING IN GROOT BRIT-TANJEVolgens het verslag van de Commissie uit het Ko-ninklijk Instituut van Ingenieurs van 1855 moet aanNapels de eer gegeven worden het eerst van alle en wel66 ARTIKELENLonden. Krotten voor de opruiming door de London CountyCouncilreeds in 1830 de zorg voor de woning van den nederigenwerkman in ruimere toepassing gebracht te hebben. Vol-gens datzelfde verslag is de zaak der woningen vanarbeiders het eerst het best begrepen in Engeland.Reeds in 1844 werd in Londen een societeit opgericht,met de Koningin aan het hoofd en onder presidiumvan Prins Albert ,,ter verbetering van het lot der ar-beidende klasse", waarin de woningen der arbeidersals een voorwerp van hartelijke zorg een eerste plaatsbekleeden.Nadat in 1848 in Engeland de eerste gezondheidswetwas aangenomen, kon wettelijk worden opgetredenin zaken als rioleering, waterleiding en vuilafvoer in eengeheele stad of in een geheele streek.De eerste woningwet in Groot Brittanje dateert van1851 en draagt haar naam naar die van haar ontwerperde Earl of Shaftesbury. In de eerste plaats gaf die wetde macht het oprichten van woningen te regelen. Indie tijden zag men meer naar het bouwen van arbeiders-woningen dan naar het afbreken van krotten. De woning-nood moet in die tijden in de zich industrieel zoosterk ontwikkelende gemeenten wel zeer groot ge-weest zijn. Het is de tijd van philanthropie, aan welkentijd de namen van Rowton en Peabody tot in lengtevan dagen verbonden zullen blijven. Wat idealisme enenergie vermag, wordt wel aangetoond door de bekendePeabody Trust, welke tot heden goede arbeiderswoningenbouwt.De woningwet van 1868, bekend als de Torrens Act,opende een frontaanval op de krotten, niet op de krot-wijken. Zoowel afbreken als verbeteren van het slechteperceel werden hoofdzaak.Tot heden wachten er in Groot Brittanje nogeen millioen woningen op de toepassing van diewet.Maar al spoedig kwam men tot de overtuiging, dathet verbeteren of het afbreken van het enkele krot deoplossing niet gaf, en dat geheele wijken moesten be-keken worden en maatregelen moesten genomen wordenom de geheele buurt te saneeren, door de wijk geheelof gedeeltelijk af te breken, kortom de uitwerking vaneen saneeringsplan werd voorgeschreven. Dit alles werdneergeschreven in de Cross Acts van 1875.De woningwet van 1890 gaf als het ware een code voorde handelwijze van de gemeentebesturen en nam inzich op als deel I de Cross Acts (saneering), als deel IIde Torrens Act (verbeteren van enkele woningcom-plexen), en als deel III de Shaftesbury Acts (het bouwenvan nieuwe arbeiderswoningen). Met de wet van 1890was de woningwetgeving, hoewel ermee verband hou-dende, geplaatst naast de gezondheidswetgeving.Vele latere wetten brengen ten slotte de scheidingvan de bevoegdheden, betrekking hebbende op stede-bouwkundig en op woninggebied, tot stand.Evenals elders bestaat in Engeland de strijd overden voorrang van het verbeteren van het enkele perceelof woningcomplex al of niet met opheffen of afbrekenvan enkele hinderlijke woningen, en het saneeren vande geheele wijk. Die strijd openbaart zich zelfs in devolgorde van de deelen van de wet. Want bij een vol-gende woningwet van 1925 kwam de Torrens Act alsdeel I naar voren en de Cross Acts moesten zich ver-genoegen de plaats als deel II in te nemen. Maar bijde wet van 1930, met welke wet de groote strijd tegende krotwijken is ingezet, is wederom de Cross Actsdeel I en de Torrens Act deel II geworden. Het bouwenvan nieuwe woningen volgens de wet van den Earl vanShaftesbury bleef telkens rustig en waardig op dederde plaats.De wet van 1930 heeft de opruiming van krotwijkenals een der belangrijkste bezigheden van de Engelscheen Schotsche gemeentebesturen naar voren gebracht.De Britsche regeeringen zitten inderdaad niet stil;begrepen wordt er thans dat niet alleen de krotoprui-ming tot het doel, een goede volkshuisvesting, kanleiden, maar dat ook krotvorming moet worden tegen-gegaan. Thans is een ontwerp-wet aanhangig, waarbijde strijd tegen de overvulling van woningen wordtbegonnen en de mogelijkheid van de controle op hetbeheer van woningen onder de oogen wordt gezien.In de Nederlandsche Woningwet is de mogelijkheidgeopend, dat in de bouwverordeningen bepalingen tegenovervulling worden opgenomen (zie Art. 3 met de uit-zonderingen!), in het ontwerp-wet in Groot Brittanjeworden positieve voorschriften gegeven.Met de opsomming der Britsche woningwetten ben ikniet volledig geweest. In 1910 weet John Nettlefoldin zijn boekje ,,Practical Housing" mede te deelen datin de vijftig jaren voor 1910 er niet minder dan 28 wetten,betrekking hebbende op het woningvraagstuk, in hetParlement waren aangenomen. En die overvloed vanwetten is na den oorlog nog sterk toegenomen. Eenopsomming en een verklaring van al die wetten ligtbuiten het bestek van dit artikel.Bij velen zal de vraag gerezen zijn, waarom de Engel-sche regeering thans zoo krachtig de krotopruimingpropagandeert.Temeer, daar zij niet alleen wettelijke maatregelenheeft genomen, doch zelfs in April 1933 aan de gemeente-besturen heeft medegedeeld dat de krotopruiming telangzaam gaat en verzocht heeft op Russisch voorbeeldeen vijfjarig programma vast te stellen, waarbij allekrotten in Groot Brittanje van den aardbol zouden ver-dwenen zijn!Bovendien werden zoowel in Engeland en Wales alsAHTIKELEN67Uitgevoerd plan teLiverpoolEerste verdieping3 slaapkamers61.69 m^3 slaapkamers52.40 m^2 slaapkamers50.72 m^woon-slaapkamer30.66 m^in Schotland Departementale Commissies ingesteld omte rapporteeren over twee vragen: Wat moet men doenom krotvorming te voorkomen en op welke wijze moetde woningvoorziening zonder subsidie plaats hebben ?Met buitengewonen ijver hebben deskundigen aan hetsamenstellen van die leidraden gewerkt, welke zeerzeker als basis gediend hebben voor den opbouw vanhetontwerp-wetvan 1935. Het Moyne rapport (Engeland)en het Whitsonrapport (Schotland) zijn waardevoUedocumenten. Door al die onderzoekingen is vast komente staan dat er in Engeland en Wales 366.000 woningenmoeten worden afgebroken en dat voor de verplaatsing285.000 nieuwe woningen noodig zijn, ruimte biedendeaan 1.240.000 personen. In Schotland moeten er 41.000woningen worden afgebroken en moeten er 203.000woningen grondig worden verbeterd.Het tempo van krotopruiming van de jaren na denoorlog moet n.b. verveertigvoudigd worden.Vele gemeenten zijn thans htz'ig, doch het voorge-schreven tempo wordt niet gehaald,Het antwoord op de vraag waarom nu juist in dezetijden de zaak der woningverbetering zoo naar vorenwordt gebracht, kan niet anders zijn dan dit: ,,werk-loosheidbestrijding". Door nu op de groote trom teslaan, zijn de ondernemers wakker geworden. Er zijngroote organen ontstaan, gesteund door ijzer- en steen-fabrikanten. Een onderzoekingsraad voor woningbouwheeft uitvoerige rapporten uitgebracht. Aan het instellenvan groote lichamen, die voor geheele landstreken denwoningbouw ter hand zullen nemen, wordt gedacht,ja zelfs wordt er voorgesteld een groote centrale voor deninkoop en voor de vervaardiging van bouwmaterialenin het leven te roepen. Een herleving van de C.B.V.in een ander land!Alle moeilijkheden, welke zich bij een in het grootdoorgevoerde saneering kunnen voordoen, komen nunatuurlijk naar voren, te meer daar men, in tegenstellingmet vroeger, aan de verdreven bevolking een nieuwehuisvesting tracht te verleenen. Eertijds moesten erwel evenveel of x% van de afgebroken woningen ver-vangen worden door nieuwe woningen, doch over dehuisvesting der krotbewoners bekommerde men zichweinig. Deze bevolking verhuisde in de buurt en maaktede overvulling nog grooter, terwijl in de nieuwe woningenbetere gezinnen hun intrek namen. Ratten en wantsenbleven in of nabij de buurt. Thans echter verspreidendeze schepselen zich over veel grootere gebieden, eenbetere bestrijding is noodig. Deze bestrijding trekt deOntworpendoor den On-derzoeksraadvan woning-constructies5 verdieping-woningen typeA (ingebouwdtrappenhuis)TVPCA.?^ lii,ME2>W0NIMe fFIAT)Bewoond opp. (zonder muren): 3 kamer woning 53.42 m^; 4 kamer woning 59.735 m^; 5 kamer woning 77.66 m^.Verklanng: B = Bordenkast; F = Kooktoestel; G = Gootsteen; K = Kast; P = Provisiekast; T = Tafel; W = Vaste waschtafel.68 ARTIEELENaandacht in West-Europa en ook elders meent men thansratten en wantsen met meer opgewektheid te moetengaan bestrijden.Een andere moeilijkheid -- in Nederland zeer ?ekerreeds lang onder de oogen gezien -- is de huisvestingder a-sociale gezinnen. In het Moyne rapport wordenwel de methoden, in Nederland toegepast, besproken,doch de meening wordt uitgesproken dat er maarweinig a-sociale gezinnen in Engeland 2;ijn! In Schot-land heeft men meer aandacht aan het onderwerp vande huisvesting dezer gezinnen gegeven.Voorts is men in de groote plaatsen in Engeland totde overtuiging gekomen dat men de verdreven bevolkinguit de te saneeren gebieden niet kan onderbrengen ineengezinshuizen ver buiten het centrum, doch dat menmoet overgaan tot het bouwen van etage-woningen.Ik noem dit als een feit, ponder hier te beoordeelen ofdeze meening de juiste is. Ontwerpen van etagehuizenvan vijf tot tien etages liggen gereed. Voorstanders vanhet ,,nieuwe bouwen" verheugen zich ook in Engelandover dit streven.Met belangstelling mag de ervaring worden afge-wacht, te meer daar het bijeenbrengen van krotbewonersin groote etagehuizen in ons land al een zeer slechte isgeweest.De exploitatie van de nieuwe complexen ziet men inEngeland het liefst in handen van woningbouwver-eenigingen. Deze instituten zijn in Engeland niet zooin bloei geraakt als in Nederland. Het is dus wel merk-waardig dat thans deze soort van exploitatie-institutensterk wordt aanbevolen.Ten slotte zij nog opgemerkt dat woningen met goed-koope huren, welke ook in Groot Brittanje noodig zijn,zoowel voor krotbewoners als voor andere gezinnen,niet kostendekkend gebouwd kunnen worden.Ten einde toch die goedkoope huren te bereiken,ontvangt het exploiteerend lichaam voor elk uit een krotverplaatst persoon gedurende een reeks van jaren eentoeslag, terwijl overigens wel geen subsidie wordt ver-strekt, doch wel een aftrek van de belastingen wordttoegepast.Moge de krotopruiming en de strijd tegen de over-vulling bij onze Westelijke buren slagen en mogen wijhier in Nederland den terugslag ervan ondervinden.Moge het voorbeeld van steun van hooger gezag bijde verbetering der volkshuisvesting in Nederland indeze benarde tijden navolging vinden.Amsterdam, April 1935 A. KEPPLERHET SCHETSONTWERP VOOR HETSTREEKPLAN ,,OOST-UTRECHT"Op zichzelve reeds is het een prettige taak in hetTijdschrift het eerste streekplan dat erin wordt op-genomen te bespreken; een groote voldoening geeft dit,wanneer dit een plan is, zoo doelbewust en waarvande beginselen stedebouwkundig zoo goed overdachtzijn als het geval is met het plan, dat Granpre Moliere,Verhagen en Kok hebben vervaardigd voor de afdeelingUtrecht van de Vereeniging van Nederlandsche Ge-meenten.Om twee redenen is de publicatie van dit plan bizonderbelangwekkend. Vooreerst natuurlijk, omdat er haastgeen Nederlander is, wien hot niet ter harte i'aan zalwat er van deze streek: het Utrechtsche heuvelland, zalworden; maar bovendien, omdat we hier het eerstevoorbeeld hebben van een Nederlandsch streekplan.Nu reeds tien jaren lang de redenen zijn uiteengezet,welke tot gewestelijke plannen nopen, nu de streek-plannen een wettelijk geregeld instituut zijn gewordenen reeds voor een aanzienlijk deel van de oppervlaktevan het land streekplancommissies zijn ingesteld, doethet goed eindelijk een werkelijk streekplan voor zichte zien, en er zich rekenschap van te kunnen geven, watdaarmede kan worden bereikt, welke oplossingen ernstigeontwerpers hebben gevonden voor problemen, die zichin vrijwel gelijken vorm ook in andere streken voordoen,en na te gaan welke voordeelen of bezwaren de gevolgdewerkwijze bij het ontwerpen heeft opgeleverd.De geest, waarin het plan is ontworpen, is die vanden waren stedebouwkundige. De ontwerpers hebbenzich met liefde ingeleefd in het karakter van het land-schap, in de ontwikkelingsvoorwaarden, die de streekvan nature biedt, in de tendenzen, welke het ontstaander kernen van vestiging beheerschen, in de mentaliteitvan hen, die deze streek bevolken en in hun behoeften.Zij hebben zich helder rekenschap gegeven van de lijnenvan ontwikkeling, welker grondslagen levensvatbaarheidvertoonen en hebben deze consequent en doelbewustgevolgd. Zij hebben getracht, zoover de verwordentoestand van de streek dit nog veroorloofde, van het planeen karaktervol geheel te maken. Maar bovendien heefthet plan een zeer persoonlijke noot van bizonderefijnheid gekregen, doordien den ontwerpers bij de con-ceptie van het plan op zoo gelukkige wijze de vrije handis gelaten. Ook de toelichting draagt in haar stijl, bij allezakelijkheid, een zeer persoonlijk en eigen karakter.De streek van Oost-Utrecht is een van de streken,welker chaotische ontwikkeling de behoefte aan geweste-lijke plannen hebben doen ontstaan. Reeds eeuwenlang was de Utrechtsche heuvelrug over groote uit-gestrektheden een kultuurlandschap. Niet alleen de,,Utrechtsche Lustwarande" was een geliefd oord omte wonen, doch ook langs den weg van Utrecht naarAmersfoort tusschen Huis ter Heide en den Amers-foortschen Berg vindt men reeds op een kaart van 1680ter weerszijden de rechthoekige verkaveling, die er nunog het landschapsbeeld typeert. Maar dit cultuur-landschap had een zeer waardig en harmonisch karakter.,,In de diverse bloeiperioden zochten de rijkeburgers (er) zich hunne landgoederen uit, die zij metwaren hartstocht aanlegden of omwerkten. Daaraanknoopte zich vast de bebossching of herbossching vanniet al te ontoegankelijke terreinen...." Zoo over-heerschte de toenmalige vestiging de natuur dan ookniet; ze vormde er alleen een hoogtepunt in.De moderne ontwikkeling was anders: ,,het villaparkwerd ideaal. Om op zijn beurt ook weer te vergroeienof wel tot zelfsmorende buurtschappen als het Gooi zekent en zooals Bilthoven er een is, of tot lintbebouwingin het wilde, waarvan vooral de Gemeente Soest in onsgebied ongehoorde voorbeelden kan aanwijzen."Men kan zich geen beter beeld vormen van de zegen-rijke werking van een gewestelijk plan, dan wanneer menzich voorstelt, hoe harmonisch en hoe karaktervol dezestreek had kunnen worden, indien reeds bij den aanvangARTIKELEN69van deze ontwikkeling een talentvol ontwerper aaar-voor een plan had kunnen maken en een kunstzinnige,krachtige en doelbewuste leiding de doorvoering ervanhad verzekerd. Echter, reeds in 1898, resp. in 1901werden de locaalspoorwegen van Utrecht naar Baarn enZeist, welke zoovele nieuwe kernen van bebouwinghebben doen ontstaan, geopend voor het verkeer, en indien tijd was er wel niemand, die zich rekenschap gafvan de gevolgen, die deze nieuwe lijntjes voor de streekzouden hebben, en nog minder van den invloed der toennog zoo jonge moderner vervoermiddelen: fiets en auto.De ontwerpers maken de opmerking, dat deze laatstede voordien tenminste nog beperkte exploitatie-mogelijk-heden oneindig hebben vermenigvuldigd.Hoe zal aan het einde van de negentiende eeuw detoestand van Oost-Utrecht zijn geweest? Langs den wegvan Utrecht naar Wageningen lagen de deftige buiten-plaatsen tusschen de stille dorpen te droomen. In denzomer bewogen zich equipages met burgers uit de stadonder het lommer. Ook langs den weg naar Amersfoortbevonden zich buitenplaatsen. Soest was een eenvoudigdorp, A lersfoort nog geheel binnen de grenzen vanzijn sin^ Is besloten. Overigens was de natuur noggeheel ongerept: in de uitgestrekte bosschen en op degroote heidevlakten zag men slechts sporadisch wan-delaars. De locaalspoorwegen brachten de eerste ver-andering. Bij de halten vormden zich nederzettingen vanenkele geisoleerde villa's. Bouwgrondmaatschappijenwerden gevormd. Op hun bezit werden lanen gepro-jecteerd, voor welker loop geen andere overwegingengolden, dan dat ze een terrein van bepaalden vorm engrootte zoo voordeelig mogelijk indeelden in terreinenvan een grootte, zooals men die ter plaatse geschiktoordeelde. Volgende exploitatie's sloten zich bij devroegere op de wonderlijkste manieren aan. De plannenhielden in geen enkel opzicht rekening met het land-schap waarin ze werden ontworpen: een kadastrale kaartwas voor den ,,architect" een voldoende ondergrond.De nederzettingen werden geprojecteerd alsofeengeheelestreek van uitsluitend villa's bestaanbaar was: niemanddacht er aan ook maar eenigszins rekening te houdenmet de toekomstige behoefte aan winkels, werkplaatsen,woningen voor handwerkslieden en middenstanders.Bij de keuze van de plaats der villaparken gold geenandere stedebouwkundige overweging dan een goedebereikbaarheid; wel echter werden ze bij voorkeur aan-gelegd in de mooiste boschcomplexen, en zoo ver-drongen de villaparken zelve de natuur, welke hunbewoners kwamen zoeken. De meeste bestaande dorpenen ook reeds verschillende der nieuwe vestigingen ver-kregen geleidelijk een omvang, waarbij van buiten woneneigenlijk niet meer gesproken worden kan.Was het echter maar bij deze grootere kernen gebleven!Maar de fiets, de auto, eenige nieuwe tramlijnen en tenlaatste de autobus maakten het mogelijk overal langs dewegen en zelfs aan paden huizen te bouwen. Zoo ont-stonden overal geisoleerde huizen en groepen van huizenen huisjes. Daardoor werd de toestand al spoedig zoo,dat het in vele deelen van het gewest moeilijk valt eenstuk natuur te vinden, dat niet doorspekt is met be-bouwingen van verschillenden aard. Ook de velestichtingen in paviljoenvorm -- de ontwerpers wijzenerop -- dragen ertoe bij de natuur te verdeelen inhonderderlei kleine brokjes.Verschillende van de bouwexploitatie's vonden plaatsop het terrein van buitenplaatsen, welker eigenaren zichde weelde ervan niet meer konden veroorloven. Dochook wanneer geen volkomen raseering plaats vond, werdende buitenplaatsen veelal een- of meermalen gesplitst.De nieuwe huizen konden slechts zelden de vergelijkingmet de oude doorstaan.In andere opzichten was het beeld van de moderneontwikkeling verheugender.Bij het begin van de twintigste eeuw lagen de Utrecht-sche bosschen en heidevelden nog in volkomen een-zaamheid. Sedertdien hebben eerst weinigen, daarnasteeds meerderen geleerd de schoonheid van de natuurte zien en te ervaren welke opbouwende kracht voorhet innerlijk leven van haar uitgaat. Wel is ook in detrek naar de natuur veel wat louter navolging en modeis; maar zelfs onder de navolgers zuUen er niet weinigenzijn, wier hart ten slotte toch geopend wordt. ,,De in detechniek geabsorbeerde mensch zal daarnaast gaanreikhalzen naar een wereld, waarin hij zich de volheidvan zijn bestaan en van zijn behoeften kan bewustworden." ,,Onze rijke natuurschoongebieden zullen dussteeds een factor in de gezondmaking of gezondhoudingvan den modernen mensch uitmaken." Hierdoor is demaatschappelijke beteekenis van het natuurschoon inOost-Utrecht verhonderdvoudigd.In het stedebouwkundig beeld van het gewest heeftde moderne trek naar de natuur een nieuw element ge-schapen in den vorm van het net van rijwielpadenvan ,,Utrecht met Omstreken" in samenhang met die vanGooi- en Eemland en de West-Veluwe. Geheele strekenworden daardoor toegankelijk voor hen, die zich geenal te groote inspanning wiUen of kunnen getroosten omde verborgen schoonheden zelve te ontdekken en teveroveren; ze veroorloven de rust en de stilte te zoeken,die op de groote verkeerswegen niet meer te vinden is.Ook voor het onderling contact van de vele kleine woon-kernen zijn ze van groot belang, zoowel zuiver practisch,als wegens de groote vrijheid van beweging, welke zeden bewoners gedoogen.In het voorafgaande liggen besloten zoowel de grooteaantrekkingskracht van de streek, die de ontwerpers zalhebben gesterkt en geinspireerd, als de duidelijke ensterke behoeften en tendenzen, die er om verwezenlijkingvragen, en de moeilijkheden, die er moeten verbondenzijn aan de taak de vele tegenstrijdige wenschen, ver-langens en behoeften tegen elkander af te wegen en niet-temin niet te vervallen in een karakterloos compromis.Het rapport schetst levendig en menschelijk, hoe descheppers van het plan dit alles hebben ondergaan.,,Bij de aanvaarding stonden wij tegenover onze taakblijmoedig -- en argeloos. Een stedebouwkundig beeldte schetsen van een zoo bekend en zoo aantrekkelijklandschap als Oost-Utrecht biedt, scheen even een-voudig als opwekkend werk. Maar van deze houdingzijn we spoedig teruggekomen.... Eer we dan ook maareenigszins een duidelijken en eenvoudigen bruikbarenopzet hadden gevonden, heeft ons ontwerp dan ooklang geslingerd tusschen de bedreigingen van ingewik-keldheid eenerzijds en ontoereikendheid anderzijds; enook bij de nadere uitwerking wisten we beide grootegevaren steeds nabij. Uit al deze moeilijkheden zijn weten slotte uitgetreden, ,,sadder and wiser men". Dit wilniet zeggen, dat we den goeden moed verloren hebben;70 ARTIKELENalleen is deze niet meer van gelijken aard als onze aan-vankelijke blijmoedigheid."Het plan kan dan ook licht voor wie er zich geenrekenschap van geeft, wat in deze streek nog mogelijkis en wat voor onafzienbaren tijd helaas nu eenmaalzijn vorm heeft gekregen, teleurstelling wekken. Wie erzich echter indenkt, hoe chaotisch in dit gewest allesdooreen ligt, hoe verworden het landschap reeds is enmet hoe oneindig veel belangen rekening moest wordengehouden, zal er groote bewondering voor hebben datde stedebouwkundigenerin geslaagdzijneenplante makenmet zoo duidelijke en karaktervoUe richtlijnen; richt-ARTIKELEN 71lijnen, die bij consequente doorvoering van het planin de practijk zeker 00k in de streek voelbaar en zichtbaarzullen kunnen worden waargenomen.Allereerst hebben zij nog eens duidelijk uiteengezet,wat het karakter van een streekplan eigenlijk is.,,Destreek is in ontwikkeling, was dat tevoren en zal dat 00kblijven." ,,Het plan kan geen eindstand, nog mindereen willekeurigen eindstand geven; zijn opzet moet veel-eer zijn het eerste geleidelijk bereikbare stadium aan tegeven, waarin alle aannemelijke en redelijk bevondentendenzen der ontwikkeling tot hun recht, en in eenverband van grooter orde zijn gebracht. In deze grootereorde ligt dan de natuurlijke bestrijding van mogelijkeontbindende factoren; zij berust op de coordinatie vanalle, zelfs van tegenstrijdige groeikrachten. Men behoeftdeze coordinatie niet als een bloot verstandelijke oforganisatorische te zien; zij kan wel degelijk en zeer tenbate van het plan uit een gelukkige visie zijn geboren.Maar deze visie is toch nooit de onherroepelijke ,,end-giiltige" van den architect of ingenieur; zij voorondersteltverschuiving in het beeld; de continue ontwikkeling ishaar element." ,,Uit gewoonte zou men geneigd zijnuit de starre plankaart een daarmede overeenkomendeeindtoestand af te lezen. Men zal zich integendeel demoeite moeten getroosten steeds te bedenken, dat hetplan slechts een bepaald stadium der toekomstige ont-wikkeling wil weergeven...."De analyse, welke de ontwerpers hebben gemaakt vande streek en van haar ontwikkeling, voert hen tot deconclusie, dat er eigenlijk slechts een duidelijke tendenzis te constateeren. Het eigenlijke platteland ontbreekt;Industrie is slechts hier en daar sporadisch te vinden,aanwijzingen van een ontwikkeling van eenige beteekeniszijn er niet. ,,Uit de geconstateerde zwakke en vage ten-denzen is eigenlijk slechts een krachtig naar voren ge-komen: de Exploitatie tot Bouwterrein. Financieelverleidelijk voordeelig, aangemoedigd door Gemeente-besturen in onderlingen wedijver, uitgelokt en bevorderddoor wegenaanleg en -verbetering, door ontwikkelingvan verkeersmiddelen, die den afstand schijnen op teheffen, domineert zij gemakkelijk over de overige ten-denzen. Ontginning voor den landbouw of bebosschingis gestaakt; landgoederen zijn een wankel bezit geworden,practisch ligt het gebied geheel voor de exploitatie-overstrooming open. Vereenigt ze zich dan nog met hetgroot-grondbezit, dan is 00k het prestige tegenovermogelijke anders willende gemeentebesturen overmach-tig." ,,Wanneer dit inderdaad onze eindconclusiemoest zijn, dan was onze taak van het streekplanmisschien ondankbaar, maar in elk geval eenvoudig:het in goede banen leiden van dezen bouw.... maartoch bleef het plan dan nog altijd: een ontwerp vooreen grootsch opgezette tuinstad, met een bevolking, diehaar primaire bestaansmiddelen elders vindt, het ,,hoter'bij uitnemendheid onzer compacte stedelijke centra."De verlossende beteekenis van het plan is nu daaringelegen, dat de ontwerpers op verrassend eenvoudigewijze weten aan te toonen, dat consequente doorvoeringvan dezen opzet niet alleen tot absurditeiten voert, maarzelfs rondweg onmogelijk moet worden genoemd. Zijgaan daarbij uit van de verschillende in den laatstentijd gemaakte schattingen van de toekomstige bevolkingvan Nederland, die, zooals men weet, weliswaar wat heteindcijfer betreft eenigszins uiteenloopen, doch alledaarin overeenstemmen, dat ze aannemen dat omstreekshet einde dezer eeuw de Nederlandsche bevolking nietmeer of niet noemenswaard meer zal toenemen. In hetplan nu zijn allereerst voor de bestaande bebouwdekommen uitbreidingen voorzien, welke tezamen aan300.000 inwoners plaats zullen kunnen bieden (tegen-woordige kommen bijna 100.000). Er blijft dan 20.000 havoor mogelijke bebouwing over. Wanneer op deze opper-vlakte nu een ruime bebouwing voor beter gesitueerdentot stand zou komen, dan zou van den totalen nog in hetgeheele land te verwachten bevolkingsaanwas van 435millioen i millioen in Oost-Utrecht moeten gaan wonenen voor verreweg het grootste deel uit beter gesitueerdenmoeten bestaan. Ook bij een andere veronderstelling,waarbij een groot deel der bevolking uit arbeiders zoubestaan, krijgt men een toestand, welke volmaakt onbe-staanbaar moet worden genoemd. De ontwerpers achtendan ook een bevolkingstoename van 1/4 a 1/3 millioenvoor Oost-Utrecht zeker een maximum. En er wordenin de uitbreidingen der kommen reeds 300.000 opge-vangen. Een globale controle, gegrond op den loop derbevolking in de verschillende gemeenten in het gewest,heeft mij doen zien dat deze schatting zeker niet te hoogmoet worden geacht.Granpre Moliere, Verhagen en Kok hebben het danook niet verantwoord geacht voor de verspreide exploi-taties op meer dan 30.000 a 40.000 inwoners te rekenen.Hun conclusie is: ,,De ,,hotel-opzet" voert dus in hetonbestaanbare; en zou dus slechts verwarring stichten.De fout zit in de aanname, dat een ontwikkeling van debouw-exploitatie, die zich thans in sterk stijgende lijnbeweegt, deze stijging zou vervolgen. Integendeel blijktdat een teruggang in de toekomst moet worden verwacht;wij zijn op of nabij het hoogtepunt. De 20.000 ha be-stembare grond zijn dus geen potentieel bouwterrein.Een bestemming als zoodanig mist redelijken grond,en mag zeker geen basis voor den hoofdopzet van eenplan zijn."De toelichting wijst erop dat deze conclusie zekerniet het minst van belang is voor de grondexploitanten,die, wanneer zij hun verwachtingen zouden blijvenbaseeren op de ontwikkeling der laatste decennia, zekertot zeer onaangename ervaringen zouden komen. Eenandere belangrijke opmerking is, datbijeenvoortgaandengroei in den geest van de tegenwoordige ontwikkelingde omvang der nederzettingen zoo groot zou worden,dat zeker allerlei dure voorzieningen noodig zoudenworden, welke thans nog achterwege kunnen blijven,en dat de kosten daarvan het voordeel, dat thans nogmet de grondexploitatie is te behalen, grootendeelste niet zouden doen.Hiermede was dus reeds een belangrijke richtlijn voorhet plan gevonden; de tweede vloeide er onmiddellijkuit voort. Wanneer een groot deel van het terrein buitende (intusschen vergroote bebouwde kommen) onmogelijkde bestemming van bouwterrein kan krijgen, dan is eenbestemming tot ,,natuurschoon" niet anders als deerkenning in het plan van een toestand welke vanzelfzou ontstaan. Het plan doet dan niet anders als aan-wijzen, welke gebieden nog voor exploitatie kunnenworden ontsloten en welke daarvoor niet meer in aan-merking zullen kunnen komen; de oppervlakten dezerbestemmingen vloeien echter uit de natuurlijke ont-wikkeling voort. Bij de keuze dezer terreinen hebben de72 ARTIKELENontwerpers, voorzoover dit uit de icaart is te beoordeelen,blijkbaar zorgvuldig tegen elkaar afgewogen, welkewaarde deze hadden als natuurmonument of voor derecreatie en welke particuliere belangen erbij betrokkenzijn. Lang niet ieder terrein, dat men zeer gaarne zougespaard zien, is van exploitatie uitgesloten, op andereplaatsen zijn terreinen, welke voor exploitatie gunstigliggen, gereserveerd wegens hun hooge waarde inhet landschap. Hier ziet men een voorbeeld van de,,co6rdinatie,.... zelfs van tegenstrijdige groeikrachten",welke de ontwerpers als een der doeleinden van eengewestelijk plan hadden gesteld.Zeer zorgvuldig hebben de stedebouwkundigen zichnu ingedacht hoe zij ,,de beweging naar buiten in goedebanen kunnen leiden, en haar ordelijk invoegen in hetlandschap". Want: ,,Een machtig algemeen belang ver-langt, nergens meer dan hier, het openhouden vanbewegingsvrijheid in het natuurschoon-landschap". Zijonderscheiden: ,,de echte ongerepte natuurmonumenten",,,de ontspanning door rust in de groote en stille reser-vaten van bosch en hei" en dan ,,de onderscheidentoeristen-paden en wegen voor tochten te paard of tevoet, voor de uittocht ,,en masse" op de fiets, op demotor of in de auto". In de laatste zien zij nu voor detoekomst een belangrijk element. ,,Hun ontwikkeling,hun samenvoeging tot grootsche, monumentale kultuur-elementen in de natuur zuUen de vroegere kultuur-elementen der buitenplaatsen waardig en passend ver-vangen: hun beeld belooft perspectief en ontwikkeling,die aan het streekplan zijn ware kracht geven. Maar zijzouden hun functie niet volledig kunnen vervullen, alsdaarnaast niet kon worden getoond de blijvende onder-grond dezer levensuiting, een ondergrond, die in denatuurmonumenten wordt vastgehouden."Hun plan is nu, voorzoover de bestemming voornatuurschoon betreft, uit deze elementen opgebouwd,namelijk: natuurmonumenten, natuurreservaten ennatuurbanen. De natuurmonumenten zijn niet alle reedsin detail in het plan aangewezen, in ieder geval vallener vanzelfsprekend onder de eigendommen van deVereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten envan het Utrechtsche Landschap. Verder worden genoemd:de Soesterduinen en de plassen in het Leersumscheveld. Nadere bestudeering kan voeren tot het opnemenvan nog meerdere terreinen. De reservaten zijn zoogekozen, dat in de eerste plaats de grootste complexenbestaand natuurschoon erin vallen, om te kunnen dienenals recreatieruimte. ,,Brengt de aanwijzing tot natuur-monument een bouwverbod mede, de bestemming alsreservaat zou de benutting van den bodem tot bosch-bouw, akkerbouw of weide, en de daarbij behoorendebedrijfsgebouwen en woningen, kunnen toelaten. Voor-zeker ligt achter de bestemming de mogelijkheid, laterdergelijke gebieden geheel of gedeeltelijk aan de gemeen-schap te brengen, maar zeker toch niet, voor de behoefteeraan zich duidelijk heeft geopenbaard. Het veilig stellendezer mogelijkheid is voorloopig voldoende."Nu de natuurbanen. De ontwerpers brengen hiermedein hun plan een nieuw element, dat totnutoe in Neder-land nog niet is toegepast en dat het meeste weg heeftvan de Amerikaansche parkway-stelsels. Ze bedoelendaarmede de gelegenheid te scheppen voor de wandelaars,en voor hen, die zich per fiets of per auto door de natuurwillen bewegen, zonder haast te hebben. Ze voeren vanh eene reservaat naar het andere en brengen ook debfcwoonde oorden vrij van de groote verkeerswegenmet de reservaten in verbinding. Hun trace is vooralniet op snelheid ingericht, voert integendeel dikwijlsmet omwegen langs mooie plekken. Ze vormen een netdat op allerlei manieren door het geheele gewest voert.In het algemeen wordt gebruik gemaakt van bestaandewegen; waar deze ontbreken en toch een schakel ge-wenscht is (dit komt in Oost-Utrecht heel veel voor)worden meest eigendomsgrenzen gevolgd. De bedoelingis voor de natuurbanen strooken van een vierhonderdmeter te reserveeren en daarin, wanneer het tot aanlegkomt, passend in het landschap eventueel een autoweg,en verder op verschillende afstanden fiets- en wandel-paden aan te brengen.De ontwerpers zouden vooral de gedachte aan auto-banen niet willen propageeren. Ze verwachten echterdat de behoefte eraan zich in de toekomst zal doen ge-voelen. In het algemeen zuUen de natuurbanen onbe-bouwd moeten blijven. Tegen bestaande gebouwen,passend in het landschap en gebouwen, behoorend bijlandelijke bedrijven langs den weg, bestaat in beginselgeen bezwaar.Men kan zich wel afvragen, of het noodig is in denatuur nog natuurbanen te ontwerpen. De begrippen,,natuur" en ,,ontwerpen" verdragen zich nu eenmaalmoeilijk. Persoonlijk zou ik het landschap liever latenwat het is, met zijn verheven schoonheid op de eeneplaats, met zijn eentonigheid of nuchterheid op deandere, hier wild, daar geordend door den houtvester,voor het kunstzinnig oog soms onharmonisch, maarsteeds aantrekkelijk, omdat het nu eenmaal is, zooalshet is. Maar als stedebouwer heeft men ook in zich zelvete streven naar ,,co6rdinatie van zelfs tegengesteldegroeikrachten". En stedebouwkundig overwogen valt erheel wat te zeggen voor dit element van kultuur in hetlandschap -- wanneer het tenminste even ideaal wordtuitgevoerd, als het den ontwerpers voor oogen zal hebbengestaan. Vooreerst is nu eenmaal voor de meesten hetkultuurlandschap aantrekkelijker dan de zuivere natuur.Zeker kan een gevoelig en talentvol landschapsarchitectvan deze natuurbanen elementen maken, waardoor hetgeheele gewest karakter verkrijgen kan, elementen, welkede diverse streken aaneenbinden en hun toevalligeverscheidenheid doordringen van een geest van hoogereorde dan die van het toevallig gewordene. Ook ieder voorzich kunnen deze banen een groote schoonheid hebben.Al naar hun ligging zullen zij de landschappen, waar-door ze voeren, eerbiedig ontzien, maskeeren of verfijnen.Ze zullen zeker de schoonheid van Oost-Utrecht aan-merkelijk verhoogen. Men dient ook te bedenken dateen streek, met zooals het plan veronderstelt, kernenviermaal zoo bevolkt als thans, en waarvan het tusschen-liggende land toch in ieder geval nog heel wat meer be-woond zal zijn dan nu, zeer veel zal hebben van eenzeer uitgestrekte, en zeer wijd bebouwde stad, waarinde reservaten parken zullen vormen van zeer grooteschaal. In het Gooi ziet men dezen toestand reeds minof meer, maar dan op nog ongeordende wijze. In eenzoo dicht bevolkte streek heeft de natuur, ook al is zeop zichzelve niet aangetast, in het verband van hetgeheel een andere beteekenis als tevoren. De geheelestreek is dan kultuurlandschap geworden.Het natuurschoon is dus in de struktuur van het planARTIKELEN 73hoofdmoment geworden. Hierboven is echter reedsgebleken dat niettemin toch de bestemming tot be-bouwing veel voorkomt. Verreweg de meeste nieuwebebouwing zal gevonden worden in de uitbreidingenvan de bestaande kommen. De ontwerpers waarschuwener tegen de als zoodanig aangegeven oppervlakken tedenken als geheel aan de bebouwing prijsgegeven; in dedetailplannen voor deze uitbreidingen zal aandachtmoeten worden gegeven aan een ruime voorziening metgroen, zonder welke de dorpen reeds spoedig tot trooste-looze aaneenrijingen van lanen zouden verworden.Reeds thans is dit gevaar zeer nabij.Het plan doet zien dat buiten de bebouwde kommenuitgestrekte gebieden, rijk aan natuurschoon, buitenhet systeem der natuurbanen en reservaten vallen. ,,Ginghiervan het natuurschoon teloor, dan zou van den opzetniet veel overblijven. Wei zou de beperkte recreatievefunctie van het natuurschoon hier minder sterk onderlijden, maar het landschap zou vernietigd zijn en onssysteem kan dezen achtergrond niet missen. Tochkunnen wij deze goederen niet alien als recreatieterreinaanwijzen; dit zou geen voldoende zin hebben, en wareook niet door te voeren. Ze als landgoed te bestemmen,m.a.w. de tegenwoordige bestemming vast te leggen,is evenmin geheel billijk. Wij weten immers dat econo-mische of sociale verschuivingen van belangen enbelangstelling voorloopig deze bestemming als algemeenebestemming zeker niet wettigt over groote gebieden.Een bescheiden exploitatie moet wel in uitzicht wordengesteld. Wij hebben dit meenen te vinden in een be-stemming tot buitenplaatsen van een minimum opper-vlak. Het karakter der streek en van het landschapbrengt mee dat minimum niet te laag te kiezen; wijstellen voor lo ha. Op die wijze is mogelijk dat zondernoemenswaarde ontsluitingskosten de terreinen wordenverkaveld, zonder in het karakter te veel in te grijpen."De ontwerpers meenen dat het plan bij dezen opzet nogniet voldoende rekening houdt met de behoeften vande werkelijkheid. Zij willen daarom ook de gelegenheidbieden op een bestaand landgoed een aantal woningente btichten, overeenkomend met de genoemde norm,doch met geringer oppervlak, mits dan de rest van hetgoed als samenhangend geheel gehandhaafd blijft.Ik geloof dat ook hier weer een zeer gelukkig even-wicht is gevonden tusschen het wenschelijke en hetmogelijke; een evenwicht, dat niet het karakter draagtvan een compromis, doch waarbij de consequenties vaneen nu eenmaal plaatshebbende wijziging in de ver-houdingen zijn aanvaard. Het plan waarborgt nu datbij doelbewuste toepassing dit proces van wijziging zoozal verloopen, dat zoo weinig mogelijk schade aan hetnatuurschoon wordt toegebracht, geen verkaveling zalgeschieden, die uit zou gaan boven de werkelijke be-hoefte, doch aan redelijke wenschen tot exploitatietegemoet kan worden gekomen.Niet volkomen duidelijk is het, wat de bedoeling ismet een andere bestemming. In de toelichting wordtgesproken over een ,,bestemming als kultuurland":,,Alle overige nog niet bestemde terreinen, grootendeelsvallende in de open of half-open landschappen aan debuitenranden, mogen worden bebouwd, voorzoover hetgebruik van den grond als akker, bosch, weide, tuin-grond, etc. dit verlangt. Per woning is een minimumvan I ha gesteld, om te voorkomen dat onder dit begripde speculatiebouw zou binnensluipen". Op de kaartstaat echter: ,,buitenplaatsen met min. opp. = iha of landbouw, tuinbouw en veeteeltbedrijf". Hetteeken, waarmede deze bestemming wordt aangeduid,komt ook wel degelijk voor op plaatsen, waar een agra-rische bestemming geen zin zou hebben. Het zou welwenschelijk zijn, indien deze tegenspraak bij nadereuitwerking van het plan werd opgeheven.In het voorafgaande was nog in het geheel geen sprakevan een onderwerp, dat in streekplannen meestal be-hoort tot de eerste, welke moeten worden geregeld enwel het verkeer. Dit vindt zijn verklaring hierin dat deRijks- en Provinciale wegenplannen, tenminste in hunalgemeen beloop, als een programpunt in het planzijn overgenomen, en dus niet tot het plan als zoodanigzijn te rekenen. De meeste der in die plannen ontworpenwegen of omleggingen komen trouwens alleen aan denrand voor of in de aan het heuvelland grenzende lagelanden. De ontwerpers hebben geen aanvulling van hetnet der bestaande en ontworpen wegen noodig geacht.Het komt mij voor dat dit niet geheel bevredigend is.Het wegennet in Oost-Utrecht is weliswaar wat deprimaire wegen betreft overzichtelijk en doelmatig. Inverschillende richtingen ontbreken echter de secundaireverbindingen of komen ze alleen tot stand langs zeeronduidelijke trace's. Met name ontbreken duidelijkewegen tusschen de bebouwingskern Zeist-Rijsenburg-Driebergen eener- enBaarn-SoesterbergenSoestanderer-zijds; verder ook tusschen Hilversum en de Westelijkedeelen van de streek. Toegegeven moet worden dat hetniet gemakkelijk zou zijn voor deze verbindingen goedetrace's te vinden, welke de reservaten voldoende zoudenontzien.Men zal langzamerhand wenschen te weten, wat ervan dit plan zal komen. Voorloopig is daar niet heel veelvan te zeggen. In den aanhef werd reeds vermeld datde opdracht tot het plan is verstrekt door de afdeelingUtrecht van de Vereeniging van Nederlandsche Ge-meenten. Zeker getuigt deze opdracht dus van eenlevendige belangstelling in de gemeentelijke kringen inUtrecht; eenige direkte waarborg dat het plan op deeen of andere manier officieel aanvaard zal worden alsrichtlijn bij de leiding van de ontwikkeling van de streekgeeft ze niet. Trouwens, in de genoemde Vereeniging ishet plan ook nog niet behandeld; tenminste naar buitenis daarvan nog niet gebleken. Men kan echter ver-wachten dat de Vereeniging niet zal willen volstaan tehebben doen zien, wat een streekplan voor d't gewest kanbeteekenen, doch ook alles zal doen om zulk een planofficieel te doen vaststellen, of tenminste door de be-voegde instanties als richtlijn voor hun handelen te zienaanvaard.De ontwerpers hebben, zonder in concreto aan tegeven hoe dit te doen, kostbare aanwijzingen gegeven,wat er noodig zou zijn om te waarborgen, dat bij deverwezenlijking van het plan de beginselen ervan zullenworden gehandhaafd en bij de uitvoering even doel-bewust zal worden gehandeld als bij het ontwerpen.,,In de eerste plaats wil het plan een leidraad geven,om ook elke gemeente afzonderlijk in staat te stellenmet haar maatregelen te sturen naar eenzelfde gemeen-schappelijkdoel; een gelijkmatigoptredenin het geheele ge-bied te bevorderen; den onderlingen naijver der gemeentenalien grond te ontnemen. Deregelingenenverordeningen,74 ARTIKELEN - VERSLAG VERGADERING NEDERLANDSCH INSTITUUTdie eruit zullen voortkomen, moeten algemeen wordenovergenomen; de uitbreidingsplannen kunnen er naarworden ingericht of herzien. Een vaste, algemeene lijnis in een dergelijk gebied van onschatbare beteekenis.Maar om: le de blijvende homogeniteit te waarborgen;2e onderling te profiteeren van opgedane ervaring;3e herzieningen uit het groote geheel te beoordeelen;4e correcties, b.v. in dit ontwerp, bijtijds voor te stellen;5e als voorlichting en introductie te dienen bij hoogerebestuurscolleges, zal het zeer noodig zijn, dat een centraallichaam, waarin allerlei beleid en deskundigheid is ver-tegenwoordigd, deze belangen van de streek blijft be-hartigen." Ook de noodzakelijkheid van een zekerfinancieel-technisch beheer -- door dit zelfde lichaamof op andere wijze -- wordt bepleit, Er zullen tochallerlei uitgaven moeten worden gedaan voor zaken,welke niet zoozeer een bepaalde gemeente ten goedekomen, doch eigenlijk de geheele streek; ook anderen,Rijk, Provincie, particulieren kunnen in aanmerkingkomen voor bijdragen; men kan zich een fonds denken,waarin alle baten vloeien en waaruit alle kosten wordenbestreden. Ook overigens valt er veel te doen: hetstellen van welstandseischen, het toezicht op den bouw,op afscheidingen, op reclame; de zorg voor profiel enbeplanting der wegen, en voor de reservaten.In den aanvang wees ik erop, hoe belangrijk hetverschijnen van dit streekplan is wegens de mogelijkheiddie het biedt aan een concreet voorbeeld te zien, welkebeteekenis een streekplan kan hebben en tot welkeresultaten een bepaalde werkwijze bij het ontwerpenvoert. Uit de beschrijving en uit het plan zelve heeftmen thans kunnen zien welk een vaste en goedgefundeerderichtlijnen voor de ontwikkeling van de streek eraankunnen worden ontleend; hoe het zekerheid schept voorbouwexploitanten en grondeigenaren, zoowel als voorde minnaars der natuur; hoe het ordent, wat tot eenchaos dreigde te verworden; hoe het nieuwe schoonheidschept en de geheele streek doordringt van een karakter-volle harmonie. Maar tevens zal men zich hebben afge-yraagd, wat er van dit alles terecht zal komen, indieniedere gemeente op eigen gelegenheid dit plan zou gaantoepassen, zelfs wanneer dit met groote toewijding eneerbiediging van de bedoelingen zou geschieden. Menkan echter niet verwachten dat in alle gemeenten zulkeen begrip en bereidheid eigen wenschen aan een planvan wijdere strekking ondergeschikt te maken, zal wordengevonden. Daarom gaat de wensch der ontwerpers, inde vorige alinea weergegeven, naar een zekere centraleleiding zeker niet te ver. Integendeel, een plan als ditkan alleen slagen, indien bij de uitvoering eenheid vanwillen en handelen bestaat en wanneer daarbij een evengroote toewijding en een even goed inzicht aanwezigzijn als bij het ontwerpen werden getoond. Dit volgtalleen reeds hieruit dat het karakter van een gewestelijkplan vloeiend is: het is nooit af en verandert steeds;de verwezenlijking is een proces van jaren. Daarom eischtdeze ook voortdurende deskundige leiding.In dit verband is het ook van groot belang zich errekenschap van te geven, hoezeer de werkwijze bij hettot stand komen van dit plan gevolgd, de voorwaardenheeft geschapen, waardoor het karakter kreeg envisie. Het plan is tot stand gekomen onder de auspicienvan een commissie. Dit is niet anders mogelijk. Nog meerdan bij een uitbreidingsplan zijn bij een streekplanzoovele en velerlei belangen betrokken, dat een ont-werper voor zijn program in de eerste plaats en verdervoortdurend bij het concipieeren en uitwerken van hetplan van alle kanten advies moet ontvangen. De com-missie heeft echter zeer kundige stedebouwkundigenmet het maken van het plan belast en dit werk ookgeheel aan hen overgelaten. Zoo is in het plan alle ervaringen kennis, welke in de commissie was vertegenwoordigd,benut; doch het plan is een persoonlijke schepping; enalleen zulk een plan kan werkelijke waarde hebben.Amsterdam, Maart 1935 TH. K. VAN LOHUIZENVERSLAG VAN DE VERGADERING VANHET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOORVOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUWOP ZATERDAG 23 MAART 1935 TE'S GRAVENHAGE TER BEHANDELINGVAN DE PRAEADVIEZEN VAN DR. IR.F. BAKKER SCHUT, DR. IR. J. T. P. BIJ-HOUWER EN IR. A. SIEBERS OVER LAND-EN TUINBOUWKOLONIES VOOR IN-DUSTRIE-ARBEIDERSDe Voorzitter, de Heer Jhr. M. J. I. DE JONGE VAN ELLEMEET,opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom, in hetbizonder de Heeren Ir. A. Roebroek, Directeur-Generaal vanden Landbouw, vertegenwoordiger van den Minister van Econo-mische Zaken; Mr. D. G. W. Spitzen, Administrateur aan hetDepartement van Binnenlandsche Zaken, vertegenwoordiger vanden Minister van Binnenlandsche Zaken; Mr. L. Lietaert Peer-bolte, Directeur-Generaal van de Volksgezondheid; Ir. H. vander Kaa, Hoofdinspecteur van de Volkshuisvesting en C. G. P.Stevens, Inspecteur van den Landbouvsf. Berichten van ver-hindering Zijn ingekomen van de Ministers van Sociale Zaken envan Financien, van de Secretarissen-Generaal van deze departe-menten en van de Departementen van Economische Zaken envan Binnenlandsche Zaken, en van den Heer J. Bakker, Refe-rendaris ter Generale Thesaurie.De notulen van de vorige vergadering worden gelezen enzonder verandering vastgesteld.Aan de orde is de behandeling van de praeadviezen van deHeeren Dr. Ir. F. Bakker Schut, Dr. Ir. J. T. P. Bijhouwer enIr. A. Siebers over de vraag:,,Indien zou blijken dat de Nederlandsche industrie op denduur niet op dezelfde basis als voor de crisis aan de arbeiders-bevolking een bestaan kan verzekeren, is het dan mogelijken gewenscht om een aanvullend of vervangend bestaansmiddelin den vorm van akkerbouw te bevorderen ? In hoever valt daar-mede rekening te houden bij de voorbereiding van uitbreidings-en streekplannen?"De VOORZITTER wijst erop dat dadelijk toen het DagelijkschBestuur op voorstel van wijlen Mr. Hudig besloot dit onderwerpaan de orde te stellen, vaststond dat geen grondige beschouwingvan alle zijden mogelijk zou zijn. De bedoeling was dan ook veeleerte onderzoeken of het vraagstuk beteekenis heeft voor Nederlanden of de belangen van volkshuisvesting en stedebouw daarbijzoodanig betrokken zijn dat het Instituut zich blijvend voor ditonderwerp zal moeten interesseeren. Spr. wijst er met nadrukop dat de structureele crisis als uitgangspunt is gekozen. Devraag of dit uitgangspunt juist is, valt buiten de sfeer van hetInstituut en behoort ook buiten de discussie te blijven.Spr. acht het een teeken van levenskracht van het Instituut,dat drie jonge praeadviseurs bereid zijn gevonden om het onder-werp^te behandelen en wenscht den eersten praeadviseur, denVEFSLAG VERGADERING NEDERLANDSCH INSTITUUT75Heer Dr. Ir. F. Bakker Schut geluk met zijn benoeming totInspecteur van de Volkshuisvesting voor Groningen en een deelvan Drenthe.Vervolgens is het woord aan de praeadviseurs ter toelichtingvan hun praeadviezen.De Heer Dr. Ir. F. BAKKER SCHUT wijst erop dat zijn prae-advies geenszins bedoelt voorkeur uit te drukken voor de stedelijkehuisvestingswijze boven de landelijke, maar alleen de strekkingheeft te wijzen op de groote gevaren van een geforceerde be-vordering van kolonisatie ter verkrijging van een aanvullend ofvervangend bestaansmiddel. Spr. ziet af van het mededeelen vanbizonderheden over uitgevoerde kolonies in Duitschland, omdatde Heer Siebers in zijn praeadvies reeds gegevens hierover heeftverstrekt. Hij vi^il echter wijzen op de belangrijke verschillen, dieuit een oogpunt van kolonisatie tusschen Duitschland en Neder-land bestaan, nl. ten aanzien van de psyche en daardoor ten aan-zien van de regeeringspolitiek, ten aanzien van de mate vanindustrialiseering en de verhouding van landbouw en Industrie,wat betreft de verdeeling van de bevolking over het land en degroote steden en ten aanzien van de woonvormen en de verdeelingvan het grondbezit.Eerst het Derde Rijk heeft den geestelijken achtergrond ge-bracht voor de kolonisatiebevsfeging in Duitschland, die te voreneen opportunistisch en chaotisch karakter had. Die achtergrond iseen ethisch-dogmatisch systeem, waarin de economische motievenslechts een secundaire rol spelen. Men moet zich echter ter degerekenschap geven van de economische gevolgen, van het feit datkunstmatige verandering van de natuurlijk ontstane arbeids-verdeeling tusschen landbouvsf en Industrie altijd tot een ver-mindering van de stoffelijke welvaart moet leiden.Aan de hand van een brochure van Erwin Baur, Der Untergangder Kulturvolker im Lichte der Biologie, geeft spr. een nadereuiteenzetting van een der grondslagen van de kolonisatiebewegingin Duitschland, nl. het streven naar rasverbetering. De elementenvan initiatief en talent trekken naar de stad, waar hun vrucht-baarheid geringer wordt, zoodat het aantal begaafden in ver-houding tot het aantal minder begaafden vermindert. Gaat dezebeweging door, dan moet volgens deze theorie een ernstige achter-uitgang van het ras worden verwacht, te meer omdat de vooruit-gang van de medische wetenschap de automatische verwijderingdoor de natuur van vele minderwaardigen tegengaat. In verbandmet dezen gedachtengang dient de kolonisatie in den Nationaal-Socialistischen staat in de eerste plaats als maatregel van kwanti-tatieve en kwalitatieve bevolkingspolitiek. Kwantitatief, omdathet land een hooger vruchtbaarheidscijfer heeft dan de stad,kwalitatief, omdat gestreefd wordt naar een selectie van dekolonisten, zoowel moreel als lichamelijk.Een andere theorie, die in nauw verband met de leer der be-volkingsverbetering een rol speelt bij de kolonisatie in Duitschland,is de ,,Blut-und-Boden"-theorie, ontwikkeld o.a. door Darre.Deze theorie stelt den grond scherp tegenover alle andere goederenwegens zijn natuurlijke verbondenheid met den mensch. Om dezeverbondenheid, die tijdelijk verloren is gegaan, te herstellen,moet de Duitsche boer in het bezit komen van een eigen onver-vreemdbaar erfgoed, waardoor hij opnieuw de drager wordt vande volkskracht. Hieruit vloeit het streven voort naar verdeelingvan het grootgrondbezit in ,,Erbh6fe" en naar bevordering vanden groei der landelijke bevolking ten opzichte van de stedelijke,waaraan slechts een grens gesteld is, doordat de arbeidsverdeelingtusschen de verschillende beroepen niet straffeloos ongedaan kanworden gemaakt.De richting, waarin de kolonisatie in Duitschland zal wordengeleid, wordt bepaald door twee wetten van September 1933,het ,,Erbhofsgesetz" en het ,,Wohnsiedlungsgesetz". De eerstewet, geent op de ,,Blut-und-Boden"-theorie, maakt den ,,Erbhof",dat is de grond, noodig voor het onderhoud van een familie, mitstoebehoorend aan een eerzaam staatsburger, die in staat is hetboerenbedrijf uit te oefenen, tot een onvervreemdbaar bezit, datongedeeld op de erven overgaat, maar andererzijds aan de nieterfgerechtigde nakomelingen een toevlucht biedt, zoo zij buitenhun schuld in nood geraken.Het Wohnsiedlungsgesetz eischt voor bepaalde gebieden metsterke ,,Siedlungstatigkeit" het opstellen van een ,,Wirtschafts-plan". Voor verkaveling van grond, op zulk een plan voor be-bouwing aangewezen, is vergunning noodig, terwijl ook maximum-prijzen voor verkoop daarvan kunnen worden bepaald.Is de geestelijke achtergrond van de kolonisatie in Duitschlandgeheel anders dan hier te lande, ook de maatschappelijke omstandig-heden loopen uiteen. De groote latifundia vooral in het geleidelijkontvolkte Oost-Pruisen leenen zich uitstekend voor kolonisatie.Daarbij komt dat de nood in de sterk geindustrialiseerde gebiedenzoo hevig was dat onmiddellijk moest worden ingegrepen, waarbijhet voor de hand lag de getroffenen in de gelegenheid te stellenzelf voor hun voeding te zorgen. In Nederland is echter de ver-houding tusschen landbouw en Industrie geheel anders, zoodattoepassing van hetzelfde middel geheel andere gevolgen zouhebben.Daarnaast bestaat er een groot verschil in woonwijze tusschenNederland en Duitschland. Wij hebben geen huurkazernes, maarzeer veel eengezinshuizen, waardoor de drang naar licht en luchthier minder sterk is.Een andere factor, die niet mag worden verwaarloosd, is dekapitaalvernietiging, welke door het leegstaan van fabrieks-gebouwen en woonhuizen in de steden zou ontstaan, vooral omdatdaar reeds een overvloed van woningen van middelbare huur-waarden bestaat.Voorts zou de kolonisatie kosten met zich brengen voor hetvervoer van arbeiders.Een groot gevaar van de kolonisatie is, dat zij de crisis vastlegtin plaats van deze in haar kiem aan te tasten; bovendien eischt zijkapitaal-investeering. Spr. juicht arbeidsverkorting en kolonisatievan daarvoor geschikten toe, maar waarschuwt tegen kunstmatigeoverheveling van de Industrie naar den landbouw order investee-ring van overheidswege. Het aantal van degenen, die hiervoor inaanmerking komen, is zeer klein. Het omvat de geheel of ge-deeltelijk werkloozen, die kort te voren uit den landbouw weg-getrokken zijn, verder de thuiswerkers op het land, enkele kleineondernemers, die nog voldoende contact met het land hebben,en eindelijk de arbeiders die op het land geworven worden voornieuwe landelijke Industrie of een uitbreiding daarvan.Ten slotte geeft spr. een rectificatie van het op biz. 23 vanzijn praeadvies genoemde cijfer van de dichtheid der boeren-bevolking van 8,2 per 10 ha; dit moet zijn 7,9 per 10 ha.De Heer Dr. Ir. J. T. P. BIJHOUWER zegt dat men in de velegeschriften en proefnemingen van onze Oostelijke naburentelkens stuit op den Mensch met een hoofdletter, in vele op-zichten een personificatie van ethische ,,Wunschtraume". Hetvalt moeilijk te scheiden, zelfs in het meesterlijk overzicht, doorden derden praeadviseur gegeven, wat propagandistisch is, watreeel, wat theoretiseerend, wat uitvoerbaar. Toch is in Duitschlandhet vraagstuk veel eenvoudiger dan hier te lande. In een landmet veelal sterk extensief agrarisch grootbedrijf, overmatig ge-groeide steden, groote behoefte aan tuinbouwproducten en demogelijkheid tot vestiging van plaatselijke industrieen, is her-plaatsing van de bevolking op kleine landbouwbedrijfjes mogelijk.Merkwaardig is echter dat enkele jaren geleden, toen Berlijnca. 100.000 werkloozen telde, er nog geen 2.000 te vinden waren,die wilden teekenen voor een keuterboerderijtje in Oost-Pruisen.Het groote Herrengut, dat met zijn industrieele nevenbedrijveneen aanknoopingspunt vormt voor de landbouw-Siedlung is inNederland geheel onbekend.Ook de Stadtrandsiedlung had in Duitschland een aanknoopings-punt in de volkstuinbeweging, die in Nederland veel minder be-teekent.Deze verschillen maken het gevaarlijk Duitsche normen inNederland over te nemen. In zeker opzicht staan de Amerikaanschehomesteads ons nader. Daar wordt het vraagstuk met grootenuchterheid bekeken, waarbij men tot de erkenning is gekomen,dat de mensch in de nederzettingen van landbouw alleen nietleven kan, zoodat men het oppervlak beperkt tot dat, noodigvoor de voedselvoorziening van het eigen gezin en daarnaast eenaanvullend bestaansmiddel zoekt. Zoo verrijst in New-Jersey eennederzetting voor Joodsche arbeiders uit de kleedingindustrie,met een fabriekje, waar de kolonisten, vroegere thuiswerkers,gemeenschappelijk het aangenomen werk verrichten. Bij hetbezichtigen van deze nederzetting rees bij spr. de gedachte aande werklooze diamantbewerkers.Zoowel in Duitschland als in de V.S. vindt de beweging steunin het feit, dat reeds duizenden een half-landbouw bestaan haddenopgezocht. In Nederland is hiervan weinig te bespeuren; alleende volkstuinen groeiden, maar vele arbeiderstuindorpen met lagehuren en groote erven staan leeg. Een aanknoopingspunt is slechtste vinden in de half-landelijke industrieplaatsjes, waar thans meerdan ooit land wordt gepacht.Vervolgens licht spr. enkele punten van zijn praeadvies nadertoe. De berekening dat ca. / 800 inkomen buiten het eigen bedrijfjenoodig zou zijn, vindt steun in de ervaring, opgedaan in de Wie-ringermeer. Spr. erkent dat de schatting aan den hoogen kant is.76 VERSLAG VERGADERING NEDERLANDSCH INSTITUUTmaar wijst de vergelijking met den stadswerklooze af, dievaaknoganderen dan geldelijken steun ontvangt en een geheel ander stand-punt inneemt.Wat den tijd betreft, dien het eigen bedrijfje vergt, valt terekenen op 2 a 3 uur per dag met medewerking van het gezin.Het rendement van den arbeid is dan (zie het budget), als alleentuin, kippen en geit aanwezig zijn, 2.70 : 6 x 2 ==^22 cent peruur, wat niet hinderlijk afsteekt bij de landarbeidersloonen.De ongeschiktheid van den stedeling voor de kolonisatie wordtdoor spr. nader toegelicht. Niet alleen is er een groot verschil inlevenshouding en levenswijze, ook het gemis aan landbouw-technische kennis en routine bij den stadsbewoner is van beteekenis.pit geldt zelfs voor den volkstuinder, omdat het een groot verschilis of men den tuinbouw beoefent ter ontspanning dan wel alslevensnoodzaak, waarbij men in alle opzichten moet woekerenen echte vakkennis noodig heeft, en een meeleven met bodem engewassen. Voor de echte stedelingen kan in de kolonies geenplaats zijn.Het heeft verwondering gewekt dat het praeadvies het samen-wonen in de dorpsgemeenschappen als voordeel noemt. Nietalleen in de Wieringermeer blijkt men dit samenwonen te waar-deeren, ook aan den rand van de oude droogmakerijen zijn uitden wensch tot samenwonen in het dorp nederzettingen ontstaan,zooals St. Pancras bij het Geesterambacht, West-Graftdijk bijde Schermer, de Badhoevebuurt bij de Haarlemmermeer.In verband met de sterke verschiUen in bodemtypen en grond-soorten valt het moeilijk over vorm en bouw der nederzettingenlets te zeggen,Spr. is van oordeel dat wij de snelle toeneming van het aantallandbouwbedrijven, gegrond op toenemende productiviteit vanden bodem, achter den rug hebben; wat opbrengst per ha be-treft zijn wij no. 2 op de wereld; no. i is Hawaii met 3 oogstenper jaar. De te verwachten toeneming van de bevolking zal vooreen belangrijk deel landelijk zijn, immers het geboorte-overschotin de steden daalt. Is de stedelijke Industrie voor geen uitbreidingvatbaar, dan ontstaat het probleem: waarheen moet het landelijkbevolkingsoverschot, dat daarin tot dusver emplooi kon vinden.Voor deze groep zijn alle voorwaarden voor het welslagen vankolonisatie aanwezig. Alleen rijst de vraag of er industrieen tevinden zijn, in staat om / 600 a / 800 loon te betalen, al is eenveertig-urige werkweek zeer wel met den landarbeid te combi-neeren. Daarnaast blijft de stad haar vestigingsvoordeelen be-houden voor industrieen; vooral bij een gunstige conjunctuuroefent de stad een sterke aantrekkingskracht uit. Doch blijvendverlies van exportmogelijkheid voor de Industrie zou de voordeelenvan de groote stad aantasten. Er zou een verschuiving in landelijkerichting optreden, waarschijnlijk gepaard met een verlagingvan het welvaartspeil. De oorzaken, die leiden kunnen tot eenverlaagd welvaartspeil, zuUen ook kolonisatie mogelijk of nood-Zakelijk maken. Herstelt het wereldzakenleven zich, dan is dekolonisatie wellicht economisch niet verantwoord. Tenzij binnen-landsch verkeer en electrische krachtoverbrenging een grootererol gaan spelen, is het twijfelachtig of de nederzettingen danvoldoende aantrekking op de Industrie zullen uitoefenen. Wanneerdit herstel evenwel uitblijft, kan de kolonisatie misschien helpenom de mo
Reacties