=ITIJDSCHRIFTVOORLfvOLKSHUISVESTINGj=IEN STEDEBOUWEORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH"INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BONO VAN WONINGBOUWVEREENIGINGENJUNI1935 N? 6 16' JAARGANGN.V. VAN muNSTER'S UITQEVERS mAATSOHAPPIJ - HAARLEMMERWEa B 378 - AMSTERDAM (W.)BESTRIJDT \A# A KJ 1%^ Ci^l CDTTC ZELF VRAAGT GRATIS BROCHURE=== VTMINI^VJCL/ICIV I C ABIS - BLOEMENDAALINLICHTINGENDIAMETANHET GEVAARLOOZE VERGASSINGSMIDDEL TERVERDELGING VAN WANDLUIZEN --GEMAKKELIJK TOE TE PASSEN, ABSOLUUTAFDOENDE --GEEN SPECIALE APPARATEN BENOODIGDVERKRIJGBAAR BIJ APOTHEKERS EN DR0GI8TENNV.HANDELMAATSCHAPPIJ "NEDIGEPHA"NIEUWE KEIZERSGRACHT 58, A'DAM (C.)TELEFOON 52521 en 52621NEDERLANDSCHEBOUWMEESTERSLAAT UW JAARGANGEN VAN HETTIJDSCHRIFT VOOR VOLKS-HUISVESTING EN STEDEBQUWINBINDENLosse banden verkrijgbaar a fl 1.40 francoper postVerkrygbaar in den Boekhandel en bijN.V. Van Munster's Uitgevers-Mij. - AmsterdamHaarlemmerweg B 378 -- Postrekening 74966EERSTE REEKS: 1EEN REEKS STUDIES. ONDER LEIDING VAN .W. RETERA Wzn.Verschenen:W. KROMHOUT Czn.. door W. Retera Wzn.PIET KRAMER door W. Retera Wzn.Dr. H. P. BERLAGE . . door Just HavelaarA. J. KROPHOLLER . . door Ir. G. KnuttelW. M. DUDOK .... door \r. G. FriedhoffPrijs per deeitje f 1.50inomslagteekeningd. W. ReteraWzn., m. =b 24 platenVERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL EN BIJN.V. VAN MUNSTER'S UITG.-MIJHAARLEMMERWEG B 378-AMSTERDAM W.ISOLA-BOUWHET BE8TE EN GOEDKOOP8TE SYSTEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLKb- ENHIDDENSTANDBWONINGEN. - 8ELF8UPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handels-MerkUITGEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEQEMEENTE 'a HERT0GENB08CH - NOG INUiTVOERINGO.A. 400 WONINGEN VOOR DE GEHEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alle materiaien voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 16^ JAAROANG NO. 6 JUNI 1Q35TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING ENSTEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINOBOUWVEREENIGINOENREDACTIE: H. P. J. BLOEMERS, J. BOM-MER, J. DouwES JR., JHR. M. J. I. DEJONGE VAN ELLEMEET, If. L. S. P. SCHEFFER,IR. P. BARKER SCHUT, IR. J. M. A. ZOET-MULDERVASTE MEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, JHR. A. H. OP TENNooRT, M. VRIJENHOEK, L. VAN DERWAL, D. E. WENTINKADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATIEICLOVENIERSBURGWAL70, AMSTERDAM CPOSTREKENING NO. 29080REDACTIE VAN DE RUBRIEK,,UIT DEN KRING.DER BOUW-VEREENIGINGEN",,HET NIEUWE HUIS" (KAMERS 181-182)ROELOF HARTPLEIN4- AMSTERDAM Z-- ADVERTENTIES --v. MUNSTER'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM WABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS f i.-INHOUD: Officieele Mededeelingen -- Woningbouw in crisistijd door Dr. Ir. H. G. van Beusekom -- Dooden-akkers door Dr. Ir. J. T. P. Bijhouwer -- Rapport van de Catalogiseeringscommissie -- Binnenland -- Uit denKring der Bouwvereenigingen -- Overzicht van tijdschriften -- Nieuwe aanwinsten van de bibliotheek -- Wetten,Kon. Besluiten, enz. -- Rechtspraak.OFFICIEELE MEDEDEELINGENNEDERLANDSCH INSTITUUTJAARVERGADERINGDe jaarvergadering van het Instituut had 25 Mei j.l.plaats. Het verslag en de rekening en verantwoordingover 1934 en de begrooting voor 1935 werden goed-gekeurd.De aan de beurt van aftreden ^ijnde bestuursleden,Mej. P. H. Hubregtse en de Heer C. Woudenberg,werden herkozen.Door den Heer Ir. L. S. P. Scheffer werd een lezinggehouden over het algemeen uitbreidingsplan voorAmsterdam, welke met groote belangstelling door deaanwezigen werd gevolgd.VERGADERING VAN DE AFDEELING STEDEBOUWOp 25 Mei j.l. werd een vergadering van de AfdeelingStedebouw gehouden. In deze vergadering werden alsnieuwe leden van den Stedebouwkundigen Raad gekozende Heeren: Ir. G. Bolsius, E. D. van Dissel, W. M.Dudok, Mr. A. Jonker en J, J. G. E. Riickert.De aan de beurt van aftreden zijnde leden werdenherkozen. Van den Heer Mr. B. M. Berger was berichtontvangen dat hij voor herbenoeming niet in aanmerkingwenschte te komen.NATIONALE WONINGRAADRIJKSBIJDRAGEN VOOR HUURVERLAGINGBij circulaire van 9 Mei j.l. deelde de Minister vanSociale Zaken aan de gemeentebesturen mede dat hetRijk bereid was, in plaats van den ingetrokken maatregeltot verlenging van den aflossingstermijn van rijks-voorschotten, bijdragen voor huurverlaging te verstrek-ken, welke voor 25 pCt ten laste van de betrokkengemeenten zouden komen. Bij schrijven van 4 Juni j.l.aan het bestuur van den Nationalen Woningraad heeftde Minister te kennen gegeven in gevallen, waarin dedraagkracht van een gemeente het toekennen van eenbijdrage tot het vereischte deel niet toelaat, bereid tezijn met een kleiner deel dan 25 pCt genoegen te nemen.Elk geval zal afzonderlijk worden bezien.Het bestuur van den Nationalen Woningraad heeftonder dagteekening van 6 Juni j.l. te dezer zake eencirculaire tot de leden gericht.VERLENGING VAN DEN DUUR VAN VEREENIGINGENHet bestuur van den Woningraad heeft dezer dagentot de oudere woningbouwvereenigingen in ons landeen circulaire gericht, waarin nog eens nadrukkelijkwordt gewezen op de noodzakelijkheid om tijdig teZorgen voor verlenging van den duur der vereeniging.Voor vele dezer vereenigingen loopt de termijn vanruim 29 jaar, waarvoor zij als regel zijn erkend, binnenafzienbaren tijd af en het is van het hoogste belang, datdeze termijn tijdig wordt verlengd.ltd ARTIKELENWONINGBOUW IN CRISISTIJDWanneer op verzoek van de Redactie in het volgendeenkele gedachten zullen worden ontwikkeld over dewoningvoorziening in dezen crisistijd, moet aandachtworden geschonken aan een drietal verschijnselen, dievoor het bepalen van de te volgen gedragslijn op hetgebied der volkshuisvesting van belang zijn,Het eerste is het zeer groote aantal leegstaande wonin-gen, De vraag of met een reserve van 2 of 2I %, kanworden volstaan, dan wel of 3 % noodzakelijk moetworden geacht, heeft haar beteekenis verloren, nu hetpercentage leegstaande woningen in vele gemeentenmeer dan het dubbele bedraagt.De groote gemeenten, die hieromtrent gegevens pubH-ceeren, komen tot 5 a 7 % leegstaande woningen. Ookhet cijfer voor het geheele land moet blijkens het laatstejaarverslag van den Hoofdinspecteur voor de Volks-huisvesting meer dan 5 % bedragen.Het tweede verschijnsel, dat de aandacht vraagt is,dat, hoewel de meeste woningen aanmerkelijk in huurzijn gedaald, toch met name voor die groepen arbeiders,die de grootste loonsverlaging hebben moeten ondergaan,de huurdaling geen gelijken tred heeft gehouden metde loondaling.Dit heeft in de huishoudelijke budgets verschuivingenveroorzaakt, waardoor andere levensbehoeften dan dewoning in het gedrang komen.Het derde verschijnsel, dat hier van belang is, is desterke daling der bouwkosten, die de laatste jaren heeftplaats gehad. Terwijl deze zich van omstreeks 1924 tot1929 op een vrijwel constant peil van 160 a 170 % van1914 hebben bewogen, zijn zij thans gedaald tot no a120 %; zelfs leveren sommige aanbestedingen prijzen op,welke niet hooger zijn dan die van 1914.Beziet men deze drie verschijnselen in een volgorde,omgekeerd van die, waarin zij werden opgesomd, danzou de eerste conclusie deze moeten zijn, dat er gebouwdmoet worden, dat er geprofiteerd moet worden van deabnormaal lage bouwkosten om een flinken voorraadgoede woningen te bouwen. Daarmede zou tevens degroote werkloosheid in het bouwbedrijf (het aantalwerklooze georganiseerden was in Februari niet minderdan 60 %) kunnen worden bestreden.Ook op het huurvraagstuk zou nieuwe aanbouw vangrooten invloed zijn. Aanbouw op groote schaal vangoedkoope woningen zou in sterke mate stimuleerendwerken op de daling van de huren der bestaande woningen.Let men echter op het eerstgenoemde verschijnsel,het groote aantal leegstaande woningen, dan rijzenernstige bedenkingen. Nieuwe aanbouw van woningentoch, bij een verzadigde vraag naar woningruimte, moetbeteekenen: nog verdere vergrooting van het aantalleegstaande woningen, nog grootere verliezen op denaanwezigen woningvoorraad, nog meer kapitaalver-nietiging.Lage bouwkosten kunnen op zichzelf geen voldoendemotief zijn voor verderen aanbouw. Immers de bouw-kosten van fabrieken, de aanschaffingskosten van ma-chines, enz. zijn thans evenzeer laag. Toch is dit geenreden om op groote schaal tot bouw en aanschaffingover te gaan, zoolang de rentabiliteit van de bestaandeontbreekt.Zoo moet ook bij voorgenomen nieuwen aanbouw vanwoningen de huidige stand van de woningmarkt totgroote bedachtzaamheid stemmen, omdat iedere ver-meerdering van den woningvoorraad de rentabiliteit vanhet bestaande bezit aantast.In het rapport van de Commissie-Vliegen, dat nogslechts ruim drie jaren oud is, werd geconstateerd datde omstandigheden met betrekking tot de woning-voorziening sedert eenige jaren haar abnormaal karakterhadden verloren en dat de bouwkosten sedert 1934 opeen normaler peil waren gekomen. Moeilijkheden warener slechts ten aanzien van de tijdens de oorlogscrisisgebouwde woningen. De meerderheid der Commissieachtte zelfs den toestand zoo stabiel geworden, dat zijdurfde adviseeren de crisiswoningen door afschrijvingop een lijn te brengen met de onder ,,normale om-standigheden" gebouwde woningen.Deze normale omstandigheden zijn thans niet meeraanwezig; de geconstateerde stabiliteit is gebleken slechtsschijnbaar te zijn geweest. Sedert 1931 heeft over degeheele wereld een belangrijke daling van het kostenpeil,in goud uitgedrukt, plaats gehad. Deze daling kwam inWest-Europa in de eerste plaats tot uiting in den valvan het Engelsche Pond en de daarmede verbondenvaluta der Skandinavische landen.Nederland, dat om zijn concurrentie-vermogen tebehouden deze daling eveneens moet ondergaan, heeftdaarvoor den weg der deflatie gekozen. Op dezen wegnu blijken voor de woningvoorziening groote moeilijk-heden te liggen.Let men op de daling van de loonen en huren in goudin de bovengenoemde landen, dan eischt de aanpassing,die tot heden hier te lande is gevolgd, dat de loonenen huren, die omstreeks 1930 golden, met tientallenprocenten worden verlaagd.Indien de genoemde buitenlandsche valuta uit-eindelijk op het huidige peil worden gestabiliseerd, danZal in Nederland de verlaging ongeveer 40 % moetenbedragen; vindt de eventueele stabilisatie echter op eenlager vlak plaats, dan zal het kostenpeil hier te lande nogverder naar beneden moeten worden geschroefd.In verschillende bedrijven hebben reeds belangrijkeloonsverlagingen plaats gehad; in een beschut bedrijfals het bouwbedrijf is de verlaging sedert 1930 15 ^20 %, in de onbeschutte bedrijven is ze veelal aanmer-kelijk meer.Een verlaging van de huren met een percentage alsblijkens het bovenstaande voor aanpassing noodig zouzijn, is intusschen onbereikbaar gebleken, omdat ver-schillende der samenstellende factoren van de huur vaneen woning niet of bezwaarlijk voor verlaging vatbaar zijn.In een artikel in ,,Het Bouwbedrijf" van aaMaart 1935heb ik enkele gegevens vermeld omtrent de exploitatievan vereenigingswoningen te Amsterdam. Hieruit blijktdat voor een in de periode van constant kostenpeil(1924-1929) gebouwde woning de exploitatiekosten in1933 ongeveer als volgt waren samengesteld:annuiteit = / 208.83 -= 52.2 %erfpachtscanon = ,, 66.35 "= ^6.6 %belastingen = ,, 38.28 = 9.6 %waterleiding = ,, 22.06 =- 5.5 %onderhoud en administratie =^ ,, 50.02 = 12.5 %assurantie, huurderving, enz. --^- ,, +14.46 -- 3.6 %Totaal / 400.- = 100 %ARTIKELEN 111Overziet men deze factoren, dan blijkt dat de annuiteiten de canon kunnen worden verlaagd door verlaging vanden rentevoet (voor de annuiteiten van de Rijksvoor-schotten is dit reeds geschied). Deze verlaging zal echterals regel niet veel meer bedragen dan 20 % van het voor1933 opgegeven bedrag. De post onderhoud en admini-stratie is in verband met de verlaging van de loonen ensalarissen eveneens verlaagd. Hiermede houdt echter demogelijkheid van verlaging practisch op. De belastingenen de kosten van het waterabonnement kunnen nietworden verlaagd zonder de inkomsten der gemeente opgevoelige wijze aan te tasten.Verlaging van de huren der bestaande woningen toteen peil, waarop weer evenwicht zal ontstaan met hetloonpeil, waarop bij voortgaande deflatie in de toekomstzal moeten worden gerekend, blijkt slechts mogelijk tenkoste van enorme verliezen voor de openbare kassen.Men denke slechts aan het derven van belastingen enretributien en ten slotte ook aan de noodzakelijkheidvan afschrijving op de verleende woningwetvoorschotten,die langzamerhand, ook wat de na 1924 verleende betreft,ver gaan uitsteken boven het huidige peil der stichtings-kosten.Voor de particuliere woningexploitatie, die een anderewijze van aflossing heeft, doch dezelfde vaste lasten alsde vereenigingen, zou een dergelijke huurverlaging leidentot de ru'ine van de eigenaren en ten slotte ook tot grooteverliezen voor de hypotheekbanken. Immers reeds thansis de waarde van alle bestaande huizen zoover gedaald,dat de eerste hypotheek niet of nog slechts tenauwernoodmeer is gedekt. Rente en aflossing kunnen als regel uitde opbrengst van de woningen niet meer worden op-gebracht.Voor de met Rijksvoorschot gebouwde woningen zijnhet vofige jaar door het terugbrengen van de rente tot4 'X, de annuiteiten verlaagd. De particuliere huiseigenaarechter heeft geen geldschieter achter zich, die in hetbelang van de aanpassing bereid is vrijwillig de renteder hypotheken tot 4 % te verlagen. Voor hem is aanverlaging der rente in den regel de voorwaarde ver-bonden, dat tusschentijds een deel van de hoofdsomwordt afgelost. Hiervoor ontbreekt dan vaak het noodigekapitaal.Vergrooting van den woningvoorraad beteekent nietanders dan dat de bestaande woningen worden leeg-gepompt ten behoeve van de nieuwe en dus dat de ruinevoor het huizenbezit nog wordt vergroot en dat nogmeer eigenaren van hun in huizen belegd kapitaal wordenberoofd.Met betrekking tot den particulieren bouw, die pleegtte bouwen zonder financieele medewerking van de over-heid, zal het niet altijd mogelijk zijn regelend op tetreden. Ook het eigenbelang biedt in dezen niet vol-doende correctief.Op de nieuw te bouwen woningen drukken dezelfdeoverheidslasten als op de bestaande. Zij zijn echter nietbezwaard met een schuldenlast, die door de deflatiein een wanverhouding is komen te staan tot het tegen-woordige huurpeil. Hierdoor is voor nieuwe woningende post rente en aflossing belangrijk lager dan voor debestaande.Het is voor de particuliere bouwers dan ook aan-lokkelijk cm voort te gaan met den bouw van nieuwewoningen, die door de lagere exploitatiekosten en doormeer moderne inrichting gemakkelijk te verhuren zijn.In de kleinste gemeenten, waar in den regel slechtsgebouwd wordt in verband met bestaande behoefte, enwaar dientengevolge het aantal leegstaande woningennog niet verontrustend groot is, behoeft vooralsnog nietvoor een groote overproductie te worden gevreesd.In de groote steden is de toestand het meest zorg-wekkend.Het aantal leegstaande woningen is daar het grootsten de particuliere bouwnijverheid is daar het meest actief.Er zijn aanwijzingen dat de particuliere bouwonder-nemers zelf den ernst van den toestand inzien en totbeperking van den aanbouw zullen komen. Wellichtzullen hiervoor echter eerst nog grootere verliezenmoeten worden geleden.Voor het geval uit het particuliere bedrijf zelf geenregeling opkomt, ligt het op den weg van de gemeente-besturen om regelend op te treden. Deze beschikkendaartoe over een machtig middel: den grond.De groote gemeenten hebben zelf een grondbedrijf,dat als regel het grootste deel der beschikbare terreinenin handen heeft. De gemeentebesturen hebben hetvolste recht en in dezen tijd zelfs den plicht, uitgifteof verkoop van grond te weigeren, indien deze zouworden bestemd voor den bouw van een soort woningen,waarvan overproductie dreigt te ontstaan.Aan deze regeling schijnt de bouw op particulierengrond te kunnen ontsnappen; dit is echter slechtsschijnbaar, omdat de particuliere grondeigenaar voor hetin exploitatie brengen van zijn terreinen volledig vanhet gemeentebestuur afhankelijk is.Een andere vraag is intusschen, of de gemeentebesturenten aanzien van de eigen gronden bovengenoemdebeperking in acht zullen willen nemen. Immers iederebelemmering van de uitgifte van grond beteekent dervingvan inkomsten. Toch zullen ook deze offers noodigzijn om veel ernstiger maatschappelijke schade te voor-komen.Ten aanzien van de vereenigingen en de gemeentenstaan de verhoudingen geheel anders. In den regelbezitten deze zelf een meer of minder groot aantal ouderewoningen. Zij zullen dus, alvorens tot nieuwen aanbouwover te gaan, zich terdege rekenschap geven van degevolgen, welke nieuwe aanbouw op hun reeds aan-wezige woningen zal hebben.Ook hun verantwoordelijkheidsbesef voor den gangvan zaken op het gebied der volkshuisvesting zal hunhouding in dezen moeten bepalen.Indien hiervoor enkele aanwijzingen mogen wordengegeven, dan moet de eerste wel deze zijn, dat aanbouwvan normale arbeiderswoningen zonder meer, duseenvoudig ter vergrooting van den woningvoorraad, nietkan worden aanbevolen. Immers in het algemeen bestaatdaaraan geen behoefte.De voornaamste moeilijkheid van de tegenwoordigecrisis is niet gelegen in een tekort aan normale arbeiders-woningen, maar in de wanverhouding, die ontstaan istusschen de huren en de verlaagde inkomens van be-paalde bevolkingsgroepen, een wanverhouding, die slechtsdoor enorme financieele offers in evenwicht kan wordengebracht en die niet door nieuwen aanbouw kan wordenopgelost.112 ARTIKELENEen tweede mogelijkheid van nieuwen aanbouwbetreft den bouw van woningen ter vervanging van krot-ten en ter saneering van slechte wijken, Vanverschillendezijden wordt aanbevolen, van den lagen stand der bouv/-kosten te profiteeren om slechte toestanden, zooals ernog vele aanwezig zijn, in snel tempo te doen verdwijnen.Dit is zeer zeker toe te juichen, omdat op deze wij^enuttig sociaal werk kan w^orden verricht en tevens dewerkloosheid kan worden bestreden, 2;onder dat verdereontwrichting van de woningmarkt wordt in de handgewerkt.Toch moet ook hier weer tot voor2;ichtigheid wordengemaand. Immers wat beteekent de uitspraak dat debouwkosten thans zeer laag zijn? Toch niet anders dandat zij aanmerkelijk lager zijn dan het peil, waaraan wijsedert eenige jaren gewend waren?Er is geen enkele waarborg dat zij, wanneer hetdeflatieproces voortgaat, niet nog belangrijk verderzullen dalen. Wanneer het levenspeil moet dalen tot hetniveau van 1914, hetwelk thans nog lang niet is bereikt,is er alle kans dat de bouwkosten belangrijk daar benedenzullen komen. Tengevolge van de rationalisatie in hetbedrijf en de uitschakeling van den handenarbeid, zijnzij thans reeds gedaald tot enkele procenten boven 1914,terwijl de loonen van de bouwvakarbeiders nog meer danhet dubbele van 1914 zijn. Indien deze bij den voortgangvan het deflatieproces nog verder dalen en de prijzenvan de bouwmaterialen niet belangrijk oploopen, danzal blijken dat het kostenpeil van 1935 toch weer niethet laagste is geweest. En dan zullen op hetgeen thansmet de beste bedoelingen wordt gebouwd, weer aan-merkelijke verliezen moeten worden afgeschreven, totschadevan hen, die gebouwd hebben en van de openbarekassen.Van een economisch standpunt bezien, is het onjuistin een tijdperk van deflatie te bouwen of voorraden inte slaan, omdat van het kapitaal, dat men in onroerendeof roerende goederen vastlegt, bij iedere nieuwe prijs-daling weer een deel verloren blijkt te zijn gegaan.Zoolang dus de daling van het kosten- en prijzenpeilniet tot staan is gekomen, zal men alleen datgene mogenbouwen, waartoe de sociale nood dringt. Onder dehuidige omstandigheden is dat de woningvoorzieningvoor hen, die op ontoelaatbare wijze gehuisvest zijn, ofdie een onredelijk deel van hun inkomen aan huurmoeten betalen,Wat een ,,onredelijk deel" is, zou het onderwerp vaneen afzonderlijke studie moeten zijn.De Regeering heeft in dezen een aanwijzing gegevendoor den laatsten tijd aan de verleening van Rijksvoor-schotten de bizondere voorwaarde te verbinden, ,,datde woningen bij verhuring slechts mogen worden toe-gewezen aan gezinnen, welker inkomen niet meerbedraagt dan 4-maal de huur; daarna aan gezinnen meteen inkomen van ten hoogste 5-maal de huur, en eerstindien dergelijke gegadigden niet meer aanwezig zijn,aan gezinnen met hoogere inkomsten."In deze voorwaarde ligt de taak voor de woningbouw-vereenigingen in dezen crisistijd uitgestippeld.Economisch bezien zou er in dezen tijd van onzekerewaarden en van overproductie niet moeten wordengebouwd.Sociaal bezien echter moet er gebouwd worden, omdater behoefte is aan goedkoope woningen voor hen, diedoor de ernstige inkomsten- en bezitsverschuivingen inbizondere mate crisisslachtoffers zijn.Deze sociale nood legt onder de huidige omstandig-heden aan de woningbouwvereenigingen een belangrijketaak op.H. G. VAN BEUSEKOM,Inspecteur van de Volksgezondheid(Volkshuisvesting) in Algemeenen Dienst's Gravenhage, Juni 1935DOODENAKKERSDe begraafplaats heeft zich in Nederland ontwikkeld,als in alle Europeesche landen, uit het kerk-hof; in dengewijden grond, waar het bedehuis op was gebouwd,werden de dooden ter aarde besteld, de aanzienlijkenin de kerk, de armeren buiten. Klein waren de kerk-hoven, overvol; klein en overvol zijn onze begraaf-plaatsen gebleven. Terwijl vooral in Duitschland enScandinavie de laatste twintig jaren een veranderingten goede brachten, een streven naar ruime Waldfried-hofe, zijn Engeland, Nederland, Frankrijk en de Zuid-Europeesche landen achtergebleven.Hoe is de toestand? Per hoofd van de bevolkingbeslaan de begraafplaatsen in Nederland ongeveer eenhalve vierkante meter. Amsterdam bezit 0.5, Rotterdam0.4, Den Haag ongeveer 0.7, Velsen 0.4, vele Brabantschestadjes niet meer dan 0.3, Schiedam daarentegen ien Arnhem ruim 2 m^.Deze lage cijfers zijn mede het gevolg van onze oudewet op het begraven van 1869, waarin de bepalingvoorkomt dat huurgraven na tien jaar weder mogenworden geruimd. In de praktijk is gebleken dat na tienjaar het ontbindingsproces slechts zelden geheel isafgeloopen, en het ruimen vindt dus later plaats, navijftien of twintig, in zeer gunstige gevallen zelfs eerst navijf en twintig jaar. Toch beteekent dit dat in Nederland90 % van alle graven na gemiddeld vijftien jaar wordenverstoord.Zooals bekend is, worden vrijwel overal drie, somszelfs vier lagen kisten in de graven geplaatst; alleen in de,,eigen" graven vindt men slechts een of twee lagen.Het valt bij dergelijke normen niet te verwonderendat het grafmonument in Nederland van een schrik-wekkende leelijkheid en schrielheid is -- ons geheelecomplex begraafzeden is leelijk en schriel. Wij kunnenin het Westen van het land tot onze verontschuldigingaanvoeren, dat een begraafplaats een kostbare zandop-hooging eischt, waardoor met de ruimte moet wordengewoekerd. Dit excuus geldt niet voor het diluviale deelvan het land, waar Zwolle en Arnhem gunstige uit-Zonderingen vormen, doch waar over het algemeen detoestand even ergerlijk is als in het veengebied.Hoe is de grootte der doodenakkers in het buitenland"?Enkele globale cijfers kunnen een beeld geven, alleweder in vierkante meters per hoofd van de bevolking.De wereldsteden zijn slecht bedeeld: Londen 0.5,Parijs 0.4, Antwerpen 0.4, Brussel 0.7, Rome 0.7. Evenslecht of zelfs nog ongunstiger is de toestand in dekleinere industriesteden in Belgie, Frankrijk en Engeland:Gent 0.3, Luik 0.5, Lyon 0.6, Toulouse 0.7, Nottingham0.6, Glasgow 0.4, Bristol 0.5, Edinburgh 0.5, Sheffield 0.9.ARTIKELEN 113In Duitschland bedt Hamburg-Altona vier vierkantemeters, vele kleinere gemeenten hebben in de na-oor-logsche jaren de begraafplaatsoppervlakken belangrijkuitgebreid, zoodat over het algemeen vier tot vijf m^per inwoner is bereikt.Kopenhagen bezit 2 m^, in Zweden zijn de cijfers overhet algemeen bevredigend: Stockholm 4, Goteborg 2,Jonkoping 4, Norrkoping 3, Uppsala 3.In de Vereenigde Staten, waar huurgraven nauwelijksvoorkomen, zijn de cijfers vanzelfsprekend hooger. Hetminimum bezit het cultuurloo2;e industriestadje Paw-tucket (bevolking voor 60 % van de Balkan afkomstig)met 1.2 m^, het maximum Brattleboro, een stadje van debeteekenis van Schagen, waar de begraafplaats 50 m^per hoofd van de bevolking beslaat en het eenige stede-lijke wandelpark vormt. Zelfs de metropool New Yorkbezit 5 m^, Boston 4, Providence 6, Philadelphia 5;veilig kunnen wij aannemen dat in het dichtst bevolktedeel van het land het gemiddelde 5 m^ bedraagt.Totnutoe beweegt het gemiddelde in Nederland zichtusschen de 0.5 en 0.6 m^ per inwoner. Zelfs in het ruimopgezette uitbreidingsplan van Amsterdam is voor detoekomst slechts gerekend op 1.5 m^ hetgeen dus voorde steden in ons laagland wel een maximum zal worden.Is de toestand thans op de begraafplaatsen verre vanbevredigend, over nauwelijks dertig jaar zal de noodbelangrijk stijgen, en daarmede de cultuurloosheid enhet gebrek aan pieteit. Ten gevolge van de verbeterendehygienische toestanden is immers thans het sterftecijferabnormaal laag; spoedig zal het gaan stijgen, totdat delevensverlenging is geliquideerd. Het aantal sterfgevallenper decade beweegt zich voor Nederland als volgt:1931-40 860.0001941-50 975.0001951-60 1.125.0001961-70 1.250.0001971-80 1.450.0001981-90 1.700.0001991-2000 1.650.000(volgens Ir. L. H. J. Angenot, De toekomstige loop derbevolking in Nederland en het havengebied van Rotter-dam, 1934).Ofwel: het aantal sterfgevallen is stijgende en wordtin het laatste deel van deze eeuw het dubbele van hettegenwoordige. Crematie heeft thans nog in geen i %van de sterfgevallen plaats, zelfs indien dit zou stijgentot 10 % is het van zeer geringe beteekenis vergelekenmet de toename der sterftecijfers.In het diluviale deel van ons land, met een betrekkelijkgeringe bevolkingsdichtheid en laagwaardige gronden,die geen ophooging behoeven, is het ongetwijfeld moge-lijk, en noodzakelijk, terrein te reserveeren voor detoekomstige begraafplaatsen, liefst op voldoend ruimeschaal in den geest van de Waldfriedhofe. In het polder-land zal de aanleg van het noodzakelijk minimum gewel-dige bedragen verslinden, terwijl om die reden ruimerebelegging en verbetering van de sfeer van het kerkhofwel een utopie zal blijken.Amsterdam rekent op uitbreiding met ruim 100 ha,wat dus minstens kosten zal aan grond / 2.000.000.-en aan ophooging met vier meter zand: 4 x 100 x10.000 X 0.75 = / 3.000.000! Op deze basis voortreke-nend, is voor het totale bevolkingscomplex in het polder-land met den aanleg van krap berekende begraafplaatsen,grootendeels bestaande uit huurgraven, een bedraggemoeid van minstens twaalf millioen gulden, waarvanmeer dan zeven millioen ophoogingskosten zijn.Doch een andere oplossing vraagt de aandacht. Zeersterk bestaat het streven tot het reserveeren van grooteboschcomplexen; zoo juist is nog de Hooge Veluwereservaat geworden. Steeds wordt het echter moeilijkeraankoop van uitgestrekte terreinen te motiveeren, vanfinancieel standpunt gezien tenminste. Waarom dan nietde combinatie; begraafplaats-boschreservaat?Men vorme een centraal woudkerkhof, een stichtingwaarin de gemeenten de bedragen storten, die zij andersZouden moeten besteden voor terreinaankoop in hunomgeving. Voor deze bedragen reserveere men grooteoppervlakken bosch, gelegen in de nabijheid van goedeweg- en treinverbindingen, niet te ver van de grootesteden. Op den Utrechtschen heuvelrug zou bij uitstekgeschikt terrein zijn te vinden.Amsterdam zou daar voor den prijs van haar 100 haeen aandeel van minstens 1000 ha kunnen verkrijgen,en de onderhoudskosten zouden niet hooger zijn danin het polderland, waar na iedere ruiming een nieuwezandophooging noodig is. Op deze wijze zou gemeen-schappelijk een oppervlakte van 2000 tot 5000 ha kunnenworden geexploiteerd, waarbij het verfoeilijke instituuthuurgraf zou kunnen vervallen. De praktijk leert immersdat voor het eigen graf na gemiddeld 70 a 100 jaar geenbelangstelling meer bestaat, zoodat het opgeheven kanworden. Werd het woudkerkhof aangelegd op de basisvan 10 a 15 m^ per inwoner van de aangesloten gemeenten,dan zou nooit een graf behoeven te worden geruimd enhet terrein toch tot in lengte van dagen voldoende zijnals necropool.Welke bezwaren kunnen tegen aanleg van een derge-lijke centrale begraafplaats worden ingebracht?De afstand, zoowel voor begrafenissen als voor graf-bezoek speelt in onze eeuw van snelverkeer geen grooterol meer. Een zeer belangrijk deel van de begrafenissenvindt reeds per auto plaats; de stoet met aansprekers enzwart-gedrapeerde paarden is aan het uitsterven. Dekosten van begrafenissen zijn bovendien van dien aard,dat automobielvervoer over een grooter afstand geen zeersterke verhooging van het totaalbedrag beteekent. Dekosten van het graf kunnen dit ten deele compenseeren;op terrein waar geen zandophooging noodig is, kanallicht het tarief lets lager worden gesteld.Grafbezoek vindt thans over het algemeen plaats opZondagen, op AUerzielen en andere gedenkdagen.Voor dergelijke data is het organiseeren van een massa-vervoer naar een centrale begraafplaats zeer wel mogelijk,de kosten kunnen dan sterk worden gedrukt. Bovendienbehoeft de reistijd nauwelijks langer te zijn dan naareen doodenakker gelegen aan de peripherie van degroote stad. Men denke aan den trek in Parijs op Zondagennaar de groote kerkhoven bij Sceaux-Robinson en inHamburg naar het Ohlendorfer Friedhof!Voor onvermogenden zou de stad, uit de bedragenbespaard op zandophooging, een belangrijke tegemoet-koming kunnen leveren in de kosten van de begrafenisen misschien zelfs van een jaarlijksch grafbezoek.114 ARTIKELEN -- RAPPORT CATALOGISEERINGSCOMMISSIEZouden de natuurbeschermers bezwaren opperen?Zij koesteren mogelijk de hoop op den duur alle terreinenvan groote landschappelijke beteekenis te kunnen reser-veeren, en zij zien misschien in het aanleggen van eenbegraafplaats vernietiging van het natuurschoon.Uit de toelichting van het Streekplan Oost-Utrecht blijktwel hoe moeiHjk het reserveeren van groote boschcom-plexen wordt zoodra de grondprijs slechts even stijgtboven de waarde, die de boschcultuur eraan geeft.Men duchte niet een verknoeien van het terrein tot watin Nederland fungeert als begraafplaats. Het woud-kerkhof verstoort het landschapsbeeld niet, integendeel,met de eenvoudige, goed gegroepeerde gedenkteekentjesvormt het een verrijking van het bosch. Wilt gij dit zien,bezoekt dan de voorbeeldige Zuiderbegraafplaats vanStockholm.Onafwijsbaar schijnen mij de volgende conclusies.Onze begraafzeden zijn weerzinwekkend. Verbeteringis in het polderland, waar een zeer groot deel van onsvolk woont, illusoir ten gevolge van de hooge aanleg-kosten der begraafplaatsen. Eerder is nog een achteruit-gang te verwachten wanneer het sterftecijfer omstreekshet midden van deze eeuw sterk gaat stijgen. Slechtsaanleg van groote woudkerkhoven, goed bereikbaar enmet pieteit ontworpen kan een uitweg zijn. Het huurgrafkan dan geheel vervallen, de kosten van begraving zullenslechts weinig stijgen.En op de aanlegkosten van de doodenakkers zullen deaangesloten gemeenten meer dan de helft kunnenbesparen.Velsen, April 1935 J. T. P. BYHOUWERRAPPORT VAN DE CATALOGISEERINGS-COMMISSIESAMENSTELLING DER COMMISSIEDe CoHunissie was samengesteld uit de Heeren Ir. P. BakkerSchut, Directeur van den Dienst der Stadsontwikkeling en Volks-huisvesting te 's Gravenhage, Voorzitter; Dr. Ir. H. G. vanBeusekom, Inspecteur van de Volksgezondheid in AlgemeenenDienst te 's Gravenhage; Mr. D. Hudig, Secretaris-Directeur vanhet Ned. Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw te Amster-dam (na diens overlijden, in September 1934, werd het Instituutvertegenwoordigd door den Heer Drs. H. v. d. Weijde), G. F. E.Kiers, Directeur van Bouw- en Woningtoezicht te Leiden;Ir. Th. K. van Lohuizen, Ingenieur bij de Afdeeling Stadsont-wikkeling van den Dienst der Publieke Werken te Amsterdam,leden, terwijl als Secretaris fungeerde de Heer Y. Jongstra,Secretaris der Directie van den Dienst der Stadsontwikkelingen Volkshuisvesting te 's Gravenhage.TAAK DER COMMISSIEDe taak der Commissie, tot welker in het leven roepen thanswijlen Mr. Hudig het initiatief had genomen, bestond in hetsamenstellen van een systematischen catalogus ten behoeve vande bibliotheek van het Ned. Instituut voor Volkshuisvesting enStedebouw in het bizonder en van die bibliotheken hier te lande,welke met die van het Instituut parallel loopen, in het algemeen.VERGADERINGEN EN WERKWIJZE DER COMMISSIEDe Commissie vergaderde in totaal driemaal en wel 10 April1934 ten kantore van het Instituut te Amsterdam, 30 Mei 1934en 9 Mei 1935, beide keeren in het gebouw van den Dienst derStadsontwikkeling en Volkshuisvesting te 's Gravenhage.Het groote tijdsverloop tusschen deze laatste vergaderingen isvoor een deel toe te schrijven aan de ziekte en het overlijden vanMr. Hudig en voor een ander deel gevolg van den omvang derambtsbezigheden van de leden der Commissie.In de eerste vergadering diende als uitgangspunt der besprekingeen door Ir. Bakker Schut samengesteld schema, hetwelk daarbijwerd getoetst aan het door Ir. v. Lohuizen naar voren gebrachtoverzicht van den systematischen catalogus van de bibliotheekvan den Dienst der Publieke Werken te Amsterdam. Daarbij heeftde Commissie de vraag onder het oog gezien of voor de samen-stelling van den catalogus gebruik zou dienen te worden gemaaktvan de z.g. Code van Brussel (het decimale systeem).Rekening houdende met den aard der te verwerken stof en hetwezen der bibliotheken voor welke de catalogus moet dienen,meende de Commissie deze vraag ontkennend te moeten beant-woorden.Het aan de hand van de in de eerste vergadering gehoudenbesprekingen samengestelde ontwerp werd daarna door de ledennader bestudeerd en aan de praktijk getoetst. De daarbij onder-vonden moeilijkheden, ontmoete bezwaren, enz. werden in detweede vergadering, die van 30 Mei 1934, naar voren gebracht.Als gevolg daarvan werd een tweede ontwerp samengesteld, het-welk wederom door de leden in studie werd genomen.Ten slotte werd in de vergadering van 9 Mei 1935 dit tweedeontwerp aan een algeheele revisie onderworpen en nadien vast-gesteld in den vorm als bijgevoegde catalogus aangeeft.CONCLUSIEDe Commissie meent dat de door haar ontworpen systematischecatalogus een bruikbare handleiding kan zijn voor hen, die geroepenzijn de bibliotheken, welke zij op het oog had, te verzorgen.Zij ontveinst zich overigens niet dat zich bij het gebruik vandezen catalogus door de verschillende bibliothecarissen onvol-komenheden of bezwaren zullen openbaren. Des te meer decatalogus zal worden geraadpleegd en gevolgd, des te waar-schijnlijker zullen die onvolkomenheden e.d. zich voordoen. DeCommissie acht zulks, rekening houdende met het verschil inzienswijze der met de catalogiseering belaste ambtenaren e.d.,begrijpelijk en verklaarbaar.Zij stelt zich daarom voor in de eerste jaren na het in gebruiknemen van dezen catalogus eens per jaar te vergaderen ter be-spreking van de ondervonden en/of te harer kennis gebrachtebezwaren, enz. en van de mogelijkheid op welke wijze daaraaneventueel zou kunnen worden tegemoet gekomen.Daarbij zal dan tevens nog onder het oog dienen te wordengezien of naast den systematischen catalogus het gebruik vannaam-, zaak-, plaats- en/of trefwoordenregisters gewenscht ofnoodzakelijk is en zoo ja, op welke wijze daaraan eventueel zoudienen te worden voldaan.Namens de Commissie:P. BAKKER SCHUT, VoorzitterY. JoNGSTRA, SecretarisA. SOCIOLOGIE2.3-4.5.6.7-Algemeen.Statistiek.a. Algemeene werken; handboeken.b. Statistische methode.c. Demografische statistiek (inclusief demografie).d. Economische statistiek.Geschiedenis.Sociografie.Economie.Hygiene.Diversen.B. WETGEVING EN BESTUUR1. Algemeen.2. Geschiedenis.3. Tentoonstellingen en congressen.4. Wetgeving omtrent bestuur Provincie en Gemeente.a, Wetgeving omtrent bestuur in de Provincie (ProvincialeWet).6. Wetgeving omtrent bestuur in de Gemeente (Gemeentewet).c. Intercommunale vraagstukken.d. Interne organisatie van Diensten.RAPPORT CATALOGISEERINGSCOMMISSIE "56.7-8.Wetten en verordeningen betreffende Volkshuisvesting,Stedebouw, enz. (inbegrepen rechtspraak daaromtrent).a. Volkshuisvesting en Stedebouw.b. Streekplannen,c. Gereed maken en gebruik van den grond.d. Zorg voor gebouwen, stads- en natuurschoon (welstands-bepaling, monumenten, ontsierende reclame).e. Belastingwetgeving./. Andere onderwerpen. (Hinderwet, Belemmeringenwet,Landarbeiderswet, Boschwet, Kringenwet, enz.).Wetten en verordeningen betreffende verkeer.Uitvoering van wetten en andere bestuursmaatregelen, enz.(Verslagen van Diensten, Commissies, enz.).Diversen.C. LANDSCHAPS- EN STEDENSCHOON1. Algemeen.2. Geschiedenis.3. Tentoonstellingen en congressen.4. Beschrijving.5. Zorg voor landschaps- en stedenschoon.6. Landschapsarchitectuur.7. Diversen.D. NATIONALE EN GEWESTELIJKE PLANNEN1. Algemeen.2. Geschiedenis.3. Tentoonstellingen en congressen.4. Voorbereiding der plannen (onderzoekingen en beschrijvingen).5. Plannen en regelingen.6. Diversen.E. STEDEBOUW1. Algemeen.2. Geschiedenis.3. Tentoonstellingen en congressen.4. Stedebouwkundige statistiek.5. Survey (stedebouwkundige onderzoekingen).6. Vormen van vestiging.a. Stad.b. Dorp.c. Verspreide vestiging.d. Lintbebouwing.e. Tuinsteden.7. Aspecten van den stedebouw.a. Economische zijde van den stedebouw.b. Hygienische zijde van den stedebouw.c. Aesthetische zijde van den stedebouw.d. Technische zijde van den stedebouw.e. Verkeerstechnische zijde van den stedebouw./. Militaire zijde van den stedebouw.8. Stedenbeschrijving.9. Plannen en regelingen.a. Regeling der bebouwing, enz.b. Uitbreidingsplannen e.d. (inclusief stratenplannen).c. Verbeteringsplannen (saneeringsplannen).10. Elementen van den stadsaanleg.a. Woonwijken.b. Werkgebieden.c. Recreatiegebieden.1. Parken (inclusief buitenplaatsen, stadsbosschcn, enz.).2. Sport- en speelterreinen.3. Volks- en schooltuinen.4. Terreinen voor zomerhuisjes en kampeeren.d. Begraafplaatsen.e. Verkaveling; bouwblokken./. Straten.g. Pleinen.h. Grachten, kanalen, bruggen en tunnels.j. Terreinen voor landelijke doeleinden.k. Bizondere elementen.11. Diversen.F. VOLKSHUISVESTING3. Tentoonstellingen en congressen.4. Woningvoorziening en woningpolitiek.5. Woningbehoefte, woning- en gezinsstatistiek, woningbeurs.6. Woningtoestanden (onderzoek, verbetering en krotopruiming).7. Hygienische zijde.8. Aesthetische zijde.9. Financieele zijde.ID. Woningbouw.a. Woningtypen, plattegronden, woningoutillage, tuinen.ft. Bouwmaterialen, bouwconstructies, bouwmethoden.c. Bouwbedrijf.d. Beschrijving uitgevoerde woningen en woningcomplexen.11. Bizondere bestemming (huisvesting bizondere categorieen).a. Ouden van dagen, groote gezinnen, alleenwonenden.ft. A-sociale gezinnen e.d.c. Woonwagens en woonschepen.d. Noodwoningen en keten.e. Volkslogementen en slaapsteden./. Zomerhuisjes en kampeergelegenheid.g. Jeugdherbergen.12. Woningexploitatie.a. Algemeen.ft. Onderhoud.c. Eigen woningen.d. Huurwoningen.1. Particulieren.2. Vereenigingen.3. Gemeente.4. Werkgevers.13. Woninginrichting.14. Diversen.G. GEBOUWEN (BEHALVE WONINGEN)I.2.3-4-5-Algemeen.Geschiedenis.Tentoonstellingen en congressen.Gebouwen voor Openbaren Dienst.Kerken.Onderwijsgebouwen, bibliotheken, musea, enZ.Utiliteitsgebouwen.Recreatiegebouwen.Overige gebouwen.H. GROND2.3-4.5-6.7-8.9-Algemeen.Geschiedenis.Tentoonstellingen en congressen.Grondexploitatie en grondpolitiek.Financieele zijde der grondexploitatie.Technische zijde der grondexploitatie.Gemeentelijk Grondbedrijf.Particuliere grondexploitatie.Diversen.J. VERKEER EN VERKEERSMIDDELEN1. Algemeen.2. Geschiedenis.3. Tentoonstellingen en congressen.4. Verkeersstatistiek.5. Verkeerseconomie en verkeerspolitiek.6. Wegen.a. Typen, aanleg en inrichting.6. Onderhoud.7. Verkeer op den weg (inclusief verkeersregpling).8. Bepaalde vervoermiddelen op den weg.9. Spoorwegen.10. Tramwegen (inclusief intercommunaal tramverkeer en stads-snelverkeer).11. Waterwegen.12. Luchtverkeer.13. Diversen.K. DIVERSEN1. Algemeen.2. Geschiedenis.ii6 BINNENLANDBINNENLANDINSPECTIE VOLKSGEZONDHEID (VOLKSHUISVES-TING)Bij Kon. Besluit van 17 Mei 1935, No. 21 is, met ingang vanI October 1935, wegens het bereikt hebben van den pensicen-gerechtigden leeftijd, aan de inspecteurs van de volksgezcndheidbij den dienst, welke in het bijzonder is belast met de handhavingvan de wettelijke bepalingen betreffende de volkshuisvesting,W. van Boven te 's-Gravenliage en D. E. Wentink te Rijsenburg,eervol ontslag als zoodanig verleend, met dankbetuiging voor debelangrijke diensten, door hen in die functie bewezen.(Ned. Stcrt., 4 Juni 1935, No. 107)VERLEENEN VAN RIJKSVOORSCHOTTEN EN BIT-DRAGENDe Regeering heeft reeds te kennen gegeven dat een verruimingvan den huidigen woningvoorraad haar in het algemeen onnoodigen ongevvenscht voorkomt. Haar aandacht is vooral gevestigdop verlaging van huur bij bestaande woningen en op vervangingvan bestaande woningen. Intusschen zal in enkele gemeenteneen bescheiden verruiming van den woningvoorraad door aanbouwvan goedkoope woningen het proces der huurdaling kunnenbevorderen zonder economisch ongewenschte gevolgen voorhet huizenbezit met zich te brengen. In dezen zin heeft de Regee-ring thans besloten haar medewerking te verleenen voor denbouw van rond 720 woningen te Amsterdam, die voor / 4.35tot / 5.30 zuUen kunnen worden verhuurd en die uitsluitendmoeten betrokken worden door arbeiders met lage loonen.Voorts kan nog worden medegedeeld dat de Regeering beslotenheeft haar medewerking te verleenen tot den bouw van 140 wonin-gen te Deventer en 20 woningen te Beilen.Het is de redactie gebleken dat het in het vorige nummer op-genomen bericht inzake den bouw van woningen in verschillendegemeenten met Rijksvoorschotten en bijdragen niet geheel juistis. De daarin genoemde woningen te Zwolle zijn nl. reeds eenigentijd geleden gereed gekomen.PRIJSVRAAG GOEDKOOPE ARBEIDERSWONINGENIn antwoord op vragen van het Raadslid, den Heer Wijnkoophebben B. en W. van Amsterdam medegedeeld dat de jury metde beoordeeling van de plannen, ingezonden op de prijsvraagvoor den bouw van goedkoope arbeiderswoningen binnen eenigeweken, naar te verwachten is, gereed zal komen, waarna het jury-rapport nog moet worden opgemaakt en dat het in de bedoehngligt aan de ingekomen ontwerpen en aan de uitspraak te zijnertijd de noodige publiciteit te geven.UIT HET JAARVERSLAG OVER 1934 VAN ,,ONS LIM-BURG"De ongunstige economische toestand, waarin de Mijnstreekverkeert, deed wederom zijn invloed gelden op het arbeidsveldder vereeniging. Ondanks het zeer hooge geboorte-overschot(i.9.5"/oo tegen i2.3Voo in het Rijk) ging de bevolking van Zuid-Limburg achteruit, wat toegeschreven moet worden aan hetvertrek van een aantal mijnwerkersgezinnen; het vertrekoverschotbedroeg 5335 personen tegen 3722 in het voorafgaande verslagjaar,Zoodat de stijging van dit overschot zich krachtig voortzet. Bijvergelijking van de vermeerdering van het aantal inwoners metde toeneming van den woningvoorraad blijkt dat deze sterkertoeneernt dan op grond van de woningbehoefte noodig zou zijn.Echter is in 1934 de bouwbedrijvigheid veel geringer geworden.Het aantal in dat jaar voltooide woningen bedroeg 902, terwijlhetinde twee voorafgaande jaren resp. 1327 en 1158 bedroeg.Het aandeel van den vereenigingsbouw bleef wederom zeer beperkt,nl. tot 87 woningen. Een ander symptoom van de ruimere woning-markt wordt gevormd door het percentage leegstaande woningen,dat bij de volkstelling in 1930 2.1 beliep en thans op 4.43 kanworden gesteld. Eenigen tijd na de bezetting van 87 nieuwge-Isouwde woningen in de gemeente Heerlen werd een onderzoekingesteld naar de herkomst van de gezinnen, die deze woningenbetrokken en de vroeger door hen betaalde huren. Het blijkt datdeze aanbouw van 87 woningen met maandhuren van / 15 tot/19.50, als men 00k rekening houdt met de daardoor mogelijkgemaakte opschuiving, ten goede is gekomen aan 154 gezinnen.namelijk 64 gezinnen, die voor het eerst een afzonderlijke woningbetrokken en 90 gezinnen, die gelegenheid kregen een woningte betrekken, die hun meer paste dan de vroegere woning.De huurverlaging, welke in verband met den economischentoestand zeer urgent was, omvatte 4375 woningen, terwijl voor 263woningen te Venlo de nieuwe huur nog niet was vastgesteld en van811 woningen de huur om verschillende redenen onveranderd wasgebleven. Het bedrag, waarmede de in Mei 1934 geldende hurenwerd verminderd, bedraagt gem. / 1.82 per woning per maand.In sommige gevallen was verlaging der huren mogelijk, doordatde garantieverleenende mijnonderneming bereid was haar bijdragente verhoogen. Het huurverlies door leegstaan en wanbetaling wasover 1934 nog niet bekend, maar over 1933 bedroeg dit verlies5.19 % van de brutohuur tegen 3.19 % in 1932, waarbij nogvalt op te merken, dat in sommige woninggroepen de huur doorwerkgevers wordt gegarandeerd, zoodat het leegstaan van tot diegroepen behoorende woningen in het algemeen geen geldelijkverlies voor de vereeniging vormt.Ook het verslag van het woningtoezicht, van wege de vereeniginguitgeoefend, spreekt van de ongunstige gevolgen van den econo-mischen achteruitgang. Bij mannen, vrouwen en kinderen werdtoenemende zwakte waargenomen. ,,Het dalen van het loonpeilen de inkrimping van loondiensten der mijnwerkers wettigen devrees dat ondervoeding op den duur in menig gezin niet kan uit-blijven; dit geldt in het bizonder kinderrijke gezinnen en die waarwerkeloosheid heerscht," aldus het verslag. Overigens blijkende gezondheidstoestand en de wijze van bewoning over hetalgemeen gunstig te zijn.TOEPASSING VAN ARTIKEL 6 VITFDE LID DERWONINGWETGedeputeerde Staten van Noord Holland hebben d.d. i Mei1935 een circulaire gericht aan de besturen van de gemeentenin hun provincie, waarin zij in verband met het vervallen van dewocrden ,,met toestemming van Gedeputeerde Staten" uit artikel6 vijfde lid der Woningwet, wijzen op de verplichting van degemeentebesturen om bij het verleenen van bouwvergunningenin de gevallen, in art. 6 vijfde lid bedoeld, met bizondere omzich-tigheid te werk te gaan. Naar Gedeputeerden uiteenzetten behoortvoor het verleenen daarvan vast te staan dat het uit te voerenbouwwerk niet is geprojecteerd op een in het uitbreidingsplanbegrepen terrein, dat eventueel kan worden bestemd voor deyerwezenlijking van intercommunale verkeersplannen of waarbijin andere opzichten de belangen van andere gemeenten kunnenzijn betrokken. Verder wordt erop gewezen dat het verleenen vande bouwvergunning, wanneer daardoor de mogelijkheid zoukomen te ontbreken om aan rechtmatige belangen van grond-eigenaren tegemoet te komen, behoort te worden opgeschorttotdat in hoogste instantie een beslissing over het plan is gevallen.Gedeputeerden verklaren zich bereid in gevallen van twijfel hunoordeel te doen kennen.BOUWVERORDENING OVERSCHIEDe bouwverordening van de gemeente Overschie bevatte eenbepaling, welke het bouwen aan een straat, die niet als bouwstraatwas aangewezen, verbood. Deze aanwijzing, door de verordeningovergelaten aan den Raad, kon slechts geschieden, indien de wegaati bepaalde voorwaarden voldeed. Gedeputeerde Staten vanZuid Holland hebben onlangs ter kennis van B. en W. gebrachtdat de Regeering deze constructie strijdig acht met het algemeenbelang, in het bizonder met de door de Woningwet beoogderechtszekerheid. Ten einde aan dit bezwaar tegemoet te komenheeft de Raad thans op voorstel van B. en W. de verordening aldusgewijzigd, dat zij thans een weg als bouwstraat aanmerkt, indienhij aan bepaalde in de verordening omschreven eischen voldoet.STREEKPLANNENUit het jaarverslag van den Hoofdinspecteur der Volkshuis-vesting blijkt dat de gelden, benoodigd voor het opmaken van hetstreekplan voor de omgeving der stad Groningen en het Noordenvan Drenthe, behalve door de beide provincies, door alle gemeenten,welke het plan zal omvatten, zijn toegestaan met uitzonderingvan de gemeente Vries.Verder blijkt uit genoemd jaarverslag dat de gemeenschappelijkeregehng tot de voorbereiding van een streekplan voor Noord-Limburg door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd.BINNENLAND117mwMHHOu?oo>wQwopjo>QoO^;oCOawQQZwwpqJwQowPQWHNHwISoQuohJo>wag0IS?H60or?S"60C4)60s0_4>IjXIi60e1^XI3T3NMa.5i11XI3?oig60C10a6ic60C'SS30^gl?org60.a?orcga4)60a'SiS3>c4>60a'SiCg13uIf?'S~a?s>.3Uungo???s>.a|???iMll
Reacties