Orgaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw en van den Nationalen Woningraad,Algemeenen Bond van WoningbouwvereenigingenDecember 1T30 17e Jaargang no. 12Vraagt ons boekj*:,,Welke klaur an...weike verf"De oersterke lakverfTORNOLH.S. door haar groote duurzaamheid de voordeeligste en betrouwbaarste verf voor nieuwbouw en onderhoudswerkVraagt inlichtingen en monsters:PIETER SCHOEN & ZOON N.V.VERF- EN VERNISFABRIEKEN - ZAANDAMN.V. Houthandel A.J.K. GRONDHOUTHAVEN 43 - AMSTERDAMTELEFOON: 41412 (na kantoortijd 22908)Vuren, Grenen en Dennen Bestekhout, Schrooten-delen, platen, battens, ribben, tengels etc. etc.bewerkt en onbewerktJuffers, Oregon-Pine, Triplex enz.Speciaal adres voorBEUKEN- EN EIKEN STAAFVLOERENGoede en ruime sorteering voor, en groote ervaringvan de eischen van den WoningbouwPrompte levering - Concurreerende prijzenBOUWBEDRIJFH.VANSAANEOVERTOOM 266 AMSTERDAM . W.WONINGBOUW^eervoudigeontluthtinqskokernaadlooze asbest-cement pljpenvan-_.g ^ M MM ^ ^ ^ n.v.CRUQUIUSWEG - AMSTERDAM-C.Tijdschriftvoor Volkshuisvesting en Stedebou^i^Orgaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw enden Nationalen Woningraad, Algemeenen Bond van Woningbouwvereenigingen^.: Redactie: H, P. J. Bloemers, J. Bommer, J. Douwes Jr., Jhr. M. J. I. de Jonge van EUemeet,Ir. L. S. P. Scheffer, Ir. P. Bakker Schut, Mr. J. Vink, Ir. J. M. A. ZoetmulderAdres voor Redactie en Abonnementen ; Kloveniersburgwal 70, Amsterdam CAdvertenties: Keizersgracht 188, Amsterdam C, Telefoon 49128Dec. 193617e Jaargang No. 12MaandbladOfficieele mededeelingenNederlandsch Instituut ,. .' ' ?PenningmeesterHet bestuur heeft den Heer Ir. L. S. P. Scheffer bereidgevonden het penningmeesterschap van het Instituut tebhjven vervullen. .;."'Commissie inzake WoningstatistiekDoor het Instituut is een commissie ingesteld ter be-studeering van de vraag hoe bij de volgende volkstel-ling de bezwaren tegen de wijze, waarop bij de laatstevolkstelling gegevens omtrent de woningen zijn verza-meld, zouden kunnen worden ondervangen, en tevensvan de vraag op welke wijze meer uniformiteit zoukunnen worden gebracht tusschen den opzet van dewoningteHing bij de volkstelling en dien van de ge-meentelijke woningtellingen en tusschen deze laatsteonderling.In de commissie hebben zitting de Heeren G. de Zoete,Referendaris bij het Centraal Bureau voor de Statis-tiek, Voorzitter; Ir. J. Bordewijk, Directeur van hetBouw- en Woningtoezicht te Hilversum; G. F. E.Kiers, Inspecteur van de Volksgezondheid (Volkshuis-vesting); A. J. A. Rikkert, Chef Woningstatistiek bijden Gemeentelijken Woningdienst te Amsterdam; J.Schippers, Chef van de Administratie van den Gemeen-telijken Technischen Dienst te Rotterdam; Mr. Dr. J.H. van Zanten, oud-Directeur van het GemeentelijkBureau voor Statistiek te Amsterdam, terwijl de HeerDrs. H. van der Weyde als secretaris fungeert.AdressenHet dagelijksch bestuur van het Instituut heeft 29 April1.1. een adres tot den Minister van Sociale Zaken ge-richt over de Koninklijke Besluiten inzake de uitbrei-dingsplannen van de gemeenten Heerlen en Haarlem,welk adres, met bijbehoorende inleiding, in dit nummeris opgenomen.Onder Binnenland is hiervan nader melding gemaakt.Woningbouw aan de Koningin Emmalaante DelftCoop. Woningbouwvereniging ,,Volkshuisves-ting" ')door G. VersteegReeds in 1930 is men met de plannen begonnen. Nadatgebleken was dat het particulier initiatief te Delft ingebreke gebleven was, werd het Rijksvoorschot ver-leend. In Augustus 1934 werd met de bouw aangevan-gen door den Heer F. Camerling te Dordrecht, die erinslaagde de bouw van 94 woningen en 2 winkels in Mei1935 op te leveren. Het bouwvoorschot bedroegfl. 195,500. -- , de aanneemsom fl. 193.350. -- . De in-houd van de 96 eenheden bedraagt 21.700 m^ = on-geveer fl. 9.-- per m-'.De woningbouw aan de Emmalaan bestaat uit:46 eengezinswoningen, inhoud 240 m^,weekhuur fl. 4.50;23 benedenwoningen voor ouden van da-gen, inhoud 175 m-^, weekhuur fl. 2.90;25 bovenwoningen, inhoud 244 m->, weekhuur fl. 4.80.Deze weekhuren zijn inclusief fl. 0.25 waterleiding.Het grondvoorschot bedraagt fl. 95.971.-- of pl.m.fl. 1000.-- per woning, zodat in de weekhuur fl. 0.80 isopgenomen voor de annuiteit van het grondvoorschot.Bij een normale grondprijs van fl. 750.-- -- 1/3 van destichtingskosten -- zou het mogelijk geweest zijn deweekhuren fl. 0.20 lager te stellen.Bij de eengezinswoningen vereiste het veel passen enmeten om, bij een perceelsbreedte, aanvankelijk ont-worpen op 5.75 m, maar ter verkrijging van Rijksvoor-schot teruggebracht tot 5.10 m, nog te kunnen voldoenaan de wens van het bestuur, n.l. een gang van keukennaar voordeur. De keuken is daartoe gedeeltelijk uit-gebouwd; hierdoor en door de aangebouwde schurenis de tuinzijde er niet fraaier op geworden, maar hetbestuur moest wel rekening houden met de eisen vande bewoners; hopelijk zal later, als de achtertuinenmeer begroeid zijn, veel worden weggenomen van het-geen nu hinderlijk is.Achteruitbouwen en aangebouwde schuren worden') Door den schrijver ingezonden in vcrcenvoudigde spelling. 97ArtikelenF98Arch. Zanstra, Giesen en SymonsATELIERWONINGEN - AMSTERDAMSTAALCONSTRUCTIESSTALEN RAMENgclevcrd doorDE VRIES ROBBE 6 CO.GORINCHEMFORTOLIETBeton-Emaillede beste naadlooze WAND-BEKLEEDING voor gang- entrappenhuislambris, douche-cellen, badkamers en keukens.hard -- makkelijk afwaschbaar --krimpscheurvrij -- glad en hygie-nisch -- in alle gewenschte kleurenvele jaren houdbaar en kleurechtalreeds toegepast o. a. door:Patrimonium, Amsterdam .... 1200 m^Mij. tot het Verkrijgen van EigenMij. V. Volkswoningen, Rotterdam 6500 m^Centr. Woningstichting, Arnhem 6800 m^Wotiingbouwver. ,,'t We.sten",Amsterdam 7000 m^Alg. Wotiingbouwver., Amsterdam 2000 m^Inlichtingen, mctnsters, prijsopgave.N.V. Nederl. Fabriek van Betonemaille,,FORTOLIET"Croeselaan 3, UTRECHT 10 jaar ervaring !W. J. STOKVIS'Kon. Fabriek van Metaalwerken N.V.ARNHEM(W. I. S. A.)SANITAIRGASWATERSTOOMVERLICHTINGELECTRISCHE APPARATENFALDA WASCHMACHINESCENTRALEVERWARMINGHUYGEN & WESSEL N.V.AMSTERDAMAMERSFOORT - ROTTERDAM APELDOORNVochtige muren en kelders kan men metLugato en Kirota zijnkleurloos en onbrandbaarVraagt inlichtingen aan:LUGATO vochtwerend middel voorkomen en metIV1IV vJ I r\ vochtwerend middel herstellen.N.V. ,,FOLTU", AMSTERDAM C - Rapenburg 29, Tel. 43942 - 41615ONTSMETTINGSDIENSTFa. Lieve & Co. (M. Wapenaar) VlaardingenKortedijk 16 - Telefoon 108 - Postbus 55,,N0 CURE, NO PAY"ENKEL BETALEN WANNEER 'T HELPTBestrijding Wandgediertevereischt kennis, ervaring, eerlijkheid, tact van optredenen vertrouwen.Voor INSPECTIE hebben wij speciale krachten, dieuitsluitend inspecteeren en hun voile aandacht aan ditwerk kunnen besteden,Voor ZLJIVEREN hebben wij goed geschoolde krachten.Al ons personeel heeft opdracht ontvangen hunrdersen verhuurders op meest eerlijke en reeele wijze te be-handelen. *Belangstellenden, die wandgedierte zelf willen bestrijden,verstrekken wij gratis demonstratie en inlichtingen overons ontsmettingsmiddel.LEDIKANTEN Stichting ,,Gemeentebelang" te Krimpena.d. IJssel biedt te koop aan: 50 2-per-soons bruin geverfde vurenhouten ledikanten van normale afmetingen.Brieven adresseeren: IJsseldijk 344, KRIMPEN AAN DE IJSSEL.AMSTERDAMSCHEZUIVERINGSDIENST yjKantoor : Kleine Wittenburgerstraat 49a, AMSTERDAMACTIEF"TELEFOON 50829TECHNISCH LEIDER J. ROOZE,v.h. Ambtenaar der Gem. Geneeskundige enGezondheidsdienstSPECIAAL IN HET VERDELGEN VANWANDLUIZEN, KAKKERLAKKEN, ENZ.I. VAN AALTEN & ZOONSpuistraat 30 - AMSTERDAM - Telef. 43671-43681IJZERWARENHANG-e?SLUITWERKvan binnen- en buitenlandsch fabrikaatVertegenwoordigers vanLIPS* SLOTENFABRIEKUW adres voorSANITAIRvan prima Hollands Aardewerk(SPHINX en CERAMIQUE)PH.ZEEHANDELAARGROSSIER -- 2e Jan Steenstraat 112AmsterdamTevens verkrijgbaar Roodkoperen Buis,Soldeerfittingen merk ,,T. A." (zeerconcurreerend) en ,.Dordrecht" Gas-fornuizen en comforen.GERESERVEERD voorN.V. Atelier voor Glasbewerkingvjh Firma LINDENAARHobbemakade 58 AMSTERDAMHANG-EN SLUITWERKZOOALS ARTIKELEN VOOR HET BINNENHUISVINDT U IN ONGEEVENAARDE KWALITEIT ENUITVOERING IN DE MONSTERKAMER VANVERKOOP DOOR DENGOEDEN IJZERHANDELA.ZIERLEYNDR. NOLENSLAAN 5AMERS FOORTBRAAT-Plaat- en SmeedwerkBRAATGLASROEDENNIBRAGLASROEDENVENTILATIEKAPPENPLAAT- EN PERSV^ERKENSCHEEPSLUCHTKAPPENMetalen RamenRAMEN EN DEUREN VAN STAAL,BRONS EN ANDERE METALENWINKELPUIENGEPERSTE STALENDEURKOZIJNENMAGAZIJNSTELLINGENRAMEN VAN SCHOKBETONELFTCentrale VerwarmingCENTRALE VERWARMINGEN AANVERWANTEINSTALLATIESVOLAUTOMATISCHEOLIESTOOKINRICHTINGENVOLGENS EIGEN CONSTRUCTIE4000 UnGEVOERDE INSTALLATIESLoonschoopeerinrichtingvoorshands nog te veel beschouwd als een noodzake-lijk kwaad en nog niet algemeen is het inzicht, dat der-gelijke, de lichttoetreding belemmerende uitbouwsels,uit den booze zijn.Veel bewoners zijn nog gesteld op hun ,,vrijheid" engeven aan een achtertuin, besloten tussen uitbouwselsen schuren, de voorkeur boven een overzichtelijk engeordend geheel; dit wenst men wel aan de voorzijde,maar aan de achterzijde der woningen vindt men deordening niet zo nodig. Verbetering in deze thans nogvrij algemeen voorkomende toestand kan alleen verkre-gen worden door de nodige bergruimte binnen de wo-ningen te maken; dit eist bredere woningen die destichtingskosten verhogen, en zal daarom op beteretijden moeten wachten.De indeling der woningen wijkt niet af van de gang-bare typen.Ter verkrijging van betere ruimtewerking bij de een-gezinswoningen zijn de beide vertrekken van het planbegane grond zoveel mogelijk tot een ruimte samenge-voegd; het maandblad van de Plaatselijke CultureleCommissie te Delft zegt hiervan:,,Dc oplossing van de woonruimte is heel goed. Gebroken is metde gedachte van een huiskamer en een ,,voorkaraer". In vele arbei-derswoningen is de z.g. voorkamer z6 klein, dat hiij voor bewoningongeschikt is. Uit practisch oogpunt bezien is zo'n voorkamertjemeestal verloren ruimte. Deze architect heeft nu de traditioneletwee vertrekken, die vaak elk te klein zijn, tot een woonruimtegemaakt. Door het inbouwen van de keuken is deze ruimte ver-deeld in een breder gedeelte aan de straat en een smaller gedeelteArtikelenSituatieachter. De stookgelegenheid en een halfingebouwde kast verdelendeze ene ruimte verder in twee afdelingen. De herinnering aan devoor- en achterkamer is gebleven, maar de scheiding ertussen isvervallen.Deze nieuwe stijl van woonkamer eist een enicszins andere maniervan meubileren en van bewonen. De gewone manier van meubile-ren in een meer vierkante kamer is: een tafel in het midden, destoelen eromheen, een grote lamp erboven en langs de wand eenbuffet, piano, boekenkast, theemeubel of radiokastje. Deze woon-kamer verlangt een heel andere schikking van de meubels. De eet-tafel in een hoek van het achtergedeelte, dicht bij de keuken, eenvaste bank langs de wand daarachter, lampen hoog tegen de zol-der, zodat de middenruimte zoveel mogelijk behouden blijft; eenkleine tafel in het brede voorgedeelte, een zitje in de hoek bij hetraam, verder niet teveel meubels; een speelhoekje voor het kleinekind met enkele kleine kleurige kindermeubels, zo is van deze woon-ruimte een alleraardigst gezeUig interieur te maken. Zo gemeubeldzal blijken, dat deze kleine kamer een grote ruimte heeft.Als dan de wanden sober en smaakvol behangen worden met pla-ten of prenten zonder grote pompeuse lijsten, blijft de indruk vaneen rustige, goed verdeelde ruimte behouden. De architect heefthet voorbeeld gegeven, door vlakke deuren zonder panelen, in eenkleur aan te brengen. Het behang vorsnt ook een rustige achter-grond. De passende wandversiering zal dus een andere moetenzijn dan levensgrote portretten met brede paspartouts en zwarelijsten.Het prachtige grote, onverdeelde lichtraam in de voorgevel ver-langt ook een geheel andere aankleding dan rolgordijnen, vitragesen overgordijnen. Laat de zon in Uw woning. Behang het licht-vlak niet al te veel met lappen, plooien en franjes."Plattegronden 1: 200 99ArtikelenInrichting woonkamerVele bewoners zijn er in geslaagd, met weinig kostbaremiddelen een smaakvol interieur te verkrijgen.De in het midden geplaatste stookplaats blijkt de beidevertrekken voldoende te kunnen verwarmen.Omtrent de verdere inrichting van de woningen is nogop te merken dat bij de afwerking zoveel als de be-100 Keukenscheiden middelen toelieten, gezorgd is voor zo weinigmogelijk onderhoud en voor het gerief van de bewo-ners.Zo zijn stalen binnendeurkozijnen aangebracht en is tervermijding van stofnesten zoveel mogelijk een vlakkeafwerking van triplex toegepast; verchroomde kranenen veel stopcontacten vereenvoudigen het dagelijksewerk van de huisvrouw.In het voorportaal is op deurhoogte een ruime meter-kast van gewapend beton; op de slaapverdieping eenstortbak met water aan- en afvoer, die door de bewo-ners tevens als wasgelegenheid benut wordt.In de schuurtjes is kolenberging, gasaansluiting, elec-trisch stopcontact benevens water aan- en afvoer, zo-dat de was buiten de woonruimte gehouden kan wor-den.De fundering van de woningblokken is gemaakt vaneen gewapend beton balk-op-voetplaat, waarvan debreedte berekend is op ^ kg gronddruk per cm2; voorhet grootste blok zijn de funderingsbalken lang 106 mook uit een stuk gemaakt.De gevels zijn gemaakt van twee half-steensmuren;de achterste muur van kalkzandsteen is onder het met-selen hoger opgetrokken en vertind, daarna is de half-steensgevelmuur van gele waalkhnkers vol en zat daar-tegen gemetseld in specie, volgens bestek -4 cement,4 rivierzand en 1 schelpkalk.De op het westen gelegen eindgevels van de laagbouwbestaan uit 2 halfsteensmuren met spouw; van de hogeeindgevels is het benedengedeelte gemaakt van 1^kalkzandsteen = 0,27 m, waarboven twee halfsteens-gevels, beklampt met drijfsteen.De hoge daken zijn terwille van meerdere ruimte in deslaapkamers gebroken; het dak is zoals de afbeeldingop biz. 101 aantoont, geheel weggewerkt, waardoor hetbezwaar van zolder-slaapkamer vervalt; de vlieringenworden niet benut. De daken reiken over de gevels enzijn afgedekt met verbeterde Hollandse pannen. Bij dedetaillering van het houtwerk der raamkozijnen is ge-zorgd voor een zeer ruime lichttoetreding. Ramen zijnalleen voor de beweegbare gedeelten toegepast. Ove-rigens is het glas direct in de kozijnsponningen ge-plaatst.Het afschilderen van het hout en van de eterniet zij-platen der dakvensters is in lichte kleur gehouden.De balcons achter de bovenwoningen zijn geheel over-dekt en voorzien van draadwand zodat het uitzicht ge-heel vrijblijft.Delft langs de nieuwe Rijksweg vanuit Rotterdam na-derend, ziet men de woningen van Volkshuisvesting, ineen rij gebouwd, ter lengte van 400 m. Zij maken eenvriendelijke indruk en geven een goede afwerking vanhet stadsbeeld, dat voordien een rommelig aanzienhad.Ter verkrijging van een beter aspect, en ook om degrondprijs per woning te drukken, is de helft van hetaantal percelen uitgevoerd als beneden- en bovenwo-ningen. Hiertoe is Volkshuisvesting slechts schoor-voetend overgegaan, omdat deze vereniging tot nogtoe alleen eengezinswoningen had, zodat men moeilijk-heden bij de verhuring vreesde. Bij de toewijzing vande woningen is hiervan echter niets gebleken; zowel deSlaapkaraerRotterdam. De bewoners verkiezen dit boven de inti- Artikdenmiteit van een besloten woningcomplex, dat zou zijnverkregen, indien de woningen gebouwd zouden zijnop de oorspronkelijk door de gemeente beschikbaargestelde grond.De bewoners zijn dit uitzicht waard, wat zij tonen doornette bewoning; er is gezorgd voor eenheid in de zon-wering en er zal gezorgd worden voor eenheid in devoortuinbeplanting.Het bestuur van Volkshuisvesting geeft zoveel moge-lijk leiding, o.a. door het uitgeven van een maand-blad, en verhest bovendien niet uit het oog dat de so-ciale gedachte als een der grondslagen van het werkder woningbouwverenigingen is te beschouwen, b.v.door het organiseren van tuinfeesten voor kinderen,excursies, voordrachten en z.g. gemeenschapsdagen,waarop cuhurele en maatschappehjke onderwerpenworden besproken.In welke geest Volkshuisvesting zijn taak opvat, kano.a. bhjken uit de goede verzorging van de fraaie ge-meenschappehjke tuin in een der oudere woningblok-ken, en ook uit het leit dat de afbeeldingen bij dit arti-kel reproducties zijn van foto's, door de bewoners ge-maakt als resultaat van een prijsvraag.Volkshuisvesting is opgericht in 1916 en heeft thansdrie woninggroepen in exploitatie met tezamen 350 wo-ningen.Een blijk van waardering voor haar arbeid was het datde Heer Lietaert Peerbolte, als Pirecteur-Generaal vande Volksgezondheid, tegenwoordig was bij de feeste-lijke bijeenkomst ter gelegenheid van het gereedkomenvan dit derde woningcomplex en daarbij de gevelsteen,symbool van het streven van Volkshuisvesting, heeftonthuld.benedenwoningen voor ouden van dagen als de boven-woningen gingen vlot van de hand. Meer dan 100 le-den moesten teleurgesteld worden, zodat gebleken is,dat ook in Delft nog grote behoefte bestaat aan arbei-derswoningen van lage huurprijs.Omtrent de woningen van ouden van dagen is nog opte merken, dat oorspronkelijk de bedoeling bij Volks-huisvesting voorzat om deze tot een afzonderlijkegroep te verenigen. Bij latere beschouwing heeft mendit denkbeeld terecht losgelaten en daarvoor de bene-denwoningen bestemd. Het is inderdaad beter, deouden van dagen midden tussen de overige bewonerste houden, dan ze daarvan op een kunstmatige wijzete scheiden.Voor de woningen langs de Koningin Emmalaan ophet zuiden gelegen zijn voortuintjes aangebracht, dieeen mooie en practische scheiding vormen tussen huis-kamer en openbare straat; aan de overzijde van destraat heeft openbare werken gezorgd voor een wan-delpad met boombeplanting en een groenstrook, over-gaand in het talud langs de wetering. De grond aande overzijde daarvan is door het gemeentebestuur inbruikleen gegeven aan de werklozen, die daarop tui-nen hebben aangelegd.De leden van Volkshuisvesting genieten van deze tui-nen, van het mooie wijde uitzicht over de landerijenen het drukke verkeer over de Rijksweg Den Haag^--Zijn de gegevens welke worden verzameldten behoeve der belastingen dienstbaar temaken aan de woningstatistiek?door A. J. A. RikkertNiemand zal meer willen en kunnen ontkennen de on-misbaarheid van de statistiek. Ook van de woning-statistiek. Van een goede statistiek dan wel te ver-staan. Ik wil hier den nadruk leggen op het woordgoede. Dit is noodig omdat op het gebied der statistiek,en vooral op het gebied der woningstatistiek, nog ve-lerlei ketterij en dilettantisme wordt bedreven. Zelfsin verslagen en rapporten van overheidsorganen enhoofdambtenaren waaraan gezaghebbende beteekeniszou moeten kunnen worden toegekend.De roep om statistische gegevens omtrent de vraagnaar en het aanbod van woningen wordt in den laat-sten tijd steeds sterker en wel als gevolg (middellijkzoowel als onmiddellijk) van hetgeen gesproken en ge-schreven wordt omtrent de ordening van de woning-productie en alles wat daarmede verband houdt. Hetzijn vooral actueele gegevens waarnaar wordt ge-vraagd. Het verzamelen van de gegevens en het be- 101Artikelen werken daarvan, teneinde lets bruikbaars te verkrij-gen, vergen evenwel uitgaven en tot het doen van uit-gaven wordt slechts noode overgegaan. Het is dusalleszins begrijpelijk dat getracht wordt reeds, zij hetmet andere oogmerken, verzamelde gegevens dienst-baar te maken aan de statistiek omtrent den stand enhet verloop der woningmarkt.Tot deze gegevens behooren die omtrent de aanslagenin de Personeele Belasting voor de vaststelhng vanden woningvoorraad en die omtrent de aanslagen inde Belasting naar het inkomen voor de vaststelling vande behoefte aan woningen in bepaalde huurklassen.Meer en meer wordt getracht de belastingstatistiekdienstbaar te maken aan de woningstatistiek. Hiertegenzou geenerlei bezwaar behoeven te bestaan, indienzulks inderdaad mogelijk zou zijn. Naar mijn meeningis zulks evenwel niet het geval; althans nog niet hetgeval. De praktijk heeft zulks aangetoond.In de eerste plaats de gegevens, verzameld ten behoevevan de aanslagen in de Personeele Belasting.Een voorbeeld van de onbruikbaarheid is een beschou-wing van de hand van den heer E. Gianotten, geti-teld: ,,EigendomS' en Huurverhoudingen en Huur-waarde der woningen in de gemeente Tilburg" enverschenen als ,,Mededeeling van het Economisch-Technologisch Instituut" te Tilburg. De schrijver heeftgebruik gemaakt van de beschrijvingsregisters der Per-soneele Belasting en meent dat hij daaruit heeft kun-nen samenstellen een tabel, gevende het aantal wonin-gen o.a. in den aanvang van 1929 in Tilburg aanwezig.Op 15 Januari 1929 zouden in Tilburg aanwezig moe-ten zijn geweest -- althans volgens den heer Gianotten12.405 woningen. Dit cijfer meet verkeerd zijn.Immers bij de laatste volkstelling zou het totaal aantalwoningen in Tilburg 16.218 geweest moeten zijn i),terwijl in 1929 en 1930, volgens het Maandschrift vanhet Centraal Bureau voor de Statistiek, de woningvoor-raad met netto 1441 woningen toenam, waaruit dus volgtdat de woningvoorraad op 1 Januari 1929 bedroeg14.777 (16.218 -- 1441) of wel 2372 meer dan waar-toe de heer Gianotten is kunnen komen. De oorzaakhiervan -- althans een der oorzaken -- is het verwaar-loozen van de woningen, welke, in verband met denlagen huurprijs, buiten de Personeele Belasting vallen.Er is nl. een tabel geproduceerd, waarin de cijfers om-trent den woningvoorraad gesplitst zijn naar huurklas-sen. De laagste huurklasse begint met fl. 100.^-- perjaar en het lijdt geen twijfel dat in Tilburg nog talvan goedkoopere woningen aanwezig zullen zijn. Ofhiermede het geheele verschil van ruim 2350 woningenis verklaard, durf ik niet te beweren. In ieder gevalbestaan omtrent Tilburg twee cijfers van den w^oning-voorraad, waarvan het grootste niet minder dan rond20% grooter is dan het kleinste. Uit hoofde van hetbovenstaande blijkt reeds dat het cijfer, dat berust opde gegevens der Personeele Belasting, onbruikbaar isvoor de vaststelling van den w^oningvoorraad.Maar niet alleen voor de vaststelling van den geheelenwoningvoorraad zijn deze gegevens onbruikbaar; zijzijn ook onbruikbaar voor de vaststelling van denvoorraad in de verschillende huurgroepen, althans zoo-als de heer Gianotten deze gegevens heeft gebruikt. Hijzegt nl. uitdrukkelijk: ,,Deze cijfers betreffen dus alleenwoningen en die gedeelten van winkelhuizen, die alswoning dienst doen. Zij betreffen dus ook niet woon-huizen, doch ieder perceelsgedeelte, dat door een gezinwordt bewoond ".Afgescheiden van de vraag of de ten behoeve van dePersoneele Belasting geschatte huurwaarde van nor-male woningen gelijk is aan de huur, die werkelijk be-taald wordt -- hetgeen in zeer vele gevallen niet zoois -- is het voor de vaststelling van het aantal wonin-gen in een bepaalde huurgroep toch volkomen onjuistdaaronder ook te rangschikken de winkelwoningen enter bepaling van de huurklasse waartoe deze winkel-woningen behooren de geschatte waarde alleen van hetwoongedeelte te laten gelden. Voor de woningstatistiekheeft alleen dat huurbedrag beteekenis, waarvoor dewoning aan de markt komt en het woongedeelte vaneen winkelwoning komt nimmer voor de geschatte huuraan de markt. Ongeveer hetzelfde geldt voor de ge-vallen, waarin kamerbewoners buiten het gezinsver-band aanwezig zijn. Waarde hebben alleen die huur-bedragen, voor welke de woningen gehuurd kunnenworden en niet de fictieve huurwaarde welke met eenbepaald doel is geschat. Een en ander leidt in het on-derhavige geval steeds tot een te groote theoretischevoorraad in lagere huurklassen.Het spreekt vanzelf dat in een goede woningstatistiekonderscheid moet worden gemaakt tusschen gewonewoningen en winkelwoningen.In het door den heer Gianotten geproduceerde staatjekomt deze onderscheiding evenwel niet voor.Er rijzen verder nog verschillende vragen bij het lezenvan de beschouwing van den heer Gianotten. Zoo b.v.de vraag of het niet wat al te vrijmoedig is te zeggendat recente cijfers worden gegeven in het begin van1936 terwijl de jongste gegevens reeds ongeveer tweejaren oud zijn.Verder de vraag of de schrijver het niet noodig achttedat bij de beschouwing van de woningmarkt, de ver-eenigings- en gemeentewoningen, die in Tilburg teza-men ongeveer 1/5 van den totalen woningvooraad vor-men, afzonderlijk worden gehouden omdat de huur-prijsbepaling van deze woningen zoozeer afwijkt vandie bij particuliere woningen.Ik zal op een en ander in dit verband niet ingaan; vol-staan kan voorshands worden met te constateeren, datde gegevens welke zijn verzameld ten behoeve van devaststelling van de Personeele Belasting zonder meerniet bruikbaar zijn voor de woningstatistiek en in geengeval zijn zij bruikbaar wanneer zij gehanteerd wordenzooals de heer Gianotten zulks heeft gedaan. i)1021) Zie Deel I der Uitkomsten van de Volkstelling-1930/1931. Te-gen de juistheid van dit cijfer bestaan ook ernstige bedenkingen;het is evenwel in geen geval te hoog.') Nadat het vorenstaande reeds ter zetterij was, gewerd mij vanbevriende zijde het December-nummer van het Maandschrift ,,Eco-nomie". Daarin zijn opgenomen de resultaten van een bewerkingvan de gegevens omtrent de aanslagen in de Personeele Belastingte 's-Hertogenbosch, ongeveer gelijksoortig aan die omtrent Til-burg. Ook dit rapport demonstreert de onbruikbaarheid van deBelasting-gegevens ten voile. Daarnaast blijkt dat bij het verza-melen en bewerken van woningstatistische gegevens kennis vanhet woningvraagstuk noodzakelijk is en die kennis hadden de be-werkers van de gegevens blijkbaar niet.Deze uitspraak vindt bevestiging in gegevens omtrentAmsterdam.In het laatst verschenen Statistisch Jaarboek der Ge-meente Amsterdam komt een tabel voor waarin zijnvermeld de aantallen aanslagen in de Personeele Be-lasting. Deze aantallen volgen hieronder waarbij danis vermeld, hoeveel woningen bij den aanvang vanhet jaar aanwezig waren, alsmede het verschil tusschenhet aantal aanslagen en den woningvoorraad.AantalAantal wonin-Jaaraanslagen ')gen op Verschil1 Januari1928 126.873 189.254 62.3811929 136.105 191.675 55.5701930 145.252 196.080 50.8281931 153.112 200.867 47.7551932 159.911 204.561 44.6501933 164.276 206.949 44.6731934 168.294 209.404 41.1101) De cijfers omtrent de aanslagen in 1933 en 1934 zijn welwil-lend be.schikbaar gesteld door het Gem. Bureau van Statistiek.Duidelijk blijkt hier dat aan de hand van de aansla-gen der Personeele Belasting niet de woningvoorraadkan worden vastgesteld. Het verschil is tusschen 1928en 1934 sterk verminderd. Dit is geheel in overeen-stemming met hetgeen hierboven reeds is gezegd, nl.dat in de belastinggegevens niet begrepen zijn de wo-ningen met huren beneden de grens waarvoor belastingwordt geheven, want het aantal van deze woningen iste Amsterdam gedaald in ongeveer gelijk mate als hetbovenbedoelde verschil. De huurgrens, waar benedente Amsterdam geen Personeele Belasting wordt gehe-Herhaaldelijk zijn pogingen aangewend om aan dehand van de aanslagen naar de inkomengroepen dewoningbehoefte in de verschillende huurgroepen vastte stellen. Deze pogingen moeten alle als mislukt wor-den beschouwd.Het is weer het bovenbedoeld Statistisch Jaarboek het-welk de noodige gegevens verschaft.Hier volgen allereerst de cijfers omtrent de aanslagenen het aantal bewoonde woningen op 1 Januari.ArtilcelenBelastingjaar1928/19291929/19301930/19311931/19321932/19331933/1934Aantalaanslagen232.738242.435251.466248.463233:826216.104Aantal bewoondewoningen op1 Januari188.856192.345196.011199.509201.636204.144Uit deze cijfers blijkt in de eerste plaats dat het aantalaangeslagenen sedert 1930/1931 sterk is afgenomen te-genover een toeneming van het aantal bewoonde wo-ningen. In de tweede plaats blijkt dat het aantal aan-geslagenen veel grooter is dan het aantal bewoondewoningen. Twee factoren spelea hier een rol, nl. degroote werkloosheid waardoor vele duizenden gezin-nen buiten de belasting vallen, raaar die niettemin tocheen woning noodig hebben en daarnaast, dat bij deaangeslagenen tal van ongehuwden zijn, die geen wo-ning noodig hebben.Omtrent dit laatste verstrekte het Gemeentelijk Bureauvan Statistiek zeer belangwekkende gegevens.Van deze gegevens wil ik de hiervolgende vermelden.Aantal aan- HiervanGehu\vden, dusZuiver inkomen vermoedelijk woning-geslagenen ongehuwd behoevendenVan f 800.-- tot beneden / 1000.- 34.297 30.124 4.173, ,, 1000.-- ,, , 1200.- 26.241 16.406 9,835, ,, 1200.-- ,, , 1400.- 24.526 11.269 13.257, ,, 1400.-- ,, , 1600.- 23.135 7.882 15.253, ,, 1600.- ,, , 1800.-- 19.512 4.827 14.685, ,, 1800.- ,, , 2000.- 19.179 4.014 15.165, ,, 2000.- ., , 3000.- 40.475 8.283 32.192, ,, 3000.- ,, , 4000.- 12.439 2.572 9.867, ,, 4000.- ,, , 5000.- 5 518 980 4.538, ,, 5000.-- ,, , 10000.- 7.474 1.384 6.090, ,, 10.000.-- en hooger 3.308 575 2.733T o t a a 1 216.104 88.316 127.788ven is fl. 245.^--. En nu bedroeg het aantal woningenmet huren beneden fl. 250.^-- per jaar op 1 Januari1934 in totaal 41.344, dat is nagenoeg gelijk aan hetverschil tusschen het aantal aanslagen en den totalenwoningvoorraad.Merkwaardig is voorts nog dat het verschil hetwelkik hierboven voor Tilburg constateerde en het voorAmsterdam vaststaande verschil in beide gevallen rond20% bedraagt.Thans lets omtrent de al of niet bruikbaarheid van degegevens omtrent de Rijksinkomstenbelasting.Uit het vorenstaande valt af te leiden dat er behalvede gehuwde aangeslagenen nog vele woningbehoeven-den zijn, dus ongehuwden, want het aantal bewoondewoningen is belangrijk grooter dan het aantal aange-slagen gehuwden. Het zou evenwel volkomen onjuistzijn alle ongehuwde aangeslagenen als woningbehoe-vend te tellen, want daardoor zou, vooral in de laagsteinkomengroepen, de woningbehoefte veel te hoog wor-den aangenomen.Ten slotte worden nog tal van woningen bewoonddoor alleenlevenden, die niet in de inkomstenbelasting 103ArtikelenAdressen enz.zijn aangeslagen. Het aantal hiervan is evenwel vol-slagen onbekend.Uit al het vorenstaande moge blijken dat noch de ge-gevens omtrent de Personeele Belasting, noch de ge-gevens omtrent de Inkomstenbelasting thans dienst-baar kunnen worden gemaakt aan de woningstatistiek.De vraag is evenwel, of door samenwerking met deverschillende administraties niet tot een zoodanig re-suhaat kan worden gekomen dat bruikbare gegevensomtrent woningvoorraad en woningbehoefte wordenverkregen,Naar mijn meening zou dan in de eerste plaats moetenworden getracht Lings dezen weg een betrouwbaaroverzicht te krijgen van de woningbehoefte in de ver-schillende huurgroepen. Het beschrijvingsbiljet voor deInkomstenbelasting lijkt mij wel het meest aangewezenmiddel om het gestelde doel te bereiken. Zooals ditthans is ingericht is het voor het beoogde doel evenwelniet geschikt. Wellicht kunnen de groote steden elkaarop dit terrein vinden teneinde de noodige samenwer-king met de administratie der belastingen te ver-krijgen.Ten aanzien van den woningvoorraad lijkt het mijvoorshands beter geen gebruik te maken van de be-lastinggegevens. Veiliger lijkt mij dat gegevens hier-omtrent door de betreffende diensten worden verza-meld. Detailleering der gegevens zal daardoor mogelijkzijn. Dit verzamelen zal uitgaven vorderen. Deze uit-gaven zijn evenwel volkomen gerechtvaardigd, omdathet alleen aan de hand van juiste gegevens mogelijk iste bepalen of al dan niet maatregelen ten aanzien vanden woningvoorraad moeten worden genomen.Adressen, enz. uitgaande van het InstituutAan Zijne Excellentieden Minister van Sociale ZakenExcellentie104Het dagelijksch bestuur van het Nederlandsch Instituut voor Volks-liuisvesting en Stedebouw heeft met groote bezorgdheid kennis ge-nomen van de Koninklijke Besluiten van 23 December 1935, Nr. 20,inzake een uitbreidingsplan der gemeente Heerlen en van 9 Januari1936, Nr. 38, inzake een uitbreidingsplan der gemeente Haarlem.Het dagelijksch bestuur heeft de stellige overtuiging dat het even-tueel handhaven van de beperkte opvatting van de beteekenis ende strekking van het uitbreidingsplan, welke in de motiveeringendezer Koninklijke Besluiten tot uiting komt, een ernstige belemme-ring zou beteekenen voor een juiste en logische ontwikkeling vande stedebouwkundige praktijk in Nederland, een belemmering, dienaar onze meening geen rechtvaardiging vindt in de strekking, nochin den feitelijken inhoud van de Woningwet, zooals deze na dewijzigingen van 1921 en 1931 thans luidt. Deze overtuiging, dieblijkens de hierover verschenen geschriften door verschillende voor-aanstaanden van uiteenloopende richting in den lande wordt ge-deeld, heeft het dagelijksch bestuur aanleiding gegeven, dit onder-werp in den Stedebouwkundigen Raad van het Instituut te doenbespreken aan de hand van een door Mr. J. Vink opgestelde in-leiding, waarin de verschillende zijden van het vraagstuk uitvoerigworden behandeld. Het dagelijksch bestuur veroorlooft zich UweExcellentie hierbij een afschrift van deze inleiding toe te zenden enhet heeft de eer Uwe Excellentie te verzoeken van den inhoud daar-van wel te willen kennis nemen.Het is het dagelijksch bestuur bekend, dat in een aantal thans inverschillende stadia van behandeling verkeerende uitbreidingsplan-nen de bestemming voor landelijke doeleinden in een of anderenvorm voorkomt. Het dagelijksch bestuur zou het dan ook ten zeer-ste op prijs stellen, indien Uwe Excellentie een delegatie van onsInstituut in audientie zoude willen ontvangen, ten einde onze be-zwaren tegen de strekking van de in den aanhef genoemde Ko-ninklijke Besluiten nader mondeling te kunnen toehchten.Met verschuldigde hoogachtingHet dagelijksch bestuur van het NederlandschInstituut voor Volkshuisvesting en Stedebouww.g. M. J. I. DE JONGE VAN ELLEMEET, V-c;--ttcrw.g. L. S. P. SCHEFFER, SecretarisAmsterdam, 29 April 1936?Het uitbreidingsplan weder bebouwingsplan?(De Koninklijke besluiten van 23 December 1935, Nr. 20 en 9 Ja-nuari 1936, Nr. 38, betreffende de uitbreidingsplannen van Heerlenen Haarlem).In de bijna 35 jaren, welke sedert de totstandkoming van de Wo-ningwet zijn verstreken, heeft zich een verheugende ontwikkelingvoltrokken in het karakter en de functie van het uitbreidingsplan.Zooals in dergelijke gevallen gewoonlijk geschiedt, brak deze ont-wikkeling zich baan in en door de praktijk, om na verloop van tijdsteeds vollediger door de jurisprudentie en de wetgeving te wordenerkend en geregeld. Aan het beginpunt staat het oude ,,plan vanstraten, grachten en pleinen", het bebouwingsplan; aan het eindpuntstaat het bestemmingspXaa, het ,,plan, waarbij de bestemming vanden (daarin) begrepen grond in hoofdzaak of in onderdeelen wordtaangewezen".Staat ? Of moet men zeggen: ,,stond" !Deze vraag dringt zich op door de besliste en principieele overwe-gingen van de beide Koninklijke besluiten, waarbij de gemeentenHeerlen en Haarlem kort geleden de goedkeuring van haar uitbrei-dingsplannen zagen vernietigd. Wat deze besluiten zoo vol van be-teekenis -- en, moet er helaas worden bijgevoegd -- zoo betreu-renswaardig maakt, is vooral dit, dat hier de handhaving op hetspel staat van wat door jarenlangen langzamen groei van stede-bouwkundige inzichten, bestuurspraktijk, jurisprudentie en wetge-ving was bereikt; dat het hier geldt of bij de hanteering van eender voornaamste stedebouwkundige rechtsmiddelen de lijn der ont-wikkeling zal worden omgebogen niet alleen, maar zelfs zal wor-den teruggebogen: van het bestemmingsplan weder naar het be-bouwingsplan.Het vraagpunt, naar aanleiding waarvan in beide zaken een prin-cipieele beslissing werd gegeven, betreft de bestemming van grondvoor landelijke doeleinden. Het is een vraag, welke reeds sinds ge-ruimen tijd de gemoederen heeft bezig gehouden, doch waarom-trent tot dusver in de jurisprudentie over de Woningwet slechtsincidenteele, de kern der zaak gemeenlijk niet rakende uitsprakenwaren gevallen.Toen de gemeente Heilo in 1927 de bouwverordening aanvulde meteen bepaling, welke verbood in een bepaald deel dier gemeente an-ders te bouwen dan bouwwerken ten behoeve van land- en tuin-bouw, verwees de Regeering voor de regeling van dit punt naar hetuitbreidingsplan. Bij het plan, dat Heilo daarna vaststelde en datin beroep te dien aanzien eveneens bezwaar ontmoette, kwam deprincipieele vraag niet aan de orde. ^) Omstreeks denzelfden tijdbestemde de gemeente Naarden in haar uitbreidingsplan bepaaldegronden voor land- en tuinbouwdoeleinden, en wel ter wille vanhet uitzicht op de oude vesting. Het daartegen gerichte bezwaarwerd in beroep gegrond geacht om de feitelijke reden, dat het uit-zicht op de wallen ook bij een ruime open bebouwing met plant-soenstrook voldoende zou zijn gewaarborgd. ^) Feitelijk was even-eens de overweging, welke in 1932 leidde tot vernietiging van degoedkeuring van het plan te Bussum, waarin gronden waren be-stemd voor ,,akkerland". De Kroon achtte deze bestemming ondoel-matig, omdat zij bij voortschrijdende bebouwing ter plaatse he-1) iC. B. van 9 Juli 1931, Nr. 128.2) K. B. van 18 JuH 1930, Nr. 203.De afwerking vaneike dleur is ,|AF"!BRUYNZEEL-DEURENvoordeelen :hebben velede borsten kunnen door deonverwoestba re drevel-constructie niet opengaan,de deuren schranken niet entrekken niet scheluw,ze vragen geen onderhoud.bruynzeel'sdeurenfabriek n.v.zaandamRAND ENInlichtingen bij:J. C. J. KNEGT & ZONENASSURANTIEKANTOOR VAN 1840AMSTERDAMMeer dan een half millioen gulden besparingverkregen Gemeenten en Bouwvereenigingendoor gebruik te maken van de contracten, die deVereeniging van Nederlandsche Gemeenten dooronze tusschenkomst met assuradeuren afsloten.CQRTLEVERKETELSTRAATAMSTERDAMSp ecialiteit in:MARMERENSCHOORSTEENMANTELS5TEEN DER W'JZ&NIS KALIOANDSTEEN ! VANNv KALKZANDSTEENFABRIEK,,VOGELENZANG"TE RHENEN (bij Wageningen) Tel. 390SCHERP ZANDSpecialiteit in Kalkzandsteenklinker, drukvastheid 320 KG.per cM^, wateropname 11 % (Onderzoek Koning & Bienfait)IIIDE BESTE BRONZEN TOCHTSTRIPSMETALENRAMENNedWANNEER NIET UITVOORRAAD BIJ UWIJZERHANDELAARVER KR IJGBAAR,SCHRIJFT RECHT-STREEKS AAN:FABRIKANTEN: INGEISIIEURSBURE A.LJKEIZERSGRACHT4>?|5*TEL:3I705* AMSTERDAMiv.if CDAVUD"''/A,i3lAy&M>$fSim24'^34'^E N CI EN CEMIJPORTLAND HOOGOVENCEMENTMUNTEN UIT DOORGROOTE TREKVASTHEID,PRIMA KWALITEIT ENCONSTANTE KLEURENNEDERLANDSCH FABRIKAAT!VERKOOPASSOCIATIEENCI-CEiUia N.V.HEERENGRACHT 507 -- AMSTERDAM-CFIRMATH. A. DE ROSTERTelefoon 20086Ruysdaelstraat 92-94 -- AMSTERDAM-ZGevestigd 1874Centrale Verwarmin^WarmwatervoorzieningVentilatieBadinrichtin^en enz.MEYRIETDE ISOLEERENDE EN BRANDVRIJE BOUWPLAAT(Ned. Fabrikaat) Prospectus en officieele proefstaten worden opaanvrage gaarne verstrekt.Vraagt inlichtingen en prijsopgave bijN.V. MEVRIET, LULOFSSTRAAT 75 's-GRAVENHAGE - TELEFOON 112187 (3 lijnen)IVzwaarlijk zou kunnen blijven verwezenlijkt. ') Principieel erkendwcrd de wettigheid der bestemming voor landelijke doeleinden indeze uitspraken niet; principieel ontkend echter evenmin.Wat dc litteratuur betreft verdienen vermelding de commentaar opdc Woningwet van den onlangs afgetreden Directeur-Generaal vande Volksgczondheid en de ,,Aanwijzingen voor het samenstellenvan bebouwingsvoorschriften" van de hand van dien hoofdambte-naar en den Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid. Ook hiervalt de nadruk raeer op de practische dan op de theoretische vra-gcn. In bcginsel wordt trouwens in beide werken de wettigheid derbestemming voor landelijke doeleinden aangenomen. In het eerstegeschrift -) zegt de schrijver: ,,Op zich zelve kan m.i. tegen der-gclijkc aanwijzing (in dat geval voor bosch en heide) geen bezwaarworden gemaakt". In het tweede vermelden de samenstellers '') datnaar hnn meening de wettelijke bevoegdheid vaststaat. ,,Het planvan nitbreidinq heeft door practijk, jurisprudentie en wetswijzigingzijn aanvankelijk karakter van enkel stratenplan verloren en is be-stcmmingsplan geworden. Men zal daarbij, in beginsel, al die be-stemmingen kunnen aanwijzen, die in het belang van de ont-wikkeling der gemeente noodig zijn, mits met inacht-neming van de wettelijke bepalingen en waarborgen. Zoo kan menzich, in theorie, dus het geval denken, dat een bestemming vangronden voor de uitoefening van landbouw, veeteelt of tuinbouwgerechtvaardigd zou zijn." De aarzeling begint bij deze schrijverseerst, wanneer het de toepassing van een dergelijke bestemminggeldt. Bij herhaling wordt erop gewezen dat de utiliteit van dienniaatregel dan wel zeer evident meet zijn. Bovendien moet wordengewaakt tegen ontaarding van de aanwijzing in een ,,onwaarach-tigheid met speculantenbedoeling", hierin bestaande, dat men haargebruikt om stijging van den grondprijs tegen te gaan, opdat degemeente te barer tijd voor een koopje den grond kan neraen metde bedoeling dien als bouwterrein te exploiteeren. ^) Vragen vanpraktijk dus, geen vragen van beginsel. Hierbij kan er bovendienop worden gewezen dat na de wijziging van de Woningwet in1931 onteigening in het belang der volkshuisvesting in verband meteen uitbrcidingsplan slechts kan geschieden ,,teneinde uitvoering tekunnen geven aan zoodanig plan", zoodat de Regeering het steedsin de hand hccft onteigening van cultuurgrond tegen te gaan indienzij aanleiding mocht hebben te veronderstellen dat die bestemming.slechts voor de leus zou zijn gelegd.Met dit voor oogen was er wel aanleiding uit te zien naar een prin-cipieelc besli.s.sing van de Kroon, maar allerminst reden om zulk eeniiitsnraak met beduchtheid af te wachten. Integendeel: de bouw-stoffen voor een uitdrukkelijke bevestiging lagen gereed; talrijke uit-hreidingsplannen, allerlei streekplanwerk konden feitenmateriaal inruimc hoeveelheid verschaffen; een klare uitspraak in positievenzin zou slechts den sluitsteen behoeven te vormen van het bouw-werk, dat in den loop der jaren reeds geleidelijk was opgetrokken.Thans zi/'n er uitspraken, die inderdaad aan klaarheid niets te wen-schen overlaten, maar die overigens, in plaats van een afsluiting,een voltooiing te brengen, de ontwikkeling met een knap afbrekenen het geheele bouwwerk wankel dreigen te maken. De overwegin-gen, waarop de principieele be.slissing beru.st, zijn in beide besluitendezclfde en luiden geheel algemeen, volstrekt afgezien van de feite-lijke omstandigheden: afgezien ook van het feit dat bij het Haar-lem.schc plan cle bewuste gronden toch reeds onbebouwbaar warenwegcns hun ligging in den ,,verboden kring" van een vestingwerk.Zij luiden, voor zooveel hier van belang;..Overwcgende voor het overige, dat bij het onderwerpelijke plan,waarbij de bestemming der gronden in onderdeelen is bepaald, aaneen deel der gronden de bestemming van cultuurgrond, blijkens ar-tikel 12 van de bebouwingsvoorschriften voor de uitoefening vanland- en tuinbouw en veeteelt, is gegeven;,,dat zulks zich met de strekking van de Woningwet niet verdraagt,,,dat toch deze wet, die, blijkens hare considerans, beoogt bepalin-gen vast te stellen betreffende de volks/iuisi'esfmg-. met de artikelen36 en volgende, zooals deze artikelen luiden na de wijziging bijde wet van 9 Juli 1931 (Staatsblad No. 266) ten doel heeft eenestelselmatige bebouwing te bevorderen door het aanwijzen van debestemming van de gronden, waarover de bebouwing der gemeentezich zal uitbreiden;,,dat het bevorderen van cultuur (land- en tuinbouw of veeteelt)niet ligt in de bedoeling van deze wet;,,dat dan ook in artikel 12, le lid, van het Woningbesluit onder Adressen enz.meer ter uitvoering van artikel 42 der Woningwet wel gesprokenwordt van een plan van straten en daarnevens van de aanwijzingvan de bestemming van gronden voor den aanleg van grachten,pleinen, plantsoenen, parken, sport- en speelterreinen, volkstuinen,begraafplaatsen en andere doeleinden van openbaar nut, alsmedevan nadere aanwijzing van de bestemming van de gronden, welkezijn aangewezen voor bebouwing met woningen en andere gebou-wen en met inrichtingen ten behoeve van handel en nijverheid, dochdaarin terecht van het bestemmen van terrein voor zoogenaamdencultuurgrond geen gewag wordt gemaakt;,,dat wehswaar artikel 12, le lid, naast deze opsomming van be-stemmingsmogelijkheden, den tusschenzin bevat ,,behalve hetgeende gemeenteraad meent daarin overigens te moeten bepalen", dochdat deze tusschenzin den gemeenteraden geen bevoegdheid kan ge-ven om bestemmingen vast te stellen, die, gelijk ,,cultuurgrond",buiten de bedoeling van de Woningwet vallen;,,dat, voor zoover het de bedoeling van den gemeenteraad mochtzijn door het bestemmen der bedoelde gronden voor cultuurdoel-einden uitbreiding van de bebouwing ter plaatse tegen te gaan, ditdoel op andere wijze behoort te worden bereikt;,,dat in ieder geval artikel 36 der Woningwet daartoe niet behoortte worden gebezigd"; ^)De kern van deze overwegingen is: het uitbreidingsplan behoortbeperkt te blijven tot het bevorderen van een stelselmatige bebou-wing. Het heeft daartoe de bestemming aan te wijzen van de gron-den, waarover de bebouwing zich zal uitbreiden. Bestemming vandaarbuiten gelegen gronden voor landelijke doeleinden is in strijdmet de bedoeling van de Woningwet. Wil men daar bebouwingweren, dan dient dat op andere wijze te geschieden.De vraag, die hierbij in de eerste plaats rijst, geldt de beteekenisvan de gevallen beslissingen voor de verdere ontwikkeling van denNederlandschen stedebouw. Maar tevens is er aanleiding na te gaan,of een diepere grond, gelegen in den eisch van billijkheid tegenoverde eigenaren, die besUssingen rechtvaardigt. Ten slotte is er devraag, of zij zich met de wet verdrage-zi. Misschien zou deze laat-ste vraag voorop moeten gaan, omdat een ontkennende beantwoor-ding daarvan eigenlijk reeds voldoende is. Intusschen kan een ge-heel overeenkomstig de wet genomen beslissing onredelijk, een uit-spraak in strijd met de wet onschadelijk zijn. Het is daarom vanbelang eerst vast te stellen, dat de besluiten inzake de landelijkedoeleinden gewichtige openbare belangen in hooge mate dreigente schaden en dat zij daartegenover door de redelijkheid niet wer-den gevorderd.De invloed, dien men van de besluiten moet verwachten op de ont-wikkeling van den stedebouw, kan niet anders dan met grootezorg vervullen.Stedebouw is het scheppen van orde in de bestemming van den bo-dera. Niet van enkele bepaalde gedeelten daaruit, een stukje hieren een stukje daar, maar van den bodem als geheel. Volkomenterecht is op de vergadering betreffende de lintbebouwing, op 8 No-vember 1935 te 's Gravenhage gehouden, door een der inleiders er-op gewezen dat de belijning van de verschillende bestemmingenbinnen de grens der (bestaande en toekomstige) bebouwing van detweede orde is. Van primair belang is de vraag, waar en in welkerichting die grens zal loopen, anders gezegd, hoe de verdeeling zalzijn tusschen de plaatsen, bestemd voor de menschelijke nederzet-tingen en de gebieden, voor welke andere vormen van bodemge-bruik zijn aangewezen.De noodzakelijkheid, om regelen te stellen ten aanzien van de oc-cupatie van den bodem, moet duidelijk zijn voor ieder, die met aan-dacht waarneemt wat er op dit gebied reeds heeft plaats gevon-den, nog steeds geschiedt en in de toekomst is te voorzien. Waarwij ook in ons land om ons been zien, hetzij van den weg af, vanhet water of uit den trein, vrijwel overal bemerken wij de sympto-men van een wilden, ongeordenden groei. WeUicht zijn deze ver-schijnselen in wezen niet verschillend van wat zich vroeger voor-deed, maar zij openbaren zich thans in een veel grooter omvang,in een veel sneller tempo, met een sterk verhoogde potentie. Deenorme ontwikkeling van de verkeersmiddelen, de verbetering vanhet wegennet, de verbreiding van publieke voorzieningen als gas-en electriciteitslevering, waterleiding, enz. hebben het mogelijk ge-maakt practisch overal te wonen met al het gerief, dat de modernemensch vraagt. De nieuwe transportmogelijkheden voor personeel,grondstoffen en producten hebben de industrie veel vrijer gemaakt1) K. B. van 19 Maart 1932, Nr. 62.2) Biz. 253.?') Biz. 6.*) Commentaar, biz. 254.1) K. B. van 23 December 1935,plan van Heerlen.Nr. 20, inzake het uitbreidings-105Adressen enz.106in de plaats harer vestiging. De ontwikkeling is zoo snel gegaan,dat zij ons eenigermate heeft overrompeld. Wij zijn te vergelijkenmet een kind, dat speelgoed heeft gekregen waarvoor het nog nietrijp is en dat daardoor stukken maakt. De gevaren, die onzen Ne-derlandschen bodem bedreigen, zijn zeer reeel en dreigen te ernsti-ger, omdat het hier een niet te vervangen goed betreft, waarbijgemaakte fouten in den regel onherstelbaar zijn en blijvende lit-teekens achterlaten. De ervaring dat de ongeleide ontwikkelingvoert tot een wanorde, waarvan de schadelijke gevolgen vooral ophet gebied van de bebouwing sterk aan den dag treden (lintbebou-wing, Wilde, oneconomisch verspreide bebouwing, enz.), doet hetscheppen van orde spreken als een eisch van hooge noodzakelijk-heid.Het is de taak van den stedebouw, die leiding te geven. Maar hijkan in deze taak niet slagen, indien hij zich heeft te beperken totde gebieden, waarover de bebouwing zich zal uitbreiden. Dat isreeds hierom onmogelijk, omdat het gevaar niet alleen die gebiedenbedreigt, maar practisch overal is te wachten, waar maar een plekjete land of te water bereikbaar is of bereikbaar is te maken. Het isbovendien ondoenlijk, omdat de voorziening in hetgeen met deeigenlijke uitbreiding der gemeente samenhangt ten nauwste ver-bonden is aan wat volgens de beide besluiten tot het verboden ter-rein zou behooren. Enkele voorbeelden zijn voldoende. Hoe zalmen voor een gemeente, die op het tuindersbedrijf is ingesteld endaarin haar ontwikkehngsmogelijkheid vindt, een uitbreidingsplankunnen maken, zonder daarbij het gebruik van den grond voor tuin-bouw in de behandeUng te betrekken. En dan -- een verschijnsel,dat men aan den rand van alle zich uitbreidende steden aantreft ~de hoveniers, die door den uitgroei van de bebouwing telkens naarandere terreinen worden opgejaagd. Hoe zal men hierbij ooit toteen behoorlijke voorziening geraken, indien het uitbreidingsplan geengebieden aanwijst, waar deze vorm van bodemgebruik zich onge-stoord kan ontwikkelen?Maar de voornaamste reden blijft toch dat men nimmer een ge-zonden toestand kan bereiken, indien de werking van den stedebouwwordt bekneld binnen de grenzen der bebouwing, en het gebied daar-buiten als een stedebouwkundig niemandsland wordt beschouwd. Hetgebruik van den bodem voor bebouwing is een occupatievorm naastvele andere. Men kan de synthese, die de hoogste kunst van denstedebouw uitmaakt, niet bereiken, indien die eene vorm afzonder-lijk wordt genomen en de andere geen voorwerp van de regelingmogen uitmaken. Ook al is het waar, dat het aanknoopingspunt bijhet handhaven der bestemmingen volgens de Woningwet in denregel wel zal liggen op het gebied van de bebouwing, het geldt tochniet uitsluitend -- zooals men uit de besluiten zou moeten afleiden^ een eenvoudig alternatief: hier voorzien in de uitbreiding derbebouwing, elders bebouwing tegengaan. Ook waar een uitbrei-dingsplan, om in deze termen te spreken ,,bebouwing tegengaat", iszijn bestemming niet negatief, maar positief. Dat voor bebouwingdaar geen plaats wordt gelaten, beteekent dat daar een andere vormvan bodemgebruik meer is aangewezen. Indien men aan het uit-breidingsplan ontzegt, ook te dien aanzien de richtlijnen aan tegeven, welke voor een gezonde ontwikkeling van de gemeente metal haar bestaansbronnen en groeikansen zijn vereischt, dan doetmen het onherroepelijk terugvallen tot het bebouwingsplan, waar-mede de opgaande lijn in 1901 begon.Maar dan de ,,andere wijze", waarvan de besluiten melding maken?Daargelaten dat het doel in die overweging onjuist wordt gesteld,omdat het ^ zooals gezegd -- alleen negatief wordt omschreven, iszelfs bij deze visie op het vraag.stuk niet te zien, aan welke mid-delen men hier kan denken. Het bouwverbod zal in den regel nietin aanmerking komen, omdat dit alleen betrekking kan hebben opgrond, welke in de naaste toekomst voor den aanleg van een straat,een gracht of een plein bestemd is. Onteigening op den voet derWoningwet is eveneens uitgesloten, omdat deze slechts kan ge-schieden ^ voor zoover hier van belang -- teneinde uitvoering tegeven aan een uitbreidingsplan en de bestemming van den te ont-eigenen grond voor landelijke doeleinden volgens de leer der be-sluiten juist niet in het plan mag worden opgenomen. Trouwens zouhet economisch ongerijmd en practisch onmogelijk zijn, dit middelop ruime schaal toe te passen.De slotsom kan slechts zijn, dat de beperking van het uitbreidings-plan tot de regeling der bebouwing verlammend zal werken bij hetnastreven van de orde in het bodemgebruik, welke juist onder dehuidige omstandigheden zoo dringend wordt vereischt.Daar is echter -- even dringende eisch .-- het betrachten van bil-lijkheid tegenover de grondeigenaren. In de bovenaangehaalde over-wegingen wordt daarvan niet gerept, maar op den bodem ligt bijvragen als deze toch steeds het billijkheidsvraagstuk. Het gaat danhierom: ligt er voor de behandeling van de grondeigenaren lets on-redelijks in, dat het uitbreidingsplan niet alleen de bestemmingenvastlegt, welke tot de sfeer der ,,bebouwing" behooren, maar ookandere gebruiksvormen in zijn regeling betrekt? Het geldt geen de-tailvragen. Er zullen uiteraard, evenals bij de bestemmingen voorbebouwingsdoeleinden, gevallen kunnen voorkomen waarin men inconcreto van onbiUijke gevolgen voor de belanghebbenden moetspreken en waarin er dus aanleiding is voor het zoeken naar eenbevredigende oplossing naar gelang van de omstandigheden vanhet geval. Dit raakt echter niet het beginsel, zoomin als men b.v.de bestemming van grond voor straat of plantsoen als zoodanigzal veroordeelen, omdat zij in bepaalde gevallen wel eens bezwarenoplevert. Het geldt thans de vraag, of de bestemming voor lande-lijke doeleinden op zich zelf een onbillijkheid inhoudt.Zij, die deze vraag bevestigend beantwoorden, verliezen twee om-standigheden uit het cog.In de eerste plaats, dat het geven van die bestemming in het alge-meen zal neerkomen op het handhaven van het bestaande gebruik.Het is natuurlijk ondenkbaar dat een uitbreidingsplan de bestem-ming voor landelijke doeleinden zal geven aan gronden, welke b.v.reeds bebouwd zijn. Worden terreinen aangewezen voor land- entuinbouw, bloemisterij, bollenteelt, bosch, heide e.d., dan zullen dieterreinen reeds voor deze of dergelijke doeleinden worden gebezigden zal dus het gebruik daarvan, ongeacht het uitbreidingsplan, opdenzelfden voet kunnen worden voortgezet. De bestemming voorlandelijke doeleinden zal er juist op zijn gericht, dat gebruik te hand-haven en tegen aantasting te beschermen. In dit opzicht wordt aande eigenaren niets reeels ontnomen. Ook niet de mogelijkheid vanbebouwing. Men treft wel eens de voorstelling aan, alsof de be-stemming voor land- of tuinbouw e.d. voor de desbetreffende ter-reinen elke bebouwing zou uitsluiten. Dit is echter onjuist. Indienzij behoorlijk wordt omschreven, laat zij het oprichten toe van ge-bouwen als boerderijen met wat daarbij behoort, schuren en aiiderebedrijfsgebouwen voor land- en tuinbouw, in het algemeen van degebouwen, welke in het landelijk gebied op bun plaats en voor hetgebruik der daar gelegen gronden noodig zijn. Wat verboden i.s.is de bouw-exploitatie, waardoor het landelijke gebied wordt gede-natureerd en bedorven.Ongelukkigerwijze is het juist deze bouwexploitatie, waarop menzich veelal blind staart. Evenwel ^ en dit is de tweede der hierbo-ven bedoelde om-standigheden -- hoe langer hoe meer ten onrechtt.De gedachte dat den eigenaren door het beperken der bebouwingin het landelijk gebied tot hetgeen daar op zijn plaats is en derhalvedoor het uitsluiten van eigenlijke bouwexploitatie aldaar lets reeelszou worden ontnomen, kan slechts reden van bestaan hebben, in-dien elk stukje van den Nederlandschen bodem als het ware denatuurlijke bestemming zou hebben voor huizenbouw en er boven-dien een redelijke zekerheid bestond, dat deze bestemming zonderhet overheidsingrijpen zou worden verwezenlijkt. Noch het een,noch het ander is echter het geval. Dat het eerste niet juist kanzijn, is aanstonds duidelijk. Het enkele oproepen van deze voor-stelling is reeds voldoende om het absurde daarvan te doen zien.Maar ook de opvatting, als zouden de eigenaren in het landelijkgebied een redelijk uitzicht hebben hun grond tot bouwterrein tezien worden, wordt door de feiten gelogenstraft.Het is onnoodig, hier te treden in een uitvoerige herhaling van watde studies over de toekomstige ontwikkeling der bevolkingscijfers,zoowel opgezet voor ons geheele land als, afzonderlijk van elkaar,door de diensten van Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhagevoor elk dier steden, ons hebben geleerd. Ook wie geneigd is groo-te voorzichtigheid te betrachten met het cpstellen van prognosen,waarbij het menschelijke leven een factor van berekening vormt,moet toch tot de erkenning komen, dat er wel zeer sterke aanwijzin-gen zijn voor een geleidelijk afnemen en op den duur wellicht totstilstand komen van den bevolkingsaanwas. Of het eindcijfer zalzijn te stellen op 11, 12 of 13 millioen en of dit niveau zal wor-den bereikt in 1980, 1990 of 2000, is ten slotte van secundair be-lang. Hoofdzaak is, dat binnen afzienbaren tijd gerekend moetworden met een belangrijke daling van het bevolkingsaccres endientengevolge eveneens met een sterke vermindering in de behoef-te aan nieuwe woningen. Over den toekomstigen woningvoorraaden de vermoedelijke verdeeling daarvan over het land zijn onlangsbelangrijke beschouwingen gepubliceerd in het Tijdschrift voorVolkshuisvesting en Stedebouw ^). Op de bizonderheden daarvan^) Ir. L. H. ]. Angenot: Over de toekomstige omvang van de wo-ningvoorraad in Nederland (Nov. 1935);Ir. Th. K. van Lohuizen en Dr. G. Th. ]. Delfgaaaw: De toekom-stige verdeeling van bevolking en van woningvoorraad over hetland (Nov.-Dec. 1935).kail thans niet worden ingegaan. Het komt hier aan op de alge-meene lijn en deze bcweegt zich onmiskenbaar in de richting vaneen vertraagden groei. Een bevolkingstoeneming met rond 100.000inwoncrs per jaar en een jaarlijksche vermeerdering van den wo-ningvoorraad met rond 40.000 woningen zijn cijfers, welke op denduur niet op deze hoogte kunnen blijven. Reeds in zijn jaarverslagover 1932 berekende de Hoofdinspecteur voor de Volkshui.svestingde vereischte netto-vermeerdering van den woningvoorraad in deecrstvolgende jaren op rond 30.000 per jaar, d.i. rond 10.000 perjaar of 25% minder dan in de periode 1921^1930 werd bereikt.Hicrbij moet dan nog voor oogen worden gehouden dat de bestian-de uitbrcidingsgebieden der verschillende gemeenten reeds gelegen-hcid laten om zoo niet de gehecle te verwachten bevolkingsvermeerdering, dan toch een zeer belangrijk deel daarvan op te ne-men. De onderzoekingen, welke bij de voorbereiding van cnkelestreekplannen hiernaar zijn ingesteld, wijzen eer op de eerstgenoem-de mogelijkheid dan op de laatste. De streekplan-commissie voorArnhcm en omgeving achtte in de daar aanwezige uitbreidingspian-nen voldoende woonruimte beschikbaar voor het vermoedelijk maxi-mum der bevolking in het jaar 2000. Ook het onderzoek voor hetstreekplan Oost-Utrecht wees uit, dat dit maximum ruim kan wor-den ondergebracht zonder ontsluiting van nieuwe uitbreidingsgebie-den. 1)Dit alles moet toch tot de slotsom leiden, dat de eigenaren in hetlandelijk gebied zich in het algemeen genomen zeker niet kunnenvcrheugcn in het uitzicht, hun gronden zonder ingrijpen van deOverheid op den duur van zelf wel voor bouwexploitatie in aan-merking te zien komen. Die gronden zijn daarvoor door de natuur-lijke orde der dingen niet bestemd en zuUen daarvoor naar men-schelijke hcrekening ook in verre toekomst niet noodig zijn. Datniettemin in allerlei landelijke streken een wilde bebouwing opschiet,is hicrmedc niet in tegenspraak. Integendeel maken de bovenver-mclde feiten dat verschijnsel nog te meer onnoodig, oneconomischen ongewenscht en dus het weren daarvan zooveel te meer gebo-den. Dit laatste 66k in het belang van de grondeigenaren in hetalgemeen. Want daar nu eenmaal, gezien de behoefte aan nieuwewoningen, bij lange na niet alle eigenaren van de bouwexploitatiezuUen kunnen profiteeren, is het tot stand komen van een exploi-tatie op een stedebouwkundig daarvoor niet aangewezen plek hetontnemen van kansen aan de eigenaren van andere terreinen, welkenaar hun ligging (en in den regel ook naar hun waarde) eer voorbebouwing in aanmerking zouden komen,Bcstcmming van landelijk terrein voor landelijke doeleinden sluitdus op zich zelf geen onbillijkheid tegenover de eigenaren in. Neemtmen aan, dat bouwexploitatie onder alle omstandigheden voor deneigcnaar te verkiezen is -- waarover men intusschen van meeningkan ver.schillen -- dan verkeeren inderdaad de eigenaren in het ge-bied der bebouwing in gunstiger toestand. Dit is dan echter geengevolg van het uitbreidingsplan, maar van het verschil in liggingder gronden. Men mag van het uitbreidingsplan niet verlangen, dathet ook dat zou opheffen.Ten slotte dan de vraaq naar de wettelijke toelaatbaarheid der be-stemming voor landelijke doeleinden. De Koninklijke besluiten ont-kennen deze, als in strijd met de strekking en bedoeling der Wo-ningwct. Zij beroepen zich daarvoor op de considerans en de artt.36 e.v. van de wet, alsmede op art. 12 van het Woningbesluit.De considerans wordt in het voorbijgaan genoemd, maar blijkbaartoch van zoodanig belang geacht, dat door onderstreping de nadrukwordt gelegd op de vo\V.s.hmsvesting als onderwerp der wettelijkeregeling. Als er echter een wet is, waarbij het hachelijk is een der-gelijke wijze van interpretatie te volgen, dan is het wel de Woning-wct. Sinds de considerans werd neergeschreven ten geleide van dewet van 1901 is de inhoud der wettelijke regeling -- en niet in delaatste plaats die betreffende het uitbreidingsplan -- zoodanig ge-wijzigd en verruimd, dat men het woord ,,volkshui.svesting" in ditverband thans meer moet nemen naar zijn formeele beteekenis van;het geheel der belangen. waarin de Woningwet voorziet. Dit blijktook uit de bepalingen omtrent de onteigening ,,in het belang dervolk.shuisvesting" ") , op grond waarvan b.v. onteigening kanplaats hebben ter effectueering van verkeersverbeteringen, ingeleiddoor de vaststelling van rooilijnen. In dit verband kan ook wor-den herinnerd aan het arrest van den H. R. van 6 Juni 1934 (W.12799) betreffende de terugvordering van registratierecht door degemeente Haarlem, waarin de H. R. het voornaamste cassatiemid-del, ontleend aan de interpretatie van ,,Volkshuisvesting" als ,,hetverschaffen van woningen aan het volk", terugwees met de over-^) Aangehaald op de vergadering betreffende de lintbebouwingfinleiding van Ir. P. Bakker Schut, biz. 7).^) Artt. 77 e.v. der Onteigeningswet.weging ,,dat het hier een uitdrukking betreft, voor welker zin en Adstrekking niet het taalgebruik in het algemeen, maar de taal der Wetbeslissend is, sedert de Woningwet aan die uitdrukking eenzeer bepaalde en nauwkeurig omschreven beteekenis heeft ge-hecht." Het gold in die procedure, naar bekend is, den aankoop vangrond, in het uitbreidingsplan bestemd voor park- en plantsoen-aanleg.De hoofdoverweging van de besluiten is, dat de Woningwet met deartt. 36 e.v., zooals die thans luiden, ten doel heeft een stelselma-tige bebouwing te bevorderen door het aanwijzen van de bestem-ming van de gronden, waarover de bebouwing der gemeente zichzal uitbreiden. Daaraan wordt vastgeknoopt, dat het bevorderen vancultuur( land- en tuinbouw of veeteelt) niet ligt in de bedoelingvan de wet en dat dan ook in art. 12 van het Woningbesluit bijde nadere voorschriften voor het uitbreidingsplan terecht van hetbestemmen van terrein voor z,g. cultuurgrond geen gewag wordtgemaakt. Weliswaar bevat het artikel een verwijzing naar ,,het-geen de gemeenteraad meent overigens te moeten bepalen", dochdit kan geen bevoegdheid geven tot het vaststellen van bestemmin-gen buiten de bedoeling der wet.Wat de ,,cultuurdoeleinden" betreft kan terloops worden opge-merkt, dat de Woningwet natuurlijk niet bedoelt den land- en tuin-bouw of de veeteelt te bevorderen, evenmin als zij tot strekkingheeft bevordering van de Industrie, van den woningbouw, van hetscheepvaartverkeer, van het havenbedrijf en van zooveel anderebelangen, waarmede men bij de stedebouwkundige verzorging vaneen bepaald gebied heeft rekening te houden. Zij bedoelt echterwel, dat bij de vaststelling van een uitbreidingsplan de ontwikke-lingsmogelijkheden der gemeente van het oogpunt van elk dezerbelangen uit worden bezien en dat met inachtneming daarvan hetgebruik van den bodem wordt vastgelegd en geregeld.Het is juist het fundamenteele verschil tusschen de wet van 1901en die na de wijzigingen van 1921 en 1931, dat het eenzijdige, be-perkte karakter van het uitbreidingsplan als bebouwingsplan heeftplaats gemaakt voor het in beginsel volkomen onbeperkte bestem-mingsplan. Wanneer art. 36, lid 1 der tagenwoordige wet de functievan het uitbreidingsplan omschrijft, dan is deze niet het bevorderenvan een stelselmatige bebouwing door het aanwijzen van de be-stemming der gronden. waarover de bebouwing der gemeente zichzal uitbreiden. Er wordt zelfs van de bebouwing met geen woordgerept. Als taak van het plan wordt volkomen algemeen genoemdhet aanwijzen in hoofdzaak of in onderdeelen van de bestemmingvan den in het plan begrepen grond. Algemeener en duidelijker kanhet niet. En, zou men weUicht v66r 1931 nog een argument hebbenkunnen ontleenen aan het opschrift der zesde (thans zevende) pa-ragraaf, destijds luidende: ,,Uitbreiding van bebouwde kommen",door de wetswijziqing van 1931 wordt ook dit argument in zijntegendeel verkeerd. Toen is immers het opschrift veranderd in:,,Regeling der bebouwing en der bestemming van gronden", en welonder de toelichting: ,,Het voorgestelde opschri
Reacties