=ITIJDSCHRIFTVOORLfvOLKSHUISVESTING]=IEN STEDEBOUWE"ORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1936 N" 3 17' JAARGANG MAARTN.V. VAN mUNSTEirS UITGEVERS MAATSCHAPPIJ - HAARLEMMERWEQ B STS - AMSTERDAM (W.|5!^=l^WANDGEDIERTEiIi^ )^"J5LOEME"DX5."m WIHIMiPiLAAT UW JAARGANGEN VAN HETTiJDSCHRlFT VOOR VOLKS-HUISVESTING EN STEDEBOUWI NBIN DENLosse banden verkrijgbaar h fi 1.40 francoper postVERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL EN BIJN.V.Van Munster's Uitgevers-MijA'dam - Haarlemmerweg B 378Postrekening 7496629mam--4apniHDNDCHHETBOEKALS 6ESCHENKISOLA-BOUWNET BE8TE EH QOEDKOOP8TE 8Y8TEEM VOORNET BOUWBH VAN OOMPLEXEN VOLKB- ENHIDDEHSTANDBWOHINaEH. - 8ELF8UPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handels-MerkUITOEVOERD OA. PLM. 870 WONINGEN VOC?l OEQEMEENTE 'sHERT0QENB08CH - NOG INUITVOERINGaA. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104^^ AMSTERDAM ^I^HOnderzoek van alle materialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 17E JAAROANO NO. 3 MAART 1936TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINGiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiEN STEDEBOUW iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTINGSTEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINQBOUWVEREENIOINQENENREDACTIE: H. P. J. BLOEMERS, J. BOM-MER, J. DouwES JR.. JHR. M. J. I. DEJoNGE VAN ELLEMEET, Ir. L. S. p. SCHEFFEH,IR. P. BARKER SCHUT, IR. J. M. A. ZOET-MULDERVASTE MEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,IR. A. KEPPLER, MR. J. KRUSEMAN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, M. VRIJENHOEK,L. VAN DER WAL, D. E. WENTINKADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATEICLOVENIERSBURGWAL70, AMSTERDAM CPOSTREKENING NO. 29080REDACTIE VAN DE RUBRIEK,,uiT DEN KRING DER BOUV?-VEREENIGINGEN",,HET NIEUWE HUIS" (KAMERS 181-182)RoELOF HARTPLEIN4- AMSTERDAM z-- ADVERTENTIES --V. MUNSTER'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM WABONNEMENTSPRIJS fS.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSENUMMERS. ....fi.INHOUD: Officieele Mededeelingen -- Rationele Differentiatie van Woningindeling door Ir. W. van Tyen -- HetUitbreidingsplan ,,Bosch en Lommer" te Amsterdam door Ir. Th. K. van Lohuizen -- Ordening van de Woning-productie door Ir. P. Bakker Schut -- Binnenland -- Uit den Kring der Bouwvereenigingen -- Nieuwe aanwinsten vande bibliotheek.BIJLAGE: Gewijzigd ontwerp van wet inzake bijzondere maatregelen ter verkrijging van verlaging van sommigevaste lasten en van huren.OFFICIEELE MEDEDEELINGENHULDIGING MR. L, LIETAERT PEERBOLTEOp Zaterdag 29 Februari 1.1. heeft in den Dierentuinte 's Gravenhage een bijeenkomst plaats gehad, waarinde Heer Mr. L. Lietaert Peerbolte, afgetreden Directeur-Generaal van de Volksgezondheid, is gehuldigd. Doorhet Comite, waarin het Instituut en de Nationale Woning-raad, naast een groot aantal andere organisaties, welkezich op het gebied van de Volksgezondheid bewegen,vertegenwoordigd waren, werd den Heer LietaertPeerbolte uit naam van de verschillende vereenigingeneen huldeblijk aangeboden.In de bijeenkomst werd door de Heeren Ir. P. BakkerSchut en K. R. van Staal namens het Instituut en denWoningraad het woord gevoerd.NEDERLANDSCH INSTITUUTLEZINGOp 22 Februari 1.1. werd door den Heer Ir. A. Kepplervoor de leden van ons Instituut een lezing gehouden over,,De goede en goedkoope arbeiderswoning". Deze voor-dracht werd door een groot aantal leden met belang-stelling gevolgd.COMMISSIE INZAKE WONINGCOMMISSIESHet dagelijksch bestuur van het Instituut heeft eenkleine commissie ingesteld, bestaande uit de HeerenMr. J. Kruseman, voorzitter, W. van Boven, Jhr. M. J. I.de Jonge van Ellemeet en Drs. H. van der Weyde,secretaris, om te onderzoeken op welke wijze door hetInstituut kan worden bevorderd dat Woningcommissies,waar noodig, in het leven worden geroepen en aan hetwerk gaan.JAARVERGADERINGDe jaarvergadering van het Instituut zal worden ge-houden op Donderdag 23 April a.s. in den Dierentuinte 's Gravenhage. Naast de huishoudelijke zaken zalhet rapport van den Heer Ir. P. Bakker Schut over de,,Ordening van de Woningproductie" aan de orde wordengesteld. De conclusies van den Heer Bakker Schut zijnin dit nummer opgenomen.Zooals den leden reeds is medegedeeld, stelt het be-stuur zich voor ter voorbereiding van het debat deconclusies van degenen, die voornemens mochten zijn inde vergadering een standpunt te verdedigen, aanmerkelijkafwijkend van dat van den Heer Bakker Schut, voorafaan de leden toe te zenden,EXCURSIEHet ligt in de bedoeling de jaarlijksche excursie vanhet Instituut te houden op Zaterdag 27 Juni a.s. naarArnhem. T.z.t. zullen den leden hierover nadere mede-deelingen worden gezonden.38 ARTIKELENRATIONELE DIFFERENTIATIE VAN WO-NINGINDELING')In de tegenwoordige tijd mag geen middel onbenutworden gelaten, waarmede in de Nederlandse woning-bouw groter economie bereikbaar is, zonder dat hetpeil van het wonen zelf wordt aangetast.Een betere differentiatie van de woningindeling iszulk een middel.OVERMAAT VAN GELEGENHEID VOOR HET PLAATSEN VANBEDDENIn onze volkswoningbouw is het aantal aanwezigemogelijkheden voor het plaatsen van bedden over hetalgemeen veel groter dan het werkeHjk aanwezige aan-tal bewoners. In elke looo woningen van het gros derin de laatste 15 jaar in Amsterdam aangebouwde volks-woningen b.v. kunnen zonder bezwaar 4750 bedden voorvolwassenen worden geplaatst, terwijl er maar + 3800nodig zijn (voor Rotterdam zijn deze cijfers 5330 enit 4000). In overeenkomstige mate geldt deze dispariteitvoor de kleine gemeenten. In het gebruikelijke typeeengezinshuis overtreft de gelegenheid tot het plaatsenvan bedden de bestaande behoeften met 30-25 %.GEEN OVERMAAT VAN BRUIKBARE RUIMTEMen zou zich echter schromelijk vergissen, wanneermen meende, zonder bezwaar de gebruikelijke woning-types verder 20-25 % kleiner te kunnen makenen dat men daarmede in de toekomst nog verder zoukunnen gaan. Dat het gemiddelde te groot is, wil geens-zins zeggen dat het gros der bestaande woningen eenovermaat van doelmatig bruikbare ruimte zou bevatten.Het is een kenmerkende fout van de Nederlandsewoningbouw, dat hij steeds weer volstaat met het bouwenvan een of twee types en differentiatie van het woning-type in overeenstemming met de sterk wisselende ge-zinsbehoeften nagenoeg geheel achterwege laat. Hier-door wordt de volkswoning een Procrustus-bed, of tegroot, of te klein, waarin de gezinssterkten en -vormenmaar moeten zien te passen.TEKORTENTegenover het ongedifferentieerde teveel slaap-gelegenheid staat in het algemeen een schromelijk tekortaan goede splitsing van deze gelegenheid voor jongensen meisjes, aan passende woningen voor werkelijkgrote gezinnen, aan gelegenheid voor het plaatsen vanafzonderlijke bedden voor man en vrouw, aan bruik-baarheid van de slaapkamers voor woondoeleinden,tengevolge van foutieve ligging dezer kamers of doorgebrek aan ruimtelijkheid, aan goedkope en handigewoningen voor ouden van dagen, e.d. meer.Geen botte verkleining is nodig, maar een rationeledifferentiatie, waardoor men als geheel met minderombouwde ruimte zal kunnen volstaan en toch dewoonwaarde der afzonderlijke woningen zal kunnenopvoeren.Grote mogelijkheden van besparingen en verbete-^) Door den schrijver ingezonden in de spelling Marchant.Red.ringen liggen hier braak, maar om deze mogelijkhedente kunnen benutten, is het allereerst nodig, een goedinzicht te hebben in de wijze, waarop het gesignaleerdeteveel is ontstaan.GEZINSVERDUNNINGDe oorzaak daarvan is het aan ieder bekende feit,dat het aantal grote gezinnen gestadig afneemt (de zgn.gezinsverdunning). Dit verschijnsel behoeft in genen delete worden opgevat als een teken van degeneratie. Hetis niets dan een natuurlijke en logische aanpassing aanzeer verbeterde hygienische toestanden, waardoor hetvoor de instandhouding van een volk niet meer nodigis, om door een grcot aantal geboorten de gaten te vul-len, die tengevolge van ongunstige hygienische toe-standen door hoge sterftecijfers worden geslagen.De gezinsverdunning is niet een verschijnsel, dataan grote en onverwachte schommelingen onderhevigis, maar een, dat zich met grote regelmaat in geheelEuropa voltrekt. Het verloop is het gemakkelijkst teoverzien met behulp van de cijfers voor de gemiddeldegezinssterkte.In onderstaande grafiek is dit gemiddelde aangegeven,zowel voor de achter als voor ons liggende decennia.Met behulp van de moderne demografie laat de gemid-delde gezinssterkte zich nl. tientallen jaren vooruitmet een zeer grote mate van zekerheid berekenen.5 1 . I I 1 I321 .De verhoudingaantal inwonersaantal woningenwaargenomen 1899-1930:toekomstige behoefte:(Ontleend aan een artikel vanIr. Angenot in No. 11, 1925van dit tijdschrijft.)De knik is ontstaan door destilstand in de woningbouwgedurende de oorlogsjaren.18Q9 1919 1939 19591909 1929 1949 1969Men ziet uit de grafiek, hoe van elke looo beddener in de afgeloopen 40 jaar ongeveer 160 overtolligzijn geworden. Het bestaande teveel is daarmede af-doende verklaard. De cijfers omtrent de huidige entoekomstige gemiddelde gezinssterkte zijn echter nogniet voldoende, om een rationele differentiatie te kunnentoepassen. Wanneer men een basis voor een dergelijkedifferentiatie zoekt, dan zal men demografisch de be-staande gezinssamenstellingen moeten onderzoeken. Eenpoging daartoe is in het onderstaande gedaan.INDELINGVoor een onderzoek van de gezinssamenstelling zalmen een onderscheiding moeten maken tussen enigegezinsgroepen, die elk een bepaald kenmerk vertonen,ARTIKELEN 39"/waardoor zij in de volkswoningbouw een afzonderlijkebehandeling nodig hebben.Deze groepen zijn:a. het normale gezin (echtpaar met 0-5 eigen ofstiefkinderen);b. het grote gezin (echtpaar met meer dan 5 eigen ofstiefkinderen);c. het onvolledige gezin (gezinshoofd met 0-5 eigenof stiefkinderen);d. het grote onvolledige gezin (gezinshoofd met meerdan 5 eigen of stiefkinderen);e. de groep der inwonenden.Om al dadeHjk een indruk te geven van de relatievebelangrijkheid der vijf genoemde groepen, diene, datdeze voor het gehele land de volgende percentages vanhet totaal uitmaken:a. normaal volledig gezin (echtpaar ^ 0-5kinderen) 77,8 %b. groot volledig gezin (echtpaar -;- meer dan5 kinderen) 7,6 %c. normaalonvolledig gezin (gezinshoofd ! 1-5kinderen) 14,1 %d. groot onvolledig gezin (gezinshoofd -| meerdan 5 kinderen) 0,5Het aantal der inwonenden bedraagt voor het geheleland 585.700 personen.GEGEVENSUitvoerige gegevens omtrent de aantallen gezinnenvan verschillende grootte treft men voor alle belangrijkeplaatsen in ons land voor de provincies en voor degemeenten met 0-500, 500-1000, 1000-2000, 2000-5000,5000-10.000 en 10.000-20.000 aan in deel IV van deVolkstelling 31 Dec. 1930, Woningstatistiek en gezins-statistiek in Tabel I van de gezinsstatistiek. Men vindtdaarin niet alleen de cijfers van de normale gezinnen,maar 00k die van de grote en de onvolledige gezinnen,benevens het aantal der inwonenden. Alle cijfers vandit artikel zijn aan bovengenoemde tabel ontleend.WIJZE VAN BEHANDELINGDe verschillende groepen worden in verband meteen woningindeling, die aan hun behoeften voldoet,hieronder afzonderlijk behandeld. Nagegaan zijn telkensde verschillende percentages voor het gehele Rijk, dedrie grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag,voor een plaats met een overwegend welvarende be-volking (Bussum) en voor een bij uitstek armoedigestreek zonder grote plaatsen (Drente). Men kan daar-door uit de cijfers een indruk krijgen van de invloed,die plaatselijke omstandigheden van zeer verschillendkarakter op de gemiddelden uitoefenen.Zoals boven is aangegeven, verschaft deel IV van deVolkstelling verder alle gegevens om deze cijfers 00kvoor andere streken en plaatsen van ons land te bepalen.De wijze van verzameling der gegevens laat voor Am-sterdam zelfs een inzicht in de toestanden in de ver-schillende wijken toe. Deze laatste onder-indeling isechter niet gepubliceerd en voor inzage zou men zichtot het Bureau voor de Statistiek moeten wenden.Voor een zuiver inzicht moet men verder de factoren,die demografisch gegeven zijn (volledigheid en onvol-ledigheid, aantal eigen of stiefkinderen) afzonderenvan die, welke door de bestaande woningtoestanden eneconomische verhoudingen kunnen worden beinvloed.DEMOGRAFISCH GEGEVEN FACTORENMen kan zeggen dat de aanwezige ouders met deeigen of stiefkinderen (voor zover ze samenwonen, het-geen in de gezinsstatistiek is vastgelegd) een natuurlijkeeenheid vormen, die binnen het organisme van dewoning moet worden ondergebracht. De woonbehoeften,die uit deze samenwoning voortvloeien, zijn dus recht-streeks natuurlijk-demografisch gefundeerd. Deze demo-grafisch bepaalde gezinnen zijn te splitsen naar vol-ledigheid (een of twee ouders) en grootte (normaal0-5 kinderen, groot meer dan 5 kinderen). De aan-tallen die van alle gezinsgrootten voorkomen, zijn ingenoemde statistiek te vinden.VERSCHIL VAN GESLACHTHet is niet voldoende voor een rationele woning-samenstelling, alleen het aantal kinderen te weten. Ookhet al dan niet van verschillend geslacht zijn, moetbekend zijn. De gezinstelling geeft in dit opzicht geeninlichtingen, maar dit is ook niet noodzakelijk. Metbehulp van de kansberekening kan men immers nagaan,hoe groot de kansen van het voorkomen van een bepaaldeverhouding tussen de beide geslachten bij een bepaaldegezinssterkte is. Bij elke geboorte is n.l. biologisch dekans even groot, dat een jongen of dat een meisje zalworden geboren. Wei zijn er misschien geringe afwij-kingen, ten gevolge van de leeftijd der vrouw, maardeze afwijkingen spelen in dit verband geen rol. Hetbinomium van Newton mag dan ook in dit geval wordentoegepast.Op deze wijze zijn de percentages uitde tabellen la-lbverkregen. Ook voor de tabellen Ila-IIb had deze werk-wijze gevolgd kunnen worden. De percentages der grotegezinnen zijn echter zo klein, dat zij moeilijk nog inonderdelen te splitsen zijn.Voor gevallen echter, waarin dit van belang zou zijn,is in tabel lie de onder-indeling voor alle gezinsgroottenaangegeven.Ondergetekende heeft gelegenheid gehad, de boven-genoemde methode op zijn juistheid te toetsen aan demening van de Irs. Angenot en van Lohuizen, resp.van de Dienst van Stadsontwikkeling te Rotterdam ende afdeling Stadsontwikkeling te Amsterdam.Daarbij is hem gebleken dat de gevolgde methodejuist is en in Amsterdam ook reeds eerder toegepast.ONVOLLEDIGE GEZINNENOnvolledige gezinnen hebben een geheel ander ge-zinsleven dan de volledige, waarin zich zowel het con-tact tussen volwassenen (ouders) als tussen oudersen kinderen en kinderen onderling afspeelt. Onvolledigegezinnen vragen daarom een ander soort woning dande volledigen. Passende woningen voor het grote aantalonvolledige gezinnen (15 % van het totaal) zijn ervrijwel nog in het geheel niet. Een groot veld voorde toepassing van juiste woningtechniek en woning-economie ligt hier nog braak.NORMALE GEZINNENIn het overgrote aantal gezinnen (92 ?o) trcft men40TABEL laARTIKELENBEHOEFTE AAN AANTAL EN GROOTTE VAN SLAAPKAMERS BIJ NORMALE, VOLLEDIGE GEZINNEN(ECHTPAAR + 0-5 EIGEN OF STIEFKINDEREN) ^)Aant.bewo-nersAantalkinde-renAantal en groottevanslaapkamersNoodzakelijkaantalslaapkamersWenselijkaantalslaapkamersPercentage van het totaal ^)aantal gezinnenRIJK A'DAM i R'DAM HAAG ' BUSSUM DRENTE184 22.2 19.7 22.2 19.5 13-32+ 1m i! 18.5 21.8 20.6 19.4 I7.I8+2mu 9.1 9.1 8.4 9.1 8.92 + 1+18.6 9.1 8.4 9-22 +3fflll2 ^L2 I\- ^t^ -t.-I-3.98.72.57-32.88.42.47-52.7 3.410.32+42+ 3 -1-13?-t --r -2-h 2 H- 2^P IP0.93.72.80.73.82.-0.83-42.50.72.92.10.93.53.61.24.73.62+5i?#2+4+1.1=Tt.a2+ 2 + 2# 1 iiF0.31.53.-0.20.91.90.31.22.50.2I.-2.10.31.22.20.41.93.6Totaal normale volledige gezinnenTotaal normale onvolledige gezinnen (label ib)77.814.680.715.180.213.877-316.-Totaal normale gezinnen*) Gegevens ontleend aan de gezinsstatistiek van 1930.") Het totaal incl. alle grote en onvolledige gezinnen.93.4 95-8 I 94-- 93-377-914.393.376.413.2ARTIKELEN 41TABEL lb BEHOEFTE AAN AANTAL EN GROOTTE VAN SLAAPKAMERS BIJ NORMALS, ONVOLLEDIGE GEZINNEN(GEZINSHOOFD + 0-5 EIGEN OF STIEFKINDEREN) ^)Aant.bewo-Aantalkinde-renAantal envangrootte NoodzakelijkaantalslaapkamersWenselijkaantalslaapkamersPercentage van het ioiaa/ ^)aantal gezinnenners slaapkamers RIJK A'DAM 1 R'DAM HAAG BUSSUM DRENTEI -- ^I I 4.9 5--14.6 : 4.6 5.8 3.6I1+ 12 2 4.2 4.8 3-9 5.8 3-92 ^ i 4-221+ 22 2 1-3 1.4 1-3 1-5 1.33 11 1-32i-f 1+ 13 3 1.3 1.4 1-3 1-5 1-33a] 1 i 1-331+323330.4I.I0.4I.I0.4I.I0.4^I.I0.30.94 n T.fTSI ? 0.41+ 2-f-11 %n liI.I41 -f- 42333330.10.50.30.10.40.20.10.40.30.10.40.20.10.30.15 3 ^ 11 ^0.11-t- 34 1^1 1 0.514-2-1- s^ ^^ 3 R 0.351+ 52333430.20.30.10.20.10.30.10.30.10.26%a- 1iH- 44 0.1i1 -X1+3 4- 23 1 ^IP 0.3Totaal normale onvoUedige gezinnenTotaal normale volledige gezinnen (tabel la)Totaal normale gezinnen14.677.815.180.713.8 16.-80.2 77-3,14.377-913.276.492.4 95.8 94.- 1 93.3 92.2 89.61) Gegevens ontleend aan de gezinsstatistiek 1930.") Het totaal incl. alle grote en onvoUedige gezinnen.4a ARTIKEtENTABEL IlaPERCENTAGES ^) VAN GROTE, VOLLEDIGE GEZINNEN (ECHTPAAR +MEER DAN 5 EIGEN OF STIEFKINDEREN)TABEL lieKANSEN OP HEX VOORKOMEN VAN VERSCHILLENDE GEZINSSAMEN-STELLINGEN BIJ GEZINNEN VAN VERSCHILLENDE GROOTTE ')Samenstelling vanhet gezinRijk 1A'dam R'dam Haag Bussum DrenteEchtpaar+6kinderenEchtpaar + 7kinderenEchtpaar+SkinderenEchtpaar + meer dan8 kinderen3-12.-1.21-31.7I.-0.60.62.41.31.2I.I1.9I.I0.60.82.40.3I.-0.94--2.41.3I.ITotaal "o grotevolle-dige gezinnen 7.6 3-9 6.- 4-4 4.6 8.8TABEL libPERCENTAGES ^) VAN GROTE, ONVOLLEDIGE GEZINNEN (GEZINSHOOFD+ MEER DAN 5 EIGEN OF STIEFKINDEREN)Samenstelling vanhet gezinRijk A'damR'dami1Haag Bussum DrenteiGezinshoofd -- 6kinderenGezinshoofd -f- 7kinderenGezinshoofd -f- meerdan 7 kinderen0.30.10.10.20.10.10.20.10.10.20.10.10.40.10.10.20.10.1Totaal % grote on-voUedige gezinnen 0.5 0.4 0.4 0.4 0.6 0.4Totaal ",, grote ge-zinnen 8.1 4.3 6.4 4.8 5.2 9.2') Het totaal, incl. alle normale volledige en onvoUedige gezinnenAlle gegevens ontleend aan de gezinstelling 1930.minder dan 6 kinderen aan. De behoeften van deze92 % bepalen het ,,vfomngtype" zoals dat bij elkewoningvoor^iening in alle tijden automatisch ontstaat.Voor deze behoeften zie men Tabel la en lb. Alleen eenlogische variabiliteit in dit type kan het maximum aanwoonwaarde economisch en sociaal bereikbaar maken.GROTE GEZINNENDe grote gezinnen (meer dan 5 kinderen) zijn in hetnormale type niet sociaal verantwoord onder te brengen.Voor hen geldt, evenals voor de onvolledigen, dat nogmaar zeer weinig pogingen zijn verricht, hen werkelijkdoelmatig te huisvesten. Bij verdere pogingen in dierichting kunnen de tabellen Ila en lib van nut zijn.INWONINGDe inwoning is niet demografisch gefundeerd, maareen gevolg van economische verhoudingen en woning-toestand. Daardoor treft men zowel wenselijke als on-wenselijke vormen van inwoning aan.INWONEND PERSONEELEen belangrijk percentage van de inwonenden bestaatuit het huishoudelijk personeel. Bij de behandeling vande volkswoning speelt deze categorie nauwelijks een rol.Aantal eigenof stiefkinde-renMogelijke gezinssamenstellingmet het oog op het geslachtKans dat desamenstellingzal voorkomenI I -- I/I3 2I IJLi3 32 Ii4 433I21,8I3/85 5 -- 1/1643I25/1610/166 6543I231/3231615 325 lb7 7654I331/647/6421,6435 648 87654I2341,1281,167327,1635 1289 98765I234I,, 2569/2569,6421,6463,12810 1098765I2345I 5125 25645,51315/64105 25663256') Bij gezinnen van 4 kinderen b.v. zal dus i,/8 deel bestaan uitkinderen van hetzelfde geslacht, 1/2 deel uit drie jongens enI meisje of drie meisjes en i jongen en 3/8 deel uit twee meis-jes en twee jongens.Het juiste percentage is uit de beschikbare gegevensniet na te gaan, Uit anderen hoofde kan echter met vol-doende zekerheid vi^orden afgeleid, dat het inwonendpersoneel 20 a 25 % van het totaal aantal inwonendenuitmaakt.INWONENDE OUDERSEen ander belangrijk percentage van de inwoningn.l. een of twee ouders inwonende bij kinderen, is ge-baseerd op gezonde gezins- en maatschappelijke ver-houdingen. Ook zelfs deze vorm van inwoning behoortechter in de woningindeling tot uitdrukking te komen.Er zullen practisch geen gevallen zijn, waarin een vol-wassen inwonende niet in een of meer opzichten debehoefte zal hebben, om met een deel van zijn levenbuiten het gezinsverband in engere zin te staan (afzon-dering, ontvangen van kennissen, volgen van kleinereARTIKELEN 43TABEL IIIGEGEVENS OVER INWONING IN NEDERLAND (31 December I930)Totaal aantal inwonenden in gehele rijk:a) in voUedige gezinnen 373.228b) in onvoUedige gezinnen 212.443Totaal 585-671Inwonend personeei 20 a 25 "o van het totaal aantal inwonendenAantal inwonenden in Amsterdam:a) in volledige gezinnen 30.401b) in onvoUedige gezinnen 20.639Totaal 51.040Aantal inwonenden in Rotterdam:a) in volledige gezinnenechtp.Z. k.echtp.+ I k.echtp.+ 2 k.echtp.+ 3k.echtp.+ 4k.echtp.+ 5k.echtp.+ 6k.echtp.f7k.+ r inw. 3378 3089 2963 1888 1999 566 320 201+ 2 inw. 722 584 559 350 207 106 45+ 3 inw. 178 140 119 72 64 36-}- 4 inw. 54 38 27 21 174 5 inw. 26 20 13 17I- 6 inw. 7 8 18 i+ 7 inw. 8 7 !+ 8 inw. 13b) in onvoUedige gezinnenechtp.z. k.echtp.' I k.echtp.+ 2 k.echtp.i 3 k.echtp.! 4 k.echtp.A 5 k.+ I inw. 8742 2188 2172 1204 594 330+ a inw. 2805 589 578 257 146 77+ 3 inw. 903 165 169 62 43 14+ 4 inw. 340 45 58 27 204 5 inw. 153 20 13 4+ 6 inw. 51 10 8-! 7 inw. 30 7-1- 8 inw. 27en grotere belangen en gewoonten). Woningen, voorinwoning geschikt, behoren de^e mogelijkheden opente laten. Het gebruik van een willekeurige slaap- ofwoonkamer doet dit geens2;ins.INWONENDE KINDERENEen derde gezonde vorm van inwoning is de op-voeding van plattelandskinderen in stadsgezinnen, methet oog op onderwijs, of van stadskinderen op hetplatteland met het oog op gezondheid. Woningtechnischkan een aldus uitgebreid gezin zonder meer wordengerangschikt onder de grote gezinnen.KOSTGANGERSEen vierde vorm van inwoning is het zgn. kost-gangerschap. Van deze vorm zijn stellig nog wenseHjkegevallen denkbaar (jeugdige werkkrachten in een vreemdestad). De woningindeling zal dan echter in deze ge-vallen aan soortgelijke eisen moeten voldoen, als bovengenoemd (inwonende ouders).Het is evenwel de vraag of in een belangrijk deel vandeze gevallen niet nog veel beter en economischer op-lossing zou kunnen worden verkregen met behulp vanwerkelijk goede en zowel economisch als sociaal door-dachte vrijgezellentehuizen.Het overgrote deel van het kostgangerschap vloeitechter voort uit sociaal en woningtechnisch ongewensteen door den kostgever ook niet gewenste verhoudingen.Of de voor een gezin beschikbare woning is tegroot en men stapt ter wille van het financielevoordeel over de bezwaren van kamerverhuur heen, ofeconomische nood dwingt tot het uitbuiten van elkemogelijkheid van bijverdienste, ook al worden dezebereikt ten koste van het gezinsleven.De enorme nadelen, die voor tienduizenden gezinnenuit zulk een noodzaak voortvloeien, zijn bekend. Rati-oneler woningindeling zou de huurlast kunnen ver-lichten en daardoor de noodzaak van onderverhuurkunnen verminderen.SAMENWONINGTenslotte moet nog een vorm van inwoning wordengesignaleerd, die zonder meer moet worden veroordeeld,maar helaas door de tijdsomstandigheden in de laatstejaren totnutoe ongekende afmetingen heeft aange-nomen. Bedoeld wordt de samenwoning van twee aldan niet volledige gezinnen.Wat het samenwonen in een daartoe niet geschikteomgeving, het gemeenschappelijk gebruik van keuken,toilet en wasruimte, sociaal en psychologisch betekent,behoeft geen betoog. De ondoelmatigheid in onzewoningvoorziening gedurende de afgelopen jaren, deovermatige productie van te dure, te grote woningen,wreekt zich nergens erger dan in deze misstand.VERDERGAAND ONDERZOEKHet vraagstuk der inwoning kan in dit artikel nietvolledig worden behandeld. Men zou daartoe een split-sing in de verschillende beschreven soorten van in-woning moeten kunnen maken, wat de beschikbarecijfers niet toelaten. Verdergaand demografisch onder-Zoek is hier nodig. Om een indruk te geven is tabel IIIopgenomen, die ook voor alle andere in de gezins-telling voorkomende groepen en plaatsen kan wordengemaakt.AFWIJKINGENEr kunnen natuurlijk allerlei redenen zijn, waaromhet in een bepaald geval doelmatig is, van de in hetalgemeen geldende percentages af te wijken. Wanneereen woningcomplex wordt ontworpen, weet men ingrote trekken, voor welke groepen de woningen inkwestie het eerst in aanmerking komen. Men kan dannagaan, of men de redenen heeft, om aan te nemen,dat deze groep naar boven of naar beneden van hetgemiddelde afwijkt. Men kan zijn ontwerp dan dien-overeenkomstig vaststellen.BEZWARENSoms wordt de doelmatigheid van het aanhouden van44 AKTIKELEWdemografische percentages betwijfeld. Men vreest datdaardoor de noodzakelijke speelruimte in de woningen20U gaan ontbreken. Men zou bovendien telkens moetengaan verhuizen bij de geboorte van een kind.Hiertegenover staat het volgende.Bij de gebruikelijke oplossingen bestaat de speel-ruimte feitelijk alleen daar, waar zij niet nodig is. Boven-dien bevatten de percentages in zich zelf allerlei moge-lijkheden van variatie. Voor baby's beneden i jaar iseen aparte kamer niet bonder meer nodig. Jongens enmeisjes beneden de 8 jaar kunnen vaak zonder bezwaarsamenslapen. Kleine kinderen hebben niet dezelfdebedmaat nodig als de volwassenen. Daardoor kunneni-persoons kamers soms voor 2 worden benut, 3 voor3 enz. enz. Is daarnaast nog verdere speling nodigen economisch mogelijk, dan brenge men die bewustaan, niet toevallig en ondoelmatig, als totnutoe ge-bruikelijk.Wat het verhuizen betreft.Het grote-stadsgezin verhuist gemiddeld eens per4 jaar. In het gemiddelde gezin wordt echter maarI X per 10 jaar een kind geboren. Men ziet hieruitdat de geboorte -- als reden tot verhuizing -- geen rolvan betekenis speelt.VERDER ONDERZOEKDe gegeven percentages gelden, zoals gezegd, voor31 December 1930. In het bovenstaande is al opgemerktdat het verdere verloop der gezinsverdunning met eengrote mate van zekerheid enige tientallen jaren vooruitkan worden berekend. Deze berekening is 00k mogelijkvoor de percentages van de verschillende gezinsgrootten,als in de tabellen la-lb en Ila-1lb gegeven. Het zou vanveel belang zijn, wanneer deze berekening eens van de-mografische zijde voor enige belangrijke gevallen entijdstippen ter hand werd genomen. Het is ook nietonmogelijk, dat een algemeen verband tussen de gemid-delde gezinssterkten en deze percentages aanwijsbaarzou blijken te zijn. Op deze wijze zou men uiterst waarde-vol materiaal kunnen verzamelen voor een doelmatigevoortzetting van de Nederlandse woningbouw.TOEPASSINGENDe bovenstaande theoretische uiteenzettingen begin-nen in de practijk reeds toepassing te vinden in de drang,die van de zijde der Amsterdamse bouwondernemersbestaat naar woningen met een beperkt aantal slaap-kamers. Zoals reeds gezegd, hebben ookdegemeentelijkediensten langs demografische weg de gemotiveerdheidvan deze drang ingezien en is in het uitbreidingsplan,,Bosch en Lommer" een poging gedaan tot een ietsgrotere differentiatie van woningindeling te geraken.Het in dit uitbreidingsplan toegelaten aantal woningenmet minder dan drie slaapkamers bedraagt 50 %, ter-wijl volgens de tabellen la en lb 64,3 % van deze woningentoelaatbaar zou zijn.Uit het voorgaande zal echter duidelijk zijn, dat deze64,3 % alleen dan aan de behoefte zullen voldoen, wan-neer dit percentage ook ondergedifferentieerd is inovereenstemming met de werkelijke behoefte.GEEN VERKLEINING ZONDER OPVOERING WOONWAARDETen slotte zij er nog nadrukkelijk tegen gewaarschuwd.om de grotere economie, die door een goede woning-differentiatie mogelijk wordt, te misbruiken enkel voorhet kleiner maken der woningen, zonder dat daar eengroter perfectie van woningindeling en afwerking en duseen groter woonwaarde tegenover staat.Practische voorbeelden hebben aangetoond, dat bijhet publiek beknopte, goed ingedeelde en modern ge-outilleerde woningen zeer in trek zijn. Men hoede zichechter voor de fout, om te menen, dat dit ook het gevalzou zijn, wanneer deze indeling en outillage ontbraken.Het kleine gezin toch is financieel het meest draag-krachtig en eist daardoor het eerst kwaliteit.Nu sinds het intreden van de crisis voor het eerstsinds tientallen van jaren het aanbod op de woning-markt groter is dan de vraag, heeft dit logisch een zeermerkbare kwaliteitsverbetering ten gevolge. Deze kwa-liteitsverbetering is reeds voor iedereen merkbaar inde luxe- en middenstandsbouw. In de eigenlijkevolkswoningbouw wordt zij voorlopig nog geremd doorde verschuivingen naar beneden op de woningmarkt,die de vraag in de lagere huurklassen nog doen over-wegen.Ook in deze huurklasse is dat overwicht echter maartijdelijk. Reeds nu is aan het leegstaan van een grootaantal zeer goedkope maar minderwaardige woningen(voor- en achterwoningen met gem. privaat e.d.) tezien, hoezeer men ook in die kringen werkelijke woon-waarde op prijs stelt en liever tot samenwoning over-gaat -- met alle bezwaren daarvan --, dan dat men eenminderwaardige woning betrekt.De woningbouwer, die op dit verschijnsel geen achtslaat, zal om het even of hij particulier ondernemer,woningwetvereniging, gemeente of Rijk is, vroegerof later de gevolgen van die veronachtzaming onder-vinden. Minderwaardige nieuwbouw zal zich alleen incrisisomstandigheden kunnen handhaven. Daarna zal-- ook al keert het vroegere welvaartpeil niet terug. --hem hetzelfde lot treffen als de minderwaardige nieuw-bouw uit de na-oorlogsjaren.De gesignaleerde behoefte aan groter differentiatievan indeling is dan ook een behoefte aan verbetering,Daarom zal ze alleen in de zin van zulk een verbeteringtoegepast duurzaam economische resultaten kunnenbereiken.Rotterdam, Januari 1936 W. VAN TiJENHET UITBREIDINGSPLAN ,,BOSCH ENLOMMER" TE AMSTERDAMOp 4 December van het vorige jaar heeft de gemeente-raad van Amsterdam het zg. plan ,,Bosch en Lommer"vastgesteld, het uitbreidingsplan voor de terreinen inhet Westen der stad tusschen Haarlemmerweg, Admiraalde Ruyterweg, Jan van Galenstraat en Ceintuurspoor-baan.De ligging van dit plan in het geheel van de tegen-woordige en van de toekomstige stad kan het bestbeoordeeld worden aan de hand van het algemeen uit-breidingsplan (zie hiervoor het Mei-nummer 1935).Daaruit blijkt dat deze wijk in het betreffende stadsdeelde laatste van de aaneengesloten hooggebouwde arbei-ARTIKELEN 45derskwartieren zal vormen: buiten de ringbaan begintonmiddellijk de gemengde bebouwing van eengedns-huizen en hoogeren bouw. Verder grenst de wijk directaan de toekomstige haven- en industrieterreinen van degroote Westelijke havencoraplexen. Het lag dus voor dehand hier een uitgebreid arbeiderskwartier tot stand tebrengen en er was alles aan gelegen te waarborgen, dat erook werkelijk woningen zullen worden gebouwd, ge-schikt en betaalbaar voor den gemiddelden haven- ofindustrie-arbeider. Waar nu bovendien het verkrijgenvan lagere woninghuren een volstrekte eisch was, moestenvan den aanvang af alle middelen worden aangewendom den grondprijs per woning binnen redelijke grenzente houden. Deze taak was niet eenvoudig, omdat zoowelde zeer hooge ruwe grondprijzen, als de dure ophoogingde exploitatierekening sterk bezwaarden.Niettemin is het plan tot stand gekomen in een geestvan optimisme. Hoewel alle voorwaarden aanwezigwaren, die zouden hebben kunnen voeren tot een ont-werp, waarin de druk der tijden zich blijvend zouhebben gekristalliseerd, heerschte bij alle betrokkenende overtuiging, dat het niettemin mogelijk moest zijneen stadsdeel te scheppen, dat op de bewoners een op-beurende werking zou hebben en waarin men niet,zooals in zoovele oudere dichtbevolkte wijken, de drukder huizenmassa's zou voelen. Daartoe is yooreerst naareen zeer open karakter van de bebouwing gestreefden zijn verder alle elementen, welke de wijk openheiden afwisseling kunnen verleenen, zoodanig metelkanderin verbinding gebracht, dat ze elkanders werking weder-zijds versterken. De detailleering is met groote zorgvul-digheid en liefde geschied. En ten slotte is door eengoede analyse van de behoeften de outillage van de wijkmet allerlei voorzieningen zoo doelmatig ontworpen, datverwacht mag worden dat de bewoners er, wat ze noodighebben, vinden zullen en op de goede plaats.Wij zullen in dit artikel vooral aandacht geven aan diepunten, welke van meer algemeene beteekenis moetenworden geacht. De punten van plaatselijk belang zullenslechts kort worden aangeduid.Als algemeene richtlijn bij het ontwerpen heeft gegol-den, dat de wijk voor iedere bevolkingsgroep, welke erverwacht mag worden, een voldoend aantal voor haargeschikte woningen zal dienen te bevatten en dat erverder alle voorzieningen moeten voorkomen, welke ineen goed geoutilleerde woonwijk noodig zijn. De ornvangder behoeften van allerlei aard werd bepaald uit deresultaten van diverse studies omtrent bestaande ver-gelijkbare woonwijken. Vermoedelijk zal er gelegenheidzijn op een andere plaats de uitkomsten dezer studiesmeer uitvoerig te behandelen, dan binnen het raam vandit artikel mogelijk zou zijn.Zooals reeds gezegd zal Bosch en Lommer een wijkmoeten worden van de goedkoopste soort arbeiders-woningen, welke in nieuwbouw kunnen worden gebouwd.Voor het grootste deel der woningen: 65 % is daaromeen maximum gemiddelde inhoud van 200 m^ voorge-schreven. In iedere wijk komen echter naast de een-voudigste woningen steeds ook duurdere voor. Daaromis voor een deel der woningen het maximum gesteld op250 m^, voor een ander deel op 300 m^.Een groot bezwaar van de tegenwoordige woning-voorziening is, dat de woningtypen dikwijls te uniformvan grootte worden gebouwd. In het algemeen wordtslechts gerekend op gezinnen van gemiddelde grootte.De kleine gezinnen moeten dientengevolge te ruimwonen, de groote gezinnen verkrijgen woningen, welkevoor hen te klein zijn. Een onderzoek van den Gemeen-telijken Woningdienst op beperkte schaal had reedseenig inzicht gegeven in de verhouding, in welke gezinnenvan diversen omvang in de bevolking voorkomen; deuitkomsten van de Volkstelling-1930 bieden de gelegen-heid deze verhouding nauwkeurig te bepalen. Zoo washet dus mogelijk na te gaan in welke mate er woningenmoeten worden gebouwd met een, twee, of wel drieslaapkamers, en welke behoefte er bestaat aan noggrootere woningen. Deze laatste zijn in speciale blokken,verspreid over de geheele wijk, bijeengebracht: in specialeblokken, omdat het in sociaal opzicht minder wenschelijkis de groote gezinnen in dezelfde huizen onder tebrengen als de kleine en zeer kleine; verspreid over dewijk, omdat het goed is groote en kleine gezinnen in dewijk dooreen te mengen.Er werd bevonden dat voor de normale woningeneen goede verhouding werd verkregen, indien de helftder woningen drie, drie-achtste-gedeelte twee, en een-achtste-gedeelte een slaapvertrek bevat. Er is dan reke-ning gehouden met het feit, dat vele gezinnen eenvertrek meer verlangen, dan strikt genomen met hungrootte zou overeenstemmen. Waar nu alle woonhuizenvan deze soort vier woningen boven elkander zullenbevatten, kan de gewenschte verhouding reeds in tweenaast elkander gelegen perceelen verwezenlijkt worden.In de bebouwingsvoorschriften is dan ook bepaald datsteeds de woningen, behoorende tot eenzelfde bouw-aanvrage, de bovengenoemde onderlinge verhoudingder typen moeten vertoonen.Steeds meer wordt in den laatsten tijd de behoefteerkend aan speciale woningen voor ouden van dagen,ook al wegens de in de toekomst te verwachten zeergroote toename van deze categorie in de bevolking.Deze woningen kunnen feitelijk alleen als eengezins-woningen, desnoods als tweegezinswoningen wordengebouwd. Ze vormen dan ook in de geheel vierhoogontworpen wijk de eenige elementen van lageren bouw.Hun tegenhanger in het stadsbeeld zal worden ge-vormd door eenige blokken van acht verdiepingen metacht woningen boven elkander. Er kan dus wordenvoldaan aan den wensch, die in enkele kringen bestaatin hoogen bouw te wonen.Het benoodigd aantal scholen en de behoefte aaneenige andere openbare gebouwen werd bepaald dooroverleg met alle in aanmerking komende gemeentelijkediensten. Ook aan nog eenige andere gebouwen was debehoefte gebleken. Bovendien is erop gerekend datzeker, naarmate de wijk bevolkt wordt en een eigen leyenverkrijgt, eenige openbare gebouwen noodig zullen zijn:een gebouw voor vergaderingen, tentoonstellingen endergelijke, een theater, bioscoop, een jonggezellenhuis,enz.Aan de behoefte aan winkels is bizondere aandachtgegeven. De toelichting van den Directeur der PubliekeWerken, opgenomen in de voordracht van Burgemeesteren Wethouders, zegt hieromtrent het volgende.,,Bij de laatstgehouden woningtelling en uitdezerzijds ingestelde onderzoekingen is gebleken,dat in de nieuwe wijken, aan den rand van de stad46 ARTIKELENARTIKELEN 47"-- rj 13 [] D 8TM 0 D D ?? g] i gDMvvxna N3A0Bz13isr2ivrj^ I'D i-N39w(d310H3ATVIMVV sT Nf NT vr - ?Jz- - -j s::; 3 r'^Q^ o?..i53a []s z i 2 sSo. So. S ^ in i ^imfM 0gelegen, per looo woningen ongeveer 75 winkelsvoorkomen. In de oudere wijken, welke tusschen debinnenstad en de randwijken inliggen, wordengemiddeld 105 winkels per 1000 woningen aange-troffen. Hierbij moet in het oog worden gehouden,dat in bijna alle gevallen een overmaat aanwezig is.In het plan Bosch en Lommer werd daarom, medein verband met de omstandigheid, dat zoowel deAdmiraal de Ruijterweg als de Hoofdweg nogbetrekkelijk weinig winkels hebben en dat voor devestiging aldaar van winkels geen perken zijn gesteld,een geringer aantal winkels ontworpen en wel 47per 1000 woningen.,,De ervaring in de bestaande buitenwijken leert,dat bepaalde soorten van winkels uitsluitend voor-komen aan de hoofdstraten, andere komen, behalveaan de hoofdstraten, 00k verspreid voor. Die van detweede soort voorzien hoofdzakelijk in de dagelijkschebehoeften en ontstaan dan 00k reeds spoedig tot hunvoile aantal; die van de eerste soort dienen ter voor-ziening in behoeften, die slechts nu en dan voorkomen.Van zulke winkels ontstaan er meer naar mate de wijkouder wordt en min of meer als centrum voor deaanliggende wijken gaat dienen. Het scheen echterniet gewenscht, ook voor de^e verdere ontwikkelingreeds thans de gelegenheid uitdrukkelijk aan te wijzen.Dit kan beter te zijner tijd geschieden, wanneer debehoefte daaraan zich duidelijk afteekent. In het planis de gelegenheid tot vestiging van winkels dan ookbeperkt tot het aanwijzen van de plaatsen voor 200verspreid liggende winkels en voor 260 winkels in dehoofdwinkelstraten."Ook met betrekking tot een andere voorziening kanhet best de officieele toelichting worden aangehaald;wij bedcelen de bedrijfsruimten.,,Uit het industrie-onderzoek (Grondslagen voor destedebouwkundige ontwikkeling van Amsterdam:Industrie) en uit eenige speciale opnemingen van debestaande oudere buitenwijken is gebleken, dat invrijwel alle woonwijken, die zich vrij konden ont-wikkelen, werkplaatsen, bergplaatsen of pakhuizen,garages en wagen- of karrenbergplaatsen voorkomenen wel steeds in vrij constante verhouding tot deaantallen woningen. In hun ligging is geen systeemwaar te nemen; op toevallige wijze komen zij overde wijken verspreid voor en indien de behoefte totuitbreiding daartoe drong, zijn de onderstukken,waarin zij gevestigd zijn, veelal naar achteren uit-gebreid. De binnenterreinen der woningblokken,die voor tuin zijn bestemd, zijn hierdoor in talloozegevallen in meer of minder ernstige mate geschonden.,,Deze ontwikkeling heeft er toe geleid, het begrip,,bedrijf" onvereenigbaar te achten met het begrip,,woonwijk". In verscheidene der nieuwe wijkensluiten dan ook de erfpachtsbepalingen op strengewijze de totstandkoming van bedrijven uit. Ook in decomplexen der woningbouwvereenigingen komen zevrijwel niet voor. Hierdoor is echter aan deze wijkeneen element ontnomen, dat er van nature toe behoorten dat, mits overeenkomstig zijn aard gesitueerd,maatschappelijk gezien ook het best in de wijk zelfkan worden ondergebracht. Voor vrij belangrijkegroepen der bevolking wordt daarmede weer demogelijkheid geschapen, nabij hun werk te wonen;48 ARTIKELENde wijk krijgt daardoor een meer organische samen-stelling en zij kan zich beter aan de eischen van hetmaatschappelijk leven aanpassen en ,,levend" blijven,dan een wijk van uitsluitend woningen en winkels.Worden bedrijfsruimten in een bepaalde wijk ge-weerd, dan moet zij uit naburige wijken, waarvooreen dergelijke bescherming niet geldt, wordenbediend, wat er toe geleid heeft, dat in enkele wijkeneen overmatige hoeveelheid bedrijven is ontstaan.,,In het plan Bosch en Lommer is er dan ook naargestreefd, ook in de behoefte aan gelegenheid, waardergelijke, in de woonwijk toelaatbare, bedrijfjeszich naar den eisch kunnen ontwikkelen, op ordelijkewijze te voorzien, door op verschillende plaatsen inhet plan terreinen voor bedrijfsruimten te bestemmen.De ordelijke ontwikkeling hiervan is gewaarborgd,doordat de bedrijven bijeengebracht zijn in com-plexen, die er voor kunnen worden ingericht, terwijlzij geweerd worden uit de overige blokken, dieuitsluitend voor bewoning bestemd zijn. De bedrijvenzelf zullen mede gebaat zijn door de bewegings-vrijheid, die hun in het plan is toebedacht. Voorzoover zij in onderstukken worden ondergebracht, is,behoudens op die plaatsen, waar zij onmiddellijkvoor en achter aan een straat zullen grenzen, doortoepassing van strookenbouw de gelegenheid ge-opend, uitbreiding naar achteren mogelijk te maken,zonder dat daardoor de welstand benadeeld wordt.De onderstukken, welke naar de achterzijde mogenworden uitgebouwd, zijn langs die zijde ook wederaan een rijweg gelegen, waardoor de toegankelijkheidwordt bevorderd en het laden en lossen van goederenop deze achterwegen kan plaats vinden.,,In het noordelijke gedeelte van het plan zijn tweespeciale ,,bedrijfs"-complexen opgenomen, waarbijde eigenlijke bedrijfsterreinen omringd zijn gedachtdoor 4-hoog-bebouwing, waarvan de onderverdie-pingen als onderstukken zijn ontworpen, met daar-boven woningen. De eigenlijke bedrijfsterreinenmogen worden bebouwd binnen een zekere hoogte-begrenzing, die op de profielteekeningen is aange-geven. Een enkele woning 2;al, indien die bij eenbedrijf niet kan worden gemist, hierbij mogen wordengesticht; voor het overige zuUen de personen, diein het bedrijf werkzaam zijn, bijv. in de er omheenliggende woningen hun huisvesting kunnen vinden.,,Omvang en aard van de behoefte aan bedrijfs- engarageruimten werden afgeleid uit het onder2;oek vande bestaande wijken. Wat de garageruimte aangaat,hierbij werd tevens rekening gehouden met dentoekomstigen groei van het aantal auto's en degeleidelijke afneming van het aantal wagens en karren;aanvankelijk voor laatstgenoemde voertuigen te be-stemmen bergplaatsen zuUen dus later door auto'skunnen worden ingenomen.,,Wat de werkplaatsen betreft, werd er op gerekend,dat blijkens de practijk ongeveer drievijfde daarvanmet winkels zullen worden gecombineerd, terwijleenvijfde in onderstukken en eenvijfde op speciaaler voor bestemde terreinen zal worden gevestigd,De bergplaatsen of pakhuizen zullen in onderstukkenkunnen worden ondergebracht."Een merkwaardige categorie vormen te Amsterdam derijwielstallingen. Tot voor kort bood slechts een kleindeel der woningen en vooral die in arbeiderskwartierengelegenheid tot berging van de onmisbare fietsen. Weligschieten dan ook in deze wijken de rijwielstallingen op,soms te dicht bijeen om elkaar een voldoende klandisiete laten, soms te ver uit elkander, zoodat de weg van huisnaar stalling te lang wordt; wel eens zoo groot, dat debuurt het noodige aantal fietsen niet kan leveren, somste klein om een behoorlijk bestaan te waarborgen;veelal ook op ongeschikte plaatsen, of in ondoelmatigeruimten. Er zou dus wel reden zijn ook op dit gebiedeenige leiding te geven. In den laatsten tijd zijn echternog al eens woningblokken gebouwd, waarin gelegenheidwas in sousterrains de fietsen der bewoners te bergen.Daar natuurlijk niet vooruit te zeggen valt in welkemate dit ook in Bosch en Lommer het geval zal zijn, enevenmin in welke bouwblokken deze bouw zal wordentoegepast, is het niet mogelijk vooruit te bepalen waar nogrijwielstallingen zuUen noodig blijken. Om die reden is ermede volstaan ze toe te staan in de onderstukken, zooevenbeschreven, terwijl verder B. en W. de bevoegdheidhebben ze in kelders onder woonhuizen toe te laten.Op vier verschillende plaatsen zijn in de wijk speel-terreinen ontworpen. Bovendien heeft natuurlijk iedereschool haar speelplaats. In het Zuidoosten van het plankomt een sportterrein voor. Een ruimere voorziening wasniet noodig, omdat in het algemeen uitbreidingsplan inde naburige stadsdeelen ruimschoots in de behoefteaan sportterreinen is voorzien. Het groote terrein in hetNoordwesten mag niet als definitief worden beschouwd.Hier kon op het oogenblik nog geen andere bestemmingworden aangegeven, omdat de weg, welke eromheenloopt, een tijdelijk karakter draagt. Langs den rand vanhet plan ligt een strook schoolwerktuinen. Mocht eenzoo groote oppervlakte niet noodig blijken, dan kunnende overblijvende gronden als volkstuinen worden inge-richt. Een buurtmarkt, nabij het centrum van de wijk,zal voorkomen dat daartoe ongeschikte straten voor devestiging van een dag- of weekmarkt zullen moetenworden bestemd.Tot zoover omtrent het program van eischen, dat voorBosch en Lommer werd opgesteld en omtrent de wijzewaarop dit program werd verwezenlijkt. Een andervraagstuk van eminent belang werd gevormd door dewijze van verkaveling welke zou worden gevolgd, doorde dichtheid, welke daarbij zou worden toegepast en doorde wijze, waarop een goed uiterlijk aspect der bouwblok-ken zou worden gewaarborgd. Wij willen weer aanvangenmet een aanhaling uit de voordracht.,,Bij de verkaveling van het tot bebouwing bestem-de deel van het gebied zijn doelbewust nieuwewegen ingeslagen.,,De met het hier ter stede gebruikelijke rondomgesloten bouwblok opgedane ervaringen leeren, datdeze bebouwingswijze, waarbij bovendien de bouw-blokken als regel vrij willekeurig ten opzichte van dewindrichting zijn georienteerd, voor de bewoningnadeelen met zich brengt, ten aanzien van de moge-lijkheid van toetreding van licht en lucht tot dewoningen zelf en tot de tuinen. Om hieraan tegemoette komen zijn de bouwblokken in het plan zooveelmogelijk Noord-Zuid gericht en aan de zuidzijdeonbebouwd gelaten, zoodat het zonlicht van die zijdeonbelemmerd kan toetreden. Aan de noordzijde zijndeze blokken bebouwd gedacht, doch op zoodanigeARTIKELEN 49wijze, dat de vertrekken der bij de hoeken gelegenwoningen een aanmerkelijk betere lichttoetredingzullen kunnen krijgen dan bij de tot nu toe gebrui-kelijke wijze van hoekbebouwing.",,Deze aan de zuidzijde onbebouwd gelaten blokkenvormen als het ware een overgangsvorm van hetrondom gesloten bouwblok naar den zg. ,,strooken-bouw". Laatstgenoemde bouwwijze, welke in hetbuitenland reeds veelvuldig is toegepast, heeft tot nutoe in ons land slechts op zeer beperkte schaal navol-ging gevonden, omdat hieraan naast belangrijkevoordeelen (ongehinderde toetreding van licht enlucht, goede orienteering van alle woningen, ver-meerdering van het ruimtegevoel in het stadsbeelddoor het vermijden van geslotenheid, meer ,,groen-effect" door het zichtbaar laten van de tuinbeplan-ting) ook bezwaren zijn verbonden. Men denke aande rondom zichtbaar bHjvende gevels in verbandmet de hier gebruikelijke woningtypen en de daar-mede samenhangende levenswijze der bewoners(drogen van de wasch op de veranda's) en aan demindere veiligheid, doordat de benedenwoningennu ook aan de tuinzijde aan den weg grenzen. Hierbijkomt de omstandigheid, dat deze bouwwijze blijkensde elders uitgevoerde plannen hoogere terreinkostenmedebrengt dan de bebouwing in gesloten bouw-blokken. Niettemin is er ook in onze stad een yoor-beeld, zij het op kleine schaal, van te vinden in deatelierwoningen aan de Uiterwaardenstraat ^).,,Uit de verschillende verkavelingsstudies, welkevoor het plan Bosch en Lommer zijn opgezet, bleek,dat het mogelijk is, een verkaveling in bouwstrookente maken, waarbij de gevelafstanden der huizenrijenongeveer even groot zijn als die van de tegenoverelkander gelegen huizen in een gesloten bouwblok,zonder dat dit verhooging van terreinkosten mede-brengt. Dit leidde tot de gevolgtrekking, dat een proefop niet al te kleine schaal met deze bouwwijze moetworden genomen, zoodat een gedeelte van het planop deze wijze werd verkaveld. De bouwstrookengrenzen met de voorgevels aan smalle wegen, terwijlde aan de overzijde daaraan grenzende tuinen doormiddel van smalle, met boomen en heesters beplantgedachte groenstrooken van deze wegen zijn ge-scheiden, zoodat een aangename inkijk in dezestraatjes, die bovendien beperkt van lengte zijngehouden, wordt verkregen. Voorts werd, voor hetZooveel mogelijk voorkomen van den misstand,gelegen in het aan de achtergevels te drogen hangenvan waschgoed, in de bebouwingsvoorschriften be-paald, dat de woningen een droogruimte zullen moe-ten bevatten.,,Indien niettegenstaande deze maatregelen destrookenbouw ten flotte niet voor verwezenlijkingvatbaar zou blijken te zijn, bestaat de mogelijkheid,zonder ingrijpende wijziging van het plan, hetsysteem van de aan een of beide einden open bouw-blokken er voor in de plaats te stellen."Wij hebben reeds vermeld dat de geboden zuinigheidertoe gevoerd heeft alle woningen, behalve die voorouden van dagen te ontwerpen in vierhoogen bouw.Bovendien moest worden besloten hierbij in afwijking') Thans ook op enkele andere plaatsen in dezelfde omgeving.van den voor zulken bouw in de gewijzigde bouwver-ordening voorgeschreven gevelafstand van 22.50 meen van 20 m toe te passen. Gelukkig zullen de be-zwaren, die deze overal even hooge bebouwing en degeringe gevelafstand voor het aspect van de wijk zoudenopleveren, aanmerkelijk worden gecompenseerd door deopenheid der blokken en door nog eenige andere maat-regelen van stedebouwkundigen aard, welke hierondernog ter sprake komen.In het aangehaalde stuk over de bedrijfsruimten werdreeds vermeld dat bij een groot deel der onderstukkengelegenheid wordt geboden bij gebleken behoefte achter-waarts uit te breiden. Een dergelijke mogelijkheidverkrijgen ook de winkels aan de belangrijkste winkel-straten. Hiermede is tegemoetgekomen aan een blijkbarebehoefte, een behoefte echter, die in bestaande stads-deelen tot allerlei bezwaren voor de bewoning voert.Deze bezwaren zijn hier grootendeels opgeheven.Vooreerst is de gelegenheid tot uitbouwen beperkt totenkele straten, die ook overigens gestempeld zijn totbedrijfsrtraten. Wie dus daar zijn woning kiest, weetwat hem te wachten staat. Verder mogen de uitbouwennooit hooger reiken dan tot den bovenkant van de vloervan de eerste verdieping. Daar de uitbouwen uitsluitendvoorkomen aan wat men zou kunnen noemen ,,halveblokken" zijn er geen zuivere woonhuisrijen, die aande achterzijde uitzien op de onregelmatige uitbouwenvan een bedrijfsstraat. Het esthetisch bezwaar, dat deuitbouwen in de erachterlangs loopende straat zoudenkunnen opleveren wordt ondervangen door een voor-schrift, dat de achterterreinen door een muur van destraat moeten worden afgescheiden.Het uiterlijk aanzien van de wijk zou er zeer onderlijden, indien in de open blokken en in de bouwstrookende achtergevels allerlei ongemotiveerde sprongen zoudenvertoonen. Daarom is bepaald dat de achtergevels in deachtergevelrooilijn moeten worden geplaatst. Wil meneen minder diepen bouw toepassen dan is voorzien, dandient deze bouwdiepte over de voile lengte van hetbetreffende blok te gelden,De loop der hoofdwegen is overgenomen uit het planin hoofdzaak. Het schijnt voor ter plaatse niet bekendenweinig belangwekkend hun bedoeling en beteekenishier uiteen te zetten. Er zij daarom volstaan met eenverklaring van het belang van den van het centrale pleinNoordwaarts loopenden primairen hoofdweg. Deze wegzal in de toekomst de verbinding vormen van vrijwelalle buitenwijken -- dus van de woonplaatsen derwerkers -- naar de zeer uitgestrekte Westelijke haven-en industriecomplexen. Bovendien zal zich hierover hetautoverkeer naar deze havens en afkomstig van de inter-communale wegen uit het Gooi, Utrecht, Rotterdam enden Haag grootendeels bewegen. Er kan dus een geregelddruk verkeer worden verwacht, dat op de tijden vanaanvang en beeindiging van het werk tot een zeer dichtenstroom zal aanzwellen. Dit verklaart ook de grootebeteekenis, welke er gehecht is aan een goede inrichtingvan het centrale plein, waar vijf verkeersrichtingensamenkomen en zich splitsen. Daar de evengenoemdeweg voorloopig nog niet rechtdoor kan worden gevoerd,is er voorzien in een tijdelijken verbindingsweg naar dehavens, die hoog over den weg, de vaart en den spoorwegnaar Haarlem kan worden gevoerd. Overal waar dit5? ARTIKELEN - CONCLUSIES RAPPORT ORDENING WONINGPRODUCTIEbezwaar zou kunnen opieveren is het plaatselijk verkeeropgevangen op ventwegen. Bovendien zullen de hoofd-wegen worden ontlast, doordien het lessen en ladenvoor de bedrijven zal kunnen geschieden aan de ont-worpen achterstratenMet groote zorgvuldigheid is er gestreefd naar eenverdeeling van het groen en van alle andere elementenvan openheid, welke het program opleverde, zoodanig,dat met zoo gering mogelijke kosten een zoo ruimmogelijk effect zou worden verkregen. Langs het Oost-West loopende kanaal is een doorloopend wandelpadgelegd, dat van den hoogen rand van het zelf op polder-peil gelegen Jan van Galenpark voert naar de volkstuinenlangs de Westzijde. Nog op twee andere wijzen is ergelegenheid geheel door groen dwars door de wijk naarden open buitenrand te wandelen. De werking van dezegroenstrooken wordt verveelvoudigd, doordien daarlangszijn gelegd de strooken van de lage woninkjes voor deouden van dagen -- die alle op het Zuiden liggen zuUen-- en doordien de scholen met hun speelterreinen alshet ware gebed liggen in de plantsoenen.De eisch van zuinigheid heeft ertoe geleid tijdens hetontwerpen een voortdurende scherpe kostprijscontroletoe te passen. De wijk werd hiertoe vooreerst in eenvijftal buurten onderverdeeld, en verder voor iederelement, waaruit het plan was samengesteld: woon-buurten van verschillenden aard, schoolcomplexen,groenstrooken, enz., ieder met de daarbij behoorendewegen, de kostprijs bepaald per woning in de betreffendebuurt. Zoo kon de efficientie van de verkaveling in deverschillende buurten onderling worden vergeleken ende prijs der diverse voorzieningen afgewogen tegen hetnut. Dit heeft ertoe gevoerd dat op tal van plaatsen dureoverhoekjes, die in een plan van zoo ongunstigen vormzoo Hcht ontstaan, konden worden verwijderd en datvan het groen alleen die ruimte werd behouden, welkereffect voor de bevolking ook werkelijk van duidelijknut was.Ten slotte worde vermeld dat het plan plaats zalbieden aan bijna lo.ooo woningen. Daar het terreinvoor een groot gedeelte reeds is opgehoogd, kunnen5.000 woningen zonder verdere voorbereiding totstand-komen.Amsterdam, Maart 1936 TH. K. VAN LOHUIZENORDENINGTIEVAN DE WONINGPRODUC-Voor de leden van het Instituut zijn, in een beperktaantal exemplaren, beschikbaar gesteld afdrukken vaneen ambtelijk rapport van ondergeteekende betreffendeordening der woningproductie.Ofschoon in dit rapport de genoemde aangelegenheidprincipieel en zooveel mogelijk uit een algemeenengezichtshoek is bezien, is het uiteraard toegespitst opde verhoudingen zooals deze zich te 's Gravenhagevoordoen.Het Bestuur oordeelde dit onderwerp van genoegzaambelang om het in meer algemeen verband aan de ordete stellen in de jaarvergadering op 23 April a.s. enverzocht mij het daar in te leiden.Gaarne heb ik mij bereid verklaard tot deze mondelingeuitwerking en aanvulling van het schriftelijk betoog.Voor degenen, die geen kennis hebben genomen vanhet rapport resumeer ik hieronder in een 13-tal puntende hoofdzaken van mijn gedachtengang. Deze puntenwijken noodzakelijkerwijze eenigermate af van de con-clusies aan het slot van mijn rapport, omdat thans dezaak algemeen wordt gesteld.SAMENVATTING1. De productie van woningen in ons land en vooralin onze groote steden is onregelmatig en houdt niet, ofalthans niet in voldoende mate, verband met de behoefte.2. Het tijdvak van woningnood tijdens en onmid-dellijk na den oorlog is geleidelijk omgeslagen in zijntegendeel. In de groote steden en in vele kleinere ge-meenten heerscht thans woningovervloed; alleen debehoefte aan woningen van de goedkoopste soort kanveelal nog niet geheel worden bevredigd.3. De aanbouw van middenstandswoningen is ge-durende de laatste jaren voortdurend belangrijk grootergeweest dan in overeenstemming was met de behoefte.4. Bestaat reeds in het algemeen geen overeen-stemming tusschen woningproductie en woningbehoefte,in nog grooter mate blijkt deze dispariteit, indien menrekening houdt, eenerzijds met de inkomens der ge-gadigden, anderzijds met de huren der woningen.5. De cijfers betreffende de werkloosheid in de bouw-vakken te 's Gravenhage doen nog grootere afwijkingenzien dan die betreffende de in aanbouw zijnde woningen.Ook in de jaren, dat een buitengewoon groot aantalwoningen in uitvoering is, is de werkloosheid in debouwvakken nog zeer aanzienlijk. Dit wijst op een tegroot aantal arbeiders in dit bedrijf daar ter plaatse(vermoedelijk is dit ook elders hier en daar het geval).6. De aard van het woningbouwbedrijf en de om-standigheden waaronder dit wordt uitgeoefend, makenhet verklaarbaar, dat perioden van woningtekort enwoningovervloed elkaar afwisselen. Er is geen reden,waarom dit in de toekomst anders zou zijn dan in hetverleden.7. De toestand van het bouw- en woningbedrijf inonze vier grootste steden en in verscheidene kleineregemeenten heeft zich gedurende de laatste jaren in zeerongunstigen zin ontwikkeld. Het huurverlies doorleegstaan, de talrijke verhuizingen, de veelvuldigeexecuties en de ook in verhouding tot de huidige bouw-kosten lage verkoopprijzen, maken de situatie voorvele bouwondernemers en huiseigenaren onhoudbaar.Deze bezwaren worden niet in voldoende mate ge-compenseerd door de voordeelen, welke daaruit voor dehuurders voortvloeien.8. Het is in het algemeen belang gewenscht om tetrachten tot een definitieve saneering van het woning-bouwbedrijf te komen. Bij zulk een regeling hebbenvoorts niet alleen de bouwondernemers, de arbeiders inde bouwvakken en de huiseigenaren belang, maar ookde ondernemers en arbeiders in de fabricage van en denhandel in bouwmaterialen, de hypotheekbanken, enz.,alsmede in laatste instantie ook het publiek, dat geldenbelegt in pandbrieven.9. Rekening houdende met het plaatselijk karakterder woningvoorziening, zou een poging tot ordeningCONCLUSIES RAPPORT ORDENING WONINGPRODUCTIE - BINNENLAND 51der woningproductie niet centraal voor het geheele landdienen te geschieden, doch gedecentraliseerd dienen teworden ondernomen. De gemeentebesturen zijn daartoede aangewezen organen.Daar, waar een centrale gemeente met een aantalbuitengemeenten een samenhangend economisch geheelvormen, is een gemeenschappelijke regeling op denvoet van art. 129 e.v. Gemeentewet noodzakelijk.10. Ordening vereischt eenerzijds positieve maat-regelen (het bouwen van woningen) indien in de be-hoefte niet voldoende wordt voor^ien, anderzijdsnegatieve (het verhinderen van woningbouw) bij be-staande of dreigende overproductie.Deze maatregelen vormen een onverbrekelijk geheelen dienen te viforden gebaseerd op goed gefundeerdestatistieken.11. De gemeentebesturen missen thans de bevoegd-heid tot beperking van den woningbouw. Een wettelijkeregeling, krachtens welke die beperking kan plaatshebben, is noodig. Er bestaat alle aanleiding om op detotstandkoming daarvan bij de Regeering aan te dringen.12. Uitoefening van het recht tot bouwbeperkingdient niet te geschieden dan na advies van een Com-missie, waarin o.m. vertegenwoordigers van de onder-scheidene bedrijfstakken, welke hierbij belang hebben,fitting hebben.13. In afwachting van de totstandkoming eenerwettelijke regeling als sub 11 bedoeld, is er alle aan-leiding vooral in die gemeenten, waar de toestand zeeronbevredigend is geworden, om, met medewerking vanbelanghebbenden, reeds thans van gemeentewege overte gaan tot instelling van adviescommissies, die de maat-regelen voorbereiden, welke met gebruikmaking vande thans beschikbare middelen mogelijk zijn om eenregularisatie van het bouwbedrijf te bevorderen.P. BAKKER SCHUTBINNENLANDRIJKSBEGROOTING 1936EINDVERSLAG DER COMMISSIE VAN RAPPORTEURS (EERSTE KAMER)OVER HET ONTWERP VAN WET TOT VASTSTELLING VAN HOOFDSTUK IX(DEPARTEMENT VAN WATERSTAAT)LintbebouwingHet ligt in het voornemen van den ondergeteekende zoo spoedigmogelijk de indiening van een nieuw wetsontwerp tegen lint-bebouwing te bevorderen, waartoe bereids een voorstel van deStaatscommissie voor de Waterstaatswetgeving is ingekomen.In afwachting daarvan meent hij zich thans van een beantwoor-ding der opmerkingen in het Voorloopig Verslag inzake de tetreffen voorzieningen te mogen onthouden, daarbij gaarne deverzekering gevende, dat hij aan die opmerkingen de noodigeaandacht zal schenken.Voorschriften betreffende den afstand van de as van den weg,welke voor bebouwing is in acht te nemen en den onderlingenafstand tusschen de bebouwingen worden veelal door de gemeen-ten krachtens de Woningwet in het belang van de volkshuis-vesting gesteld. Daarnaast wordt door of vanwege het Depar-tement van Waterstaat meermalen aan vergunningen voor uit-wegen de voorwaarde verbonden, dat de betrokkene een strookvan zijn terrein onbebouwd moet laten. Deze strook kan alsparkeerterrein benut worden, waardoor voorkomen wordt, dathet bedieningsverkeer, uitsluitend ten behoeve van den aan-wonende, op den Rijksweg parkeert en daardoor gevaar oplevertvoor het doorgaande verkeer. De maatregelen, bij het verleenenvan vergunningen voor uitwegen, worden genomen in het belangvan het verkeer. Dat voor verschillende secundaire wegen debestaande voorschriften onnoodig hard zouden zijn en dat deambtenaren van dien tak van Rijksdienst uitgang naar bepaaldewegen onnoodig zouden bemoeilijken, kan in dit verband, in hetalgemeen niet worden toegegeven. Algemeen geldende normenkunnen bezwaarlijk worden gesteld, daar de eischen, die het ver-keer stelt, zeer verschillend zijn.De aanleg van parellelwegen en het bouwverbod ten aanzienvan een binnen bepaalden afstand van de wegen gelegen strookZullen te zijner tijd bij de behandeling van het wetsontwerp tersprake kunnen komen.De aantasting van geheel nieuwe Rijkswegen door lintbebou-wing is tot dusverre zooveel mogelijk kunnen worden tegen-gehouden mede door toepassing van het Rijkswegenreglement.Nadere wettelijke regeling blijft echter naar het oordeel van denondergeteekende wenschelijk.Omtrent de taak van de provincien tot voorkoming van lint-bebouwing, mede door bevordering van toepassing der Woning-wet, en het tegengaan van lintbebouwing langs Rijksplanwegen,die nog niet bij het Rijk in beheer en onderhoud zijn, mogeworden verwezen naar biz. 7 van de Memorie van Antwoordaan de Tweede Kamer.EINDVERSLAG DER COMMISSIE VAN RAPPORTEURS (EERSTE KAMER)OVER HET ONTWERP VAN WET TOT VASTSTELLING VAN HOOFDSTUK XII(DEPARTEMENT VAN SOCIALE ZAKEN)AFDEELING IV, VOLKSGEZONDHEIDVolkshuisvestingWat hier in de eerste twee leden wordt opgemerkt, is niet juist.De Regeering beoogt niet het peil van de arbeiderswoningen tedrukken beneden het door haar voor moraliteit en hygiene aan-genomen minimum. Er is hier en daar behoefte aan eenvoudigewoningen met matigen huurprijs; er wordt gestreefd naar voor-ziening in die behoefte met behoud van evenbedoeld minimumvoor moraliteit en hygiene. De Regeering staat voorschot toevoor normale, eenvoudige arbeiderswoningen, wanneer blijkt,dat daaraan behoefte bestaat. Voor woningen, die zonder bijdragegeexploiteerd kunnen worden, wordt voorschot niet geweigerd,indien blijkt, dat dergelijke woningen noodig zijn. In 1935 isvoor een aantal plannen van dien aard voorschot verleend. Deondergeteekende acht de woningbouwvereenigingen voor dearbeiders van groot belang; hij is allerminst van plan deze ver-eenigingen in haar taak te belemmeren.De Regeering heeft in de laatste jaren de huren van met Rijks-voorschot gebouwde woningen niet onbelangrijk verlaagd enbrengt daarvoor offers in den vorm van bijdragen, zoo die on-misbaar zijn. Op verwezenlijking van de in het rapport der Com-missie-VLiEGEN aangegeven denkbeelden kan in de tegenwoordigeomstandigheden niet in haar vollen omvang gerekend worden;het Rijk kan de daarvoor noodige offers niet brengen. Ten aanzienvan de huurverlaging, het eerst noodige, wordt met kracht door-gewerkt.Met het beramen van plannen ter bereiking van het bouwenvan een zoo groot mogelijk aantal zeer goedkoope woningen,dient groote voorzichtigheid betracht te worden bij den tegen-woordigen stand van de woningmarkt. De woningmarkt is metwoningen van particulieren overvoerd; de huren van die woningendalen regelmatig. Het bouwen van zeer goedkoope woningen,die aan de minimum eischen voor moraliteit en hygiene voldoen,ligt minder op den weg van het particulier bouwbedrijf dan opdien van de woningbouwvereenigingen. Het bedrijf moet althanseenige winst maken; de vereenigingen doen dit niet.De Regeering neemt door bijzondere bijdragen reeds verliesop de met Rijksvoorschot gebouwde woningen ter bereiking vande noodige huurverlagingen. Verder gaan is voorshands onnoodig.De krottenopruiming wordt voortgezet, vooral waar krottenuitermate schadelijk zijn voor moraliteit en hygiene, indienkinderen daarin moeten worden opgevoed. In den loop van 1935is voor eenige plannen voor vervanging van krotten steun verleend.De
Reacties