- TlJDSCHRIFT VOOR -_VOLKSHUISVESTING]"EN STEDEBOUWrORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1936 N? 5 17* JAARGANG MEI]M.V. VAN MUNSTER'8 UITGEVER8 MAATSCHAPPIJ ? HAARLEMMERWEQ B 378 ? AMSTERDAM (W.)11^1=1^ WANDGEDIERTE^H ^r-"CiB?r^f:^:Boekhouder-Administrateurzoekt wcrkkring bij ecn of mecr woningbouw-vcrecnigingcn. Onvcrschillig waar. Jarenlangecrvaring. Salaris naar woningenaantallen. Refe-rentiSn van vooraanstaande personen op hetgebied der volkshuisvesting.Br. letter A. A., aan Van Munstcr's Uitg.-Mij.Haarlemtnerweg B 378 - Amsterdam (West)NEDERLANDSCHEBOUWMEESTERSLAAT UW JAARGANGEN VAN HETTIJPSCHRIFT VOOR VOLKS-HUiSVESTING EN STEDEBOOWI NBIN DENLosse banden verkrijgbaar & fl 1.40 francoper postVERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL EN BIJN.V.Van Munster's Uitgevers-MijA'dam - Haarlemmerweg B 378Postrekening 74966EERSTE REEKS: 1EEN REEKS STUDIES. ONDER LEIDING VAN .W. RETERA Wzn.Vcrschenen:W. KROMHOUT Cxn.. door W. Retera Wzn.PIET KRAMER door W. Retera Wzn.Dr. H. P. BERLAGE . . door Just HavelaarA. J. KROPHOLLER . . door ir. G. KnuttelW. M. DUDOK door Ir. G. FriedhoffPrijs per deeltje f |J>0Inomslagteekeningd. W. ReteraWzn., m. ? 24 platenVERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL EN BIJN.V. VAN MUNSTER'S UITG.-MIJHAARLEMMERWEG B 378-AMSTERDAM W.ISOLA-BOUWHET BB8TE EM QOEDKOOPSTE BYBTEEin VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLK&. ENMIDOEHBTANDSWONINOEN. - BELFBUPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Qedeponeerd Handels-MerkUITQEVOERD O.A. PLM. 370 WONINQEN VOOR OEQEMEENTE ' HERTOQENBOSCH - NOQ INUITVOERINGO.A. 400 WONINQEN VOOR DE QEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alle materialen voor den VOLKSWONINGBOUWNIET AFZONDERLIJK VERKRIJGBAARBIJVOEOSEL VAN HET TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUIS-VESTING EN STEDEBOUW, 17e Jaargang, Mei 1Q36NOTA VAN WIJZIGINGEN INZAKE BIJ-ZONDERE MAATREGELEN TER VER-KRIJGING VAN VERLAGING VAN SOM-MIGE VASTE LASTEN EN VAN HUREN(ZITTING 1935-1936, No. 74)In den aanhef van artikel 3 wordt ,,Art." vervangen door:Artikel.Artikel 3, b, wordt gelezen:,,ten aanzien van vorderingen, tot zekerheid waarvan, tot eenbepaald in de akte genoemd bedrag, hypotheek is gesteld en welkekunnen voortvloeien uit een crediet, geopend door eene bank-instelling, voor welke het verleenen van zoodanige credieten voorI Juli 1935 tot haar gewonen werkkring behoorde;"Aan het slot van artikel 3 wordt toegevoegd:,,c. ten aanzien van vorderingen, gedekt door hypotheek, welkeis verleend ten behoeve van de houders van aan toonder luidendeschuldbrieven, welke onder trustverband staan."In artikel 4, lid I, Wordt ,,instelling" vervangen door: instel-lingen.In artikel 6 wordt na ,,gemeentewet" een komma geplaatst.In artikel 7, lid i, wordt in plaats van ,,Gemeentewet" gelezen:gemeentewet.In artikel 8, lid i, wordt in plaats van ,,Gemeentefondsbelasting"gelezen: gemeentefondsbelasting.In artikel 10, lid 3, wordt ,,2ijn" vervangen door: zijne.Artikel 10, lid 4, wordt gelezen:,,Een afschrift van het verzoekschrift wordt overgelegd voorden verhuurder en voor dengeen, die zich als borg voor de huurheeft verbonden."In artikel ri, lid i, wordt een komma geplaatst na ,,io".In artikel 11, lid 3, vervalt de komma na ,,kantonrechter".Artikel 12, lid 2 en lid 3, wordt gelezen:,,Zij beslist niet, alvorens de huurder, de verhuurder en de inartikel 10, lid 4, genoemde borg zijn gehoord, althans behoorlijkopgeroepen. De oproeping geschiedt bij aangeteekenden brief engaat vergezeld van een afschrift van het verzoekschrift.Heeft de verzoeker nog niet voldaan aan het voorschrift vanartikel 10, lid 5, dan wordt hem bij de oproeping medegedeeld,dat hij de daarbedoelde storting alsnog voor zijne verschijningvoor de huurkamer heeft te doen, dan wel het verschuldigde bijzijne verschijning in handen van den griffier heeft te storten.Bij niet tijdige storting wordt de verzoeker in zijn verzoek doorde huurkamer niet-ontvankelijk verklaard."Artikel 14, lid 1 en lid 2, wordt gelezen:,,De huurkamer wiUigt het verzoek in, tenzij haar summierlijkblijkt:1?. dat in de gemeente een ander gebouw van lageren huur-prijs beschikbaar is, dat -- mede in verband met het doel, waar-voor het gebouw wordt gebezigd, -- aan redelijke eischen vanbewoonbaarheid, ligging en bruikbaarheid voldoet;2?. dat er bijzondere omstandigheden zijn, die inwilliging? van het verzoek onredelijk zouden maken.Een nieuw verzoek ter bekoming van huurVerlaging, gedaanbinnen zes maanden sedert den dag, waarop een verzoek om huur-verlaging is afgewezen, is niet voor inwilliging Vatbaar."Artikel 16, lid 2, Wordt gelezen:,,De huurkamer kan bij hare beslissing zoodanige voorwaardenen hepalingen maken, als zij in het belang van den Verhuurderof den huurder noodig oordeelt, echter zooveel mogelijk metbehoud van hetgeen tusschen partijen is overeengekomen."Artikel 17, lid 3, wordt gelezen:,,De huurkamer kan op verzoek van den verhuurder de gegevenbeslissing intrekken of de minnelijke regeling te niet doen, indiende huurder nalatig is in de nakoming daarvan of in strijd handeltmet de gestelde voorwaarden of gemaakte bepalingen."In den eersten regel van artikel 17, lid 4, vervalt de kommana ,,huurkamer"; in den zeVenden regel wordt een komma ge-plaatst na ,,oogenbhk".Artikel 19, lid 3 vervalt.In den tweeden zin van artikel 20 wordt na ,,De" ingevoegd:overige,ij( In artikel 21 onder a vervalt de komrna na ,,arbeidsreglement".'? Artikel 22 wordt gelezen:,,i. Gerechtigden tot het erfpachtsrecht, hetwelk voor i Juli1935 is gevestigd op gronden, op Welke de in artikel 10 bedoeldegebouwen zich bevinden, voor zoover ze niet zijn uitgezonderdin artikel 21, c, en welke zijn gelegen in nader door Ons aan tewijzen gemeenten, kunnen zich ter bekoming van verlaging vanerfpacht wenden tot het kantongerecht, binnen Welks rechts-gebied de grond, waarvoor de verlaging wordt verzocht, of hetgrootste deel daarvan is gelegen,2. Bij het Verzoekschrift wordt overgelegd een overzicht vande baten en lasten van de exploitatie van het gebouw, gelegenop den grond, waarvoor de verlaging Wordt verzocht. Van hetverzoekschrift en van het overzicht wordt bijgevoegd een afschriftvoor den grondeigenaar."Artikel 24, lid 2, wordt gelezen:,,Zij beslist niet, alvorens de erfpachter en de grondeigenaarzijn gehoord, althans behoorlijk opgeroepen. De oproeping ge-schiedt bij aangeteekenden brief en gaat vergezeld van een af-schrift van het verzoekschrift en van het in artikel 22, lid 2, ge-noemde overzicht."Aan het slot van artikel 24 wordt toegevoegd:,,3. Heeft de verzoeker niet of onvoUedig voldaan aan hetVoorschrift van artikel 22, lid 2, dan kan de huurkamer, onderterugzending van het verzoekschrift en de afschriften, den ver-zoeker uitnoodigen de stukken aan te vullen. Indien de huurkamervan oordeel is, dat de verzoeker niet of onvolledig heeft voldaanaan de uitnoodiging tot aanvuUing van stukken, wordt de ver-zoeker in zijn verzoek door de huurkamer niet-ontvankelijkverklaard."Artikel 25, lid 2 en lid 5, wordt gelezen:,,De huurkamer willigt het verzoek in, wanneer de erfpachteraannemelijk maakt, dat hij uitsluitend of nagenoeg uitsluitendten gevolge van de huidige tijdsomstandigheden niet in staat isde bedongen pacht uit de exploitatiebaten te voldoen, tenzij erbijzondere omstandigheden zijn, die inwilliging van het verzoekonredelijk zouden maken.De huurkamer wint, alvorens te beslissen, het advies in van eeneschattingscommissie, welke in de door Ons overeenkomstigartikel 22, lid i, aangewezen gemeenten bij gemeenschappelijkebeschikking van Onze Ministers van Justitie en van Sociale Zakenwordt benoemd, De leden der schattingscommissie zullen bij denaanvang hunner bediening den eed afleggen, dat zij de hun op-gedragen schattingen zullen doen te goeder trouw."Tusschen artikel 25, lid 5 en lid 6, worden ingevoegd een nieuwlid 6 en lid 7:,,Zij kan aan den erfpachter zoowel als aan den grondeigenaarde verstrekking van bepaalde, door bewijsstukken gestaafde ge-gevens bevelen, voor zoover die gegevens niet reeds uit het inartikel 22, lid 2, bedoelde overzicht kunnen worden geput.De huurkamer kan op verzoek van den grondeigenaar de ge-geven beslissing intrekken of de minnelijke regeling te niet doen,indien de erfpachter nalatig is in de nakoming daarvan of in strijdhandelt met de gestelde voorwaarden of gemaakte bepalingen;indien de grondeigenaar aantoont, dat de erfpachter bij de be-handeling van het verzoek onjuiste inlichtingen heeft gegeven oonjuiste gegevens heeft verstrekt, kan de huurkamer eveneens opverzoek van eerstgenoemde hare beslissing intrekken of eenminnelijke regeling te niet doen, zulks met terugwerkende kracht."Artikel 25, lid 6, wordt artikel 25, lid 8, en wordt gelezen:,,Artikel 10, lid 5, artikel 12, lid 3, artikel i6, lid r, lid 2 enlid 3, artikel 17, lid i, lid 2, lid 4 en lid 5, artikel 18, artikel 19en artikel 20 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien ver-stande, dat telkenmale waar wordt gesproken van ,,huurder",,,verhuurder", ,,huurprijs", ,,huurverlaging", ,,huurtermijn" en,,huurovereenkomst" moet worden gelezen: ,,erfpachter", ,,grond-eigenaar", ,,pacht", ,,pachtverlaging", ,,pachttermijn" en ,,over-eenkomst van erfpacht".Artikel 38, lid 2, wordt gelezen:,,Nietig is elk, zoo voor, als na de inwerkingtreding dezer wettot stand gekomen beding, waarbij de hypothekaire schuldeischerin eene overeenkomst, waarop artikel i van toepassing is, eenhoogere rente dan de ingevolge genoemd artikel geoorloofde,onder welken naam of in welken vorm 00k bedingt, tenzij zulkebedingen voor i Juli 1935 in overeenkomstige gevallen gebrui-kelijk waren."Aan het slot van artikel 28 wordt toegevoegd:,,3. Ook kan de schuldeischer niet, door afstand van zijnrecht van hypotheek, voor zich een hoogere rente dan de inge-volge artikel r geoorloofde bedingen."MAANDBLAD I7E JAAROANO NO. 5 MEI 1Q36TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiORQAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING ENSTEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINOBOUWVEREENIOINOENREDACTIE: H. P. J. BLOEMERS, J. BOM-MER, J. DouwES JR., JHR. M. J. I. DEJONGE VAN ELLEMEET, Ir. L. S. p. SCHEFFER,IR.P. BAKKER ScHUT, IR. J. M. A. ZOET-MULDERVASTE MEDEWERKERS: J. W. BOSSENBROEK,IR. A. KEPPLER, MR. J. KRUSEMAN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, M. VRIJENHOEK,L. VAN DER WAL, D. E. WENTINKADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATIEICLOVENIERSBURGWAL70, AMSTERDAM CPOSTREKENING No. 29080REDACTIE VAN DE RUBRIEK,,UIT DEN KRING DER BOUW-VEREENIGINGEN",,HET NIEUWE HUIS" (KAMERS 181-183)RoELOF HARTPLEIN4- AMSTERDAM z-- ADVERTENTIES --v. MUNSTER'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM WABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSENUMMERS. f I.-INHOUD: In Memoriam Dr. F. M. Wibaut door Mr. Dr. G. van den Bergh -- In Memoriam Jhr. Mr. Ch. Ruys deBeerenbrouckdoor Ir. J.M. A. Zoetmulder-- Officieele Mededeelingen -- Ordening van de Woningproductie, Voordracht,gehouden door den Heer Ir. P. Bakker Schut in de vergadering van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvestingen Stedebouw op 23 April 1936 te 's Gravenhage en Verslag van de vergadering -- Adressen, enz. uitgaande van hetInstituut -- Adressen, enz. uitgaande van den Nationalen Woningraad -- Binnenland -- Uit den Kring der Bouw-vereenigingen -- Overzicht van tijdschriften -- Nieuwe aanwinsten van de bibliotheek -- Wetten, Ken. Besluiten, enz.IN MEMORIAMDr. F. M. WIBAUT,,Ik heb er geleerd, dat het uitgangspunt voor ver-hoging van beschaving in de arbeidersklasse moetliggen in verbetering van de woningen." Deze woorden^ijn te vinden op biz. 137 van ,,Levensbouw", de juistverschenen Memoires van Wibaut.Wie %b denkt en bovendien zijn leven aan de arbeiders-klasse heeft gewijd, moet zich wel geroepen voelen zijnbeste krachten in dienst te stellen van de verbeteringder volkshuisvesting. Dat heeft Wibaut gedaan met devoile inzet van zijn grote geestelijke gaven en zijn schieronuitputtelijke werkkracht. Hij heeft bijkans alle onder-delen van het grote probleem behandeld in woord engeschrift. En op het woord volgde de daad. Toen hijin 1914 zijn intrede deed in het dagelijks bestuur vande gemeente Amsterdam, was het als Wethouder voorde Volkshuisvesting. Ondanks de uitgebroken wereld-oorlog werd het vraagstuk met grote kracht door hemaangevat. ,,Wie bouwt? Wibaut!", zo hoorde men indie dagen in Amsterdam. Met Tellegen en Kepplerdrukte hij zijn stempel op het nieuwe Amsterdam. Heterfpachtstelsel is grotendeels aan hem te danken;duizenden gemeentewoningen getuigen van zijn door-zettingsvermogen.Hij heeft de volkshuisvesting gediend op vrijwel alleposten, waarop men haar dienen kan. Hij heeft als lidder Gezondheidscommissie het sombere trap-op, trap-af der onbewoonbaarverklaringen meegemaakt en aldusde zelfkant der onzegbare en onduldbare woon-ellendemeebeleefd; hij heeft als raadslid, als wethouder ensenator voor haar gestreden in woord en daad; hij heeftals kundig praeadviseur en als bekwaam auteur dewetenschap der volkshuisvesting verrijkt; hij heeft alsbestuurslid van het Instituut en als voorzitter ener wo-ning-internationale zijn naam op dit gebied doen klin-ken door de wereld heen.Hij was eeuwig jong. Ik heb in 1928 in Parijs denbijkans 70 jarige met jeugdige overmoed de ieidingener ,,paleis-revolutie" zien nemen binnen de oudevolkshuisvestings-internationale. Daar was hij in zijnvoile kracht. Hij verzamelde de ,,frondeurs" om zichheen en zette zich op de voorzittersstoel. ,,Are youthe chairman?" ,,Yes. I am." Hij was het ,,par droitde conquete". In drie, vier talen zette hij zijn bedoe-lingen uiteen: de nieuwe internationale onder zijnIeiding was tot stand gekomen.Wibaut is heengegaan; een rijk mensenleven vond zijnafsluiting. Maar zijn geest leeft onder ons en werktvoort. Wij hebben veel aan hem te danken; wij zullennog meer aan hem te danken hebben.G. VAN DEN BERGH78 ARTIKELEN - OFFICIEELE MEDEDEELINGENIN MEMORIAMJhr. Mr. CH. RUYS DE BEERENBROUCKIn vele kringen van sociale werkers kwam bij hetonverwacht overlijden van Jhr. Mr. Ruys diep gevoeldleedwezen tot uiting en ontmoette zijn arbeid erkente-lijke waardeering.Ook voor hen die de belangen der volkshuisvestingter harte gaan, is een woord van herinnering zeker van pas.Ruys immers, de man die overal waar hij een vonkjezag gloeien van sociale activiteit, het wist aan te blazentot krachtig vuur en het te onderhouden met zijn liefdetot het volk, heeft zich ook op dit gebied op velerleiwijze doen gelden.Reeds van i904dateert zijn werk^aamheidalsinitiatief-nemertothet oprichtenvaneenderallereerste woningwet-vereenigingen, St. Servatius te Maastricht, en onder zijnvoorzitterschap kwam deze tot krachtige uitbreiding;meer dan looo woningen zijn thans bij haar in exploitatie.In de jaren welke aan de oprichting van ons Instituutvoorafgingen, vonden de belangen van de volkshuis-vesting behartiging in het Nederlandsch Congres voorOpenbare Gezondheidsregeling. Wij zien Ruys daaroptreden in het bestuur, soms ook als praeadviseur bijbehandeling van onderwerpen op dit gebied; en in decommissie, als commissie Drucker-Tellegen bekend,welke door het Congres in het leven werd geroepen,ontmoette ik hem als medelid. Hoe de rapporten dezerCommissie, in 1908 en 1913 uitgebracht, niet zonderinvloed zijn gebleven op de ontwikkeling van de woning-wetgeving in dien tijd, zullen velen zich nog herinneren.Tegen het einde van het eerste oorlogsjaar had ik hetvoorrecht met Ruys te mogen samenwerken in zijnkwaliteit van Rijks-Commissaris van de Belgischevluchtelingen in Noord-Brabant. Daar moesten toen,snel en zonder dralen, allerlei vraagstukken wordenopgelost, of doorgehakt, van stedebouw en huisvesting,in wel zeer bizonderen vorm; in Februari 1915 was hetvluchtoord Uden tot ontvangst van 10.000 bewonersgereed.Eenige jaren later drong de noodzakelijkheid zich op,in de mijnstreek voorzieningen te treffen in het belangvan volkshuisvesting en hygiene. Het was in hetbegin van 1918 dat tot dit doel van Regeeringswegein het leven werd geroepen de Sociaal-HygienischeCommissie voor Zuid-Limburg, onder voorzitterschapvan Ruys, die de ordening en financiering van denwoningbouw in de omgeving der mijnen onder het ooghad te zien; het maken van een plan van bebouwing --een streekplan zou het thans genoemd worden -- be-hoorde mede tot haar taak. De bezielende leiding vanRuys moest de commissie echter spoedig missen. Inhetzelfde jaar nog trad Ruys op als premier van hetKabinet, dat als onderdeel van zijn werkprogram opnam,,krachtige woningpolitiek"; dat het Ministerie Ruys-Aalberse daarin woord heeft gehouden, ligt zeker nog inveler geheugen.Ook in de laatste jaren bleef zijn belangstelling in dehuisvesting van het volk onverflauwd: menigmaal wisteen woningwetvereeniging, als moeilijkheden zichvQordeden, hem, ook achter de schermen, te vinden eneen beroep te doen op zijn nimmer falende hulpvaar-digheid.Moge de plaats, aan deze korte herinneringen ge-schonken, er blijk van zijn dat door ons Instituut dearbeid van Ruys, ook op dit gebied, met waardeeringwordt herdacht.ZOETMULDEROFFICIEELE MEDEDEELINGENNEDERLANDSCH INSTITUUTJAARVERGADERINGDe jaarvergadering van het Instituut werd 23 April 1.1.te Den Haag gehouden. Het verslag en de rekening enverantwoording over 1935 en de begrooting voor 1936werden goedgekeurd.Als nieuwe bestuursleden werden gekozen de HeerenMr. L. Lietaert Peerbolte en Mr. H. Westermann, terwijlde aan de beurt van aftreden zijnde leden, de HeerenIr. A. Keppler en Ir. J. M. A. Zoetmulder werdenherkozen.De Voorzitter deelde mede dat de Heer Zoetmuldereenigen tijd geleden te kennen had gegeven dat hij inverband met zijn leeftijd na de Jaarvergadering wenschteaf te treden als lid van het dagelijksch bestuur, enbracht in herinnering welk een belangrijk aandeel deHeer Zoetmulder sedert de oprichting van het Instituutin de leiding daarvan heeft gehad. Zijn groote belang-stelling voor de aangelegenheden, welke het Instituutbehartigt kwam aan den dag in de nauwgezetheid, waar-mede hij de vergaderingen van het dagelijksch bestuurbezocht, ondanks den grooten afstand, dien hij daartoemoest afleggen. Die belangstelling bleek ook uit de wijze,waarop de Heer Zoetmulder aan de besprekingen deel-nam. Hij toonde daarbij dikwijls zeer geprononceerdemeeningen, die hij met ijver verdedigde, maar steedsheeft hij de afwijkende meeningen van anderen volkomengeeerbiedigd.Voor het vele, dat de Heer Zoetmulder in het belangvan het Instituut heeft gedaan en voor de aangenamesamenwerking bracht de Voorzitter hem onder instem-ming van de vergadering, warmen dank.Voorts deelde de Voorzitter mede dat het bestuureenigen tijd geleden den Heer Drs. H. van der Weydebenoemd heeft tot Adjunct-Secretaris.Hierna werd overgegaan tot behandeling van hetonderwerp ,,Ordening van de Woningproductie".VERGADERING VAN DE AFDEELING STEDEBOUWOp 23 April 1.1. had een vergadering van de AfdeelingStedebouw plaats. In deze vergadering werd de HeerT. van Maanen als nieuw lid van den Stedebouwkun-digen Raad gekozen en werden de aan de beurt vanaftreden zijnde leden herkozen.NATIONALE WONINGRAADJAARVERGADERINGDe jaarlijksche ledenvergadering van den Woningraadwordt op 3 en 4 Juli a.s. te Leiden gehouden.ARTIKELEN79ORDENING VAN DE WONINGPRODUC-TIEVOORDRACHT GEHOUDEN DOOR DEN HEER IR. P.BARKER SCHUT IN DE VERGADERING VAN HETNEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTING EN STEDEBOUW OP 23 APRIL 1936 TE'S GRAVENHAGE1. INLEIDINGDoor mij werd in 1934 de ambtelijke opdracht ont-vangen om de mogelijkheid van een ordening der wo-ningproductie in studie te nemen, zulks als gevolg vaneen bij de begrootingsdiscussies in den HaagschenGemeenteraad door een raadslid (den oud-WethouderW. Drees) gestelde vraag en een daarop door den toen-maligen Wethouder Ir. L. J. M. Feber gedane toezegging.Als eerste gevolg daarvan werd in October 1934 eenuitvoerig overzicht overgelegd van de beschikbare sta-tistische gegevens, teneinde een beeld te verkrijgen vanden gang der woningproductie en van de daartegenoverbestaande vraag naar woningen.Ten vervolge daarop werd d.d. 14 Mei 1935 ingediendeen uitvoerig rapport waarin het vraagstuk in zijn ge-heel werd behandeld. Dit rapport werd begin Januari1936 aan den Raad overgelegd, nadat Burgemeester enWethouders zich vooraf hadden gewend tot hun ambt-genooten in aangrenzende gemeenten om hun meeningte vernemen over een gemeenschappelijke regeling tedezer zake.Het bestuur van het Instituut meende dat ook eldersbelangstelling voor het behandelde vraagstuk zou kun-nen bestaan, zoodat met welwillende medewerking vanBurgemeester en Wethouders exemplaren van dit rap-port voor de leden van het Instituut beschikbaar werdengesteld.Ofschoon ik meen te mogen aannemen dat zij, diezich meer in het bizonder voor deze kwestie interes-seeren, van evenbedoeld rapport kennis zullen hebbengenomen, komt het mij voor dat een korte uiteenzetting,welke uiteraard parallel loopt met die meer uitvoerigestudie, nuttig kan zijn. Ik zal daarbij meer in het bizonderden nadruk leggen op het statistisch gedeelte, dat inhet gedrukte rapport slechts summier is behandeld.2. DE WONINGPRODUCTIE IN DE LAATSTE DECENNIAIn de jaren voor den oorlog, zeg omstreeks 1912,bestond er in de meeste steden van ons land en ook invele kleinere plaatsen een tekort aan woningen. Dietoestand stemde overeen met dien, welke in anderelanden van West en Centraal Europa viel waar te nemen(Duitschland, Engeland, de Skandinavische landen,Hongarije, enz.).Gedurende den oorlog verergerde dit woninggebrekal spoedig tot woningnood. De onzekerheid van deninternationalen toestand, schaarschte en duurte vanbouwmaterialen, verhooging van den rentevoet, insommige plaatsen ook gebrek aan bouwterrein, remdende werkzaamheid der particuliere bouwnijverheid af.Daarbij kwam een terugvloeiing van Nederlanders uitden vreemde en een overstrooming met vreemdelingen.Een zeer energische poging van de Overheid was noodigom, met gebruikmaking van de financieele paragrafender Woningwet, het tekort aan arbeiderswoningen aante vullen.Maar ook gedurende de eerste vredesjaren was eenhuurbordje een onbekend verschijnsel. De Regeeringtrachtte de particuliere bouwnijverheid door de premie-regeling tot nieuw leven te wekken. En, wat de numeriekeresultaten betreft, met succes, althans voor zoovermiddenstandswoningen aangaat. Inmiddels bleven deOverheid en de door haar gesteunde woningvereenigingen,zij het in snel verminderende mate, aanvullend werk-Zaam bij de voorziening met arbeiderswoningen.Omstreeks 1925 begon de toestand geleidelijk te ver-anderen. In de behoefte aan woningen kon weer vol-doende worden voorzien, eerst alleen wat betreft dievoor beter gesitueerden, later ook voor den kleinenmiddenstand en de best betaalde arbeiders; een tekortbleef nog bestaan aan woningen voor de minst gesitu-eerden.Toen einde 1929 de crisis inzette, was in vele gemeentenreeds het totaal aantal woningen voldoende (de ver-deeling over de huurklassen liet in den regel nog alleste wenschen over).Niettegenstaande de crisis bleef de ,,nieuwbouw",die numeriek een zeer hoog peil had bereikt, onver-minderd voortgaan (zij het ook af en toe met tijdelijkeonderbrekingen, o.a. na den val van het Engelschepond tengevolge van een minder vlotte credietver-leening).Sedert het begin van 1934, maar vooral na midden1935 is daarin wijziging gekomen. De indiening doorde Regeering van het z.g. Vaste Lasten-Ontwerp en desedert bestaande onzekerheid of, en zoo ja in welkenvorm gewijzigd, dat wetsontwerp in het Staatsblad zalkomen, heeft het hypothecair crediet volledig verlamden daarmede de bouwnijverheid op bruuske wijze eenstok tusschen de beenen gestoken.Hierdoor is de woningbouw wel sterk getemperd.De vraag is evenwel of dit middel niet erger is dan dekwaal.Intusschen heeft de aanbouw op zeer groote schaalgedurende jaren lang van woningen, waaraan geen be-hoefte bestond, geleid tot een enorme overproductie.De gevolgen daarvan zijn te ernstiger, omdat de steedsverder doorvretende crisis ook ten aanzien van de wo-ningbehoefte een fatalen invloed heeft gehad; in allekringen der samenleving heeft de verslechtering van deneconomischen toestand geleid tot samenwoningen opgroote schaal. Terwijl dus de aanbouw van nieuwewoningen grooter was dan de normale behoefte, werddie behoefte zelf onder-normaal.Zoo is dus in een 15 jaar tijds uit den ernstigstenwoningnood, die maar denkbaar is, een even hevigeovervloed aan woningen gegroeid.Dezen ontwikkelingsgang hoop ik U nu aan de handvan eenige grafieken nader te demonstreeren.3. ENKELE STATISTISCHE GEGEVENSHierna volgen enkele grafieken, vervaardigd naargepubliceerde statistische gegevens.Zeer te betreuren is dat deze gegevens niet over eenlangere periode teruggaan. Over het algemeen is het nutvan een goede en volledige woningstatistiek eerst laatingezien.De gegevens betreffende de toeneming van den wo-ningvoorraad in Nederland zijn bekend sedert 1921;8o ARTIKELENdie uit enkele groote gemeenten gaan iets verder terug.De cijfers betreffende Amsterdam zijn ontleend aatipublicaties van den Woningdienst, die betreffende's Gravenhage aan publicaties van het Gem. StatistischBureau, naar gegevens verzameld door het Gem. Bouw-en Woningtoezicht.De korte bijschriften bij de figuren geven naar ikmeen voldoende verklaring.4. WONINGTEKORT EN OVERPRODUCTIE VAN WONINGENEen toestand, waarbij hetzij over de geheele linie,hetzij voor bepaalde groepen der bevolking in onvol-doende mate woningen beschikbaar zijn, is onhoud-baar. De Overheid kan niet lijdelijk toezien dat in dezeprimaire levensbehoefte kwantitatief of kwalitatief nietop behoorlijke wijze wordt voorzien. De Woningwetvan 1901 wees reeds zeer duidelijk in deze richting. DeWoningnoodwet van 1918 erkende uitdrukkelijk deverplichting te dezen van de gemeentelijke Overheid.Bij de herziening van de Woningwet in 1921 werd dedesbetreffende bepaling uit de Woningnoodwet over-geheveld naar de Woningwet. En 00k bij de laatsteherziening is dit artikel behouden gebleven; het tegen-woordige artikel 55:,,Indien Ons gebleken is, dat in eene gemeente onvol-,,doende wordt voorzien in de volkshuisvesting, kunnen,,Wij bij met redenen omkleed besluit verklaren, dat de,,gemeenteraad verplicht is toepassing te geven aan,,artikel 52, 53 of 54 der Wet."Derhalve kunnen bij Koninklijk Besluit gemeente-besturen, die in gebreke zijn gebleven in voldoendemate zorg te dragen voor de huisvesting hunner in-woners, worden gedwongen uitvoering te geven aan watmen pleegt te noemen de financieele paragrafen derWoningwet.Ik weet zeer wel, dat dit artikel niet elken dag pleegtte worden toegepast. Maar daar ligt voor mij het zwaarte-punt 00k niet. Hoofdzaak is de hierin zoo duidelijkmogelijk tot uitdrukking gekomen moreele verplichtingvan Rijk en Gemeente om zich dit eminent volksbelangaan te trekken, om niet Gods water over Gods akker telaten loopen, wanneer er te weinig gebouwd wordt.Maar nu de andere zijde der medaille. Kan de Over-heid er onverschillig tegenover staan, wanneer er teveel wordt gebouwd? Naar mijn meening evenmin.Wanneer er te weinig gebouwd wordt, dwingen socialeoverwegingen tot ingrijpen; wanneer er te veel gebouwdwordt, dwingen en sociale en economische motieven totingrijpen. Dit zal wellicht niet voor leder op het eeistegezicht duidelijk zijn en vereischt daarom eenige toe-lichting.Voor sommigen zal misschien de vraag rijzen: is hetniet prachtig als er te veel woningen zijn; hoe meerkeuze de huurder heeft, hoe beter; de prijzen dalendoor de concurrentie en buitendien zal de huiseigenaarbeter ,,service" geven, indien de omstandigheden hemnoodzaken tot groote coulance.Aldus de zaak stellende, ziet men haar wel zeer een-zijdig en van den kleinen kant. Ik erken natuurlijk vol-mondig de noodzakelijkheid van een voldoend ruimemarge. Maar, zooals ik heb doen zien, is in verscheideneplaatsen de veelal aangenomen grens van 3 % leegstaand(welke toch in het algemeen zeker niet aan den lagenkant is) dubbel en dwars overschreden. Er zijn thansin de groote steden duizenden woningen beschik-baar boven die marge.Dit beteekent een kapitaal, dat in de honderden mil-lioenen moet loopen -- ik kwam naar een globale bere-kening alleen voor den Haag op / 25 millioen -- datongebruikt staat en geen enkel nut afwerpt.Naar mijn meening kan een dergelijke kapitaalver-spilling niet worden geduld. Reeds in normale omstandig-heden is dat onverantwoord. Maar onder de huidigeomstandigheden is het meer dan ooit geboden om tetrachten te verhinderen, dat dergelijke economischewanverhoudingen optreden.En daarom kan men niet, alleen om den aspirant-huurders een ruime keuze te waarborgen, het optredenvan een woningovervloed dulden of zelfs bevorderen.Dat ware een eenzijdige bevordering van het huurders-belang, welke wordt gekocht ten koste van de maat-schappelijke ontwrichting.Maar niet alleen op grond van economische over-wegingen zijn de heftige schommelingen op de woning-markt ongewenscht: 00k sociale overwegingen leidenertoe te trachten deze te voorkomen.In tijden van koortsachtige woningproductie wordental van arbeiders tot het bouwvak getrokken, die op denduur geen werk kunnen vinden en die, zoodra de slappetijd intreedt, werkloos worden en zoodoende het tochreeds groote leger van bouwvak-werkloozen vergrooten.Een afvlakking der conjunctuurgolven en dus een meerstabiele woningproductie moet tengevolge hebben eenmeer rationeele verdeeling van het werk.Dit komt in de eerste plaats ten goede aan de werk-lieden in dit bedrijf, maar zeer zeker ook aan de patrconsin het bouwvak. Het aantal patroons in dit vak is onge-limiteerd en wisseh met den dag. Evenmin als er ge-middeld voldoende werk is voor alle bouwvakarbeidersis er gemiddeld voldoende werk voor alle bouwonder-nemers. Een stabiele woningproductie is derhalve ookin hun belang.Maar de consequenties van een bouwbedrijf met eeneenigermate gelijkmatige productie gaan verder dan hetbouwvak in engeren zin. Want daarmede hangen samental van andere bedrijven: de steenfabrieken, de timmer-fabrieken, de handel in bouwmaterialen, de electrischeinstallateurs, de centrale verwarmingsindustrie, enz.Voor al deze bedrijven is het van het grootste belang,dat niet het eene jaar twee maal zooveel woningen wordengebouwd als het andere; voor alle beteekent een stabielaantal woningen in uitvoering een stabiel afzetgebieden dus een gelijkmatige hoeveelheid werk ook in hunbranches.Daarbij komt dat een toestand, waarbij overproductievan woningen optreedt, een allesbehalve idealen toe-stand schept, integendeel zeer kwalijke bijkomende ge-volgen heeft.Het vele leegstaan heeft tengevolge abnormaal veel-vuldige verhuizingen en dat heen en weer trekken derbewoners brengt weer mede sterk verhoogde onder-houdskosten, aangezien elke woning, die leeg komt,behoorlijk moet worden opgeknapt. En dit klemt testerker, omdat de eischen der huurders veel hoogerworden gesteld dan in normale omstandigheden. Dat isvolkomen begrijpelijk, maar het is niettemin toch aller-zonderlingst dat in een tijd, waarin we niets andersARTIKELENAfb. I. Het cijfermateriaal dat ter be- Afb. ischikking staat, loopt over het algemeen overeen te korte periode dan dat daaruit definitieveconclusies zouden kunnen worden getrokken.Het aantal voltooide nieuwe woningen inons land is bekend sedert 1921.In de periode 1921-1936 varieerde hetvan 40.364 tot 52.600,Ware het mogelijk de cijfers over eenlangere pericde te produceeren, dan 20U deonregelmatigheid ongetwijfeld sterker sprekendan uit deze grafiek. Niettemin zijn de onregel-matigheden tamelijk sterk.De inzinking in 1933 is vermoedelijk hetgevolg van den val van het Engelsche pond in1932 en de daa:door veroorzaakte onzekeiheidop de geld.Tiaikt.Het merkwaa digst in deze grafiek is dathet laagste niveau van den nieuwbouw werdbereikt in 1921 toen er nog scherpe woning-nood heeischte en het hoogste punt in 1934,toen er in verschillende steden reeds eenaanmerkelijke overprcductie was. En zelfsin 1935 was het aantal geprcduceerde woningennog 12 "1, hooger dan in 1921.Afb. 2. Voor dezelfde periode als de vorigegrafiek geeft deze aan welk percentage vanden nieuwbouw tot stand werd gebracht doorparticulieren, woningbouwvereenigingen engemeenten.Bouw door gemeenten is aangegeven in zwart;,, ,, Vereenigingen donker gearceerd;,, ,, particulieren licht gearceerd.Het aandeel van den oveiheidsbouw, dat in1921 nog ruim 60 "o bedroeg, is van 1921-1925 zeer snel gedaald, schommelde in dejaren 1926-1932 om de 15 % en is gedurendede laatste jaren beneden 10 % gebleven,derhalve, kwantitatief beschouwd, betrekkelijkonbeteekenend.ADSOLUUT AANTAL NICOW VOLTOODC WONINQCNIN NCDCCLAND. I9Q1-I9AQIN OUIZtNDT&LLtN.^i^L y =n4-^ . 1 llII40 11!iy>1X"i ; 1m:1 '^i ! ! IfVi^n--110ii 10?i '^0 H0= yt 0 B 5 loaj loo^ a bo lyte |cAo81Afb. 2MICUW VOLTOOIDt VOilMQCM IN MCDCCIANDlOQUIQAO.I DOOB Dt OtMCCMTCNi1 DOOB VCBtCNlSIMaCM LpcB lOO VOLTOOIDt WOhll?[HDOOB PACTICULICBCN -IAfb. 3. De bovenste lijn doet U zien denetto vernieerdering van het aantal woningenin Nederland, alweer over dezelfde periode1921-1935. Derhalve de nieuwbouw plus her-en verbouw, verminderd met het aantal ver-vallen woningen.Ook deze lijn geeft heftige en weinig ver-klaarbare schommelingen te zien (b.v. 1932-1934)-De staven aan de onderzijde geven de ver-houding tusschen de absolute toeneming vanhet inwonertal en de toeneming van hetaantal woningen. U ziet hoe de verhoudinggedurende de laatste jaren steeds kleiner isgeworden, zoodat b.v. gedurende 1934 en 1935op elke twee nieuwe inwoners een nieuweWoning kwam.Afb. 4. Voor het Rijk was het niet mogelijkcijfers te geven van voor 1921.Voor de groote gemeenten kunnen we watverder terug gaan.Ik heb hier vergeleken den woningbouwtusschen drie groepen van vier jaren metongeveer gelijke tusschenruimten:1910-1913 (onmiddellijk voor den oorlog);1921-1924 (na-oorlogsjaren, particuliere bouw-nijverheid tot het uiterste geprik-keld door premiebouw);1931-1934 (vier crisis-jaren).Zeer sterk spreekt hier het ontzaglijke ver-schil tusschen de enorm opgevoerde woning-productie der na-oorlogsjaren tegenover dieuit den onbewogen tijd voor den oorlog.Maar ook blijkt hier dat de productie derlaatste jaren nog i| a 2-maal zoo groot wasals in de periode 1910-1913.HCTTO VCDMCCDDCDIHQ VAN HET AAHTALW0NIN5CMIN MCDEBLAND. lOQI _lQAOiUiOLUUT IN TICNI)(JIZCMDTM.LtM.Mmm VCttUOUWria TUJXUCM DC ^BXXUTE TOCNCMIMfiVAN UCT AANTAL INWONCa^IQCH DT HETTO VECMEEODEDINGVAN WU AAMTAL WONINGEN."'0s. 4_7s I ^t>A4_, 1\l '-t- f3l_ ... . T , J_51 j \ _^. jl \Q. if \ iii i^ ^ 1 w1 1 \\\\\\\'^\\\\\t _i_ i \'\\\\\\\\\\\\\IM ' M i> M : ! 1Q ^ J_j_ 4- i |M II j||||| jiI905 (910 (9 5 1990 1^5 IQSO 1955 knOAMOLUUT AANTAL NIEUW VOLTOOIPE WONINQENIN PUIZENDTALLEN. 1910-1934^?5-aDAVENUAQEUTPECHT1910 II 15 15 P2I '22 -2) -U J95I '32 '?? '5^VOOPOOOLOQJJAtiEN NA-OOOLOajJJPCN CPI5I3JAPEN.Afb. Afb.82 ARTIKELENAINTAL WONINQEN IN DCN UAAO DAT IN UITVOEPINQ WAS OP WET EINPE DEP MAAND:IN PUIZCNPTALLEN. 191A-1936.Afb. 5. Voor de pericde van 1914-1935 is hier in beeld gebrachthet aantal woningen, dat elke maand in den Haag in uitvoering was.Deze grafiek geeft een duidelijk beeld van den omvang der bouw-bedrijvigheid en van de factoren, die daarop van invloed zijn.gering aantal woningen in uitvoering, tusschen1000 en 1500;in 1914:na het uitbrekenvan den oorlog:in 1916 en 1917:in 1918:in 1919 en 1920:in 1921 en vol-gende jaren:onmiddellijk sterke vermindering;opvoering van het aantal tot boven 2000 dooruitvoering van overheidsbouw;teruggang tengevolge van de verhoogde bouw-kosten;wederom opvoering van het aantal door over-heidsbouw ;verdere opvoering tengevolge van premiebouw;1924-1930: sterk Verhoogde aanbouw; bijna doorloopendrt 4000 woningen in aanbouw;1930: geringe teruggang (intreden van de crisis);1931: zeer geprononceerde top ( 6000 woningen),wellicht ten deele te verklaren uit de toen be-ginnende daling der bouwkosten;1932: sterke inzinking (crediet-moeilijkheden) tenge-volge van den val van het Engelsche pond;1933: opnieuw een top van ; 4500, niettegenstaandecrisis en niettegenstaande reeds aanwezige over-productie;1934 en 1935: zeer scherpe inzinking (gevolgen van de oyer-productie: huurdaling en leegstaan), crediet-moeilijkheden en onzekerheid, geschapen doorWetsontwerp op de vaste lasten.VERLOOP DER 5EMIDDELDC l\05TPRU5 PER M?m UETJMR VAh MribCDTEDina 1915.1955.-^ QtMEEDTEBOW EE^^VEREEJIIQinaSDOOV.^m.^;Afb. 6. Van grooten invloed op den gang van zaken in de woningproductie is uiteraardde kostprijs geweest.Deze grafiek geeft den prijs per m^ van de in den Haag aanbestede vereenigings- engemeentewoningen (in zwart gemeentebouw, gearceerd vereenigingsbouw).Van 1915 tot 1918 stijgt de prijs regelmatig en snel van / 8.- op / 22.- per m^ blijft dantot ongeveer 1921 op datzelfde niveau, om dan plotseling te dalen: van 1921 tot 1924 zienwe een val van / 22.- op / 12.- per m^. Vervolgens jaren lang van 1924 tot 1930 een vrijwelgelijkblijvend niveau en daarna, dus van 1931 af, wederom een snelle daling tot een peilbeneden het voor-oorlogsche.'X 195II95?!I955I9>,TOTAAL tiEDPAQ DEC LOOPENDE UVPOTUEITEN PEP DINNEN5LAND3 WEPI^ENPEMyPOTMEEIfftANI^EN. AD50LUUT IN MILLIOENEN QULDENSAfb. 7. Een andere factor, die den gang der bouwbedrijvigheid heeft be-heerscht is de credietmarkt, speciaal de mate waarin hypotheken wordenverstrekt.Voor een gedeelte, n.l. dat gedeelte dat door de hypotheekbanken wordtverstrekt geeft deze grafiek een betrouwbaar beeld. ;Wij kunnen vier perioden onderscheiden:van 1906-1914 een geleidelijke ;1914-1920 een lets snellere toeneming ;1921-1930 een belangrijk snellere stijging ;1932-1934 een niet onbelangrijke teruggang.Zeer merkwaardig in deze ontwikkeling is, dat in den tijd van de belangrijkewaardedaling van 1921-1924, toen de bouwkosten voor de helft ingezakt zijn,het bedrag der hypotheken niettemin snel is gestegen.liOO1000?JOOzoo _IT IIII 1^iniinlll1IIIIIIIIIIII11III 1 J0 -_- -- til II 1 -900?oo700000!004005002000 g 10 'li 'n 'o '\- 1 16 '17 15 *l9'?0'3r'27'jr?4'2.'>'56'2;7a'!9'Xl')l)?'W>l'3^T6'57-W39'MARTIKELEN 83NIEUWEOOW QC5PLIT5T NAAR JA&BWUUQOeOCPCNIN DCN UAAG. I9QA_I93/1IN UONOtODTALLtN^?i ^ n V M ill-1 ' i11-ill ^;-JL! ,il [11r5CX)_f8CIO fBOO.FIQOO MCf.D D&N flQOOtw^.ft ^ U3 V N. ?10--inMr^,, ^Pi W^i V -fu-V '* K i'K ^ M0 m 13i ;; i ilfj'yx) ^p :55o? V) *i. ? w >ji X \9n0L SaL 0f:350-FilOO f400_f500?INDtP Mtl fODO fOOB _ F 250I 'JF250 - f 300NIE(JWE)0(1W (itmiTST NAAR JAARMUaRQROtPENIN PEN UAAQ. 1951 _i9A0.IN UONKERDTALLtNf30Q - r 800^OT^) % M ?A, lo-( Q, X )1 '.. ^' ia 3? ?JI ?.tria, \N'ECR DAN f1200.awfc. ii 1155"? 5' ^^ J5 COSKill---"::iMfif".rjr^r^i^ 1 1 1 f^jfc*^K^^WK^KMra ""^i|i-r?W0W X JKtBMMB^I I.I II 1; " ?11(^b^g;^III!^i>c?. F055 C-J iiiii[?:]r 350.. r400IW -^i ?r5J9^i.?SiBfaSJ_01Ml tNDEP?iNr20B,TM 11 ij Ji i' 35 3u 57 S w5"'ffr>" ? - "^ ^^ 0'-- r^5 ^ iM i^3iiilH 0MttO MN FIQOOh-h l-l"b ' '^ 'Y_K ^ "if1- 1 - - &\1j1 /t-:? r,JJ- - 0F-400_ P 500,rS!. M ? )) 1-^ tell low~a .--\--g]aHp 1ilSKKSMMJIJICFQOO -i^aso. Fa50_F3CXD.Afb. II. Van 1930 af zijn voor den Haaggedetailleerde gegevens beschikbaar be-treffende splitsing der leegstaande wonin-gen naar de huren.In de hoogste huurgroep is het percen-tage groot, doch afnemend (thans 5 ",,);vermoedelijk heeft een verschuiving naarde lagere groep plaats.Zeer groot en nog steeds stijgend is hetpercentage leegstaand in de groep van/ 500.- - / 800.- jaarhuur (d.i. de zeergezochte groep van kleinere heerenhuizen);thans geklommen tot ruim 8 ",,.Zeer groot is het leegstaan in de driemiddengroepen: / 300.-- 350.-, / 350.-- 400.- en / 400.- - 50Q.-. Ook hier heeftvermoedelijk onderlinge verschuiving plaatsgevonden. Ook de laagste huurgroepen vertoonen groote en snel toenemende percentages leegstaand. Geheel verklaarbaar is dit ver-schijnsel niet. Voor de allerlaagste groep (minder dan / 4.- per week) wordt het naar alle waarschijnlijkheid hierdoor veroorzaakt, datvoor de slechtste woningen en speciaal voor de hofjeshuizen geen gegadigden meer zijn te vinden. Voor de beide andere groepen (/4.--5.-en/ 5.--6.-p.w.) ligt de verklaring vermoedelijk voor een deel in het samenwonen van gezinnen in woningen der hoogere huurgroepen.Afb. 9. De resultaten van den gefor-ceerden aanbouw blijken uit den voorraadleegstaande woningen.De cijfers daarvan zijn niet bekendvoorhet Rijk, wel voor Verscheidene groote enmiddelgemeenten.Het verloop te Amsterdam blijkt uitdeze grafiek.Terwijl het aantal in de laatste jaren voorden oorlog om de 2000 schommelde,schrompelde het tot praktisch nihil ineengedurende den oorlog, om daarna (behou-dens een inzinking in 1928) geleidelijktoe te nemen en gedurende de beide laatstejaren sprongsgewijze omhoog te gaan.Bij de laatste telling bedroeg het 12170.Afb. 10. Deze grafiek geeft het verloopder leegstaande woningen te 's Gravenhage,naar de jaarlijksche opnemingen van hetGemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht.Ook hier ziet U een soortgelijk beeld alsin Amsterdam, alleen veel geleidelijkeren regelmatiger.In de jaren voor den oorlog een betrek-kelijk gering aantal van iioo a 1300 leeg-staande woningen. In de periode 1915-1920een aantal van slechts enkele honderdenwoningen met een minimum van 263 in1916. En daarna een voortdurend omhooggaan van de lijn, totdat in het najaar van1935 een cijfer van meer dan 10.000 werdbereikt.84 ARTIKELENWONINQTCKODTC ) OT WOhlNOOVCDXlDTMW 3% W0t1IMQDC5CDVE. 19 11 -I940AM5TCM?M VOLQtMJ METUODC . UiLLCDOTrtRCW VOLOtNi BOTTCCDAMXUC MCTHODCDCM ?M? ^^ J5^?^iJoy }VDLQCM5 MtTMODC.UALLCVERBAND TU55CUCN NIEUWBOUW EN NIEUW GEVC!)TIQDeN VOL-GEN5JMRPUURKLA55EN ENJAADlNkfOMEN!) IN PIXX.VAN TOTMLNIEUW StVCSTIODEN.IN DOIZmOTaUCN.Afb. 12. Deze grafiek geeft aan hettekort of het overschot bij een woning-reserve van 3 ",,, volgens de theoretischberekende behoefte. Zooals bekend is,wordt deze in Amsterdam en den Haagberekend Volgens de methode Halle, inRotterdam volgens de methode Lohuizen.Ik toon dit plaatje niet, omdat ik aandeze berekende ,,objectieve behoefte",welke niet overeenstemt met de ,,subjec-tieve vraag", zulk een groote waardetoeken, maar omdat uit dit beeld zooduidelijk blijkt de betrekkelijk zeer korteperiode waarin we van het eene uiterstein het andere zijn gekomen: in den Haagb.v. van een theoretisch tekort van ruim8000 in 1920 tot een theoretisch overschotvan ruim 14000 in 1935.VEPLOOP y? INDEXCUFEP DEI? WEDICL005UEID ONDED DE aE0PQANI5EgDDE AU&EIDEW INTE 5-QeAVENUAQE.8 ? 8 ? 8 g1931:Afb. 13. Uit de zeer groote percentages aan leegstaande woningen is reeds geblekeiidat de geproduceerde hoeveelheid niet in overeenstemming is met de vraag.Ik heb getracht de vraag te beantwoorden, of er overeenstemming is tusschen de soprtvan de woningen, die gebouwd worden en die waaraan behoefte is.Ik ben daartoe uitgegaan van de statistiek der gemeentebelastingen in den Haag over1931 en 1932 en heb vergeleken de inkomens der nieuw gevestigden met de huren der indie jaren nieuw gebouwde woningen. Daartoe is aangenomen dat in de inkomensgroepbeneden / 1000.- 1/4 k'^/^ aan huur wordt betaald, in de groep van / 1000.- tot 1400.-V5 a ^/een in de hoogere groepen een geleidelijk afloopend percentage tot V12 voordehoogste inkomens.Men komt dan tot allermerkwaardigste cijfers. Vocr 1931 b.v.:van den nieuwbouwin de hurengioep tot / 208.- 24.9 ",, der gevestigden 2.9%/ 208-250.- 29.4 "0 ,, ft 0.2 ",,,, 250-300.- 11-5 "0 ,, rt 1.7 "nen in de hoogste groepen :/ 500-800.- 8.5".. ,, ti 17.4 "0,, 800-1200.- 4.1 "0 ,, rt 8.Q %boven / 1200.- 1.3 "0 ,, 8.5 "0Voor 1932 zijn de tegenstelhngen nog sterker!Nu maakt deze vergelijking geen aanspraak op absolute juistheid (niet alle nieuw gevestigdenbetrekken een nieuw gebouwde woning). Maar de volkomen dispariteit is toch wel een zeersterke aanwijzing, dat er lets hapert aan onze woning-productie.DE DOUWDEDPUVEN1919-19401919 t920 1921 1922 192? ,92^ !9?5 928 '9;9 I930 '9;; I9J2 >9l^ '95-; 1935^Afb. 14. In direct verband met degrafiek van de woningen in aanbouw dientdit beeld van den omvang van de werk-loosheid in het bouwvak te worden bezien.Niet alleen in de wintermaanden, maarzelfs 00k in den zomer is de omvang vande werkloosheid niet onbelangrijk, zelfs inde tijden van hoog-conjunctuur. Ditwijstopeen te groot aantal arbeiders in dit bedrijf.Zelfs in het jaar 1931, toen de top-produktie op woninggebied werd bereikt(6000 woningen in uitvoering) was er in dezomermaanden nog een werkloosheid, dieschommelde om 10 "o-En in het jaar 1933, toen er nog 4000woningen -- een op zichzelf zeer hoogcijfer -- in uitvoering waren, bedroeg hetindexcijfer meer dan 30 "o- En in 1935waren wij in de zomermaanden reedsdicht tot de 50 "o genaderd, in de winter-kwartalen zelfs ver daarboven gestegen.Natuurlijk is op de cijfers van 1933 en1935 van invloed de zeer sterke verminde-ring van alles wat buiten den woningbouwvalt (fabrieken, groote magazijnen, scholen,bruggen en allerlei andere utiliteitswerken).Maar toch rijst de vraag of er, 00kwanneer er betere tijden mochten aanbrekenen een meer regelmatige woningproductiebereikbaar mocht zijn, niet een geweldigeoverbezetting in het bouwvak zal zijn.ARTIKELEN 85VEPLOOP % INDEXCUFEP DEC WCPI^LOOSUEID ONPED DE aEOPQANIJEEPDE A[?[>EI0gi?3 IN DE DOUWDEDCUVEKTE AM3TEPPAM. 191-9-1940.Afb. 15. Deze grafiek, op dezelfdewijze opgezet als de vorige, geeft geheelovereenkomstige verschijnselen te zienvoor Amsterdam als waarop voor denHaag werd gewezen,Zelfs nog in sterkere mate. In 1935steeg het indexcijfer der werkloosheidtot boven 50 ",,, in het laatste kwartaalnaderde het bedenkehjk dicht de 70 ",',.1919 iS'iO 192AD50LUTE VEPMEEDOEPINQ DEP WONINQVOOUWADIN DUIZENOTALLEN. 1921-1954TMTM'--" NEDEPIAND DUIT5CUIAND ENOELAND)(0 ?* ^ 310^ \/ IMO' \ ?aoJ \?601 \/ \/ !iiO/ ..720// \' ; \/ * : '?? Y-*'f .?' ,' -. ??i? \ I70: \i 190,'\\??; 's - lie- ?.60 - '50,,l ^ f"^S5P^^_ 40I-*- J-J--,TM"^ "' III?^1 , c1971 1977 199? J9?A 1925 ig 6 19 7 1978 1919 19)0 19Jl 19)2 1935 19MAfb. 16. Ten slotte laat ik U zien een vergehjking van de vermeerdering van den vi'oning-voorraad in ons land met die in twee naburige landen.De onderste lijn heeft betrekking op Nederland en lijkt, op deze schaal gezien, zelfsvrij rustig.De zware getrokken lijn heeft betrekking op Duitschland; deze geeft heftige schokkente zien: een minimum van minder dan 110.000 tegen een maximum van meer dan 310.000woningen! Uit het stijgen van de lijn in de laatste jaren mag worden afgeleid dat het huidigebevifind aan den bouw van woningen groote waarde hecht (Siedlungswesen!)Even willekeurig en heftig als de Duitsche zwarte lijn is de Engelsche stippellijn. Hierstaat tegenover een minimum van minder dan 90.000 en maximum van meer dan 260.000.De stijging van de lijn in 1934 is het blijkbaar gevolg van den met kracht ingezetten strijdtegen de krotopruiming, welke in 1933 werd ingezet.Afb. 17. In aansluiting aan het vorige beeld geeft deze grafiek eenvergelijking tusschen de relatieve prestaties op woninggebied in Neder-land, Duitschland en Engeland, uitgedrukt in de verhouding tusschentoeneming der bevolking en vermeerdering van den woningvoorraad.Hoe kleiner het staafje, hoe grooter dus de relatieve vermeerdering vanden woningvoorraad.In Nederland schommelde dit cijfer tusschen i woning op 2 en iwoning op 3 nieuwe inwoners.In Duitschland schommelde het aanmerkelijk sterker, maar bleef delaatste jaren tusschen i op i en i op 2.In Engeland was de vermeerdering van den woningvoorraad (gemetenin verhouding tot de toeneming der bevolking) het sterkst, n.l. sedert1925 I op I, en in 1934 zelfs minder dan i :|!Uit de beide laatste plaatjes zou ik alleen deze conclusie willen trekken,dat hoezeer het evenwicht op woninggebied in ons land 00k verstoordis geweest, de gang der productie toch belangrijk minder onregelmatigis geweest dan in de beide andere landen.VECUOUDINQ TU55CyEN PETOENEMINQ DED bEVOH^INQ EN DEVEPMEED-PEDINd DEP WONINQVOODPAAD 1921 - 1954NEDEDIANO,mmi i: 2174 7^ 76 77 78 79'?!l JD) !DUIT5CUIANP. ENOEIANO.86 ARTIKELENhooren dan de woorden ,,aanpassing en versobering",de eischen aan de woning gesteld juist veel hooger Zijndan anders. Zoowel particuliere huiseigenaren als wo-ningbouwvereenigingen zullen moeten erkennen datik niet overdrijf en dat schade door leegstaan en verhoog-de onderhoudskosten hand aan hand gaan.Voor vele particuHere eigenaren leidt deze toestandtot calamiteiten. Regel is, dat het hui2enbe2;it zwaarhypothecair is belast. Dit moge een ongezonde toestandzijn, het feit heeft men te aanvaarden. Vooral de per-sonen en naamlooze vennootschappen, die het exploi-teeren van hui^en als bedrijf beoefenen, hebben in denregel de hypotheekschuld op hun huizenbezit zoo hoogmogelijk opgevoerd. Het bedrag der ontvangen hurendaalt en daalt; de onderhoudskosten nemen toe; derekening wordt dus steeds slechter, De rente en aflos-sing der hypotheek worden met moeite opgebracht.Ten slotte loopt dit spaak. De huizen komen op de veilingof het komt tot een z.g. stille executie, waarbij de hypo-thecaire crediteur zich in het bezit stelt van het onder-pand.De veelvuldige executies hebben natuurlijk tenge-volge dat de prijzen der huizen sprongsgewijze dalen;men geraakt in den vicieuzen cirkel en ten slotte zijnvoor de meeste huizen praktisch geen koopers te vin-den.Weinig verheffend zijn de middelen, waarmede mensomtijds tracht de woningen bevolkt te krijgen: eenigemaanden vrij wonen, verhuiskosten voor rekening vanden huiseigenaar, zelfs worden woningen aangebodengratis belegd met linoleum. Het summum op dit gebiedis een advertentie, welke ik aantrof in een der Haagschebladen, waarbij aan dengene, die zoo goed wilde zijnom een woning van / 7.- per week te huren, tevens eenrenteloos voorschot van / 200.- werd aangeboden!Naarmate de moeilijkheden bij de huizenexploitatieverder doorvreten, wordt 00k het hypotheekbankbedrijfin ernstiger mate bedreigd. Want meer en meer verdwijntde marge tusschen de waarde van het onroerend goeden het bedrag der hypothecaire schuld. De pandbrieven-circulatie van onze hypotheekbanken bedraagt rondeen milliard gulden. Die pandbrieven zijn steeds be-schouwd als de meest solide belegging naast obligatiesvan Rijk en Gemeente. Kleine beleggers, maar 00kpensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen e.d. heb-ben in den regel een aanmerkelijk gedeelte van hunkapitaal in deze fondsen geinvesteerd. Er is dus een Zeerbreede kring van medeburgers, die belang heeft bij eenzooveel mogelijk stabiele waarde van het onroerendgoed. Ja, men kan gerust zeggen dat het Nederlandschevolk als geheel in hooge mate is geinteresseerd bij hetonderwerp, dat ik heden behandel.Uiteraard zullen de huiseigenaren in de eerste plaatsprofiteeren van maatregelen, die beoogen tot een minderchaotischen toestand op het gebied der woningproductiete komen. Ik misgun hun dat niet. Maar ik bepleit demaatregelen niet in de eerste plaats in het belang vandeze groep, doch omdat een saneering van het woning-bouw- en woningexploitatiebedrijf in het belang is vanonze samenleving in haar geheel.5. DE OORZAKEN VAN DE ONREGELMATIGHEID DERWONINGVOORZIENINGIn mijn rapport heb ik getracht na te gaan aan welkeoorzaken is toe te schrijven de dispariteit tusschen wo-ningproductie en woningbehoefte, tengevolge waarvannu eens woningnood, dan weer een teveel optreedt.Op de verklaring van dit verschijnsel, dat noch beperktis tot ons land alleen, noch beperkt is tot den laatstentijd, kan ik hier niet uitvoerig ingaan. Maar ik wil alleenstipuleeren dat de verklaring m.i. is te zoeken eener-zijds in de positie van den bouwondernemer, ander-zijds in het karakter van de woning als markt-artikel.Wat de positie van den bouwondernemer betreft,maak ik opmerkzaam dat dit bedrijf de volgende mar-kante trekken vertoont:1. het wordt uitgeoefend als kleinbedrijf door zeertalrijke ondernemers, wier aantal elk oogenblik kanworden vergroot;2. het wordt uitgeoefend zonder kostbare installa-ties en het kan elk oogenblik worden beeindigd, maar00k elk oogenblik weer worden begonnen;3. het wordt uitgeoefend zonder vast personeel enin vele gevallen beperkt de bedrijfsvoering zich grooten-deels tot de hoofdleiding, terwijl de eigenlijke uitvoeringgeschiedt door onder-aannemers.Door deze factoren ontstaat een gebrek aan conti-nuiteit, een produceeren met schokken en dientengevolgeeen neiging tot zoowel over- als onderproductie.Daarbij komt dat de huizen-bouwer en de huizen-exploitant niet een en dezelfde persoon zijn. In den regelbouwt de bouwondernemer om zoo snel mogelijk teverkoopen. Hij heeft dus alleen de neiging om te bouwenals er een afnemer is van de woningen: of er behoefteis aan de woningen, m.a.w. of er aspirant-huurders zijn,is voor hem minder belangrijk dan de vraag of er animois om de panden te koopen. En zoowel de mogelijk-heid om tot bouwen over te gaan, als de mogelijkheidom te verkoopen hangen in de eerste en voornaamsteplaats af van de credietmarkt. De bouwer bouwt, alsregel, niet zonder de beschikking over bouwcrediet envan degenen, die in aanmerking komen om te koopen,kunnen er slechts weinigen koopen zonder hypotheek.In veel sterkere mate dan andere bedrijven is dus hetbouwbedrijf afhankelijk van het credietwezen.Ook deze factor bevordert de schoksgewijze productie,het optreden van sterke conjunctuurgolven.Daarbij komen de bizondere eigenschappen van dewoning.Andere gebruiksartikelen worden direct door denconsument overgenomen van den producent en zijworden in betrekkelijk korten tijd verbruikt. Bij de woningstaat de zaak in beide opzichten geheel anders. Delevensduur van de woning is 50 of 75 jaar, ja, bij behoor-lijk onderhoud nog veel langer. En gedurende dezentijd blijft de producent, respectievelijk de exploitant,die de woning overnam, het risico houden. Gedurendeal dien tijd moet de woning concurreeren met nieuwewoningen, een omstandigheid, die het risico van denbouwer-eigenaar groot maakt.Buitendien is de woning niet verplaatsbaar. Het isgeen nieuwe ontdekking dat de woning onroerend goedis. Maar men geeft zich van de gevolgen van dat een-voudige feit in den regel onvoldoende rekenschap. Bijelk ander artikel kan men den voorraad aanvullen waarer een tekort is, door af te voeren van de plaats waarer een overschot is. Bij woningen is dat uitgesloten: alser in Engeland een tekort is en hier een overvloed kanARTIKELEN 87niet door vervoer van hier naar ginds de voorraad daarworden aangevuld.Dientengevolge kan men de woningproductie nietinternationaal en 00k niet nationaal regelen, maar uit-sluitend plaatselijk. Het is ongetwijfeld wenschelijk omde toekomstige verdeeling van den woningvoorraad tebezien in streekverband of beter nog in de toekomst alsonderdeel van een nationaal plan. Maar de woning-productie heeft een zuiver iocaal karakter.Het is dan ook een typeerend feit, dat, terwijl erthans in de groote steden een groot overschot is en innagenoeg alle kleinere steden een zeer voldoende wo-ningvoorraad, tegelijkertijd in sommige streken op ditzelfde oogenblik een nijpend woningtekort bestaat.Zoo schreef de Wethouder van Emmen onlangs inons Tijdschrift:,,De woningnood is momenteel zoo nijpend, dat in,,deze uitgestrekte gemeente ter verhuring geen enkele,,arbeiderswoning beschikbaar is; alleen een paar mid-,,denstandswoningen. De afbraak van keten en krotten,,staat nagenoeg stil en het verbod om nieuwe keten,,op te richten kan slechts met moeite gehandhaafd,,worden. Het getal gevallen van samenwonen van ge-,,zinnen in eengezinshuizen vertoont geen neiging tot,,daling en bij het dakloos worden van gezinnen, b.v.,,bij brand, kunnen deze in den regel niet anders onder,,dak worden gebracht dan in oude woonschepen."Dit is een geluid, dat aan den woningnood van 15jaar geleden herinnert.Maar sterker nog: het feit, dat er in de Gemeenteden Haag, in het algemeen gesproken, een voldoendaantal arbeiderswoningen is, neemt niet weg, dat er ineen deel der Gemeente, n.l. Scheveningen, nog eennijpend woningtekort is. De Scheveningsche visscherszijn er niet mee gebaat, dat er op 6 a 7 km van de havenwoningen beschikbaar zijn!De gevolgen van de onverplaatsbaarheid der woningworden nog verergerd, doordat een woning niet a laminute kan worden gefabriceerd. Met voorbereidingen bouw van een eenigszins belangrijk complex woningenzijn toch allicht een 6 a 12 maanden gemoeid. Ookdeze factor vergroot de conjunctuurgolven.AUes tezamen genomen is het alleszins verklaarbaar,dat de vraag naar en het aanbod van woningen elkaarzeer dikwijls niet dekken. Deze dispariteit is dan ooknoch aan tijd, noch aan plaats gebonden: het is geenspecifiek Hollandsch verschijnsel en het is ook geenvoorbijgaand verschijnsel van dezen tijd.Verrassend spoedig na den woningnood van 1920 is dewoningovervloed van thans gekomen. Het is geenszinsuitgesloten, maar veeleer waarschijnlijk, dat dezelfdesteden, die nu met een teveel aan woningen zijn opge-scheept, over vijf of over tien jaar weer zullen zuchtenonder den woningnood.6. TE NEMEN MAATREGELENWij hebben in den laatsten tijd uit naburige landenherhaaldelijk het geluid gehoord: wie den vrede wil be-waren, wapent zich in vredestijd zoo snel en zoo goedmogelijk voor den oorlog.Welnu, in overeenstemming hiermede zou ik tot Uwillen zeggen: wie in de toekomst woningnood wilvoorkomen, wapene zich thans reeds om een herhalingvan den toestand van 1920 te voorkomen.Wat ik zou willen is een strijd naar twee fronten:eenerzijds tegen de ruineuze gevolgen van de econo-misch allerbedenkelijkste overproductie van woningen,anderzijds tegen den ongetwijfeld in de toekomst --misschien zelfs in de nabije toekomst -- hier en daarweer dreigenden woningnood.M.a.w. het lijkt mij noodig om te trachten het daar-heen te leiden, dat in de toekomst zooveel mogelijkwordt voorkomen, zoowel dat er te veel als dat er teweinig woningen zijn.Ik zeg uitdrukkelijk: zooveel mogelijk. Immers, ikbegrijp heel goed dat het niet mogelijk is om te be-reiken een zoodanige overeenstemming tusschen vraagen aanbod, dat de wenschelijke marge tusschen beideprecies aanwezig is. Dat is natuurlijk uitgesloten en hetware een caricatuur van een ordeningspoging op ditgebied, om te verwachten dat die mathematisch juisteovereenstemming zal worden bereikt. Het is dus vol-strekt overbodig om pogingen te doen mij dit aan mijnverstand te brengen.Maar evenzeer als ik overtuigd ben dat de wensche-lijke evenwichtstoestand nimmer voor 100 % te be-reiken zal zijn, evenzeer staat voor mij vast dat hetwel mogelijk is om te komen tot verhoudingen, die indit opzicht veel en veel gunstiger zijn dan die van delaatste 25 of 50 jaar.De middelen, dooi welke ik mij voorstel dit te berei-ken, zijn zeer eenvoudig; ik zou bijna zeggen kinderlijkeenvoudig. Zij zijn van drieerlei aard.In de eerste plaats schijnt mij noodzakelijk een verdereperfectionneering van de statistiek op woninggebied.Hierbij zal niet alleen de aandacht moeten wordengewijd aan aanbouw, netto en bruto vermeerdering vanden woningvoorraad, maar vooral ook aan:de leegstaande woningen;de gezinssamenstelling;de samenwoningen;het verband tusschen inkomen der woningbehoeven-den en woninghuren;de verdeeling der bouwvakarbeiders over de ver-schillende branches van het bouwvak.Immers, eerst wanneer men in staat is om den toestandop elk oogenblik te bezien aan de hand van voUedigeen juiste gegevens, eerst wanneer men een juist inzichtheeft in alle factoren, die den huidigen toestand opwoninggebied hebben veroorzaakt, kan men zich eenobjectief en volledig oordeel vormen over de maat-regelen, die noodig zijn voor de naaste toekomst.In de tweede plaats lijkt het mij onvermijdelijk datmen komt tot georganiseerd overleg tusschen de Over-heid met alle groepen van belanghebbenden. Er is meercontact noodig dan tot dusverre tusschen de Over-heidsinstanties en de huiseigenaren, bouwondernemers,grondexploitanten, credietgevers, bouwvakarbeiders, wo-ningbouwcorporaties, om maar enkele van de voor-naamste in aanmerking komende categorieen te noemen.Aangezien de woningbouw, zooals ik reeds opmerkte,als plaatselijk bedrijf wordt beoefend ligt het voor dehand dat zulk een college ook een plaatselijk karakterkrijgt. Evenwel met dien verstande, dat waar verschil-lende gemeenten een volkomen samenhangend geheelvormen -- en ik denk nu meer in het bizonder aan degroote steden met de daaraan vastgegroeide voorstads-gemeenten -- het ambtsgebied van zulk een college88 ARTIKELENhet grondgebied van die gezamenlijke gemeentenomvat.De taak van deze colleges zou m.i. van adviseerendenaard moeten zijn. Adviezen aan het gemeentebestuur,respectievelijk de gemeentebesturen, in hun ressort.De derde maatregel, die naar mijn meening noodigis, is de bevoegdheid voor de gemeentebesturen ombouwvergunning te weigeren voor woningen, waaraangeen behoefte bestaat.Bij de huidige wetgeving bestaat daartoe de bevoegd-heid niet: ingevolge artikel 6 der Woningwet mag debouwvergunning alleen worden geweigerd -- en moetdan ook worden geweigerd -- in vier bepaalde in datartikel omschreven gevallen: strijd met het uitbreidings-plan, strijd met bouwverbod, strijd met de bouwver-ordening, strijd met de monumenten-verordening.Ook wanneer het gemeentebestuur overtuigd is datdoor den bouw van de woningen, waarvoor vergunningwordt gevraagd, een reeds bestaande ontwrichting vande woningmarkt zal worden vergroot en dienaangaandeook een communis opinio bestaat in de kringen vanbelanghebbenden, kan de aangevraagde bouwvergun-ning niet worden geweigerd.Indien men althans een poging wil doen om te komentot meer regelmatige toestanden, tot een meer geordendeproductie, tot een werkelijk constructieve woning-politiek, dient daarin verandering te komen,Het komt mij voor dat de bevoegdheid een bouw-vergunning om bedoelde reden te weigeren dient teworden verleend bij een afzonderlijke wet. Denkbaaris intusschen ook, dat zij in de Woningwet zou wordenopgenomen; dit is per saldo een kwestie van elegantie,die de hoofdzaak niet raakt.Deze maatregel gaat iets verder dan de beide eerstemaatregelen, welke ik U noemde. Ongetwijfeld zal hijsommigen te ver gaan. Niettemin is die onmisbaar,indien men werkelijk iets wil bereiken. Ten overvloedezullen er zooveel mogelijk waarborgen kunnen wordengegeven, dat niet lichtvaardig of noodeloos van de be-voegdheid wordt gebruik gemaakt.In de eerste plaats zuUen de gemeenten, waar aan-leiding bestaat voor toepassing, kunnen worden aange-wezen bij Konink'ijk Besluit. Zopdoende zal door deKroon kunnen worden uitgemaakt of de toestand opwoninggebied zoodanig is, dat er voldoende aanleidingbestaat om aan het gemeentebestuur de bevoegdheidtot bouwbeperking te verleenen.Voorts zal m.i. in elk bizonder geval, dat de bouw-vergunning om deze reden wordt geweigerd, het adviesmoeten worden ingewonnen van de Commissie, welkerinstelling ik zoo even heb bepleit, Wanneer door haartelkens een met redenen omkleed advies moet wordenuitgebracht heeft men, dunkt mij, een redelijke zeker-heid, dat niet lichtvaardig wordt omgesprongen met debelangen van dengene, die de bouwvergunning heeftaangevraagd.Vervolgens heeft men het college van Burgemeesteren Wethouders, dat de motieven van de Advies-Com-missie nog eens op een goudschaaltje weegt. En einde-lijk kan beroep op den Raad worden opengesteld, zoo-dat de zich bedreigd voelende bouwaanvrager in depublieke discussie in den gemeenteraad een laatsteplechtanker heeft.Waarlijk, het komt mij voor, dat de door mij bepleitemaatregel nu niet bepaald een revolutionair karakterdreigt te hebben.7. SLOTBESCHOUWINGIk ben hiermede gekomen aan het einde van mijnsummiere beschouwing over de noodzakelijkheid vaneen ordening in het woningbouw-bedrijf en de wijze,waarop deze ware te
Reacties