nuisvesSteOrgaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw en van den Nationalen Woningraad,Algemeenen Bond van WoningbouwvereenigingenOctober 1937 18e Jaargang no. lUVraagt onze nieuweKleurenlcaart!Ja, op Tornol kunt gij bouwenHet is een oersterke lakverf, die bestand is tegen alleweersinvloeden; vorst, regen, hitte en zeedampen.Daarom gebruiken zooveel Woningbouwvereeni-gingen en Vereenigingen voor de VolkshuisvestingTORNOLChloorrubberlakverfPIETER SCHOEN EN ZOOM N.V. ZAANDAMN.V. Houthandel A.J.K. GRONDHOUTHAVEN 43 - AMSTERDAMTELEFOON: 41412 (na kantoortijd 22908)Vuren, Grenen en Dennen Bestekhout, Schrooten-delen, platen, battens, ribben, tengels etc. etc.bewerkt en onbewerktJuffers, Oregon-Pine, Triplex enz.Speciaal adres voorBEUKEN- EN EIKEN STAAFVLOERENGoede en ruime sorteering voor, en groote ervaringvan de eischen van den WoningbouwPrompte levering - Concurreerende prijzenBOUWBEDRUFH.VANSAANEOVERTOOM 266,ill IHIk.n11 AMSTERDAM . W.WONINGBOUWVoorWandbekleedingGEBRUIKT deMOSA TEGELilillliiEen WERELDmerkEen NEDERLANDSCH merkMuurtegelfabriek MOSAMAASTRICHTLEVERING UITSLUITEND DOOR DEN HANDELMonsters op aanvrageTijdschriftvoor Volkshuisvesting en Stedebou^rOr.^aan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw enden Nationalen Woningraad, Algemeenen Bond van WoningbouwvereenigingenRedactie: H. P. J. Bloemers, J. Bommer, J. Douwes Jr., Jhr. M. J. I. de Jonge van EliemeelIr. L. S. P. Scheffer, Ir. P. Bakker Schut, Mr. J. Vink, Ir. J. M. A. ZoetmulderAdres Toor Redactie en Abonnementen : Kloveniersburgwal 70, Amsterdam C, Telefoon 40588Advertenties: Keizersgracht 188, Amsterdam C, Telefoon 49128Oct. 1937ISeJaargangNo. 10MaandbladOfficieele mededeelingenNederlandsch InstituutMedewerking Internationaal Aardrijkskundig CongresAmsterdam 1938De leiding van dit Congres heeft aan het Instituut ver-zocht een rapport voor Nederland samen te stellenover het onderwerp ,,de analytische studie van de ver-anderingen in de landschapsstructuur als grondslagvoor een juiste functioneele en ruimtehjke ordening vanhet grondgebruik voor vestiging, landbouw en indus-trie", d.i. vraagpunt 2 van Sectie V van het Congres.Dit onderwerp wordt aldus opgevat dat uit de verschil-lende landen overzichten worden verwacht van dewijze, waarop men door wetenschappehjke onderzoe-kingen de voorbereiding van streekplannen ter handheeft genomen, van de daarbij gevolgde methodes ende verkregen resultaten.Het dagehjksch bestuur van het Instituut heeft beslotende gevraagde medewerking te verleenen en heeft desamenstelling van het verlangde rapport opgedragenaan een kleine commissie, bestaande uit de Heeren Drs.H. T. Dijkhuis, Jhr. M. }. I. de Jonge van Ellemeet,Jr. Th. K. van Lohuizen en Drs. H. van der Weyde.De orienteering van bouwblokkendoor Ir. J. C. van TeijHngen,hoofdingenieur bij het Gem. Bouw-en Woningtoezicht te AmsterdamHet enthousiaste artikel van Ir. W. B. Kloos, onderbovenvermelden titel in het Juli/Augustus-nummer 1937van dit tijdschrift, behandelt een materie, waarin alien,die zich bezighouden met woningproblemen, het groot-ste belang stellen.Dit zijn niet alleen de stedebouwers en architecten, maarook en vooral de bewoners. Het is een gelukkig ver-schijnsel, dat de geheele bevolking in al haar lagenhoe langer hoe meer prijs gaat stellen op een zonnigewoning. De huiseigenaren kunnen getuigen, hoe moei-lijk hoekhuizen op het Noorden en Oosten gelegen,verhuurd worden.Uitgebreide bestudeering van, en gedachtenwisselingover dit onderwerp is dus geboden. Het is zeer toe tejuichen dat Ir. Kloos een vraagpunt uit deze materieheeft aangesneden. Tegenover zijn argumenten mogeeen deels afwijkende zienswijze worden gesteld. Latenwij met hem hopen, dat ,,du choc des opinions jaillira laverite."De lezing van het artikel geeft aanleiding tot drie vra-gen en wel:1. Waarom moeten zonnige woningen worden gemaakten wat is de meest gewenschte hoeveelheid zonlichtde woning;2. Wat zijn aan de hand hiervan de voor- en nadeelenvan de twee door Ir. Kloos behandelde orienteerin-gen?3. In hoeverre kan de door Ir. Kloos gepropageerde op-lossing worden verwezenlijkt? Is zij de te brengenoffers waard?Volledige beantwoording van deze vragen is niet doen-lijk.In het hiernavolgende zullen eenige gedachten wordenontwikkeld, in den vorm van losse opmerkingen.1. Waarom moeten zonnige woningen worden gemaakt?Wat is de meest gewenschte hoeveelheid zonlicht inde woning ?Het eerste deel van deze vraag is het gemakkelijkst tebeantwoorden. Alleen het feit, dat de bewoner-consu-ment van het product ,,woning" op een zonnig verblijfprijs stelt, is voor den producent van woningen afdoendereden om zich op het maken van zonnige woningen toete leggen. Aan algemeene wenschen van het publiek tenaanzien van woningverbetering wordt op den duursteeds tegemoet gekomen. Wat betreft Amsterdamwordt bijv. gedacht aan de bad- of douchegelegenheiden den erker. Zijn dit wenschen, die zeer concreet wor-den gesteld en waaraan technisch gemakkelijk en on-dubbelzinnig kan worden voldaan, moeilijker is het,concreet te bepalen, wat onder goede zonlichttoetredingin de woning moet worden verstaan.Alvorens het tweede gedeelte van de vraag te kunnenbeantwoorden, moeten wij trachten te doorgrondenwat ,,men" eigenlijk wenscht en waarom.Ir. Kloos stelt het vraagstuk zeer eenvoudig, namelijk:hoe meer zonlicht in de woning, hoe beter. 157Artikelen158Zoo simpel is de zaak echter niet. De physiologischenoodzaak, en zelfs de physiologische waarde van zon-licht in de woning is van medische zijde totnutoe zekerniet aangetoond. Zonlicht, hetwelk door een ruit dekamer binnenkomt, heeft vrijwel al zijn ,,werkzame"bestanddeelen verloren, tenzij men speciale glassoortenbezigt, en daarvan is het bekend, dat zij spoedig ver-moeiingsverschijnselen vertoonen, welke het nuttigeffect zeer verkleinen.Wie de directe inwerking van zonHcht noodig heeftvoor zijn hchamehjk welzijn, of er om die reden prijs opsteh, die ,,2oekt de zon op ", d.w.z. hij gaat naar buiten.In het algemeen kan wel gezegd worden, dat men inzijn woning geen zonnekuur pleegt te volgen. Men gaat,,in de zon" zitten aan het strand, op het water, enwaar al niet in de vrije natuur, maar niet in huis. Menneemt zonnebaden buiten, desnoods op het platte dakof op zijn stedelijke veranda, maar niet binnen.Ja, uw poes en hond zoeken ook binnenshuis elk plekjezon op, om zich behaaglijk erin ter ruste te leggen,maar zij hebben dan ook niets anders te doen. Zoo-dra men werkzaamheden heeft wordt het anders. Wieleest of schrijft kan niet verdragen, dat rechtstreekschzonlicht op zijn papier valt. Wie een bespreking heeftwaar het op aan komt, en ook wie slechts een gezelligpraatje maakt, gaat bij voorkeur niet zoo zitten, dat hij,,in de zon kijkt". In dat verband zijn juist de lagezonnestanden, waarbij de zonnestralen onder den wenk-brauwboog door, rechtstreeks het oog treffen, hinder-lijk, niet alleen voor den autobestuurder en den wiel-rijder, doch ook voor den ,,binnenshuis" mensch. De zonop de Hollandsche koffietafel, waar men omheen zit,zoodat altijd een of meer der aanzittenden ,,in de zonkijken", zal heusch niet door ieder worden geappre-cieerd. In dit verband moge de uiting van Ir. Kloosworden geciteerd: ,,Zoo ergens, dan hoede men zichspeciaal ook hier voor overdrijving". Conclusie: menheeft al spoedig ,,te veel zon".Twee voorbeelden:1. Een ingenieur-stedebouwer, wiens groote liefde voorde zon boven eenigen twijfel staat, heeft zijn werkka-mer op een vijfde verdieping, vrijwel op het zuiden, metonbeperkt uitzicht naar die zijde. Bij een bezoek op 22December, welke dag zich gunstig onderscheidde doorstralende winterzon, had hij alle gordijnen op een napotdicht getrokken, onder het motief: ,,het is hieranders niet uit te houden".2. Een complex dure flatwoningen aan het Minerva-plein te Amsterdam. De voorgevel ligt op het zuidenen heeft naar die zijde onbeperkt uitzicht. Van de 115ramen aan die zijde waren er op 20 Maart 53 door uit-gezette marquises tegen de zon beschermd.Wat wil ,,men" dan "wel, en w^aarom?De hoofdreden, waarom men een zonnige woning ver-langt, moet op psychologische gronden berusten. Ergaat voor velen bewust, ook voor talloozen onbewust,een opwekkende werking uit van een ,,2onneplek" in dekamer. Aangezien nu echter de invloed van psycholo-gische factoren sterk afhangt van het individu niet al-leen, maar bij een bepaald individu ook van diensoogenblikkelijke geestesgesteldheid, is de waardeeringvan zonlicht een tamelijk gevoelige kwestie, waarom-Afb. 1. Tegenovergelegen belemmeringtrent belangrijke verschillen van inzicht bestaan, en ookwel altijd zullen blijven bestaan.Zoo het verschil in de appreciatie van zonlicht in deslaapkamer: de een is er zeer op gesteld, zijn dag begintgoed als de zon 's morgens in zijn kamer kijkt; de anderdaarentegen verwenscht elk zonnestraaltje, dat hemontijdig uit zijn slaap wekt. Daarentegen zullen de huis-vrouwen het er wel over eens zijn, dat het alle aanbe-veling verdient, indien de slaapkamerramen gedurendeeenigen tijd zonlicht ontvangen, omdat men dan het bed-degoed in de zon te luchten kan hangen, zonder denoodzaak, het moeizaam naar een andere kamer of mis-schien naar het dak te moeten versjouwen.Waarover vermoedelijk ook weinig verschil van mee-ning bestaat is de kwestie: ,,zon in de keuken". Wieniet in het gelukkige bezit is van een kelder of koelkast-- en dat zijn er nog altijd zeer velen -- weet, hoe angst-vallig de zon uit de keuken pleegt te worden geweerd.Er zijn verschillende meeningen, een bepaalde ,,alleen-zaligmakende" oplossing bestaat vooralsnog niet. Deproducent van woningen zal met deze verschillen reke-ning moeten houden. Zoo is het ook met andere kwes-ties, de woning betreffende. Velen bijv. 'willen gaarneeen ruime suite, met als gevolg: een kamertje minder,terwijl anderen juist op dat eene kamertje meer dengrootsten prijs stellen. Zoo goed als er variatie in wo-ningtypen zal blijven, zal er ook variatie in orientee-ringsrichting noodig zijn.Als algemeen beginsel moge aan de hand van het voor-gaande worden gesteld: veel zon in de kamer is in hetalgemeen gewenscht, doch niet ter plaatse waar menzit of werkt, dus liefst in de hoeken en tegen de zij-wanden der vertrekken.Afb. 2. Eigen zijdelingsche belemmeringIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllJ. C. J. KNEGT & ZONENiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^^ASSURANTIEKANTOOR VAN 1840BRANDSTORMINBRAAKFRAUDElllllllllllllllllllllln^CORTLEVER WOLTER & DROS N.V.INGENIEURSBUREAU - OPGERICHT 1875AMERSFOORT,VAN PERSEYNSTR. 25AMSTERDAM. ^DEN HAAG. ^ij>:^^^^"^^^ KLIMATISEERIN-,^^^^^*' RIGHTING WARM- EN KOUD-^-^i^\V WATERVOORZIENING, SANITAIR,y VA VOLAUTOMATISCHE OLIESTOOK-^-^ EN KOLENSTOOKINSTALLATIESKETELSTRAATAMSTERDAMSp ecialiteit inMARMERENSCHOORSTEENMANTELS.V*..??',*A^".VI ?.(^e\0^'A\^^'AO^\e'Ae'^^^Vo^ ,^'.(^e^^Va's-^,V^e^ V^ ?J ?^ "N >^162 -V ^^ ^^ ^^ ^^ ^^ ^ N ;;- N -^ -.Nog twee zaken mogen hier worden aangeroerd:a. Wat de warmte-ontwikkeling betreft, ware eenigcommentaar op het aan Knauff ontleende staatje nietmisplaatst geweest. Het is werkelijk ongelooflijk. Wie,zooals schrijver dezes, in warme zomermaanden jarenlang op het Zuiden in broeiende zonnehitte heeft ver-toefd en daarna het genot heeft leeren kennen van eenWestgevel, waar het weliswaar warm kan zijn, dochwaar men juist in den zomer, dank zij de overgelegenbebouwing toch nog niet al te laat van de avondkoeltekan profiteeren, is het niet aan te nemen, dat de gege-ven cijfers juist zijn. Hoe was het model ingericht? Is errekening mede gehouden, dat door de lage winterzonne-standen de zonnestralen een veel dikkere luchtlaag moe-ten doorloopen dan s zomers? Ir. Kloos spreekt zelf overde ,,zeer zwakke winterzon tusschen 6 December en 6Januari".b. Ir. Kloos meent m.i. terecht, dat een norm van 15?voor den belemmeringshoek practisch niet kan wordengesteld en dat 30? eventueel als uitgangspunt zou kun-nen dienen voor een wijziging in de bouwverordeningvan onze groote steden.Het is den schrijver wellicht niet bekend, dat de nieuweBouwverordening van Amsterdam, van kracht gewor-den 1 Juli 1936, vrijwel geheel aan dezen norm voldoet.Volgens de artt. 53 en 54 dezer verordening mag menin de zones E, F, G, K en L ^-- dat is het gebied dergemeente, hetwelk practisch alle nog voor nieuwbouwbeschikbare terreinen omvat -- in de voorgevelrooilijnniet hooger bouwen dan 2/g van de straatbreedte, in deachtergevelrooilijn niet hooger dan 2/g van den afstandtusschen de achtergevelrooilijnen. Dit komt neer op eenbelemmeringshoek voor het laagste punt van voor- enachtergevel van zt 33?. Bovendien zegt art. 55, dat inhet vorengenoemde gebied tusschen voor- en achterge-velrooilijn hooger mag worden gebouwd, doch terug-vallend onder een hoek van 33? met het horizontalevlak.Nemen wij nu een vierhoogbouw met zolder, die vol-gens art. 58 slechts mogelijk is aan straten van 22.50meter breedte, dan ontstaat het op afb. 9 geschetsteprofiel.De belemmeringshoeken zijn geteekend voor de mid-dens der ramen op elke verdieping en zijn: beganegrond31", eerste verdieping 25?, tweede verdieping 18?, der-de verdieping 11?, en voor de zolderkamers (met 4?)is het uitzicht volledig onbeperkt.Uit deze afbeelding bhjkt weer de eenvoudige waar-heid, dat de lager gelegen woningen in stedelijke be-bouwing het minste van de zon genieten, de hooger ge-legene steeds meer. Bij deze vierhoog-bebouwing isvoor de helft der woningen practisch voldaan aan denorm van 15?, de eerste verdieping slaat nog een rede-lijk figuur met 25?, de beganegrond heeft een belem-mering van vrijwel 30?.Legt men een zoodanige straat Oost-West en rekentmen op den te Amsterdam gebruikelijken blokbouw, danzijn de profielen aan den binnenkant van het blok enover de straat gelijk. De beganegrond heeft een zon-looze periode van bijna 5 maanden, de eerste verdiepingvan 32" maand en de tweede van 2 maanden. Het bin-nenterrein en de straat zijn 5^ maand zonloos. Gedu-rende een lange periode kan men op den beganegrondniet in de zon zitten, terwijl ook de straat en de tuinenin de schaduw liggen.Nu legge men deze straat Noord-Zuid. De periode vanmogelijken zonneschijn is zoowel voor Oost- en West-gevel, zelfs op 21 December, voor de beganegrond-verdieping nog 24 minuten, voor de eerste verdieping41 minuten en voor de tweede 1 uur en 5 minuten.Hierbij shut thans logisch aan het derde vraagpunt:ArtikelenAfb. 9. Bouw van vier verdiepingen overeenkomstig de Amster-damsche bouwverordening3. In hoeverre kan de door /r. Kloos gepcopageerdeoplossing worden verwezenlijkt?Is zij de te brengen offers waard?Daarvoor zou men eerst moeten weten, wat Ir. Kloosbedoelt. Bedoelt hij den door hem zelf slechts als ,,vantheoretische waarde" betitelden belemmeringshoek van15?, en wel voor de onderste verdieping, zoodat drie-hoogbouw op een afstand van bijna 34 meter, vierhoog-bouw op bijna 45 meter afstand komt, zelfs zonder zol-ders, terwijl bij de toepassing van zolders deze matenaangroeien tot 45, respectievelijk 56 meter?Dit kan niet serieus bedoeld zijn.Bij een profiel, zooals de Amsterdamsche Bouwverorde-ning dit eischt, ontstaat voor vierhoogbouw met zolder,een bouwblok, diep ongeveer 46 meter. (Zie afb. lOA.)Per perceel van bijv. 6 meter breedte is noodig 6 X34.25 = 205.50 m2 grond; voor eenzelfde perceel in deAfb. 10. Profielen van blokbebouwingAfb. lOA. Bouwblokken overeenkomstig de Amsterdamsche bouw-verordeningU^li-%^ ///^|__^2^'U| // i>o ^!Afb. lOB. Strookenbouw met belemmeringshoek van 15?-H fif'\*163Artikelen verkaveling van Ir. Kloos, door hem ,,als nieuw verwor-ven zaligheid" betiteld (afb. lOB) behoeft men 6 X67.75 m2 = 406.50 m^, dus het dubbele. Maar daar-mede zijn we er niet. Ir. Kloos wil alle belangrijke ver-trekken aan den Zuidgevel leggen, en aan den Noord-kant slechts de dienst- en nevenvertrekken, benevens deverkeersruimten. De perceelen worden dus, zooals hijhet uitdrukt, ,,alleen wat dieper en breeder".Het is niet doenhjk, nu Ir. Kloos zijn ideaal met geenenkel schetsje toelicht, een juiste schatting van die ver-breeding te maken. Maar als het perceel, inplaats van6 meter breed in blokbouw, eens 1.5 meter breederwordt, dus tot 7.5 meter aangroeit in den strooken-bouw, dan is het benoodigd grondoppervlak 7-J-X 67.75m- = ruim 500 m^. Uit economische overwegingen kanhieraan eenvoudig niet worden gedacht.Dan een belemmeringshoek van 30?? Maar wij hebbengezien, dat de beganegrondverdieping dan 4^ maandlang in de schaduw ligt. Wat blijft er over van ,,in dezon zitten"?Neen, voor hoogen bouw is de oplossing van Ir. Kloosgeen oplossing. Voor lagen bouw is er economisch weleen mogelijkheid. Nemen wij huizen, bevattende begane-grond- en eerste verdieping, waarboven een flauw hel-lende kap. Aannemende, dat de gootlijst 6 meter hoogligt, wordt de afstand der rijen- = ?: 22.40 meter.tgl5?Een dergelijke afstand, hoewel voor zoo lagen bouwzeer royaal te noemen, komt tenminste in het gebiedder mogelijkheden.Verdient deze oplossing nu aanbeveling? Weer voelenwij het gemis van een schetsje. Ir. Kloos projecteert aande Noordzijde ,,slechts de dienst- en nevenvertrekken,benevens de verkeersruimten". Is hier ook aan slaap-kamers gedacht? Dan is dat onvoorwaardelijk af te keu-ren. Wat zijn ,,dienst- en nevenvertrekken" in een ar-beiderswoning, waar elk vertrek, elke ruimte tot hetuiterste wordt benut? Wij komen dus hoogstens tot:keuken, bad- of doucheruimte en privaat aan denNoordgevel, woon- en slaapkamers alle aan den Zuid-gevel. Maar dan wordt de breedte der perceelen ookbizonder groot. Wanneer, zooals in Amsterdam gebrui-kelijk, het trappenhuis, de gang, het privaat en de dou-che binnenshuis worden gemaakt, en alle beschikbaregevellengte voor kamers wordt gebezigd, kan op eenbreedte van 6.10 meter der perceelen hart op hart ge-meten, een redelijke vierkamerwoning worden gebouwd,bevattende dus een woonkamer, een keuken en drieslaapkamers. Worden nu alle vertrekken, behalve de1.60 meter breede keuken, naar den voorkant gebracht,dan is noodig een breedte van ongeveer 2 X 6.10 meter-- 1.60 meter -- 0.22 meter = zh 10.40 meter, dat isruim zeventig procent meer dan 6.10 meter. Weg is deeconomische mogelijkheid.Verondersteld, dat men nu over al deze bezwaren heen-stapt en coiite que coflte, huizenrijen in strookenbouwopricht, met 15? belemmeringshoek, de rijen liggende inOost-West richting, wat wordt dan hiermede bereikt?De maand December is voor de beganegrondverdiepingarm aan zon; de tuinen zijn in die maand volledig zon-loos. In het voorjaar versmalt de schaduwstrook steedsmeer, doch volop zon in de ruimte tusschen de huizen,164 zooals dit plaats vindt bij een Noord-Zuid ligging.verkrijgt men niet. Ir. Kloos zegt zelf, dat juist dezelaatste ligging leidt tot goed bezonde binnenterreinen.Wat m.i. veel erger is: in den zomer is er geen vertrek,waar men het kan uithouden, overdag niet door de zon,en 's nachts niet, doordat men niet tijdig kan gaan luch-ten. En voor die ,,nieuw-verworven zaligheid" betaaltmen een veel hooger huur.ConclusieWanneer men woningen wil bouwen, welke bij eenvoor den arbeider bereikbare huur een redelijke ruimtebieden, zal men voor de woon- en slaapvertrekken,twee tegenovergelegen gevels moeten benutten. En danis door de regelmatige, en niet overdadige bezonning,de Noord-Zuid richting voor de huizenrijen aangewe-zen. Of men dan gesloten blokken bouwt, blokken aande Zuidzijde open, of wel zuiveren strookenbouw, is indit verband niet van principieele beteekenis. Komt hetop geld niet aan, dan zal men kunnen overgaan tot eensysteem, als door Ir. Kloos gepropageerd. Fanatiekezonaanbidders zullen dit ongetwijfeld op prijs stellen,zij zullen zich echter hiervoor een belangrijk hoogerehuur moeten getroosten. Een proef in deze richting ver-dient ongetwijfeld ons aller belangstelling, mits menklaren wijn schenke met betrekking tot de grondkosten.,,The proof of the pudding is in the eating".De nieuwe Pachtwet en de verpachting vangronden bestemd voor stadsuitbreidingdoor Mr. W. DonathDoor de wet van 31 Mei 1937, S. 205, welke op eennog nader door de Kroon te bepalen tijdstip in werkingzal treden, is in plaats van de enkele artikelen van hetBurgerlijk Wetboek, welke totnutoe de verhuring vangronden voor agrarische doeleinden behandelden, eensamenstel van bizondere bepalingen in het leven geroe-pen tot regeling van de pacht.Onder pacht wordt, blijkens het bepaalde in het eerstelid van artikel 1 van genoemde wet, verstaan een over-eenkomst, waarbij de verpachter zich verbindt tegen eenpachtprijs een hoeve of los land aan den pachter te ver-strekken om te gebruiken en daarvan de vruchten tetrekken, terwijl voorts alle overeenkomsten, welke dezestrekking hebben, als pacht worden aangemerkt, in wel-ken vorm en onder welke benaming zij ook mogen zijnaangegaan.Met de wet wordt beoogd verschillende bezwaren, ver-bonden aan het geldende pachtstelsel, te ondervangen.Voornamelijk is daarbij gedacht aan de bezwaren voorden pachter voortvloeiende uit den beperkten duur vanhet contract. De pachter, die verondersteld wordt deeconomisch zwakkere te zijn, zou namelijk bij het eindevan het loopende contract in een dwangpositie komen teverkeeren. Immers de omstandigheid, dat de vraag naarcultuurgrond het aanbod overtreft, zou oorzaak zijn, datde pachter, voor wien het al of niet verlengen van depachtovereenkomst een levenskwestie beteekent, ge-neigd is verplichtingen te aanvaarden, welke de moge-lijkheid van een redelijk bestaan uitsluiten, terwijl voortsde toegewijde pachter niet in de gelegenheid zou zijnom de vruchten van de door zijn zorgen aangebrachteverbeteringen te plukken, doch integendeel riskeert,dat die verbeteringen oorzaak zijn, dat door derdeneen hoogere pachtsom wordt geboden.Het is hier niet de plaats om in beschouwingen te tre-den omtrent de vraag of deze en soortgelijke bezwarenniet eenzijdig en eenigszins overdreven zijn voorge-steld, noch ook of de poging van den wetgever om zete ondervangen gelieel geslaagd mag worden genoemd.Wij beperken ons thans tot de vraag, welke conse-quenties de nieuwe wet medebrengt ten aanzien van deverpachting van die gronden, welke gelegen zijn in denabijheid van een zich uitbreidende bebouwde kern enwelke, al of niet volgens een plan van uitbreiding be-stemd zijn om binnen afzienbaren tijd voor andere danagrarische doeleinden te worden gebezigd.De wet schenkt aan de bizondere eischen, welke aande verpachting van die gronden moeten worden ge-steld, niet in de eerste plaats aandacht. Zij is ^ zulksoverigens geheel in overeenstemming met haar strek-king ^ geheel agrarisch georienteerd en wel met eensterk conservatieven inslag. Conservatief in dezen zin,dat zij den zittenden pachter en den toevallig bestaandencultuurvorm met beschermende bepalingen omringt.Immers niet slechts de bestemming van agrarische gron-den voor geheel andere doeleinden, zooals voor wo-ningbouw, sportterreinen enz., doch ook b.v. het scheu-ren van grasland, ten einde dit aan tuinders te gaanverhuren, hetgeen om agrarisch-economische redenengewenscht kan zijn, staat den eigenaar-verpachter zon-der medewerking van den zittenden pachter, die ge-makkelijk aannemelijk zal kunnen maken, dat hij daar-door in zijn belangen wordt geschaad, niet meer vrij,dan nadat hij verscheidene hindernissen zal hebben ge-nomen, hindernissen, welke onder bepaalde omstandig-heden tot gevolg zullen hebben, dat het voor de wijzi-ging van den exploitatievorm meest geeigende oogen-blik verstrijkt, voordat de pachtbeeindiging haar beslagkrijgt. De onzekerheid omtrent het bedrag van de doorden rechter aan den pachter toe te kennen schadeloos-stelling bemoeilijkt bovendien beoordeehng van devraag of wijziging van den exploitatievorm verant-woord is.Door de besturen der gemeenten Amsterdam en 's Gra-venhage is op de bezwaren, welke zich speciaal bij deverhuring van gemeentegronden zullen voordoen, gewe-zen. De Regeering heeft cchter geen aanleiding gevon-den om voor de openbare Hchamen uitzonderingsbepa-lingen in de wet op te nemen, omdat zij de belangender openbare lichamen in de wet voldoende beschermdachtte en omdat uitzonderingsbepaHngen naar haar mee-ning de deur zouden openen voor wetsontduiking.Toegegeven moet inderdaad worden, dat het opnemenvan uitzonderingsbepalingen ten gerieve van openbarelichamen de bezwaren van particuliere eigenaren, dievolkomen in dezelfde omstandigheden kunnen verkee-ren, slechts zou hebben geaccentueerd.In de practijk zal wellicht blijken dat de gevreesde be-zwaren zich niet in zoo sterke mate zullen doen ge-voelen. Weliswaar toch geeft de wet een groot aantaltot in onderdeelen afdalende voorschriften, waarvanverscheidene van dwingend recht, doch andererzijds isaan het inzicht van den rechter (de pachtkamers bij deKantongerechten en voor beroepszaken het Gerechts-hof te Arnhem) o.m. bij de uitlegging van de begrippen Anikeien,,redelijkheid" en ,,billijkheid" zooveel ruimte gelaten,dat men zich van de gevolgen van de wet geen omlijn-de voorstelling kan maken, zoolang zich geen jurispru-dentie heeft gevormd.De wet stelt als algemeene regel, dat pachtovereen-komsten gelden voor onbepaalden tijd. Slechts bij uit-zondering kan krachtens artikel 5 der wet een overeen-komst voor bepaalden tijd (ten hoogste een jaar, opverzoek van belanghebbenden eventueel te stellen opten hoogste drie jaren) worden aangegaan en wel in-dien uit den aard van het gepachte, dan wel uit de bi-zondere omstandigheden van het geval een korte duurvan de overeenkomst redelijkerwijs voortvloeit.Slechts in een geval kent de wet als regel de overeen-komst voor bepaalden tijd, t.w. bij verpachting van losland ter oppervlakte van minder dan YA h^, waarvooreen pachtprijs van minder dan f 50.^ per jaar is ver-schuldigd.Overigens is de beoordeeling van de vraag of de aardvan het gepachte of de bizondere omstandigheden eenverpachting voor bepaalden tijd rechtvaardigen, geheelaan den rechter overgelaten.Ten einde verpachter en pachter niet in het onzekerete laten of de rechter omtrent de bizondere omstandig-heden een andere opvatting zal hebben als partijen,wordt de gelegenheid opengesteld om te voren aan denrechter te vragen of een der gevallen, welke aanleidingzijn tot het toelaten van een pachtovereenkomst voorbepaalden tijd, aanwezig is. Ook de pachtbureaux, welkemet inachtneming van het bepaalde in de artikelen 59e.v. als zoodanig kunnen worden erkend, zullen eendergelijke bindende uitspraak kunnen geven.In alle andere gevallen zal de pachtovereenkomst vooronbepaalden tijd gelden.Dit beteekent, dat de pachtovereenkomst niet eenzijdigkan worden beeindigd, dan na schriftelijke opzeggingdoor een der partijen en wel ten minste 18 maandenvoor den datum met ingang waarvan wordt opgezegd.Deze datum moet in overeenstemming zijn met hetplaatselijk gebruik, terwijl, bij gebreke van zoodaniggebruik, de opzegging moet geschieden tegen een tijd-stip, dat den pachter in staat stelt de vruchten van hetlaatste pachtjaar te winnen.De pachter, die zich door de opzegging in zijn belangengeschaad acht kan echter, behoudens het hierna te noe-men geval van opzegging na elk tienjarig tijdvak, vanden rechter nietigverklaring der opzegging vorderen.De verpachter zal alsdan de beschikking over zijn goedslechts kunnen herkrijgen in de volgende gevallen:le. Indien de rechter van oordeel is, dat de pachter nietbehoorlijk aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Derechter mag hier, naar men moet aannemen, hoogeeischen stellen aan het begrip ,,behoorlijk". Immers in-geval van wanprestatie in engeren zin, d.i. indien eenvan de partijen nalatig is in het nakomen van haar ver-plichtingen, kan de rechter de overeenkomst met in-achtneming van het bepaalde in artikel 45 ontbinden.2e. Indien de opzegging is geschied door den verpach-ter, die de overeenkomst heeft aangegaan, mits geenrechtspersoon zijnde, of diens bloed- of aanverwantenin de rechte nedergaande linie, omdat dezen het gepach-te in gebruik willen nemen en bij het aangaan der looArtikelenpachtovereenkomst een daartoe strekkend voorbehoud isgemaakt en de pacht tenminste vijf jaren geduurd heeft.Voor openbare lichamen en voor personen, die geenbloed- of aanverwanten 2ijn van den oorspronkelijkenverpachter, staat deze weg derhalve niet open.3e. Indien de rechter na afweging van de belangenvan pachter en verpachter, naarmate die zeer ernstig,ernstig of niet worden geschaad, de vordering tot nie-tigverklaring van de opzegging afwijst.Zoowel in dit geval als in het onder 2e. genoemde kande rechter een naar bilhjkheid te bepalen schadevergoe-ding aan den pachter toekennen.4e. Indien de opzegging is geschied in het jaar, datvolgt op elk tienjarig tijdvak van den duur der pacht-overeenkomst. Alsdan mist de pachter het recht om nie-tigverklaring der opzegging aan den rechter te vragen.Van een door den rechter ter zake van de pachtbeein-diging toe te kennen schadevergoeding kan derhalvedan geen sprake zijn.Wei heeft de pachter in dit geval, evenals trouwensbij niet voortzetting van verpachtingen, welke voor be-paalden tijd zijn aangegaan, indien de pacht langer daneen jaar geduurd heeft, onder bepaalde omstandighe-den recht op vergoeding voor door hem, pachter, in delaatste tien jaren aangebrachte verbeteringen, als om-schreven in artikel 22 der wet.Het behoeft geen betoog, dat eigenaren van gronden,welke gelegen zijn binnen de invloedssfeer van eenzich uitbreidende bebouwing en voor welke de agrari-sche bestemming nog slechts een tijdelijke is, door degenoemde bepalingen ernstig in hun bewegingsvrijheidworden belemmerd, terwijl betwijfeld mag worden ofdaarvoor ten aanzien van die gronden een redelijk mo-tief bestaat. Immers de pachter, die voor zich en even-tueel zijn kinderen verzekerd wil zijn van een voortge-zet bedrijf, waaraan hij zijn beste krachten kan wijden,met de kans om daarvan t.z.t. de vruchten te plukken,zal goed doen zich tijdig af te wenden van de gronden,welke, naar zich laat aanzien, binnen korteren of lan-geren tijd aan hun agrarische bestemming zullen moetenworden onttrokken.Wat de mogelijkheid voor den eigenaar betreft om overzoodanige gronden de beschikking te herkrijgen, opentde wet twee wegen.In de eerste plaats kan de rechter aan de hand vanartikel 5 de ligging in de nabijheid van een bebouwdekern en de omstandigheid, dat de grond, b.v. krachtenseen uitbreidingsplan, binnen afzienbaren tijd voor eenander dan een agrarisch doel bestemd is, aanmerken alseen ,,bijzondere omstandigheid, waaruit de korte duurvan de overeenkomst redelijkerwijs voortvloeit".In de memorie van toelichting wordt in dit verbandgezegd: ,,De korte duur kan echter ook uit de bijzondereomstandigheden van het geval voortvloeien. Het kanbijvoorbeeld vaststaan, dat na een, hoogstens twee jarenhet te verpachten goed in verband met de stadsuitbrei-ding voor bebouwing in aanmerking komt".De toepassing van artikel 5 zou, volgens deze toe-lichting aan vrij enge grenzen gebonden zijn. De prac-tijk leert, dat van gronden, welke door gemeenten voorde stadsuitbreiding worden aangekocht of onteigend,als regel niet gezegd kan worden, dat zij binnen ten166 hoogste twee jaren de bestemming zullen verkrijgen,welke bij den aankoop of onteigening werd beoogd.Veelal zullen de plannen ten tijde van aankoop of ont-eigening nog niet in een zoodanig stadium verkeeren,dat aanstonds tot uitvoering van de voorgenomen wer-ken kan worden overgegaan.Andererzijds leert de practijk, dat beeindiging van hetagrarisch gebruik, b.v. in verband met uitvoering vanplannen in werkverschaffing, op de meest onverwachtetijdstippen plotseling noodzakelijk kan blijken.De Regeering heeft intusschen later blijk gegeven, datzij aan het artikel een ruimere strekking heeft toege-dacht.In haar antwoord op de geuite bezwaren, welke vooropenbare lichamen uit de wet zouden voortvloeien, zegtzij o.m.: ,,Volgens artikel 5 immers kan de overeen-komst voor den duur van niet meer dan een jaar wor-den gesloten, zoo dikwijls een korte duur uit de bij-zondere omstandigheden van het geval voortvloeit. Eenverstandig gebruik van deze bepaling zal de openbarelichamen voor nadeelen kunnen behoeden".Zou dit ,,verstandig gebruik" ertoe leiden, dat in depractijk ten aanzien van alle gronden, welke binnen af-zienbaren tijd redelijkerwijs voor andere, dan voorland- en tuinbouwdoeleinden in aanmerking komen,door den rechter wordt aangenomen, dat bizondereomstandigheden als bedoeld in artikel 5 aanwezig zijn,dan zouden de gevreesde bezwaren inderdaad niet zoozwaar wegen.Wij kunnen daarom slechts hopen en vertrouwen, datde rechter (eventueel de erkende pachtbureaux) het be-grip ,.bijzondere omstandigheden" zoo ruim zullen inter-preteeren, als in overeenstemming is met de gerecht-vaardigde wenschen der gemeentebesturen.Aldus zouden voor verpachting voor bepaalden tijd inaanmerking komen alle gronden, welke krachtens eenplan van uitbreiding voor andere dan agrarische doel-einden zijn aangewezen, indien althans aannemelijk is,dat het agrarisch gebruik niet nog zeer lang, stel b.v.tien a twintig jaren, gehandhaafd zal blijven.Zoo zouden daarvoor verder in aanmerking komengronden, welke voor een bepaald werk zijn aangekochtof onteigend, ook al staat nog niet met eenige zekerheidvast, wanneer met de uitvoering van dat werk zal wor-den aangevangen.Mede zouden dan aanleiding tot het toelaten van ver-pachting voor bepaalden tijd kunnen zijn de bizondereomstandigheden en oogmerken van den verpachter, b.v.van den boomkweeker, die bouwland gekocht heeft omdit eventueel op een nog onzeker tijdstip aan zijn kwee-kerij toe te voegen, van den aannemer die weiland ge-kocht heeft om dat te gelegener tijd te bestemmen totopslagterrein of om daaraan in voorkomende gevallengrond te kunnen ontleenen.In dien gedachtengang ligt het voor de hand, dat aaneen gemeentebestuur, dat bij het verwerven van grondvoor de gemeente slechts bij uitzondering agrarischeexploitatie op het oog heeft, als regel zal worden toe-gestaan de verpachting van gemeentegronden voor be-paalden tijd te regelen.De beslissing in deze van den rechter c.q. het erkendepachtbureau, zal naar het ons wil voorkomen mede be-invloed worden door de voorwaarden, welke partijenvoornemens zijn in de pachtovereenkomst op te nemen.FORTOLIETBeton-Emaillede beste naadlooze WAND-BEKLEEDING voor gang- entrappenhuislambris, douche-cellen, badkamers en keukens.hard -- makkelijk afwaschbaar --krimpscheurvrij -- glad en hygie-nisch -- in alle gewenschte kleurenvele jaren houdbaar en kleurechtalreeds toegepast o. a. door:Patrimonhcm, Amsterdam .... 1200 m^Mij. tot het Verkrijgen van EigenWon., Amsterdam 5400 m^Mij. V. Volkswoningen, Rotterdam 6500 m^Centr. Woningstichting, Arnhem 6800 m^Woningbouwver. ,'t Westen",Amsterdam 7000 m^Alg. Woningbouwver., Amsterdam 2000 m^Inlichtingen, monsters, prijsopgave.N.V. Nederl. Fabriek van Betonemaille,,FORTOLIET"Groeneweg 52 - Utrecht - Tel. 10914 - 10 jaar ervaring !BIT-Ui^+THet wallboard met de drie asphalt'lagcn,waardoor volkomen vochtbestendigheidverkregen wordt. ,,BITUM1T" is uitmun-tend geschikt voor binnenbekleeding vanvochtige muren, plafondbekleeding enonderlaag onder linoleum.Een monster met beschrijving wordt Ugaarneop verzoek toegezonden.REPPEL's Agentuur In BouwmaterialenMosseltrap 5a -- ROTTERDAM -- Telefoon 15436CENTR. ARB. VERZ. EN.CEPOSITO-BANK . DEN HAAGLINOLEUM KROMNEKIECENTRALE VERWARMINGHv.GEVEKE?C9AMSTERDAMOUESTOOK-INSTALLATIESVENTILATIE-INRICHTINGENWARMWATERVOORZIENINGVochtige muren en kelders kan men metLUvJ/Vl vJ vochtwerend middel voorkomen en metLugato en Kirota zijnkleurloos en onbrandbaarVraagt inlichtingen aan:IV1 tv vJ 1 /\ vochtwerend middel herstellen.N.V. ,,FOLTU", AMSTERDAM C - Rapenburg 29, Tel. 43942 - 41615W. SLOTBOOM 8c ZOOMBAZARSTRAAT 1 - DEN HAAGIngenieursbureau voor Centrale VerwarmingPLAFOND-VERWARMING - OLIESTOOK-INSTALLATIESCENTRALE VERWARMING VOOR KLEINE WONINGENN.V. FABRIEKENVAN LAKKEN, VERVEN ENCHEMISCHE PRODUCTEN?TROPIC?MAARSSENTELEFOON 285Oud-Hollandsche StandvervenJapan Lakken - Synthetische JapanlakkenWettiggedeponeerdN.V, IJZERHANDELGEBR. VAN CAMPENBROERSTRAAT 53 NIJMEGENZENDT ONS UW AANVRAGEN VOORHANG- EN SLUITWERKGEWAPEND ASBEST-CEMENT?TERMORCO?N.V. Industrieele en Handelmaatschappij?TERRANOVA?Simon Stevijnweg 7 -- Telefoon 8581 HILVERSUMFabrikante van >.TERMORCO?BUIZEN - KOKERS - Speciale SCHOORSTEENKANALEN(ook DUBBELWANDIGE) - WASEMKAPPEN en KANALENVENTILATIE-LEIDINGEN - ONTLUCHTINGSKOKERSUW adres voorSANITAIRvan prima Hollands Aardewerk(SPHINX en CERAMIQUE)PH.ZEEHANDELAARGRUSSIER -- 2e Jan Steenstraat 112AmsterdamTevens verkrijgbaar Roodkoperen Buis,Soldeerfittingen merk ,,T. A." (zeerconcurreerend) en ..Dordrecht'' Gas-S.WIERSMA AmsterdamEleciroiechnisch InsiallaieurCooperatiehof 2 Telefoon 20405Installateur van diverse WoningbouwvereenigingenErkend door G. E.W. AmsterdamHANG- EN SLUITWERKZOOALS ARTIKELEN VOOR HET BINNENHUISVINDT U IN ONGEeVENAARDE KWALITEIT ENUlTVOERING IN DE MONSTERKAMER VANVERKOOP DOOR DENGOEDEN IJZERHANDELA.ZIERLEYNDR. NOLENSLAAN 5AMERSFOORTBRAAT - DELFTPlaat- en SmeedwerkBRAATGLASROEDENNIBRAGLASROEDENVENTILATIEKAPPENPLAAT- EN PERSWERKENSCHEEPSLUCHTKAPPENMetalen RamenRAMEN EN DEUREN VAN STAAL,BRONS EN ANDERE METALENWINKELPUIENGEPERSTE STALENDEURKOZIJNENMAGAZIJNSTELLINGENRAMEN VAN SCHOKBETONCentrale VerwarmingCENTRALE VERWARMINGEN AANVERWANTEINSTALLATIESVOLAUTOMATISCHEOLIESTOOKINRICHTINGENVOLGENS EIGEN CONSTRUCTIE4000 UITGEVOERDE INSTALLATIESLoonschoopeerinrichtingZou de verpachter in een overeenkomst voor bepaal-den tijd, waarin eventueel de bevoegdheid tot tusschen-tijdsche beeindiging is opgenomen, zoodanige verplich-tingen tot schadeloosstelling aan den pachter, ingevalvan beeindiging of niet voortzetting van de pacht, opzich nemen, dat de belangen van den pachter op ge-noegzame wijze zijn beschermd, dan zal de rechter c.q.het pachtbureau, naar wij verwachten, daarin mede aan-leiding kunnen vinden een tijdelijke verpachting toe testaan.De gemeente Amsterdam pleegt totnutoe haar daar-voor in aanmerking komende gronden te verpachten vanjaar tot jaar, met dien verstande, dat verpachtster deovereenkomst te alien tijde geheel of gedeeltelijk kanbeeindigen. Met de bevoegdheid tot tusschentijdsche be-eindiging gaat echter gepaard een verplichting tot hetgeven van een vergoeding voor te velde staande ge-wassen en verrichte werkzaamheden. Bovendien wordtaan den pachter in geval van tusschentijdsche beeindi-ging of niet-voortzetting van de pacht, tenzij van hetvoornemen daartoe een jaar te voren aan den pachtermededeeling is gedaan en tenzij de pachter niet aanzijn verplichtingen heeft voldaan, een recht op schade-loosstelling toegekend tot een bedrag, dat als regel ge-lijk is aan het bedrag der jaarlijksche pachtsom.Met deze regeling werd beoogd de pachters zooveelmogelijk in dezelfde positie te plaatsen als pachters vanparticuliere gronden, die -- zoo werd aangenomen --'als regel op voortzetting van de pacht kunnen rekenen.Aldus konden aan de pachters, zoowel ten aanzien vande hoegrootheid van de pachtsom, als ten aanzien vande bewerking van het land, eischen worden gesteld,overeenkomende met die, welke bij verhuring van soort-gelijke gronden gebruikelijk zijn.Deze regeling is in de practijk zoowel voor pachter alsverpachter bevredigend gebleken en er bestaat naaronze meening gegronde reden om te verwachten, dat derechter (c.q. een erkend pachtbureau) een verpachtingvan daarvoor in aanmerking komende gronden voorbepaalden tijd zal goedkeuren, wanneer daaraan voor-waarden worden verbonden in den geest van die, ver-vat in bovenbedoelde regeling.Zou in de practijk blijken, dat artikel 5 niet zoo ruimwordt toegepast, dan staat den eigenaren van boven-bedoelde gronden een tweede middel ten dienste, t.w.dat bedoeld in artikel 41 der wet.Volgens dit artikel kan de verpachter zich voorbehou-den de overeenkomst te doen eindigen om aan het ver-pachte of een gedeelte daarvan een bestemming te ge-ven in het belang van volkshuisvesting, handel of nij-verheid. De overeenkomst kan alsdan op verzoek vanden verpachter door den rechter worden ontbonden,met ingang van een door hem te bepalen datum en even-tueel onder toekenning van een schadeloosstelling aanden pachter.Hanteering van dit artikel schijnt, afgescheiden van deomstandigheid, dat het niet toepasselijk is b.v. in gevalde rechtsvoorganger van den verpachter het desbetref-fend beding niet heeft gemaakt, weinig aanlokkelijk. Determ ,.volkshuisvesting, handel of nijverheid" is weinigomlijnd, terwijl de Minister op verschillende vragen om-trent de draagwijdte van die woorden niet duidelijkheeft geantwoord.Slechts kan uit 's Ministers toelichting geconcludeerd Anikeienworden, dat met ontbinding van de pachtovereenkomsteen publiek belang gemoeid moet zijn. Brengt eenmaalhet belang van volkshuisvesting, handel of nijverheidobjectief mede, dat de bestemming van het verpachtewordt veranderd, dan vindt tevens het privaatrechte-lijke belang van den verpachter bescherming.Op de opmerking in het Voorloopig Verslag der EersteKamer, dat het dubieus is of het artikel ook gehanteerdkan worden ten behoeve van stadsuitbreiding, welkeniet ,,volkshuisvesting" in den engeren zin is te noe-men, zooals b.v. wanneer gronden noodig zijn voorsportterreinen, volkstuintjes, begraafplaatsen enz. heeftde Minister geen duidelijk bescheid gegeven. Echtermag men uit elders door hem gegeven toelichting con-cludeeren, dat de Minister zich een ruime uitlegging vanhet begrip ,,volkshuisvesting" voorstelt en dat naar zijnverwachting de rechter de gemeentelijke uitbreidings-plannen zal gebruiken als richtsnoer voor zijn oordeelover de vraag of een bestemming, als in het aange-haalde artikel bedoeld, aan het verpachte wordt gege-ven.De noodzakelijkheid om den rechter in het geval te men-gen en de onzekerheid of deze de vordering tot ontbin-ding zal toewijzen en zoo ja, tegen welk tijdstip enonder toekenning van welk bedrag als schadevergoe-ding aan den pachter, maakt, dat aan hanteering vanartikel 5, zoo mogelijk, verre de voorkeur moet wordengegeven en dat, voor geval een verpachting voor be-paalden tijd niet is goedgevonden, men van een beroepop artikel 41 geen te optimistische verwachtingen magkoesteren.Andere middelen om zijn gronden op korten termijnpachtvrij te maken, geeft de Pachtwet den verpachterniet.Wei staat hem onder bepaalde omstandigheden eenderde middel ten dienste, t.w. onteigening.Daarvoor is noodig, dat over het verpachte moet wor-den beschikt voor de uitvoering van een werk, waarvanhet algemeen nut bij de Wet is erkend, of dat voldaanwordt aan de voorwaarden, welke onteigening o.a. inhet belang der volkshuisvesting en ten behoeve vanwegaanleg mogelijk maken.Het behoeft geen betoog, dat dit middel omslachtig enkostbaar is en ook in die gevallen, waarin de onteige-nende partij het recht tot voorloopige inbezitnemingwordt toegekend, meer tijd eischt, dan voor een goedengang van zaken gewenscht is.Overigens is de figuur, dat de eigenaar-verpachter eenberoep moet doen op de Onteigeningswet, omdat dePachtwet het niet mogelijk maakt, dat aan zijn gerecht-vaardigde wenschen wordt voldaan, eenigszins zonder-ling en dit te meer, omdat in geval van onteigening inplaats van de ingewikkelde regeling van de pachtwet,welke speciaal ter zake van het bedrag der eventueelaan den pachter toe te kennen schadeloosstelling veelin het onzekere laat, de simpele regeling van artikel 42der Onteigeningswet in de plaats treedt.De Onteigeningswet toch maakt zich gemakkelijk vande zaak af en kent kort en goed aan den pachter eenschadeloosstelling toe tot een bedrag gelijkstaande metden huurprijs van twee jaren, met dien verstande, datindien de waarde van de te velde staande vruchten en 167Artikelende onkosten, welke de huurder aantoont gedurende delaatste twee jaren aan het goed te hebben besteed, meerbeloopen dan den tweejarigen huurprijs, de waarde diervruchten en het bedrag dier onkosten als schadeloos-stelling wordt betaald.Het mag verwondering wekken, dat de Pachtwet indeze regeling geen wijziging heeft gebracht, aangeziener geen reden is om aan te nemen, dat de bij het eindevan een pachtovereenkomst krachtens artikel 22 derPachtwet aan den pachter uit te betalen vergoeding,welke betrekking heeft op verbeteringen, die in delaatstverloopen tien jaren zijn aangebracht, onder be-paalde omstandigheden niet hooger zou kunnen zijn,dan de vergoeding krachtens artikel 41 van de Ont-eigeningswet, waarin sprake is van onkosten, geduren-de de laatste twee jaren aan het goed besteed.Dat beide regehngen elkander niet dekken is noch voorden verpachter noch voor den pachter bevredigend.Ten slotte nog een enkel woord over het aangehaaldeartikel 22, dat ^ zien wij goed -- ook bij verpachtingvoor bepaalden tijd toepassing moet vinden, mits depacht, d.i. de pachtovereenkomst of een reeks pacht-overeenkomsten, langer dan een jaar geduurd heeft.De verpachter, die niet voornemens is zijn goed blijvendvoor agrarische doeleinden te bestemmen, te verplich-ten verbeteringen te bekostigen, waarvan hij uiteraardniet gediend is, is weinig rationeel.Verwacht mag dan ook worden, dat dit artikel, bij eenjuiste afweging van belangen door den rechter, weinigtoepassing zal vinden ten aanzien van gronden, welkebinnen afzienbaren tijd voor stadsuitbreiding zijn aan-gewezen. Immers de gehoudenheid van den verpachtertot het betalen van de vergoeding bestaat niet steeds.In de eerste plaats niet ten aanzien van verbeteringen,die de inrichting of gedaante van het gepachte veran-deren, tenzij deze met uitdrukkelijke toestemming vanden verpachter zijn aangebracht. Ten aanzien van an-dere verbeteringen bestaat de gehoudenheid slechts in-dien de pachter daarvan tijdig aan den verpachter,onder opgave der geschatte kosten, schriftelijk mede-deehng heeft gedaan en of de verpachter zich daartegenna ontvangst van de mededeeling niet tijdig uitdrukke-lijk heeft verzet, of de rechter, in geval van zoodanigverzet, op vordering van den pachter, dit verzet onge-grond heeft verklaard.Zonder in beschouwing te treden omtrent de verwik-kelingen, waartoe dit artikel aanleiding kan geven, ookten aanzien van blijvend voor agrarische doeleinden be-stemde gronden -- men denke er slechts aan, dat de-geen, die een onroerend goed koopt, geheel onkundigkan zijn en waarschijnlijk zal zijn van de ter zake vandie verbeteringen gevoerde correspondentie tusschenden pachter of diens rechtsvoorganger en den vroege-ren eigenaar-verpachter -- mag aangenomen worden,dat de rechter bij geschil omtrent de wenschelijkheidvan verbeteringen, den verpachter-eigenaar van voorstadsuitbreiding bestemde gronden, in geval van verzettegen voorgenomen verbeteringen, in het gelijk zalstellen.Bij aankoop van gronden, met het oogmerk die in bouw-exploitatie te brengen, zullen de gemeentebesturen,evenals trouwens particuliere grondexploitanten, zich in-168 tusschen terdege rekenschap hebben te geven, nietslechts van de loopende huurcontracten en van de mo-gelijkheid die op te zeggen, maar ook van de verplich-tingen, welke kunnen voortvloeien uit artikel 22 vande Pachtwet.In hoeverre de pachtverhoudingen ten plattelande ende nieuwe wet zich spoedig aan elkander zullen aan-passen, mogen wij in het midden laten. Ten aanzien vandie gronden echter, die bestemd zijn om binnen afzien-baren tijd een andere dan agrarische bestemming tekrijgen, zijn aan de hand van de wet slechts dan bevre-digende verhoudingen te verwachten, wanneer de orga-nen, welke de wet hebben toe te passen, zich overtuigdhouden, dat zij voor die gronden niet is geschreven endat in verband daarmede een ruim gebruik van de uit-zonderingsbepalingen gerechtvaardigd is.Concentratie van de bebouwingVerschillende gemeenten hebben in de afgeloopen jarentoegelaten, dat de bebouwing zich uitbreidde op eenwijze, welke in scherpe tegenstelhng staat met den ste-debouwkundig toch goed gefundeerden eisch van con-centratie; een eisch, die nog zeer aan kracht heeft ge-wonnen door de recente schattingen van de toekomstigebevolkingsgrootte en de daardoor mogelijk gewordenramingen van de toekomstige behoefte aan woonruimteen terrein voor andere daarmede verband houdendedoeleinden. Ook tegen menig uitbreidingsplan kon alsgerechtvaardigde grief gelden, dat het met dezen fun-damenteelen eisch in onvoldoende mate rekening hield.Het is een verheugende omstandigheid, dat ongeveergelijktijdig drie gemeenten, n.l. Velsen, Wassenaar enZeist, die ook uit een oogpunt van behoud van natuur-ruimte een groote verantwoordelijkheid hebben, doorde vaststelling van nieuwe uitbreidingsplannen blijkhebben gegeven van het streven om doelbewust eenanderen koers in te slaan. De Redactie geeft gaarne pu-blicatie aan deze uitbreidingsplannen met bij elk daar-van een toelichtende beschouwing, welke in het bizon-der ingaat op de vraag, waarom men een andere richt-lijn voor de uitbreidingspolitiek heeft aanvaard en opde wijze, waarop getracht is het beginsel van concen-tratie der bebouwing in het nieuwe plan te belichamen.In een inleidend artikel, dat hierachter is afgedrukt,wordt de algemeene zijde van het vraagstuk in het lichtgesteld. Red.Bouwen binnen en buiten het uitbreidingsplandoor Jhr. M. J. I. de Jonge van EllemeetWij mogen ons in Nederland gelukkig prijzen, dat deadministratieve regeling van den stedebouw in haarontwikkeling trapsgewijs de behoefte heeft gevolgd,zooals die in wisselwerking tusschen wetenschap enpractijk naar voren is gekomen.Toen men nog slechts een gebrekkige voorstelling hadvan wat een uitbreidingsplan kon zijn en behoorde tezijn, bracht de Woningwet ons een regeling die zichbij die vage voorstelling aanpaste: een plan van straten.grachten en pleinen zonder eenige rechtskracht, feitelijkdus niet meer dan een werkprogramma voor het ge-meentebestuur zelf. In de volgende jaren groeiden dedenkbeelden omtrent de beteekenis van dat uitbreidings-plan en de wetgever van 1921 codificeerde dien groei:het uitbreidingsplan werd een bestemmingsplan en kreegwettelijke sanctie. En weer een decennium later kreegde reeds lang gevoelde behoefte aan differentiatie naarhet tijdstip van verwezenlijking een wettelijke basis inhet plan-in-hoofdzaak naast het plan-in-onderdeelen,werd de procedure der totstandkoming nauwkeurig ge-regeld en kreeg ook het streekplan een plaats in de wet.Daarenboven mag dankbaar erkend worden, dat de ad-.?ninistratie in de tusschenliggende perioden meermalenblijk gaf, in haar uitspraken de behoefte van de stede-bouwkundige practijk te willen volgen, voor zoover mendaarbi] maar niet met de wet in strijd kwam. Zoo kreegmenig uitbreidingsplan van voor 1931 aan zijn periphe-rie reeds duidelijk het karakter van een plan-in-hoofd-zaak en werd menige bestemming in bebouwingsvoor-schriften uitgewerkt, hoewel de wet van iets dergelijkstoen nog niet repte.De taak van den stedebouw is wel eens omschrevenals de zorg, dat er voor elk ding plaats is en dat elkding ook werkelijk op zijn plaats komt. Deze, wat po-pulair ingekleede, doelstelling zouden wij nog daarmedewillen aanvullen, dat die uiteenloopende objecten nietmaar naast elkaar mogen worden gerangschikt, maardat zij verwerkt moeten worden tot een compositie, eenorganisch geheel, zoodanig, dat elk object zoo goedmogelijk tot zijn recht komt.De tijd ligt nog niet ver achter ons, waarin men geloof-de aan een vrijwel onbegrensden groei van de Neder-landsche bevolking en daaruit ontstond het beeld vaneen toekomstig Nederland, dat voor een groot deel zoubestaan uit steden, verbonden door tuindorpen, waarinvan ongerepte natuur geen sprake meer zou kunnen zijnen waarin ook landbouw en veeteelt tot eenige oasenzouden zijn teruggedrongen.Dit schrikbeeld is ons gelukkig afgenomen: verschillen-de demografische studies hebben aangetoond, dat onzebevolking binnen een zekeren tijd stationnair zal wor-den op een peil, dat zelfs naar de maximale schattingnog ver beneden anderhalf maal de tegenwoordige be-volking blijft. Op grond van de uitkomsten der volks-tellingen van 1920 en 1930 hebben Van Lohuizen enDelfgaauw de verdeeling van die toekomstige bevol-king over de verschillende streken des lands en dedaarvoor vereischte uitbreiding van de woongelegen-heid becijferd. Met eenige voorzichtigheid kan men, opdie methode doorwerkend, ook nog voor kleinere ge-bieden schattingen maken voor den groei der bevolkingen den omvang van haar huisvesting. In zulke bereke-ningen zit uit den aard der zaak iets speculatiefs, inzoover bizondere omstandigheden dat verloop ingrij-pend kunnen wijzigen -- dit geldt in sterker mate, naargelang het bcGchouwde territoir kjeiner wordt gekozen-- maar elke tienjaarlijksche volkstelling opent de ge-legenheid tot herziening van de cijfers. Hoe het zij, hetis nu niet meer onmogelijk, den omvang van het gebied,dat in de toekomst voor huisvesting
Reacties