VolSteOrgaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw en van den Nationalen Woningraad,Algemeenen Bond van WoningbouwvereenigingenApril 1937 18e Jaargang no. 4HIER IS DE ONAANTASTBARE BESCHERMERIIVRAAGTONS GRATIS BOEKJE>>WELKEKLEUR...EN WELKE VERF?DOOR DEN BEKENDENBINNENHUIS-ARCHITECTPAUL BROMBERGTORNOL:., DE OERSTERKE CHLOOR RUBBER LAKVERF,DIE DOOR ZOOVELE WONINGBOUWVEREENIGINGEN EN GEMEENTELIJKEDIENSTEN VOOR DE VOLKSHUISVESTING MET SUCCES WORDT TOEGEPAST.TORNOL IS HARD EN TOCH ELASTISCH EN GEEFT EEN PRACHTIGENGLANS, IS ONAANTASTBAAR VOOR CHEMISCHE DAMPEN, ZEEDAMP, VORST,REGEN EN BLAKERENDE HITTE. PIETER SCHOEN EN ZOON N.V. - ZAANDAMVERF- EN VERNISFABRIKANTENN.V. Houthandel A.J.K. GRONDHOUTHAVEN 43 - AMSTERDAMTELEFOON: 41412 (na kantoortijd 22908)Vuren, Grenen en Dennen Bestekhout, Schrooten-delen, platen, battens, ribben, tengels etc, etc.bewerkt en onbewerktJuffers, Oregon-Pine, Triplex enz.Speciaal adres voorBEUKEN- EN EIKEN STAAFVLOERENGoede en ruime sorteering voor, en groote crvaringvan de eischen van den WoningbouwPrompte levering - Concurreerende prijzenBOUWBEDRIJFH.VANSAANEOVERTOOM 266 AMSTERDAM - W.WONINGBOUWmeervoudigeontlufchtingskokernaadlooze asbest-cement pijpenvaniCRUQUIUSWEGn.v.AMSTERDAM-C.Tijdschriftvoor Volkshuisvesting eo Stedebou^^Orgaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw enden Nationalen Woningraad, Algemeenen Bond van WoningbouwvereenigingenRedactie: H. P. J. Bloemers, J. Bommer, J. Douwes Jr., Jhr. M. J. I. de Jonge van EllemeetIr. L. S. P. Scheffer, Ir. P. Bakker Schut, Mr. J. Vink, Ir. J. M. A. ZoetmulderAdres Toor Redactie en Abonnementen : Kloveniersburgwal 70, Amsterdam C, Telefoon 40588Advertenties: Keizersgracht 188, Amsterdam C, Telefoon 49128April 1937ISe Jaargang No. 4MaandbladIn Memoriam Mr. L. Lietaert PeerbolteIn Mr. Lietaert Peerbolte is de man heengegaan, die naMr. H. Goeman Borgesius, den ontwerper van de Wo-ningwet, den grootsten invloed op de samenstelling de-zer wet heeft gehad, al zie ik niet voorbij dat bij de om-vangrijke herzieningen van 1921 en 1931 onderscheiden-lijk de Ministers Aalberse en Verschuur zeggingschaphebben gehad, en dat tot zekere hoogte de Departemen-ten van Justitie en Finantien ook bij deze ontwerpen be-trokken waren, Bij hem berustte echter veelal het initia-tief, terwijl de samenstelling der ontwerpen en derparlementaire stukken, welke door de Regeering daarbijwerden gevoegd, grootendeels door hem persoonlijk ofalthans onder zijne voortdurende leiding aan zijn Bureauwerd verricht. De ontwikkeling van de Woningwet alstevens eenigszins eene ,,bouwwet", de nadere regelingvan de bouwvergunning, die van de schadeloosstellingbij de onteigening in het belang der volkshuisvesting, endie van het uitbreidingsplan als bestemmingsplan metbijbehoorende bebouwingsvoorschriften, de nieuwevoorschriften over woningbeurs en woningtelling, overhet rooilijn-instituut en het streekplan, en die voor debebouwde kom, evenals de talrijke wijzigingen van hetWoningbesluit, benevens de Woningnoodwet en deHuurwetten, zijn alle door zijne handen gegaan. Boven-dien had hij voortdurend intensieve bemoeiingen met deverleening van voorschotten en bijdragen voor woning-bouw, en met de Koninklijke Besluiten en de talrijkeMinisterieele circulaires ter uitvoering der Woning-wet.Tot deze werkzaamheid werd hij in staat gesteld endoor zijne groote werkkracht, welke hem zoowel deeigenlijke Volksgezondheid met hare omvangrijke wet-geving als de Volkshuisvesting deed beheerschen, endoor zijne in onze ambtelijke hierarchie uitzonderlijkeplaats als Directeur-generaal, die weliswaar onder denMinister stond, maar die toch eene groote mate van zelf-standigheid behield, eene verhouding, welke zich nietin een Reglement liet omschrijven, doch hoofdzakelijkop wederzijdsche tact in den ambtelijken omgang berust-te. Deze zelfstandigheid is hem, behalve onder sommigeomstandigheden, ruimschoots gelaten.Voor deze bijzondere functie van Directeur-generaalwas Peerbolte als geschapen, daar hij zoowel eigen-schappen van een bekwaam departementaal hoofdamb-tenaar als die van een bewindsman in zich vereenigde.Hij won gaarne en overvloedig adviezen in, en vond tijdgeregeld lange vergaderingen in commissies over devoor-ontwerpen van Woning-wetgeving bij te wonen,waarbij hij zich altijd eigen oordeel voorbehield. Peer-bolte was de laatste man om zich bloot te stellen aan hetgevaar, waarvoor men op de ministerieele Departemen-ten zoo bevreesd is, het gevaar om, gelijk men het daarnoemt, ,,dood-geadviseerd" te worden, hetgeen bij deuitbreiding van de Woning-wetgeving over nieuwegebieden niet denkbeeldig was.Zijne juridische aanleg was meer empirisch dan theore-tisch, zijne natuur meer impulsief dan stelselmatig. Hijging bij voorkeur uit van een bepaald geval, dat op hemden indruk gemaakt had dat er eene leemte in de Wo-ningwet was gebleken. Het laten liggen van een derge-lijk vraagstuk in de hoop dat voortgezette studie meerlicht zou verschaffen lag niet in zijn aard. Liever aan-vaardde hij eene onvolledige oplossing, welke wederomnieuwe kwesties kon doen rijzen, dan te berusten in denbestaanden toestand. Voortdurend in functie blijvendonder wisselende Ministeries rekende hij er op dat, alsde nieuwe regeling niet voldeed, hij bij de volgendeWoningwet-wijziging wel verdere verbetering zou kun-nen aanbrengen. Tot deze reeks van partieele herzienin-gen droeg bij dat er voortdurend stroomingen ontston-den van zeer verschillende zijden, zoowel bij belangheb-benden bij tereinexploitatie of particuliere bouwnijver-heid om tot wets-aanvulling over te gaan, als bij belang-stellenden in het woningvraagstuk, zoodat over de moei-lijke vragen van stedebouw en volkshuisvesting op nogdikwijls onontgonnen terrein van administratief rechttalrijke rapporten, adressen en adviezen verschenen,welke meer of minder invloed hadden op de aanvanke-lijke samenstelling van een ontwerp. Het gevolg hiervanwas dat, als men zulk een ontwerp in eene Commissiebehandeld had, het later onder de voortdurende leidingvan Peerbolte aanmerkelijk veranderd bleek te zijn.Deze door de omstandigheden veroorzaakte sprongsge-wijze methode van wetsherziening strookte geheel metPeerbolte's aanleg. Hij was nimmer onverschillig ennimmer moedeloos, en hij vatte telkens de zaak wederop om hare regeling beter voor te bereiden. Hierbijkwam dat hij zeer gemakkelijk werkte en de wetsartike- 45Artikelen len uit zijne mouw scheen te kunnen schudden. Tegende omvangrijke en gedetailleerde schriftelijke en mon-delinge behandeling der ontwerpen in de Tweede Ka-mer heeft hij nimmer opgezien en was voortdurend alsadviseur des Ministers werkzaam bij de herhaaldewijzigingen, welke werden aangebracht. Een sterkstaaltje van zijne werkkracht heeft hij geleverd bij deregehng van het streekplan, dat in 1931 eene plaats inde Woningwet verkreeg. Er was destijds ook een ont-werp bij Binnenlandsche Zaken aanhangig tot herzie-ning van de Gemeentewet over de samenwerking vangemeenten tot bereiking van gemeenschappelijke doel-einden. Aanvankelijk wilde de Regeering bij het ont-werp tot herziening der Woningwet eene zelfstandigeregeling van het streekplan invoeren, en zij hield aandit denkbeeld bij het gewijzigd ontwerp vast. Toen ech-ter de herziening van de Gemeentewet op dit punt haarbeslag verkreeg, dreigde er voor de parlementaire be-handeling van de Woningwet gevaar. Terwijl de be-raadslaging over dit ontwerp reeds sedert 20Maart 1931bij de Tweede Kamer in gang was, leidde het overlegvan den Minister, bijgestaan door Peerbolte, met deCommissie van Voorbereiding tot eene nieuwe redactievan de artikelen 32 a tot 32 d bij eene nota van wijzi-ging, welke op 23 Maart werd ingediend, om, na verderoverleg, op 25 Maart vervangen te worden door eene,,gewijzigde nota van wijziging", bevattende de artike-len 32 a tot 32 f. Toen was de noodige overeenstem-ming bereikt en kwamen de nieuwe artikelen reeds op27 Maart in behandeling bij de Tweede Kamer, waar zijwerden aangenomen. Dit resultaat is stellig voor eengroot deel te danken aan de energie van Peerbolte. Eenmeer theoretisch en stelselmatig aangelegd jurist zoudeze zaak wellicht van den aanvang af anders behan-deld hebben, maar wat hij hierin te kort kwam vergoed-de hij door zijne andere hoedanigheden.Bij de bouwvergunning was oorspronkelijk de eenigeweigeringsgrond limitatief geredigeerd, hetgeen bleekuit het woord ,,alleen", dat in 1921, tengevolge van eeneblijkbare vergissing, werd geschrapt. Hierdoor ontstondstrijd tusschen de opvatting van de Regeering bij Kon.Besluiten en die van den Hoogen Raad. Bij de wijzi-gingswet van 1931 werd deze kwestie opgelost dooreene nadere redactie, welke het limitatieve karakter derthans bestaande vier weigeringsgronden buiten twijfelstelde.Tusschen het rooilijn-instituut en het uitbreidingsplanontstond, nadat het eerste in 1931 in de wet geregeldwas, eenige overeenstemming doch ook eenig verschilwat de procedure van vaststelling en herziening betreft,hetgeen tot moeilijkheden leidde als het plan tevensgrenzen van bebouwing aangaf. Volgens de Memorievan Toelichting zou het uitbreidingsplan met zijne lijnenvoorgaan, maar volgens den tekst der wet was er een,,concursus" van twee instituten. Bij de wijzigingswetvan 1934 is ook deze kwestie opgelost in den zin van deMemorie van Toelichting van 1931.Genoeg om te doen zien hoe Peerbolte volhardend be-zig was de wettelijke voorschriften over de volkshuis-vesting aan te vullen en te verbeteren, waarbij hij des-bewust het risico liep dat eene wijziging nieuwe moeilijk-heden kon doen ontstaan, doch waarbij hij ook nimmer46 aarzelde dit te erkennen, om dan nieuwe wetswijzigingvoor te bereiden. Voor hem was de Woningwet nieteen voorwerp van rechtsstudie, maar een levend orga-nisme, dat zoo goed mogelijk aangepast moest wordenaan de eischen der zich steeds meer ontwikkelende prak-tijk, en dat het kader moest vormen voor het zelfbestuurder Gemeenten ter uitvoering van de wet.Bij dit onderwerp moet men niet vergeten dat zijnearbeid voor de volkshuisvesting slechts een onderdeelvormde van zijn arbeid voor de geheele volksgezond-heid, zoodat onder zijne leiding aan zijn bureau ookwetgevend werk moest worden verricht voor tal vanandere wetten, zooals de Drankwet en de Warenwet.Na de aanneming van het ontwerp-Woningwet van1931 schreef hij mij, in antwoord op mijn gelukwensch,dat hij zich nu aanstonds moest gaan wijden aan hetnog moeilijker onderwerp van de Pharmaceutische wet-geving, die groote puzzle op het gebied der volksgezond-heid, waarvan de oplossing nog steeds niet is gevon-den.Tot dusverre vestigde ik alleen de aandacht op zijnwetgevenden arbeid, daar ik voornamelijk op dit gebiedmet hem in aanraking ben gekomen, aanvankelijk sedert1913 op het Hygienisch Congres, later van 1920 tot1922 in den Rijkswoningraad en ten slotte in de cora-missie-Volkshuisvesting van den Gezondheidsraad. De-ze overgang vond plaats wegens de bezuiniging. Peer-bolte verklaarde toen, dat hij, indien hij moest kiezentusschen het behoud van het subsidie aan het Ned. Insti-tuut voor Volkshuisvesting en het behoud van denWoningraad, hij het eerste zou kiezen. Ik was dit methem eens, doch pleitte, gelijk ik reeds in 1918 in deVragen des Tijds en in 1919 in een prae-advies voorhet Hygienisch Congres had gedaan, voor de opnemingvan een adviseerend college over de volkshuisvesting inden Gezondheidsraad, als eene afdeeling met zelfstan-dige bevoegdheid tot het uitbrengen van adviezen. Ove-rigens ontmoette ik Peerbolte geregeld in de vergade-ringen van het Instituut, welke hij als belangstellendtoehoorder placht bij te wonen. Het trof mij in vergade-ringen, waarin hij aan de discussie deelnam, dat hij zeergoed bestand was tegen kritiek en tegenspraak konverdragen, hetgeen hij zelf zeide -- en terecht -- als eengroot persoonlijk voordeel te beschouwen. Niettegen-staande herhaald verschil van inzicht is mijne verhou-ding tot hem dan ook gedurende eene lange reeks vanjaren steeds van zeer aangenamen aard geweest. Beidewaren wij commentatoren van de Woningwet, ik sedert1901, hij sedert 1922, eerst met Mr. Scholtens en lateralleen, en wij zonden elkander geregeld deze publica-tien toe, terwijl hij ook geregeld de rapporten ontvingvan commissien over woningwetzaken, waarin ik zit-ting had.Peerbolte hield mijne belangstelling in het vraagstuk le-vendig door de herhaalde wijzigingsontwerpen -- erwaren er sedert 1901 veertien, ongeacht de voorontwer-pen -- en hij aanvaardde van zijn kant gaarne kritischewenken, in of buiten vergaderingen en commentaren,over redactioneele punten.Ten slotte was echter de geheele wetgevende arbeidvan Peerbolte wederom slechts een onderdeel van zijneveelomvattende werkzaamheid als Directeur-Generaal.Boven alles v/as hij adrainistrateur, die goed kon ,,red-deren", en besluiten nemen, teneinde eene zaak als denRullolA-ZVOOR BINNEN- EN BUITENWERKBESCHERMTAFDOENDERubbol A-ZRubliol A-ZRubbolA-ZIDEALE BESCHERMINGFRAAIE KLEURENEENVOUDIGE BEWERKINGDit zijn in groote trekken de eischen, welkeaan een goede afwerking worden gesteld.is een producl, vervaardigd volgens een geheel nieuwsysteem, waardoor eeri ideale bescherming werd be-reikl iegen water, zon, atmospheer, soda-, zeepoplos-singen, rookgassen, enz. (Daardoor ook speciaalgeschikl voor keukens en badkamers.)wordt geleverd in alle gewenschle kleuren.laai zich gemakkelijk verwerken, bezii bovendien eensnelheid van droging en doorharding, die tot dusverbij duurzame fabrikalen onbekend was.Een voordeel bij oud werk. De oplosmiddelen van RUBBOL A-Z zijn ten deele van agressievenaard. Hierdoor word! hel oude oppervlak opgelosl, zoover als noodig is, om een goede hechtingte verkrijgen en met de oude laag een geheel te vormen, Hel gebruikelijke inschuren met olie-verf is overbodig gev/orden, waardoor dus maleriaal en een bewerking worden bespaard.VRAAGT ADVIES!Brochures, kleurenkaarlenworden op aanvraaggaarne gezonden!SIKKENS' LAKFABRIEKEN N.V.AMSTERDAM GRONINGEN ROTTERDAMDe afwerking vaneike deur is ,|AF" !'' BRUYNZEEL-DEUREN hebben velevoordeelen:de borsten kunnen door deonverwoestbare drevel-constructie niet opengaan,de deuren schranken niet entrekken niet scheluw,ze vragen geen onderhoud.bruynzeel'sdeurenfabriek n.v.zaandamRANDInlichtingen bij:J. C. J. KNEGT & ZONENASSURANTIEKANTOOR VAN 1840AMSTERDAMMeer dan ecH half milUoen gulden besparingverkregen Gemeenten en Bouwvereenigingendoor gebruik te maken van de contracten, die deVereeniging van Nederlandsche Gemeenten dooronze tusschenkomst met assuradeuren afsloten.CORTLEVERKETELSTRAATAMSTERDAMSp ecialiteit inMARMERENSCHOORSTEENMANTELSSTIW W^ W'JZ&NIS KALK^ANDSTEEN ! VANNV KALKZANDSTEENFABRIEK,,VOGELENZANG"TE RHENEN (bij Wageningen) Tel. 390SCHERP ZANDSpecialiteit in Kalkzandsteenklinker, drukvastheid 320 KG.per cM^, wateropname 1 1 % (Onderzoek Koning & Bienfait)woningbouw te bevorderen, die kwesties kon oplossen,maar die ook aanvragen kon afwijzen, als deze hem omzakelijke redenen niet aanstonden. Hij kon op zijn bu-reau veel werk in korten tijd verzetten, en hield dannog tijd over om lange vergaderingen te bezoeken, ter-wijl hij vermoedehjk den inspannenden wetgevendenarbeid met de daaraan verbonden, meestal zijn persoon-hjken stijl verradende, Memories 's avonds thuis zalhebben moeten verrichten. Ik herinner mij een bezoekaan zijn bureau kort na de instelHng van den Woning-raad, toen ik geruimen tijd bij hem verbleef, maar slechtsgedurende ongeveer tien minuten geregeld met hem vangedachten kon wisselen, daar hij voortdurend gestoordwerd door spoedstukken of lange telefonische bespre-kingen over allerlei onderwerpen van volksgezondheid,hetgeen mij een beeld gaf van zijn rusteloos bestaan.Zijn oordeel over personen was slechts bij uitzonderingscherp, waarbij hij mij w^el verklaarde bij de beoordee-ling meer te hechten aan karakter dan aan talent. Bijde briefwisseling, welke ik van tijd tot tijd met hemhield over Woningwetkwesties bezat hij de goedeeigenschap, die aan meer personen eigen is, die hetbijzonder volhandig hebben; hij antwoordde altijd dade-lijk. Het waren steeds korte brieven, die in een evenfraai als duidelijk handschrift waren gesteld.In mijn laatsten brief aan hem gedurende zijn ambtelijkeloopbaan betuigde ik hem mijn dank voor zijne mede-werking om de bepalingen in het ontwerp van 1933 opte nemen over de mogelijkheid Woningcommissies inhet leven te roepen ter vervanging van de opgehevenGezondheidscommissies, eene oplossing, welke ik bijmijne volhardende oppositie in en buiten dit tijdschrifttegen de voornaamste bepalingen in dit ontwerp vanden aanvang af had nagestreefd. Peerbolte, die tijdensde bezuiniging had gestreden voor het behoud van denpost voor de tuberculose-bestrijding op de Staatsbegroo-ting, was ook overtuigd van het groote nut der krot-opruiming. Hij wist ook dat de Inspecteurs geen tijdhadden slechte woning-toestanden op te sporen, en dat,evenals de leden der Gezondheidscommissies hun werkbelangeloos hadden verricht, ditzelfde ook van de ledenvan Woningcommissies kon worden verwacht.In de slotbepaling der wet van 14 Juni 1934 wordt voor-geschreven dat voor 1 Januari 1940 de bepalingen vande artikelen 52a tot 55 a, welke als crisis-maatregelenwerden beschouw^d, moeten worden herzien. Het is eeneweemoedige gedachte dat de aangewezen man, omdezen nieuwen wetgevenden arbeid voor te bereiden,korten tijd na de invoering der wet van 1934 is afge-treden en thans ook niet meer in staat zal zijn hieroveraan belangstellende lichamen of personen van voorlich-ting te dienen.Vat ik mijne indrukken gedurende een tijdsverloop vanongeveer 25 jaren over de persoonlijkheid en werk-zaamheid van Peerbolte tezamen, dan komt een geeste-lijk bezit van hem op den voorgrond: toewijding. Toe-wijding aan de schoone zaak van volksgezondheid envolkshuisvesting.In de geschiedenis van de verbetering der volkshuis-vesting en hare wettelijke regeling in Nederland zal denaam van Mr. L. Lietaert Peerbolte steeds eene eervolleplaats blijven innemen.TV 1 ,-. A .1 ,^o-, Mr. I. KrusemanAmsterdam, 12 April 1937 ?Officieele mededeelingenOverlijden T. van MaanenIn de op 10 April 1.1. gehouden vergadering van denStedebouwkundigen Raad herdacht de Voorzitter hetlid van dien Raad, den Heer T. van Maanen, Directeurvan de Nederlandsche Heidemaatschappij, die sedertde vorige vergadering is overleden. De Stedebouwkun-dige Raad heeft aan de benoeming van den Heer vanMaanen ^ nog geen jaar geleden ^ veel waarde ge-hecht, en om zijn persoonlijke eigenschappen, en omdatdaardoor het nauwe contact met de Heidemaatschappij,dat tot dusver door het lidmaatschap van den vorigenDirecteur verzekerd was, op gelukkige wijze behoudenbleef. Ondanks den korten duur van zijn lidmaatschapbewaart de Stedebouwkundige Raad aan de medewer-king en de belangstelling ^'an den Heer van Maanen debeste herinnering. , ....De strijd tegen de overbevolking in Engelanddoor Ir. A. F. BakhovenIn Juli 1936 verscheen het ,.Report on The Overcrow-ding Survey in England and Wales 1936", uitgegevendoor het Ministry of Health, nadat 7 Mei 1936 vanwegehet Department of Health for Scotland was verschenenhet rapport: ,,Housing Overcrowding Survey".Beide rapporten zijn de uitkomst van een zeer belang-rijken maatregel in den strijd tegen de overbevolkingin Engeland, Wales en Schotland.De Housing Act 1935 geeft voor geheel Engeland voorhet begrip ,,overbevolking" een Avettelijk vastgesteldenorm, die door twee schalen w^ordt bepaald, welke hier-bij worden weergegeven.Arti kelenSchaal I Housing Act 1935De woning bestaat uit : Toegelaten aantal personen:een kamertwee kamersdrie kamersvier kamersvijf kamers235 10Voor iedere kamer boven de vijfpersonen met twee verhoogd.Schaal II Housing Act 1935Toe-Een kamer van een woning heeft een gelatenvloeroppervlakte van: aantalpersonen:110 square feet or more -- 10,22 m2 of meer 290--llOsq. ft. = 8.36--10,22 m2 IK70--90 sq. ft. = 6,50-- 8,36 m2 150--70 sq. ft. = 4,65-- 6,50 m2 Viunder 50 sq. ft. = minder dan 4,65 m^ 0Bij toepassing van deze schalen moet het volgende inacht worden genomen. 47Artlkelen48Het aantal personen (eenheden) waaruit een gezin be-staat wordt als volgt berekend :gezinsleden boven 10 jaar tellen voor 1 persoon ;kinderen van 1 tot 10 jaar tellen voor 3^ persoon ;kinderen beneden 1 jaar tellen niet mee.Bij de berekening van het aantal kamers worden alleenmeegeteld vertrekken, die als regel worden gebruikt alswoon- of slaapvertrek, zoodat keukens, bijkeukens, bad-kamers, bergruimten, enz. niet meetellen, daarentegende z.g. woonkamer-keuken, waarin gegeten en gewoondwordt, wel.Bij onderhuur worden de kamers, in gebruik bij denonderhuurder als een afzonderlijke woning beschouwd.In Sectie 1 van de Housing Act 1935 wordt aan iedereplaatselijke overheid de verplichting opgelegd om vooreen door den Minister vast te stellen datum een onder-zoek in te stellen naar de woningen, welke overbevolktzijn volgens de door de wet vastgcstelde norm, en aanden Minister een rapport uit te brengen over de resul-taten van het onderzoek, waarbij tevens voorstellenmoeten worden gedaan voor den bouw van nieuwewoningen, noodig voor de bestrijding van de overbe-volking, tenzij de aanbouw van de vereischte woningenop andere wijze verzekerd is.Daar de maatregelen tegen de overbevolking uitslui-tend arbeiderswoningen betreffen, geeft Sectie 12 vande Wet hiervoor een definitie n.l. :ieder perceelsgedeelte, gebruikt als een afzonderlijkewoning door leden van de arbeidersklasse of geschiktvoor zulk gebruik.Bij circulaire van den Minister van 19 November 1935werd aan alle plaatselijke overheden mededeeling ge-daan van de vaststelling van bovenbedoelde data n.l.le. voor voltooii'ng van het onderzoek: 1 April 1936;2e. voor indiening van een rapport over de resultatenvan het onderzoek: 1 Juni 1936;3e. voor indiening van voorstellen tot het bouwen vannieuwe woningen, noodig voor de bestrijding deroverbevolking: 1 Augustus 1936.De beide in den aanvang van dit artikel genoemderapporten over de overbevolking in Schotland van7 Mei 1936 en in Engeland en Wales van Juli 1936geven de resultaten van het ingestelde onderzoek.Het rapport voor Engeland en Wales bevat de geqe-vens van plaatselijke overheden, die gezamenlijk 96%van de bevolking vertegenwoordigden, voor Schotlandwas dit percentage 88,7.Als men hierbij in aanmerking neemt, dat in Engelanden W^les 8.924.523 woningen werden onderzocht enin Schotland 1.024.992, dus in totaal ruim 9.900.000woningen en dat de resultaten van het onderzoek ruimzes maanden na den aanvang konden worden gepubli-ceerd, dan kan men niet anders dan bewondering heb-ben voor de enerpieke wijze, waarop de strijd tegen deoverbevolking in Engeland is ingezet.Alvorens een en ander over de resultaten van het onder-zoek mee te deelen, iets over de wijze van onderzoek,waarbij de leiding uitging van het Ministry of Healthen de uitvoering aan de plaatselijke overheden wasopgedragen.Na overlea met de plaatselijke autoriteiten is door hetMinistry of Health een memorandum opgesteld, hetwelknauwkeurig aangeeft de wijze, waarop het onderzoekmoet worden geleid en waarbij de te gebruiken formu-lieren en tabellen worden voorgeschreven. Algemeenwerden de voorschriften en aanwijzingen van denMinister opgevolgd.De aan alle plaatselijke overheden aanbevolen methodeomvatte een onderzoek in twee elkaar opvolgende ge-deelten.Het eerste, voorloopige onderzoek, bestond uit een op-name van alle arbeiderswoningen, waarbij op een een-voudig formulier ter plaatse o.m. moest worden inge-vuld;a. of de woning onbewoond was;b. indien de woning bewoond was:1. het aantal gezinsleden, dat regelmatig in de woningslaapt, met hun leeftijd en verdeeld in personenboven de 10 jaar en personen van 1 tot 10 jaar;2. het aantal kamers.Op het bureau moest op het formulier worden ingevuld:het aantal ,,eenheden", waaruit ieder gezin bestond enhet volgens schaal I van de wet toelaatbare aantalpersonen (eenheden). Hierdoor werden alle woningenbekend, die volgens schaal I als overbevolkt moestenworden beschouwd, dus onafhankelijk van de groottevan de vertrekken.Het voorloopige onderzoek gaf dus niet die woningen,die niet volgens schaal I, doch wel volgens schaal II(waarbij in aanmerking genomen wordt de grootte vande oppervlakte der vertrekken) overbevolkt waren.Het opmeten van de vertrekken in alle woningen, diebij het eerste onderzoek niet overbevolkt waren volgensschaal I was vrijwel onmogelijk.Men heeft deze moeilijkheid op zeer practische wijzeopqelost en hierbij aldus geredeneerd. Een gezin, datvo'gens Schaal I in een woning mag worden toegelaten,doch niet volgens Schaal II, zal in aantal eenheden nietbelangrijk kunnen verschillen van het toelaatbare aantaleenheden van Schaal I.Daarom werd naast het volgens Schaal I toelaatbareaantal personen een ,,gereduceerd" toelaatbaar aantalvastgesteld, dat 20% lager was dan dat van Schaal I.Aangenomen werd dus dat de woningen, die volgensde gereduceerde Schaal I niet overbevolkt waren, ditook niet zouden zijn bij toepassing van Schaal II.En alleen die woningen werden opgemeten, die nietoverbevolkt waren volgens Schaal I, maar dit welzouden geweest zijn, indien het toelaatbare aantal per-sonen 20% minder zou zijn geweest dan volgensSchaal I. In Engeland en Wales kon hierdoor het aan-tal opgemeten woningen tot ongeveer een half millioenworden beperkt op een aantal woningen van 8.924.523,hetwelk in het onderzoek was betrokken. Het totaalaantal overbevolkte woningen, hetwelk op deze wijzewerd gevonden, bedroeg in Engeland en Wales 341.554,en bleef dus belangrijk beneden het aantal opgemetenwoningen, zoodat verreweg het grootste gedeelte vande opgemeten v/oningen niet overbevolkt bleek te zijn.Hieruit mag worden geconcludeerd dat het hulpmiddelvan de gereduceerde schaal een zeer gelukkige greepis geweest.Bij het opmeten van woningen moest een speciaal for-mulier worden ingevuld, waarop alle vertrekken moestenworden vermeld met lengte en breedte, vloeroppervlaken het toelaatbare aantal personen volgens tabel II,naast het werkelijk aantal personen. Verschillendedezer gegevens konden op het bureau worden ingevuld,sommige door overname van de formulieren van devoorloopige opname.Natuurlijk was voor zulk een uitgebreid onderzoek, datmeestal onder leiding van den ,.Medical Officer ofHealth", bijgestaan door ,.Sanitary Inspectors" met be-hulp van tijdelijke assistenten, werd uitgevoerd, een be-langrijke organisatorische arbeid noodig van de ver-schillende plaatselijke autoriteiten.De kosten van het onderzoek hebben in Engeland enWales bedragen ? ? 250.000. d.i. ongeveer ? 28 per1000 onderzochte woningen. In Londen, waar pl.m.1.000.000 woningen werden onderzocht. bedragen dekosten van het onderzoek ? 25.000 of ? 25 per 1000onderzochte woningen.Het doel van het onderzoek was in de eerste plaats,in iedere gemeente vast te stellen ieder geval van over-bevolking, met voldoende details om aan de plaatselijkeoverheid het nemen van speciale maatregelen ter op-heffing van de overbevolking mogelijk te maken. Hier-toe waren de gegevens van bovenvermelde formulierenvoldoende en deze werden door verscheidene plaat-selijke overheden op kaarten gebracht, waarvan de ach-terzijde wordt gebruikt om melding te maken van allemaatregelen. welke genomen worden om de overbevol-king te doen eindigen.In de tweede plaats bedoelde het onderzoek een over-zicht te verschaffen van den woningvoorraad, van aan-tal en grootte van de arbeiderswoningen en van hetaantal en de grootte van de arbeidersgezinnen, welkedie woningen gebruiken. een en ander voor het geheeleland, voor de steden en voor het platteland.Hiertoe was noodig een bewerking der gegevens. waar-voor speciale tabe'len. aangeduid met letter C. warenvoorgeschreven. De tabellen C zijn zoodaniq samenqe-steld. dat iedere verticale kolom aangeeft de aantallengezinnen van verschillende grootte. die de woningenbewonen. waarvan het volaens de wet toelaatbare aan-tal personen boven aan de kolom is aangeduid.Iedere horizontale rij geeft de aantallen en de groottevan de woningen. aanqeduid door het toelaatbare aan-tal personen. welke bewoond worden door gezinnen,waarvan de grootte (in eenheden) is aangegeven aanhet begin van de rij.Door een tranieslijn worden de aezinnen verdeeld in..overbevolkte" en ,,niet-overbevolkte".De ciifers juist boven de trapjesliin geven de gerinnenaan, die nog net niet ,,overbevolkt" ziin, doch dit zul-len worden, indien een kind van beneden het ja^r eenjaar ond wordt of wanneer een kind beneden 10 jaard'?ze leeftiidsqrens overschriidt.Dere tabellen C. waarvan het afdrukken in dit tijd-schrift te veel nla?itsruimte zou vernen, geven aan deplants'iliike overheden een waardevolle aanwiiziig overde soort ^^an woni'nqen, waarvan overvloed of tekort be-staat in hun gebied.Op grond van deze tabellen zullen de te nemen maat-regelen op woninggebied kunnen worden vastgestelden zal kunnen worden bepaald hoeveel woningen vanverschillende grootte gebouwd moeten worden ter be-strijding van de overbevolking niet alleen, doch ook tervervanging van te sloopen krotwoningen en voor eennormale toename van de bevolking. De tabellen C geven Anike'eeen algemeen beeld van de woningtoestanden in iederwillekeurig deel van het land en de Minister kan degegevens der tabellen C voor alle deelen van het landen voor alle steden gebruiken bij de beoordeeling vanvoorstellen tot het bouwen van nieuwe woningen enheeft hierdoor een leidraad voor de algemeene lijnenvan de woningpolitiek.Zelfs geven de verkregen cijfers een indruk van wathet gevolg zou zijn van een wijziging van de norm vanoverbevolking, welke in de Housing Act 1935 is vast-gesteld.Behalve de bovengenoemde tabellen C, zijn nog ver-schillende andere overzichtelijke tabellen samengesteld,welke door verschillende bewerking van de verzameldegegevens werden verkregen.Zoo geeft Tabel II een overzicht van het gemiddeldaantal kamers. waarover gezinnen van 1 tot 12 (enmeer) personen beschikken, en het gemiddeld aantalvertrekken, waarover de ,,overbevolkte" gezinnen vanverschillende grootte beschikken.Tabellen III en IV geven een overzicht van de woon-ruimten, waarover niet- en wel- ,,overbevolkte" gezin-nen beschikken, uitgedrukt in percenten van de woon-ruimte, welke zij volgens de wet als minimum noodighebben.Tabel V geeft een overzicht van de ,,overbevolkte" ge-zinnen, naar hun grootte en aantal, benevens welk per-centage van de gezinnen van iedere grootte overbevolktis.Tabel VI geeft een overzicht van alle overbevolktewoningen naar hun grootte en welk percentage derwoningen van iedere grootte overbevolkt is.Verder zijn nog overzichten gemaakt, weergevende degeographische verdeeling van de overbevolking overEngeland en Wales met kaarten, waarop voor de ver-schillende gemeenten en streeken het percentage van dewoningen, welke overbevolkt zijn, door verschillendearceeringen is weergegeven, terwijl bijbehoorende ta-bellen overzichten geven van de verschillende steden,graafschappen, landelijke districten en van de verschil-lende onderdeelen van Londen, alle gerangschikt naarhet percentage van de arbeiderswoningen, die overbe-volkt zijn.Hierdoor is een beeld verkregen van de wijze, waaropde overbevolking uiteenloopt in de verschillende deelenvan het land.Thans wil ik slechts eenige grepen doen uit den rijk-dom van gegevens, die bovengenoemde rapporten heb-ben gebracht.In geheel Engeland en Wales werden 8.924.523 wonin-gen onderzocht. Hiervan waren 341.554 overbevolktd.i. 3,8%.Het ergst is de overbevolking in het East End vanLonden, waar van 10 tot 17% van de onderzochte wo-ningen overbevolkt waren.Het percentage van de overbevolkte woningen bedroegin Londen (Metropolitan Boroughs and City) 7in de County Boroughs 4,2in de non-County Boroughs en Urban Districts 3in de Rural Districts 2,9Londen, Durham en Northumberland hebben gezamen-lijk meer dan 130.000 overbevolkte gezinnen of pl.m. 49Artlkelen 40% van alle overbevolkte gezinnen in het land, bijeen percentage van de geheele bevolking van slechts16%.De niet-overbevolkte gezinnen bestaan gemiddeld uit3,11 eenheden. Zij beschikken gemiddeld over eenwoonruimte, die volgens de norm van de wet geschiktis voor 6,76 eenheden.De overbevolkte gezinnen bestaan gemiddeld uit5,6 eenheden en beschikken gemiddeld over een woon-ruimte, geschikt voor 4,17 eenheden. Het gemiddeldeoverbevolkte gezin is 74% grooter dan het gemiddeldeniet-overbevolkte gezin en bewoont een woning vaneen capaciteit, welke 37% geringer is.Van alle overbevolkte woningen bestond 10,5% uit eenvcrtrek, 32,8% uit 2 vertrekken en 35% uit 3 vertrek-ken (woonkamer met 2 slaapkamers) en dus slechts21,7% uit meer dan 3 vertrekken.Dc overbevolking is dus het sterkst in de kleine wonin-gen.In sectie 37 van de Housing Act 1930 was een meerideale norm voor het toelaatbaar aantal personen aan-gegeven, welke norm was bedoeld voor de verplaatsingvan gezinnen naar nieuwe woningen.Men heeft nu voor een hypothetische norm, gelegentusschen die van de wet van 1930 en de wet van 1935,nagegaan hoeveel woningen bij toepassing van die normals overbevolkt zouden moeten worden beschouwd. Bijde keuze van deze hypothetische norm, welke hierbijwordt weergegeven, is voornamelijk uitgegaan van degedachte, dat in gezinnen met kinderen boven 10 jaar,deze, indien zij van verschillend geslacht zijn, niet ineen vertrek mogen slapen en dat in zulke gezinnen dewoonkamer niet als slaapkamer dient te worden ge-bruikt.Hypothetischit norm Housing Act 1935De woning bevat Toe gelaten aantal Toegelaten aantalpersonen personen1 kamer 2 22 kamers ^Vi 33 4 5 \. :4 5H TA- " 5 7 106 8H 127 lOH 1450Bij toepassing van deze hypothetische norm zou hetaantal gevallen van overbevolking 853.000 geweest zijnin plaats van 341.000.Volgens het rapport is echter het aantal gevallen vanoverbevolking bij toepassing van den maatstaf van deHousing Act 1935 zoo groot, dat men mag verwachten,dat in vele gemeenten de plaatselijke overheden, spe-ciaal die, welke bezig zijn met de uitvoering van hunkrotopruimingsprogramma, gedurende de eerstkomendejaren volledig bezet zullen zijn met de voorziening inde woningbehoefte, noodig voor de bestrijding vande overbevolking volgens de norm van de HousingAct 1935. Deze norm schijnt dan ook juist gekozen tezijn om doeltreffend werk te verrichten. Het rapportvestigt er echter de aandacht op, dat zoodra over hetalgemeen de tegenwoordige maatstaf is bereikt en hetparlement zou besluiten den maatstaf te verscherpentot bijv. den hierboven aangegeven ,,hypothetischenmaatstaf", dat het dan waarschijnlijk moet worden ge-acht de grens van dezen nieuwen maatstaf binnen be-trekkelijk weinige jaren te bereiken!In de hier besproken rapporten is een hoofdstuk mettalrijke gegevens gewijd aan de overbevolking in over-heidswoningen.Uit deze gegevens blijkt dat het percentage van over-bevolking in de overheidswoningen overal grooter isdan dat in woningen van particuliere eigenaren. In to-taal werden in Engeland en Wales 873.033 overheids-woningen onderzocht; hiervan waren 44.888 of 5,1%overbevolkt, terwijl van de particuliere woningen slechts3,7 % overbevolkt waren. In Londen waren van degemeentewoningen 10,5 % overbevolkt, van de parti-culiere woningen 6,8 %. Het hoogste percentage vanoverbevolking van gemeentewoningen in Londen kwamvoor in Poplar, waar 28,9 % van 2023 gemeentewo-ningen overbevolkt bleken te zijn. Het rapport toontmet cijfers aan dat de veelvuldig voorkomende geval-len van overbevolking in gemeentewoningen niet wor-den veroorzaakt door onderverhuring, doch door dehuisvesting van groote gezinnen in normale woningen.In de gemeentewoningen bestonden 58,7 % van alleoverbevolkte gezinnen uit 7 of meer personen (eenhe-den). In particuliere woningen bedroeg dit percentageslechts 23. In gemeentewoningen bestond slechts 8,6 %van de overbevolkte gezinnen uit 4 of minder eenheden,in particuliere woningen bedroeg dit percentage 33,8.Ook in Engeland doet zich dus het verschijnsel voor datparticuliere huiseigenaren de groote gezinnen weren.Toch blijkt tevens uit deze feiten, dat de plaatselijkeoverheden ernstig tekort geschoten zijn in het zorgenvoor voldoende huisvesting van de groote gezinnen.Een ander ernstig feit heeft het onderzoek naar de toe-standen in de overheidswoningen aan het licht gebracht.De plaatselijke overheden hebben in grooten getale eenwoningtype gebouwd, bestaande uit: woonkamer, keu-ken en 3 slaapkamers met een totale oppervlakte van760 sq.ft. of 70,6 m2; 626.000 of 72 % van alle ge-meentewoningen bestaat uit dit type. Zulk een woningis volgens de Housing Act 1930 geschikt voor een ar-beidersgezin van 5 personen (individuen) en volgensde Housing Act 1935 bedraagt het toelaatbare aantalpersonen (eenheden) van SYi tot 7.2515 van deze 3 slaapkamerwoningen bleek bewoonddoor 1 persoon. 337 door 1 volwassene -\- 1 kind be-neden 10 jaar! 34.400 van deze woningen waren doorslechts 2 personen (eenheden) bewoond.In de grootere gemeentewoningen eenzelfde verschijn-sel! Van de 3 slaapkamerwoningen met z.g. parlour enwoonkamer (dus woonkamer -|- 4 slaapkamers)waren 1930 bewoond door 1 persoon. .. .'.- , 256 ,, ,, ly^ ,,29.103 ,, ,, 2 personen.In totaal waren dus 68.541 gemeentewoningen met 3of 4 slaapkamers bewoond door 2 personen of minder!Het rapport geeft als verklaring van deze feiten, datvele dezer woningen wellicht vele jaren door eenzelf-den huurder werden bewoond en aanvankelijk voldoen-de bezet zouden zijn geweest, maar dat in verloop vantijd door normale oorzaken als sterfte, huwelijk vankinderen de betrokken gezinnen kleiner zouden zijn ge-worden. Een m.i. geheel onvoldoende verklaring. Degesignaleerde misstanden behooren tot de verschijnse-In dit gebouw werd in de afgeloopenmaanden een belangrijke CentraleVerwarmingsinstallatie aangelegddoorDEN HAAGZeestraat hoek BazarstraatCENTRALE VERWARMING SED?RT 1879I. VAN AALTEN & ZOONSpuistraat 30 - AMSTERDAM - Telef. 43671-43681IJZERWARENHANG-enSLUITWERKvan binnen- en buitenlandsch fabrikaatVertegenwoordigers vanLIPS' SLOTENFABRIEKTijdschrift voorVolkshuisvesting en StedebouwAWe siukken, de advedentien beireffende, ie zendenaan : Keizersgrachi 188, Amsterdam-C, Tel. 49128UW adres voorSANITAIRvan prima Hollands Aardewerk(SPHINX en CERAMIQUE)PH.ZEEHANDELAARGROSSIER - 2e Jan Steenstraat 112AmsterdamTevens verkrijgbaar Roodkoperen Buis,Soldeerfittingen merk ,,T. A." (zeerconcurreerend) en ..Dordrecht" Qas-fornuizen en comforen.TELEGRAM( YZER VEEL DUURDER STOP BESCHERM 60ED MET1\ FAKTORVERVEN VAN PREMIER LOOSDUINEN 1S.WIERSMA * AmsterdamEleciroiechnisch InsiallaieurCooperatiehof 2 Telefoon 20405Installateur van diverse WoningbouwvereenigingenErkend door G. E.W . AmsterdamHANG-EN SLUITWERKZOOALS ARTIKELEN VOOR HET BINNENHUISVINDT U IN ONGEEVENAARDE KWALITEIT ENUITVOERING IN DE MONSTERKAMER VANVERKOOP DOOR DENGOEDEN IJZERHANDELA.ZIERLEYNDR. NOLENSLAAN 5AMERSFOORTBRAAT-Plaat- en SmeedwerkBRAATGLASROEDENNIBRAGLASROEDENVENTILATIEKAPPENPLAAT- EN PERSWERKENSCHEEPSLUCHTKAPPENMetalen RamenRAMEN EN DEUREN VAN STAAL,BRONS EN ANDERE METALENWINKELPUIENGEPERSTE STALENDEURKOZIJNENMAGAZIJNSTELLINGENRAMEN VAN SCHOKBETONELFTCentrale VerwarmingCENTRALE VERWARMINGEN AANVERWANTEINSTALLATIESVOLAUTOMATISCHEOLIESTOOKINRICHTINGENVOLGENS EIGEN CONSTRUCTIE4000 UITGEVOERDE INSTALLATIESLoonschoopeerinrichtingFORTOLIETBeton-Emaillede beste naadlooze WAND-BEKLEEDING voor gang- entrappenhuislambris, douche-cellen, badkamers en keukens.hard -- makkelijk afwaschbaar --krimpscheurvrij -- glad en hygie-nisch -- in alle gewenschte kleurenvele jaren houdbaar en kleurechtalreeds toegepast o. a. door:Patrimonium, Amsterdam .... 1200 m^Mij. tot het Verkrijgen van EigenWon., Amsterdam 5400 m^Mij. V. Volkswoningen, Rotterdam 6500 m^Centr. Woningstichting, Arnhem 6800 m^Woningbouwver. ,,'t Westen",Amsterdam 7000 m^Alg. Woningbouwver., Amsterdam 2000 m^Inlichtingen, monsters, prijsopgave.N.V. Nederl. Fabriek van Betonemaille,,FORTOLIET"Croeselaan 3, UTRECHT -- 10 jaar ervaring !VOORNAAM END E G E L IJ KFRAAIE DESSINSEN KLEUREN^T^.GEMAKKELIJK INONDERHOUDKROMMENIEfr|-T4*M+THet wallboard met de drie asphalt'lagen,waardoor volkomen vochtbestendigheidverkregen wordt. ,,B1TUM1T" is uitmun-tend geschikt voor binnenbekleeding vanvochtige muren, plafondbekleeding enonderlaag onder linoleum.Een monster met beschrijving wordt U gaarneop verzoek toegezonden.REPPEL's Agentuur in BouwmaterialenMosseltrap 5a -- ROTTERDAM -- Telefoon 15436CENTRALE VERWARMINGH.V.GEVEKE.C9AMSTERDAMOLIESTOOK-INSTALLATIESVENTILATIE-INRICHTINGENWARMWATERVOORZIENINGVochtige muren en kelders kan men metLugato en Kirota zijnkleurloos en onbrandbaarVraagt inlichtingen aan:LUGATO vochtwerend middel voorkomen en metIv 1 tv vJ 1 rV vochtwerend middel herstellen.N.V. ,,FOLTU", AMSTERDAM C - Rapenburg 29, Tel. 43942 41615len, die zich bij een slappe en niet-doelbewuste leidingbij ieder gemeentelijk woningbedrijf zullen voordoen,als verhuring van woningen met lage huur aan gezin-nen met voor die huren te hooge inkomsten, verhuringvan woningen aan voor die woningen te kleine gezin-nen e.d., met als gevolgen weinig huurschuld, nette be-woning en weinig moeite voor het betrokken overheids-personeel.Het rapport noemt als lichtzijde van deze onvoldoendebezetting van overheidswoningen, dat hierdoor de op-lossing van het probleem van de bestrijding van deoverbevolking eenvoudiger wordt, voor zoover althansde overheidswoningen betreft!Over het aantal woningen, noodig ter bestrijding vande overbevolking wordt in het rapport voor Engelanden Wales het volgende opgemerkt. Aan de plaatselijkeoverheden is verzocht om op 1 Augustus 1936 aan denMinister in te zenden hun schatting van het aantalbenoodigde nieuwe woningen en het aantal en de groot-te van die, welke zij noodig achten om zelf te bouwen.Bij het maken van deze schatting zullen zij rekeninghebben te houden, niet alleen met de behoeften vande gezinnen, die ,,overbevolkt" waren ten tijde van hetonderzoek, maar ook met die gezinnen, die klaarblijke-lijk, door ouder worden van kinderen, binnen de eerst-volgende 2 jaren, overbevolkt zullen worden. Ook zul-len zij rekening moeten houden met het feit, dat over-bevolking op verschillende wijze kan worden bestre-den, bijv. in hun eigen woningen door verplaatsing van,,overbevolkte" gezinnen en van te ruim behuisde ge-zinnen,Ook zal rekening moeten worden gehouden met de on-bewoonde woningen, voor zoover die niet noodig zijnvoor de normale verhuizingen van de bevolking.Zeker zal het benoodigde aantal nieuwe woningen be-langrijk lager zijn dan het aantal overbevolkte wonin-gen. De rapporten over de aantallen benoodigde nieu-we woningen, die ten tijde van de samenstelling vanhet rapport reeds van sommige autoriteiten waren bin-nengekomen, geven den indruk, dat het benoodigdeaantal nieuwe woningen ongeveer 50 % van het totaleaantal overbevolkte woningen zal bedragen. Het rap-port over de overbevolking in Schotland bevat in af-wijking van dat voor Engeland en Wales wel eenvolledige schatting van het aantal nieuwe woningen,dat noodig zal zijn ter bestrijding van de overbevolking.Op een aantal van bijna 241.000 overbevolkte wonin-gen, wordt in dit rapport noodig geacht de bouw vanruim 151.000 nieuwe woningen, dus een aantal van ?60 % van het aantal gevallen van overbevolking. Deverschillende plaatselijke overheden stellen gezamen-lijk voor ruim 54.000 woningen of 36 % van het be-noodigde aantal nieuwe woningen zelf te bouwen inde jaren 1936, 1937 en 1938.Van de benoodigde 151.000 nieuAve woningen in Schot-land moet volgens het rapport ruim 47 % uit 3 kamers,bijna 43 % uit 4 kamers en bijna 10 % uit 5 of meerkamers bestaan.Indien ook in Engeland en Wales het aantal benoodigdenieuwe woningen op 60 % van het aantal overbevolktewoningen wordt aangenomen, dan zouden ? 200.000nieuwe woningen noodig zijn. Bovendien zullen nog? 150.000 woningen moeten worden gebouwd voorde door de krotopruiming verdreven gezinnen. In het AmkeUrapport wordt de bouw van deze aantallen woningen inenkele jaren mogelijk geacht. Het zal belangwekkendzijn over enkele jaren te vernemen hoeveel woningenin werkelijkheid zijn gebouwd ter bestrijding van deoverbevolking en of de huisvesting van de arbeiders-klasse zoo ver zal zijn verbeterd, dat aan wijzigingvan de normen voor het begrip overbevolking in ernstkan worden gedacht.De krachtige wijze, waarop de strijd tegen de overbe-volking in Engeland onder leiding van het Ministry ofHealth is ingezet, doet het beste voor de naaste toe-komst verwachten.Vergelijking met Nederland of met de hoofdstad deslands is helaas niet mogelijk. Zoomin in Amsterdam alselders in Nederland wordt lets gedaan tegen de over-bevolking van woningen.Zelfs leidt de wijze, waarop de gegevens van de be-kende volksteHingen worden verzameld en bewerktslechts tot het verkrijgen van een momentopname vanjaren her, meer geschikt voor theoretische beschouwin-gen dan voor het nemen van practische maatregelen.In Amsterdam wordt thans een woning- en gezinstel-ling gehouden, waarvan de uitkomsten een beeld zullengeven van den toestand op 1 Juh 1936, doch de resul-taten kunnen niet voor 1 Juli 1937 worden verwacht.De woningtelling zal een volledig overzicht geven vanhet aantal vertrekken van alle woningen van den ge-heelen woningvoorraad in Amsterdam. Door het Be-volkingsregister zullen gegevens worden verstrekt overalle gezinnen, betreffende aantal gezinsleden, leeftijden geslacht der gezinsleden en adres.Bij de bewerking van de gegevens ontbreekt echter eenwettelijk vastgestelde norm voor het begrip ,,overbe-volking", zooals in Engeland in de Housing Act 1935is vastgesteld.Bij de bewerking van de gegevens van de Volkstelling1930, waarvan de resultaten eerst drie jaren na de tel-ling gepubliceerd werden, werd als norm aangenomen,dat personen van verschillend geslacht van 14 jaarof ouder en niet met elkaar gehuwd, niet in een ruimtemogen slapen. Keukens, bergzolders, kelders werden,voor zoover daarin geslapen werd, als slaapvertrek inrekening gebracht. Practische resultaten heeft de Volks-telling 1930 voor den strijd tegen de overbevolkingniet opgeleverd.In Amsterdam ontbreekt thans een op deugdelijkegrondslagen, na behoorlijk overleg met deskundigen opwoninggebied, door het gemeentebestuur vastgesteldenorm bij de bepaling of een woning al of niet als over-bevolkt moet worden beschouwd. Dit feit doet ernstigtwijfel rijzen of de resultaten van de woning- en ge-zinstelling wel zullen worden benut voor een daadwer-kelijken strijd tegen de overbevolking in Amsterdamen of niet het te verkrijgen rapport even weinig resul-taat zal opleveren als het nieuwe artikel 188 der Am-sterdamsche Bouwverordening, hetwelk verbiedt wo-ningen te verhuren aan gezinnen, die grooter zijn danin dit artikel vermeld, welk artikel op 1 Juli 1936 inwerking trad, doch nog steeds niet wordt toegepast.Moge een belangrijk werk als de woning- en gezins-telling te Amsterdam worden gebracht in een meer al-gemeene sfeer van medewerking en belangstelling van 51Artikelen52alien, die tot taak hebben te werken aan de verbeteringder volkshuisvesting, zoo mogelijk in de meest algemee-ne sfeer van de publieke belangstelling, waarin ook inEngeland de belangrijke rapporten over de overbevol-king tot stand zijn gekomen.Luchtbescherming en Woningwetdoor Mr. J. VinkLangen tijd heeft de Regeering zich op het standpuntgesteld, dat de bescherming van de bevolking tegenluchtaanvallen een belang was, waarvan de behartigingbehoorde tot de taak der gemeentebesturen. De praktijkbewees intusschen de noodzakelijkheid van een regelingvan Rijkswege. Na vrij langdurige voorbereiding is dezeten slotte tot stand gekomen door de wet van 23 April1936, S. 302.De wet beoogt ,,bepalingen vast te stellen tot het treffenvan maatregelen om zooveel mogelijk de gevaren te be-perken, voor de bevolking voortvloeiende uit luchtaan-vallen." Deze maatregelen strekken zich uit op ver-schillend gebied. Zij betreffen blijkens art. 1 der wetmet name de waarschuwing en alarmeering, de taak derbi] de bescherming betrokken gemeentelijke diensten,de organisatie van hulpdiensten, de verlichting, de voor-lichting van en de gedragsregels voor de bevolking, demiddelen van bescherming en ontsmetting, de verplich-tingen van bedrijven, diensten en instellingen en debescherming van schatten van geschiedenis, kunst enwetenschap. De middelen tot bescherming van de bevol-king vallen deels op het terrein van de Woningwet.Over de bepalingen, welke hierop betrekking hebben,volgen in het onderstaande enkele opmerkingen.De wijze, waarop het verband tusschen de Wet betref-fende bescherming tegen luchtaanvallen en de Woning-wet is gelegd, doet denken aan die, welke bij de Hinder-wet en de Veiligheidswet is gevolgd. De luchtbescher-mingswet bepaalt, dat de Minister van BinnenlandscheZaken met het oog op de beperking van de gevaren,voor de bevolking voortvloeiende uit luchtaanvallen, bijhet bouwen enz. van bepaalde gebouwen bizonderevoorzieningen kan eischen (art. 6). In aansluiting daar-aan is in de Woningwet een 6is-artikel opgenomen (art.6 bis), dat voor de bouwaanvragen, welke onder deluchtbeschermingswet vallen, de vereischte wijzigingenbrengt in de procedure en de verdere gevolgen regelt.Eigenaardig is intusschen, dat men het noodig heeftgevonden den inhoud van art. 6 der luchtbeschermings-wet in verkorten vorm te herhalen in een nieuw art.1 bis der Woningwet. De bevoegdheid van den Ministerten aanzien van de bouwplannen is aldus in twee oververschillende wetten verdeelde, doch zakelijk geheelovereenkomstige bepalingen vastgelegd.De aanwijzing van de gebouwen, waarvoor bizonderevoorzieningen kunnen worden geeischt, is krachtens art.6 der luchtbeschermingswet geschied bij art. 7 van hetKoninklijk besluit van 15 Augustus 1936, S. 347 in ver-band met art. 1 van het Koninklijk besluit van 22 Sep-tember 1936, S. 386, houdende indeeling van de ge-meenten in gevarenklassen. De gebouwen vallen onderde wet, indien hun grondoppervlakte naar gelang vande indeeling der gemeenten meer bedraagt dan in deonderstaande tabel is aangegeven.gevaren-klassegrondoppervlakte in m^ voor gemeenten:t/m 10.000 inw.boven 10.000t/m 50.000 inw.boven50.000 inw. ')1 80 150 2502 100 180 2803^) 120 220 350Alle aanvragen om vergunning tot het bouwen, het ge-heel of voor een gedeelte vernieuwen of veranderen ofhet uitbreiden van de aldus aangewezen gebouwenvallen onder de bizondere regeling van art. 6 bis derWoningwet. Dit beteekent, dat Burgemeester en Wet-houders een exemplaar van het verzoekschrift met debijbehoorende stukken moeten inzenden aan den Mi-nister van Binnenlandsche Zaken, teneinde door dezente doen beslissen of van Rijkswege voorzieningen inverband met de bescherming tegen luchtaanvallen moe-ten worden voorgeschreven. Is dit het geval, dan zijnBurgemeester en Wethouders verplicht het aanbrengenvan die voorzieningen als voorwaarde te verbindenaan de bouwvergunning. De kosten, welke uitsluitendeen gevolg zijn van het treffen van deze voorzieningen,komen ingevolge art. 6, lid 2 der luchtbeschermingswetten laste van het Rijk. In verband daarmede was hetgerechtvaardigd, art. 7 der Woningwet aldus te wijzi-gen, dat van de voorwaarden, welke krachtens de be-slissing van den Minister zijn opgenomen, geen beroepop den gemeenteraad openstaat.Ten behoeve van het onderzoek van de bouwplannendoor den Minister is voor de desbetreffende aanvragende ingevolge de Woningwet bepaalde termijn van be-slissing verlengd, en wel met vijf weken. De Ministeris bovendien bevoegd dezen laatsten termijn alsnog metvier weken te verlengen. Voor de terugzending van destukken door den Minister en de mededeeling vaneventueel te eischen voorzieningen is een termijn vanvier weken na de ontvangst (zoo noodig met vier wekente verlengen) voorgeschreven. Hebben Burgemeester enWethouders binnen dezen termijn geen mededeelingontvangen, dan handelen zij alsof geen bizondere voor-zieningen worden geeischt. Het is zeer te wenschen, datde Rijksadministratie het bij den overvloed van plan-nen, welke zij uit het geheele land te behandelen zalkrijgen, niet op deze laatste bepaling zal laten aanko-men, maar zal blijven voortgaan een -- zij het dan veelalnegatief ^ bericht te zenden, zoodra de beslissing om-trent de beoordeeling van een plan uit het oogpunt vanluchtbescherming is genomen. Geschiedt dit niet, danbrengt de toepassing der nieuwe bepalingen een voorde belanghebbenden menigmaal bezwaarlijke vertragingmede in de afdoening der bouwplannen. Men moetimmers aannemen, dat de termijn van vijf weken eerstbegint te loopen nadat de termijn ingevolge de bouw-1) Voor Amsterdam, 's Gravenhage en Rotterdam (behalve Hoekvan Holland) 280 m^.2) Voor zoover de Minister het noodig acht voor deze gemeentenvan zijn bevoegdheid gebruik te maken.verordening geheel is uitgeput, dus -- indien de ver-ordening met die mogelijkheid rekening houdt -- is ver-lengd. Aldus wordt dikwijls reeds een tijdsduur van ? 2maanden verkregen, zoodat dan bij gebreke van berichtvan den Minister eerst na ruim 3 maanden (2 maanden-f 5 weken) over de bouwvergunning kan worden be-slist. Bij verdaging door den Minister kan de totaleduur der behandeling ruim 4 maanden worden.Indien gewichtige belangen dat vorderen, is tegen eenvrij lange tijdsduur voor het onderzoek geen redelijkbezwaar te maken. Intusschen is het uit dit oogpunt --en eveneens uit dat van administratieve efficiency in hetalgemeen -- wel te betreuren, dat de wet geen enkelander onderscheid tusschen de bouwplannen maaktdan naar de minimum-grondoppervlakte. Er zullenimmers ook bij gebouwen boven dat minimum talrijkeplannen worden ingediend en dus naar 's Gravenhagemoeten worden opgezonden, welke of op zich zelf ofvoor de luchtbescherming van geenerlei belang zijn,Men denke b.v. aan ondergeschikte verbouwingen ofuitbreidingen; aan werkzaamheden, welke niet op dekelderverdieping betrekking hebben; aan gebouwen,welke te dicht bij gevaarsobjecten liggen of zelf gevaars-object zijn e.d. Terecht heeft de Hoofdinspecteur voorde Volkshuisvesting in een artikel in ,,Publieke Wer-ken" van Januari 1937 erop gewezen dat het omvang-rijke werk, verbonden aan het inzenden van alle plan-nen met betrekking tot gebouwen boven de minimum-oppervlakte, grootendeels overbodig is en dat wijzigingvan de wet op dit punt wel niet zal zijn te ontgaan.De moeilijkheid is uiteraard gelegen in het aangevenvan een bruikbaar criterium voor de plannen, welkewel voor beoordeeling door het Rijksgezag van belangzijn. Het komt mij echter voor, dat het doel van de ge-heele regeling te dezen aanzien wel een aanknoopings-punt kan bieden. Dit doel bestaat n.L, zooals bij debehandeling der wet uitdrukkelijk van Regeeringswegeis te kennen gegeven '), in het aangrijpen van de bouw-plannen als een gelegenheid voor het met zoo weinigmogelijk extra-kosten verkrijgen van openbare schuil-plaatsen. Het onderzoek van Rijkswege betreft derhalveniet eventueele maatregelen, welke voor de bewoners ofgebruikers van het gebouw uit een oogpunt van zelfbe-scherming nuttig zouden zijn. Evenmin zal het betrek-king hebben op voorzieningen, welke b.v. voor de ge-meentelijke hulpdiensten bij de luchtbescherming belangzouden hebben. Het onderzoek bedoelt uitsluitend na tegaan, of de oprichting, wijziging of uitbreiding van hetgebouw dienstbaar is te maken voor het geven vanonderdak aan de bevolking, welke zich tijdens eenluchtaanval op blootgestelde punten op den openbarenweg bevindt. Van belang zullen dus slechts zijn debouwplannen, die:a. werkzaamheden omvatten in een gedeelte van eengebouw, dat uit constructief oogpunt voor het onder-brengen van een schuilgelegenheid in aanmerkingkomt;b. betrekking hebben op een gebouw, dat gelegen is inde nabijheid van een punt, waar zich geregeld veelpubliek op straat pleegt te bevinden en dat voorts nietdoor ligging bij gevaarsobjecten of om andere redenen,ontleend aan het luchtbeschermingsplan, buiten beschou- AniUeienwing moet blijven.Het eerstgenoemde criterium is van technischen aarden leent zich m.i. wel voor een omschrijving in de wets-bepaling zelf of in den ter uitvoering daarvan genomenAlgemeenen Maatregel van Bestuur. De tweede maat-staf vraagt plaatselijke beoordeeling. In dit opzicht zouhet van nut zijn de gemeentelijke luchtbeschermings-diensten in te schakelen en aan deze de voorloopigeschifting van de plannen over te laten. In ieder geval ishet waard een poging te doen, om het noodeloos heen-en weerzenden van stukken, bij welker afdoening veelalgewichtige particuliere belangen zullen zijn betrokken,te voorkomen.Voor de gemeentelijke administratie zal het gemeenlijkwel een bezwaar zijn, voor het onderzoek van Rijks-wege een volledig stel van de bouwaanvrage en de bij-behoorende teekeningen te moeten missen. Het kandaarom aanbeveling verdienen, in de bouwverordeningde indiening van een extra-stel voor te schrijven vooraanvragen, welke betrekking hebben op gebouwen bo-ven het in de gemeente geldende minimum-grondopper-vlak als bedoeld in de luchtbeschermingswet. Of debouwverordening zich ook verder met de luchtbescher-ming zal dienen in te laten? In het aangehaalde artikelwordt uiteengezet, dat de bevoegdheid daartoe bestaatvoor zoover betreft het geven van voorschriften ter be-scherming van hen, die zich tijdens een luchtaanval inwoningen of andere gebouwen bevinden. Er zijn echter-- ook afgezien van de overwegingen, welke er voordoen huiveren de afschuwelijke mogelijkheden van denluchtoorlog tot voorwerp van normale voorziening in debouwverordening te maken -- in dat geval financieeleconsequenties van verstrekkenden aard, indien men al-thans inderdaad op korten termijn tot een redelijkengraad van bescherming wil geraken, Ook voor de rege-ling in art. 6 bis der Woningwet geldt trouwens, dathaar practisch effect in hooge mate afhankelijk zal zijnvan de geldmiddelen, welke het Rijk voor dit doel be-schikbaar kan stellen.De Redactie is den Heer H. Giraud, Directeur-Generaalvan den Dienst der Openbare Werken van de stadParijs, zeer erkentelijk voor zijn bereidwilligheid voorons Tijdschrift een artikel te schrijven over het onderzijn leiding opgemaakte streekplan Groot Parijs. Wijwenschen den Heer Giraud en zijn medewerkers vanganscher harte toe, dat hun arbeid binnen niet te langentijd door vaststelling en goedkeuring van het plan metsucces zal worden bekroond, opdat het zijn heilzameninvloed op de verdere ontwikkeling van de agglomera-tie Parijs moge uitoefenen.De RedactieHet ontwikkelingsplan voor de streek vanParijs iI door Henri Giraud, Directeur-Generaalvan Openbare Werken te Parijs1) M. V. T. biz. 4.Het oude Parijs heeft een bevolking van drie millioeninwoners, welke een neiging vertoont tot vermindering,maar de groote stad, vroeger geisoleerd gelegen te 53Artikelen midden van een groot aantal omringende kleine gemeen-ten, waarvan zij door landelijke terreinen was geschei-den, heeft de bebouwde kommen van die gemeentenzich langzamerhand zien ontwikkelen en aaneenvoegenom ten slotte met haar samen te vloeien tot een enkelenederzetting, die zelfs de grenzen van het departementvan de Seine heeft overschreden en die Groot Parijsvormt met 6 millioen inwoners.Maar al is de nederzetting, waarover het gaat, eengeheel, waarvan alle deelen nauw aaneengesloten zijn,toch is dat geheel door een volkomen kunstmatig ge-worden administratieve indeeling verdeeld gebleven inmeer dan 600 onafhankehjke gemeenten, waarvan deeene: Parijs, meer dan 3 milhoen inwoners heeft ensommige anders slechts twee tot driehonderd, terwijlhet geheel zich uitstrekt over het grondgebied van vierdepartementen.Deze abnormale administratieve toestand, overblijfselvan het verleden, is de oorzaak van de onmiskenbare ge-brekkigheid van de ontwikkeling van het gebied rondParijs.Ofschoon het zeer lang duurt voor de openbare mee-ning in beweging komt voor vraagstukken, die haarslechts zuiver administratieve beteekenis schijnen tehebben, zoo is zij tenslotte toch belang gaan stellen inhet vraagstuk van de ontwikkeling en gaan begrijpendat in deze agglomeratie, die in werkelijkheid een en-kele stad vormt, een algemeen plan een volstrekte eischwas en dat men niet kon doorgaan met elke gemeenteeen plan te laten maken zonder zich te bekommerenom haar buren. Zij heeft ook begrepen dat een zekerfinancieel verband moest worden tot stand gebrachttusschen al die gemeenschappen, waarvan sommige rijkzijn en andere arm, al naar den aard van de bevolking,die er woont, maar die in werkelijkheid leden zijn vaneen maatschappelijk lichaam, zooals de verschillendewijken van eenzelfde stad daarvan niet kunnen wor-den losgemaakt.Uit de ontwikkeling van deze stemming is een wet vanden Hden Mei 1932 geboren, die de vaststelling van eenstreekplan voorschrijft.Dat plan is van 1932 tot 1934 voorbereid onder toezichtvan het Comite superieur d'Amenagement et d'Organi-sation generale de la Region parisienne, dat al in 1928is ingesteld en dat vertegenwoordigers van den staat,van de plaatselijke raadsleden en ambtenaren telt.Het plan is ontworpen in overleg met den voortreffe-lijken architect M. Prost, lid van het Institut, met me-dewerking van ambtenaren van de stad Parijs en in hetbizonder van M. Fontaine, Inspecteur-Generaal, toege-voegd aan den Directeur-Generaal van Openbare Wer-ken van Parijs en met de waardevolle hulp van de ver-schillende diensttakken van den Staat en van de belang-hebbende departementen en gemeenten.Het ontwerp is onderworpen geweest aan een openbaaronderzoek, waartoe in alle gemeenten, die de streekvan Parijs vormen, gelegenheid is gegeven. De plaat-selijke Raden, de Kamers van Koophandel en van Land-bouw, de groote openbare diensten hebben hun oordeelte kennen gegeven.Op het oogenblik is men bezig, rekening houdend metde bij het ter visie liggen verzamelde opmerkingen,b4 waarvan geen enkele ingrijpende veranderingen van hetoorspronkelijk ontwerp meebrengt, het plan in gereed-heid te brengen voor de definitieve goedkeuring, dieniet lang kan uitblijven.Intusschen stellen beschermingsmaatregelen, die geno-men zijn krachtens een wetsdecreet van 25 Juli 1935,de autoriteiten van nu af aan in de gelegenheid zich teverzetten tegen de uitvoering van elke ontsluiting vanbouwterrein of bebouwing, die later aan de verwerke-lijking van het streekplan in den weg zou kunnen staan.Dank zij dezen maatregelen is dus een eind gemaakt aandie eenigszins anarchische ontwikkeling, die het esthe-tisch aspect en de organisatie van de Parijsche agglo-meratie maar al te zeer in het gedrang gebracht heeft.Het past, er hier den nadruk op te leggen dat dit streek-plan op zich zelf niet voldoende is om de voorwaardenvoor de ontwikkeling van de streek te omschrijven.Dat streekplan moet inderdaad aangevuld worden doorevenveel afzonderlijke gemeentelijke plannen als er ge-meenten zijn in Groot Parijs.Ziedaar een zeer bizondere eigenaardigheid, die zichlaat verklaren uit de administratieve indeeling, die wijboven omschreven hebben. Zij is de bron van enkeleverwikkelingen; men is aanvankelijk geneigd haardwaas te achten, maar bij nadere beschouwing vertoontzij vele voordeelen.Het streekplan beantwoordt aan een idee van samen-hang, aan algemeene gezichtspunten, aan hetgeen vanbelang is althans voor een aanmerkelijk deel van deagglomeratie.Op het plan zullen voorkomen de groote wegen, delijnen van den stadsspoorweg, de groote parken, dealgemeene beperkingen van den eigendom, die op eengeheele zone van toepassing zijn, enzDaarentegen zijn het de gemeentelijke plannen, die dedetail-aangelegenheden zullen regelen, het trace van dewegen, bestemd voor zuiver plaatselijk verkeer of voorde verkaveling, de ligging van de kleine wijkplantsoe-nen, de bizondere eigendomsbeperkingen, enz.Maar de ontwerpers der gemeentelijke plannen moetengetrouw en volstrekt de bepalingen eerbiedigen van hetstreekplan, dat zich tegenover hen alien doet gelden endat in zekeren zin een net met ruime mazen vormt,waarbinnen zij alleen hun initiatief vrij spel kunnenlaten.Het streekplan is aldus vastgesteld kunnen worden meteen ruimen blik over het geheel, uitsluitend geleid doorhet algemeen belang, zonder zich te zeer bezorgd temaken over de menigvuldige plaatselijke toevallighe-den, waarmede een plan in onderdeelen rekening moethouden. Het zal een stevig geraamte vormen voor hetalgemeene plan, dat tot uitvoering moet worden ge-bracht.De leidende idee van het ontwerp is niet geweest hetbegunstigen van de ont^vikkeling van een bevolking,die reeds te talrijk is in verhouding tot die van geheelFrankrijk, maar integendeel het streven om door eenontlasting van de streek de levensomstandigheden vande bevolking, die er woont, te verbeteren.Het is een werkelijk ontwikkelingsplan en niet een uit-breidingsplan, zooals men het dikwijls ten onrechtenoemt.Het stelt dus de groote lijnen vast van een programmavan werken, die uitgevoerd moeten worden om een be-F--I AMI VM.wOONW/JKtN. 1 NDu'SlRie, fNZ "OOi-nWLuLsj&05CH . PAKH ^. ION6EftOUw'0 rt^ii .s -^?.?^f ?''1.1^1/1/ /?r%/// ./y.y'- f/"?j^ ^ B?I?Ss X ''-' 1 %>Artikelen-vmira-rfmiiir^.NmcY-STfmBBmEy i\ \^''^OlSX.. '^^ASBOU.'iCr-\>^J?-'j>Ir- ""^'^"'?"'"n*'*?!'!?Reproductie van het ontwikkelings-plan voor de streek van Parijs55Artikelen vredigende ontwikkeling tot stand te brengen, terwijlhet tegelijkertijd de beperkingen van den eigendomvastlegt, die noodzakelijk zijn om later de uitvoering tevergemakkelijken van werken, die onmisbaar zullenworden en vooral om eenige orde te brengen in denbouw van opstallen. Deze zullen niet meer opgerichtmogen worden, zooals totnutoe, naar het toeval vanpersoonlijke grillen en zonder zich om de buren te be-kommeren, maar overeenkomstig algemeene voorwaar-den, die de noodzakelijke harmonie verzekeren van allebelangen, die erbij betrokken zijn.Wat men het streekplan noemt omvat
Reacties