nuiSvesTinSt?'Orgaan van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvestingen Stedebouw en van de Nationale Woningraad, waarin opge-nomen de mededelingen van de Rijksdienst voor het NationalePlan, en tevens gewijd aan de WederopbouwMaart 1957 38e Jaargang no 3.*??.,? ? ? De toekomst staat voor de deurOver enkele Jaren zai blijken of de beslls-singen van vandaag juist waren. Wanneer Uvandaag besluit tot toepassing van onzeHASCO-LAC en HASCOLIN synlhetischelaksystemen voor hout en metalen, zaI datzeker geen stap in het onzekere zijn. In-tegendeel, v^ant de zich door de Jaren steedsherhalende bestellingen van vakmensen die,,een naam" te verllezen hebben, sprekenvan een vertrouwen, dat voor ons ALLESbetekent.Sohroudar's lakfahrleken Sohoonhover HollandR.GRUIJFF&ZN.AMSi'ERDAM-C. - Fokke Simons^straat 62-68 - Telef. 32051?Draaideuren - SchuifwandenHarmonicawandenGaragedeuren en alle Betimmeringen^^^.^ Fabriek van^KS^^^SI^^ alle zonweringen.-^^^S|:: Aluminium JaloezieenLuxaflex MarkiezenZonneschermen^.i-4j Speciaal voorflat- en woningbouw.,,ZONNEWEEr Vraagt offerte.ROTTERDAMKantoor: Oost-Sidelinge 41 cFabriek: Overschieseweg 74 --- telefoon 86539- telefoon 42982Makelaarskantoor A.W.VAN VLIETKorte Tiendeweg 10 - GOUDA - Telefoon 3509belast zich gaarne metKOOP, VERKOOP, TAXATIES en BEHEERvan ONROERENDE GOEDERENHypotheekbemiddelinK en alle verzekeringenC. VAN DEN HONDELGOUDA - TUINSTRAAT 3a - 71 - TELEF. 3289 (K 1820)TRAPPENFABRIEKvoor eike bouwerijSCHEWIL V.V.heeft bewezen het betere materiaal te zijnvoor isolatie op ieder gebied.De SCHEWIL KANAALPLATEN zijn hetgrootste wonder van deze tijd.Denk er vooral aan op tijd te bestellen,om teleurstelling te voorkomen.Bouwplatenfabriek Willemse Delft N.V. - Etten N. Br.Tel. K 1608--572 - Prive 578 - 585. Kantoor, fabriek enopslagterrein: Oude Kerkstraat 17.OVEHSCHISSCME*EO 60, OVERSCMIE, TELEFOON 41276 (ROAM)GINTi^ALiVE^WAI^MALLE SYSTEMEND. W. WASSINK & ZOONWINTERSWIJK -- Ratumsestraat 47-49 -- Tel. 2594-2968LICHTDRUKKENHET ADRESC. A. DE JONGMODERNE REPRODUCTIE-INRICHTINGf OLKINGESTR, 15 TE^. 2271 7 GRONINGENVoor GLASN.V. DORDTSCHE GLASHANDELKuipershaven 28-29-30 DORDRECHT Telefoon 7245Het adres voor SPECIALE BEGLAZINGSMATERIALENIN verband met drukke werkzaamheden ishet de Nationale Woningraad helaas nietmogelijk het maartnummer van de Wo-ningbouwverenigiiig gelijktijdig met ditnummer te doen verschijnen. Toezendingzal zo spoedig mogelijk separaat geschie-den.Tijdschrift voorVolkshuisvesting en StedebouwOrgaan van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw en de NationaleWoningraad, Algemene Bond van Woningbouwverenigingen, waarin opgenomen de mede-delingen van de Rijksdienst voor het Nationale Plan, en tevens gewijd aan de WederopbouwRedactie: Mr. H. W. Bloemers, J. Bommer, Jhr. M. J. I. de Jonge van Ellemeet, B. Merkelbach, Mej. Mr. H. J. D.Revers, Ir. L. S. P. Scheffer, Dr. Ir. F. Bakker Schut, Drs. H. van der WeijdeAdres voor Redactie en Abonnemcnten! Lange Voorhout 19, 's Gravenhage, Telefoon 184225Advcrtentics: Keizersgracht 188, Amsterdam-C, Postgiro nummer 113028, Telefoon 49128 ('s avonds; Haarlem, Orion-weg 119, Telefoon K 2500 25560)maart 195738e Jaargang -- No. 3MaandbladOfficiele mededelingenNederlands InstituutJaarvergaderingOp 22 februari 1.1. heeft de jaarvergadering plaats gehad teUtrecht.De Voorzitter wees er in zijn openingswoord op dat dezevergadering zeer laat is gehouden, doordat de vergaderingin november, waar anders de jaarstukken en andere huis-houdelijke aangelegenheden zouden zijn behandeld, zichhiertoe minder leende in verband met de aanwezigheid vande Minister en vele andere autoriteiten en het karakter vande vergadering, die grotendeels gewijd was aan de totstand-koming van de SOO.OOOste woning na de oorlog.Het jaarverslag over 1955 en de rekening en verantwoor-ding over dat jaar werden vervolgens ongewijzigd vastge-steld.In overeenstemming met het voorstel van de commissie, diede boeken over dat jaar had nagezien, besloot de vergade-ring de penningmeester van zijn beheer over 1955 te dechar-geren.De gewijzigde begroting voor 1956 en de begroting voor1957 werden eveneens onveranderd vastgesteld.Bij de bestuursverkiezing ter voorziening in de vacatures,ontstaan door het aftreden van de Heren Mr. J. Vink enMr, E. H, J. Baron van Voorst tot Voorst, die beiden volgensde nieuwe regelen ter zake niet herkiesbaar waren, werdende beide door het bestuur als nummer 1 aanbevolen can-didaten, de Heren H. J. H. van Oyen en Mr. A. Kleijn be-noemd.Nadat nog een commissie tot nagaan van het geldelijk be-heer over 1956 was benoemd, hield eerst de Voorzitter vanhet Instituut een inleiding over taak, mogelijkheden en te-kortkomingen van het Instituut en vervolgens werd door deSecretaris-Generaal van de International Federation forHousing and Town Planning gesproken over het werk vandeze organisatie. Beide inleidingen werden gevolgd doorgedachtenwisseling.Een beknopt verslag van dit deel van de vergadering is el-ders in dit nummer opgenomen.Rijksdienst voor het Nationale PlanIn opdracht van het Ministerie van Zaken Overzee is Prof.Ir. Jac. P. Thijsse, algemeen adviseur van de Rijksdienstvoor het Nationale Plan, met ingang van 15 maart 1957voor een studiereis van twee maanden naar de NederlandseAntillen vertrokken.Deze reis vindt plaats in het kader van de hulpverleningvan Nederland aan de economische zwakke Antillen, t.w.Bonaire, Saba, St. Eustatius en St. Maarten.Het onderzoek is meer in het bizonder gericht op de moge-lijkheid van ontwikkeling van het toerisme (Amerikanen),mede in verband met eventuele andere ontwikkelingen.Mensen in hoge woongebouwen(onderzoek naar het wonen in hoge woongebouwenin v.m. Overschie, Rotterdam)door Drs. J. Barends en Mevrouw F. de Pree,medewerkers Dienst Volkshuisvesting Rotterdam1. Motivering van het onderzoekDe voorheen gebouwde hoge woongebouwen worden over hetalgemeen bewoond door de meer draagkrachtige gezinnenvan de bevolking, De hoge huren zijn hiervoor de verklaring.De huren van de woningen in de woongebouwen van Over-schie liggen op een niveau, dat aanzienlijk lager ligt, zodatgeschoolde arbeiders en kleine middenstanders hier een wo-ning hebben kunnen betrekken, Het is daarom van belang nate gaan of deze bevolkingscategorieen zich thuis voelen in dezevoor hen nieuwe woonvorm, hoe hun gezinsleven daardoorwordt beinvloed.2. Plaats van het onderzoekHet aantal hoge woongebouwen in Overschie bedraagt zeven.Elk gebouw bestaat uit negen woonlagen met onderverdieping(waarin bergingen en garages zijn ondergebracht). De wo-ningen zijn gelegen aan galerijen, welke met liften bereikbaarzijn. Per woonlaag bedraagt het aantal driekamerwoningenelf en het aantal tweekamerwoningen een. In totaal zijn er756 woningen, waarvan 693 driekamerwoningen en 63 twee-kamerwoningen. De weekhuren bedragen resp. f 13,55 enf 12,45 (inclusief service en flatbediende, verlichting, glas- 33ArtikelenSituatie34verzekering, warmwaterapparaat, water, onkosten lift). Dewoningen zijn niet centraal verwarmd, doch hebben een eigenstookgelegenheid. Bezoekers en leveranciers kunnen via dehuistelefoon van de begane grond af contact opnemen met debewoners. De eigenaar van de woningen (de GemeentelijkeWoningstichting) zorgt voor het vervoer van de vuilnisemmersen voor het schoonhouden van de galerijen. Rondom de ge-bouw^en is openbaar green. De woongebouwen zijn ontworpendoor Ir. J. Denijs, in samenwerking met architect L. J. Linssenvan de Dienst van Volkshuisvesting Rotterdam en zijn ge-bouwd in de jaren 1953 tot en met 1955 door Van Vliet enVan Dulst's Bouwbedrijf N.V.3. Methode van het onderzoekOm na te gaan welke invloed het bewonen van hoge woon-gebouwen uitoefent op het leven van de (geschoolde) arbei-ders en kleine middenstanders is gebruik gemaakt -- evenalsbij vorige onderzoeken -- van twee methoden, n.l. het vrijegerichte gesprek en de waarneming. Langs deze weg was hetmogehjk zich een beeld te vormen van het leven in een der-gelijke woonvorm. Gesproken werd met ruim zeventig bewo-ners (voor het overgrote deel met de huisvrouwen). Dit aantalbleek voldoende te zijn om een beeld van voldoende scherptete verkrijgen.-nrfjr:''^Plattegrond 4-beds woning Plattegrond 2-bcds woning4. Resultaten van het onderzoeka. Afstand woning - straatHet meest voor de hand liggende verschil tussen deze hogebouw (voorzover het betreft de hogere woonlagen) en denormale etagebouw/eengezinshuizen is de grote afstand tussenwoning en straat.Door toepassing van liften worden de praktische bezwarenhiervan vrijwel niet gevoeld. Men wijst er slechts op dat metvoorbijtrekkende kooplieden, als verkopers van ijs, haring,fruit, moeilijk contact wordt verkregen. Blijkbaar hebben dezelieden zich nog niet aangepast aan de grote afstand (in ruimteen tijd) tussen woning en straat!De afstand tussen woning en straat brengt verder met zichdat men niet deelt in het leven van de straat met zijn voor-bijgangers en zijn kinderspel.Op enkele uitzonderingen na voelt men dit niet als een gemis.Men waardeert de rust, welke in dit opzicht het verblijf inde hogere regionen met zich brengt en ervaart dit niet als eenisolement in deze kringen van middenstanders/geschoolde ar-beidcrs. i) Het fraaie uitzicht vanaf de gunstig gelegen wo-ningen, dat velen roemen, verklaart dit waarschijnlijk mede.,,De rust ver van 't straatgedoe af te zitten, vind ik heer-lijk." ,,Ik vind het heerlijk geen verkeer of geschreeuw vankooplui langs m'n deur te hebben." ,,Ik zie liever 'n stuklucht dan auto's laftgs m'n raam." ,,Ik kom uit een buurtmet druk verkeer en vind de rust hierboven daarom heer-lijk." ,,Dat ik hier zo hoog zit en zo stil vind ik juist fijn. Vanal die drukte langs je raam word je maar zenuwachtig.",,De rust hier zo ver van de straat waardeer ik alleen maar."De afstand tussen woning en straat wordt als zeer bezwaarlijkgevoeld door de moeder met kleine kinderen. Men wil dezeniet alleen buiten laten spelen, omdat men te weinig oog op henheeft en voor elk wissewasje naar beneden moet om hen tehelpen. Deze situatie leidt ertoe dat de kleine kinderen opde galerij spelen (hetgeen eigenlijk verboden is). De moge-lijkheden zijn hier uiteraard niet groot. De moeders sprekenzich dan ook zonder uitzondering uit voor een eengezinshuismet tuin of een benedenhuis met tuin.,,Vooral het kind van drie durf ik nog niet buiten te latenspelen want als hij even beneden is roept hij alweer: ma.') Gezinnen van een maatschappelijk lager niveau hebben waarschijnlijkwel behoefte aan het visuele contact met het straatleven. Zie ,,Etagebouwin de vorm van galerijbouw (Onderzoek naar het wonen in galerijbouwin drie lagen)", Dienst Volkshuisvesting Rotterdam 1955.kom je me halen." ,,Het kind speelt op de galerij. Er wonenhier meer kinderen van zo 3, 4 jaar en beneden is 't nietvertrouwd." ,,Hij speelt nu maar op de galerij waar nogmeer kleintjes spelen want iets anders kan je er niet opverzinnen." ,,Ik vind het erg dat het kind niet buiten kanspelen. Ik zou geen ogenblik rust hebben en ik ga maar veclmet haar wandelen." ,,Met het spelen van het kind is hethier hopeloos. Je zit vijf hoog en dan moet je mee om depoppewagen beneden te brengen en dan wecr de autopeden als ze buiten is wil ze weer naar boven." ,,In onze vorigestraat was hij altijd buiten en hier nooit."Wanneer de kleine kinderen van hun moeder toestemminghebben buiten te spelen, willen ze soms zelf niet omdat ze zichte ver van hun moeder voelen.,,Het kind wil hier niet buiten spelen want daar voelt hijzich zo ver van mij vandaan." z'n zoontje loopt somste huilen omdat hij z'n huis niet meer kan vinden."b. Het wonen aan een galerijHet gros van de bewoners spreekt als zijn mening uit dat hetwonen aan een galerij een grote ,.privacy" aan het gezin geeft.Men maakt eens een praatje met zijn buren, doch onderhoudtverder meestal geen contacten met hen. Conflicten zijn er niet.,,Ik groet de mensen, maar daarmee is het uit. Als je je af-zijdig wilt houden, valt dat ook helemaal niet op." ,,Wehadden gedacht dat 't hier erg onvrij zou zijn, maar dat valtreusachtig mee. Eigenlijk zitten we hier nog vrijer dan inons vrije huis in Zutphen." ,,Ik voor mij voel me hier prima.Deze bouw vind ik fijn omdat je zo weinig met buren temaken hebt." ,,We hadden echt een zwaar hoofd in zoveelmensen bij elkaar, maar het wonen hier is ons erg meege-vallen." ,,Soms sta je met mensen in de lift en je vraagtwaar ze heen moeten en komt dan tot de ontdekking dat jeallebei op de achtste laag woont. Ik vind dat heerlijk na eeninwoning waar je altijd op elkander aangewezen was." ,,Ikken de mensen van gezicht en vrijdagsmorgens (klopmor-gen) maken we eens een praatje, maar meer niet." ,,}ehoeft er geen vrij huisje voor te verlangen." ,,Ik vind hethier veel fijner, vrijer en rustiger. In zo'n portiekwoningsta je altijd gelijk met de buren bij de leveranciers en weetje alles van elkaar. Hier woon je echt op jezelf en daaromvind ik het een reuze vooruitgang en ik zou nergens andersmeer willen wonen." ,,Ik heb er wel tegenop gezien en wasbang dat het niet goed zou gaan met zoveel mensen op eengalerij maar dat is reusachtig meegevallen. Ik ken de men-sen behalve m'n naaste buren haast niet."Deze ervaringen kloppen geheel met de ervaringen opgedaanbij de onderzoeken ten aanzien van galerijbouw van geringerehoogte.De verklaring voor het gevoel van ,,privacy", dat de galerij-bouw aan de gezinnen geeft, is toen gezocht in de omstandig-heid dat de galerijwoning psychologisch dicht bij het eenge-zinshuis staat. De toegang tot de woning ligt aan de ,,straat"(de galerij).Deze vorm van wonen, v/elke weinig aanleiding geeft tot con-tact met buren (mede te verklaren uit de omstandigheid dat detoegangsdeur tot de woning teruggelegd is), terwijl het vi-sueel contact met het straatleven gering is, wordt door som-mige bewoners (door hen die weinig contacten hebben buitende woonsfeer) als een geisoleerd zijn ondergaan.,,We komen uit een groot ongerieflijk huis, dat vergelekenbij dit flatje veel nadelen had maar ook voordelen. Jemerkte dat je er temidden van mensen woonde. Er wasleven om je heen. Je zag elkaar eens aan de deur. Als heteen beetje somber weer is en de wind giert om het flat enik dan hier zit en niets om me heen hoor of zie, kan ik meontzettend eenzaam voelen." ,,Je blijft vreemden voor el-ArtikeleaEen van de hoge woongebouwenkaar omdat je elkander haast niet ziet. Ik voel me hier ergeenzaam en heb helemaal niet het gevoel dat er zoveel men-sen om me heen wonen." ,,Het spreekwoord luidt: ,,Betereen goede buur dan een verre vriend", maar zo is 't hier tochniet. Ik ben pas ziek geweest en ben naar m'n ouders ge-gaan in 't zuiden. Er was hier niemand die 't wist."Hier is dus een typisch voorbeeld van wat Hellpach noemt,,physische Nahe bei Fremdheit" (zie Elisabeth Pfeil: Grosz-stadtforschung p. 206), in tegenstelling met ,,de verwarmendeintimiteit der oude stadswijken" (zie Drs. P. de Jong: Enigeaspecten van sociale wijkopbouw p. 27).Over de gehorigheid van de galerij wordt door een minder-heid van de bewoners klachten gcuit, wat betreft het slapenvan kleine kinderen overdag. De meerderheid geeft als haarmening te kennen dat de galerij niet gehorig is.c. De vootkeur I'oor een eengezinshuisAlhoewel men over het algemeen deze hoge bouw waardeert,gaat toch het verlangen van de meeste bewoners uit naar eeneengezinshuis of benedenhuis met tuin, om daar te kunnentuinieren, knutselen, de baby te plaatsen, kleine kinderen teIngang, Sl.v^?''?^!V^'??>^Kr^'J^^ ^_?ArtikelenGalerijlaten spelen, een uitloop te hebben. Ten aanzien van dezezaken voelt men zich in de hoge bouw wel tekort gedaan.,,Ik heb het best naar m'n zin. Niet dat ik er nu zo erg overzal juichen, want ik had liever een vrij huisje met een tuin.'t Is zo heerlijk naar buiten te kunnen stappen op je eigenstukje grond." ,,Als ik het voor het kiezen had gehad zou ikeen benedenhuis genomen hebben want je bent hier ergbeknot in je hefhebberijen. M'n man knutselt graag en zouerg bhj geweest zijn met een tuin want z'n hobby is ook eenvohere." ,,Natuurlijk zouden we als we het voor 't kiezengehad hadden nooit een flat gekozen hebben want we hou-den erg van tuinieren en een huis met een tuin voor enachter bhjft een ideaal vooral voor de kinderen."Trappenhuis36,,Het loggiaatje vind ik erg klein en 't kind kan er haast nietzitten want er staat altijd een warrelwind of er hangt was.Daarom zou ik dolgraag een vrij huisje gehad hebben wantnu ben je altijd verplicht met de baby uit te gaan." ,,'t Liefstzouden we een vrij huisje op Charlois gehad hebben meteen tuin." ,,Als 't geen woningnood was, zat ik in een be-nedenhuis met een tuin, want dat zou fijn zijn voor 't kind."d. Samenvatting en conchtsieUit het onderzoek bhjkt wel duidelijk dat deze woonvorm on-geschikt is voor de gezinnen met kleine kinderen, aangezienzij bij hun spel of te ver van hun moeder verwijderd zijn, ofin hun spel sterk worden beperkt wanneer dit, ondanks hetverbod, op de galerij plaats vindt. Dit spel, dat bestaat uit eenvoortdurend been en weer lopen op de smalle galerij, maakt opde waarnemer dezelfde indruk als het gedrag van de dieren inde hokken van een diergaarde. Deze woonvorm past beter bijde alleenstaanden, de bhjvend kinderloze echtparen, de echt-paren met grotere kinderen (van de schoolplichtige leeftijd af),de echtparen ,,na de kinderen" en de bejaarden, echter ondervoorwaarde dat men weinig prijs stelt op zelfwerkzaamheid inde vorm van knutselen, houden van dieren, tuinieren en wei-nig behoefte heeft aan contact met buren en met het levenvan de straat, hetgeen voor de bejaarden echter dikwijls welhet geval is. i) Tot ongeveer dezelfde conclusie komen ookde volgende auteurs. Catherine Bauer (in ,,Social questions inhousing and townplanning" p. 21):,,Also a great many designers like the concept of architecturalurbanity and technological refinement expressed in tall buil-ding when properly spaced and among the sophisticatedthere are those who feel that collective apartment living ismore convenient, more efficient and culturally more desirablethan our old small house pattern. All the surveys of ordinaryconsumer opinion, however, seem to come up with the oppositeanswer. Almost universally families with growing children(including most of those who have always lived in apartments)apparently want to live at ground level."El. Pfeil (in ,,Groszstadtforschung" p. 213):,,Und wie sehr wir auch der Welt der Tiirme und Wohnhoch-hauser ihre Chance einraumen wollen -- wir konnen uns einegesunde Sozialumwelt doch am besten denken in Gartenstad-ten (bitte ,,horizontalen Gartenstadten"!) die dem Manne dasSelbstbewusztsein dessen vermitteln, der Herr im eigenenHause ist und die ihn beteiligen an dem Leben einer Sied-lungsgemeinschaft."De architecten in ,,Het architectenprogramma voor woning-bouw". (Zie ,,Gronden en achtergronden van woning en wijk"p. 22): ,,Zulke gebouwen (hoge woongebouwen) zijn danook voor het normale gezinsleven alleen bij uitzondering ge-schikt. De categorieen, die er werkelijk in thuis horen, zijn dealleenwonenden en de gezinnen zonder inwonende kinderen."Onzes inziens kunnen gezinnen met grotere kinderen even-eens in deze woongebouwen wonen, mits hun levensstijl (zieboven) daarbij past.De vraag rijst, wat tenslotte in wezen deze woonvorm aan degenoemde categorieen van bewoners biedt dat verschilt vanhetgeen wordt geboden door b.v. de galerijbouw in drie ofvier woonlagen met lift. Dit is de grotere afstand tot de bodemen tot de andere woonblokken, waardoor een ruimer uitzichtwordt verkregen, terwijl men bovendien bij deze massale woon-vorm anoniem kan blijven. Ook de ruimere tuinaanleg is eenaantrekkelijke kant van deze woonvorm.^) ,,De vele vrije tijd, het verrninderen van het aantal contacten metfamilie en vrienden, de geringere lichameHjke een geestelijke vaUditeitleiden ertoe dat een deel van de bejaarden een groot deel van de dagdoorbrengt met het zitten voor het raam en uitkijken. Het valt dan ookniet te verwonderen dat deze bejaarden het uitzicht op een ..gezellige"straat zeer waarderen.",,Onderzoek te Rotterdam naar het oordeel van de bewoners van wo-ningen voor bejaarden over hun woning", pag. 2. Dienst van Volks-huisvesting Rotterdam 195-S.De conclusie moet zijn dat dit wonen in de hoogte met zijnruimer uitzicht en zijn beperkte contacten door een deel vande bevolking wordt gewaardeerd en dat voor dit deel, opgrond van het in Nederland geaccepteerde principe van de,,vrije keuze van woonvorm", ook inderdaad deze woonvormmoet worden gebouwd. Het aantal hoge woongebouwen zalechter beperkt moeten zijn.Welke invloed op den duur deze woonvorm op de bewonersuitoefent, is voorshands niet vast te stellen. Waardering vanbewoners voor een woonvorm betekent uiteraard nog niet datdeze woonvorm het leven van de mens in zijn verschillendeaspecten (biologische, psychologische, religieuse) een ,,opti-male Umwelt" (Pfeil) verschaft.Onderzoek naar woonactiviteiten in na-oorlogsewoningwetwoningenVI, Gebruik van en wensen betreffende tuinenHet onderzoek naar de woonactiviteiten i) zou niet volledigzijn, indien hierbij niet tevens zouden zijn betrokken de acti-viteiten van de bewoners, die plaats vinden in de onmiddellijkeomgeving van de woning.In aansluiting aan het onderzoek naar de activiteiten binnende woning is daarom ook het gebruik van ,,eigen" tuinen, ge-meenschappelijke tuinen en balkons nagegaan.Een onderzoek naar de meest wenselijke tuinvorm als zodanigzou veel verder moeten reiken, te meer omdat de vorm en in-richting der tuinen een vraagstuk is, dat ten nauwste samen-hangt met de stedebouwkundige vormgeving.De algemene toepassing, die de gemeenschappelijke terreinenbij de etagebouw na de oorlog -- ook in het buitenland --gevonden hebben, wijst op een ontwikkeling in de stedebouw-kundige opvattingen, die van meer dan plaatselijke betekenisis. Een esthetisch meer bevredigende verkaveling der als tuinbeschikbare terreinen bij een vrijere stedebouwkundige situe-ring der gebouwen, een meer rechtvaardige verdeling van degebruiksmogelijkheid van deze terreinen over alle bewonersen een ideologisch streven in de richting van gemeenschap-vorming, lagen aan deze ontwikkeling ten grondslag.In hoeverre deze stedebouwkundige ontwikkeling samengaatmet een zich wijzigende levensstijl en in hoeverre aanpas-sing door geeigende maatregelen kan worden bevorderd, zalin en door de tijd moeten worden aangetoond.Op het ogenblik valt namelijk vooral ten aanzien van de ge-meenschappelijke tuinen op bepaalde punten een botsing waarte nemen tussen de nieuwe stedebouwkundige realisaties ende daarbij (nog) niet aangepaste levensstijl van de bewoners,zodat men zich op dit punt dient bewust te zijn van het be-staan van een vraagstuk. Het is nuttig in dit verband te wij-zen op de beperktheid van het onderhavige onderzoek, datzich, zoals reeds eer werd vermeld, heeft bepaald tot hetnagaan van het gebruik van tuinen en balkons en de wensenten aanzien van deze voorzieningen.Bij het nagaan van het gebruik der genoemde voorzieningen isnaast Amsterdam en Rotterdam ook Den Haag betrokken,aangezien in Den Haag de gemeenschappelijke tuinen een an-der karakter hebben dan in de beide andere grote steden.De hierna volgende gegevens hebben betrekking op de situa-tie, zoals deze ten tijde van het onderzoek in 1954-55 bestonden betreffen na-oorlogse woning^vetwoningen, w^elke begin1953 gereed waren. Realisaties van de gemeenschappelijketuin van vroegere of latere datum zijn derhalve in dit on-derzoek niet betrokken.,,Eigen" tuinen (Tabel 1)In de bij het onderzoek betrokken woningcomplexen is het^) Zie de voorgaande artikelen in de nos. 9, 11 en 12 van 1956 en nos.1 en 2 van 1957 van dit Tijdschrift.percentage woningen met een eigen tuin in Amsterdam ca. 35, Anikeiein Rotterdam ca. 17 en in Den Haag ca. 4. Het relatief groteaantal eigen tuinen in Amsterdam houdt verband met het gro-tere aantal eengezinshuizen, die alle een eigen tuin hebben,duplexwoningen met twee woonlagen, waarvan de beneden-woningen een eigen tuin hebben en etagewoningen, waarbij deonderste woonlaag van een, zij het vaak klein, eigen tuintjeis voorzien.In Den Haag komen in de onderzochte complexen vrijwel uit-sluitend etagewoningen voor, die gewoonlijk van gemeen-schappelijke gebruikstuinen zijn voorzien, waardoor het zeerlage percentage eigen tuinen bij de Haagse na-oorlogse wo-ningwetwoningen is te verklaren. Het voornaamste gebruik,dat men van de eigen tuinen maakt (tabel 2) omvat, in volg-orde van frequentie: het kweken van bloemen en planten,buiten zitten bij mooi weer, drogen van de was en spel vande kinderen. Het percentage voor het spelen van de kinderenis lager dan voor de drie andere functies. Dit komt deels door-dat deze andere functies ook bij kinderloze gezinnen voorko-men en anderdeels doordat grotere kinderen niet zoveel in deeigen tuin spelen. Bij de gezinnen met kinderen van 1 tot 4jaar spelen in ca. 80% der gevallen de kinderen in de eigentuin. Oudere kinderen gaan al spoedig op straat spelen, waarzij meer ruimte hebben en waar zij ook andere kinderen kun-nen ontmoeten. Voor activiteiten als spelen met een bal en,,steppen" zijn de eigen tuinen door hun beperkte omvang enhun wijze van aanleg minder geschikt.Het houden van dieren in de eigen tuin komt weinig voor, om-dat de gemeentelijke woningdiensten en de woningbouwver-enigingen in de nieuwe wijken van de grote steden dit niettoestaan. Sommige bewoners gevoelen dit wel als een bezwaaren het is de vraag of het niet mogelijk is op een verantwoordewijze aan hun wensen tegemoet te komen.Door de bewoners van de eengezinshuizen te Hoek van Hol-land (de steekproef voor Rotterdam omvat de gehele ge-meente, waartoe ook de Hoek behoort) werd algemeen qe-klaagd over het ontbreken van schuttingen cm de tuinen. Mengevoelt dit als een gemis, omdat hierdoor de privacy in deeigen tuin ontbreekt en de beschutting tegen de wind onvol-doende is.In Amsterdam kwam het herhaaldelijk voor dat geenqueteer-den met kleine, aan een gemeenschappelijke tuin grenzende,eigen tuintjes de w^ens uitspraken naar een grotere eigen tuin.Gemis van een eigen tuinAan hen, die geen eigen tuin hebben, is gevraagd: ,,Mist Ueen eigen tuin?" Aan deze formulering is de voorkeur gegevenboven de vraag of men een eigen tuin zou wensen, om de in delaatste formulering vervatte suggestie in de richting van eenbevestigend antwoord te vermijden. Er is dus het al of nietaanwezig zijn van een gemis geregistreerd, niet het al of nietaanwezig zijn van een wens (tabel 3). Daarom is, naar magworden aangenomen, een lager cijfer verkregen dan wanneernaar de wens naar een eigen tuin was gevraagd. Uit verschil-lende antwoorden bleek dat men in bepaalde gevallen zegtde tuin niet te ,,missen", omdat men er nooit een gehad heeft,terwijl men er wel een zou willen hebben. De percentages be-woners, die op de vraag of men een eigen tuin mist een be-vestigend antwoord gaven, waren: in Amsterdam 52, in Rot-terdam 66 en in Den Haag 57. Uit het feit dat nog ruim dehelft der geenqueteerden, die geen eigen tuin hebben, er eenmist, kan worden geconcludeerd dat door de tegenwoordig inde grote steden toegepaste bouw^wijze en bestemming der ter-reinen bij de woning niet wordt voldaan aan de bij een deelvan de bewoners der in het onderzoek betrokken woningwet-woningen op dit punt levende verlangens. Zij, die een eigentuin missen, noemen deels als reden van dit gemis dat zij eentuin gewend waren en anderdeels dat een tuin hun gelegen-heid zou geven tot tuinieren, buiten zitten en het laten spelen,vooral van de kleinere kinderen, in de onmiddellijke omgeving 37Artikeleo van de woning. Soms wordt ook de wens van oudere kinderenom te tuinieren genoemd.In de cijfers, zoals vermeld in tabel 3, komt duidelijk tot uitingdat de tuin relatief vaker gemist wordt, indien het gezin jongekinderen omvat. i) Dit wijst erop dat het overweging ver-dient vooral de gezinnen met jonge kinderen in de onderstewoonlaag te huisvesten en voor deze woonlaag een eigen tuin(eventueel langs de rand van een gemeenschappelijke tuin)beschikbaar te stellen. De mensen met jonge kinderen, die eentuin missen, vermelden als reden niet uitsluitend de wens naarspeelgelegenheid annex de woning en het buiten zetten vande baby, maar ook hun verlangen naar bloemen, planten eneen eigen plekje, waar men buiten kan zitten. Dat ook dezewens door ouders van jonge kinderen veel gevoeld wordt, isbegrijpehjk, omdat in deze gezinnen vooral de vrouw sterk aande woning gebonden is, hetgeen het verlangen naar een tuinannex de woning bevordert, Het wijd verbreide gemis van eeneigen tuin bij de woning geeft aanleiding de vraag te stellenof men ook bij de huidige stedelijke bouwwijze niet meer eigentuinen zou kunnen realiseren.Gemeenschappelijke tuinenVan de drie grote steden heeft Den Haag in de na-oorlogsewoningwetbouw het hoogste percentage gemeenschappelijketuinen en Amsterdam het laagste (tabel 4). Dit hangt, evenalsde aanwezigheid van eigen tuinen, in hoge mate met de bouw-wijze samen: het aantal eengezinshuizen, dat in de regel weleen eigen tuin, maar geen gemeenschappelijke tuin heeft, is inDen Haag het kleinst en in Amsterdam het grootst.Het karakter van de gemeenschappelijke tuinen (tabel 4) isin elk der drie steden anders. In Amsterdam, met name inNieuw-West, overwegen bij de etagebouw de niet toeganke-lijke gemeenschappelijke tuinen (kijktuinen). Toegankelijkegemeenschappelijke tuinen -- in de vorm van openbare groen-voorziening ^- met speelplaats -- gecombineerd met eigentuinen voor de eerste woonlaag -- komen hier vooral voor bijde zgn. hovenbouw in tuindorp Frankendael en op enkeleplaatsen in het ..Terrasdorp" (Amsterdam-Noord). In ver-band met de weinig dichte bebouwing is het gebruik van dezetuinen hier niet zeer intensief en geeft weinig aanleiding totklachten.In Rotterdam is bij de etagebouw de niet afgesloten gemeen-schappelijke tuin met kinderspeelplaats (gewoonlijk een zand-bak en enige klimrekjes) regel; het percentage kijktuinen enafgesloten gebruikstuinen is hier gering. In Den Haag vindtmen vrijwel uitsluitend gebruikstuinen, die als speelterrein,in het bizonder voor de jongere kinderen, bestemd zijn. Even-als in Rotterdam zijn deze tuinen voorzien van een zandbaken klimapparaten, welke hier een wat grotere verscheidenheidvan vorm hebben. Hier en daar zijn in de Haagse gemeen-schappelijke tuinen ook schommels en wippen aanwezig. Doorinstelling van tuincommissies uit de betrokken bewoners heeftmen in Den Haag getracht de bewoners meer actief bij de in-richting en het beheer van de gemeenschappelijke tuinen tebetrekken en het gemeenschapsbesef van de bewoners tenaanzien van het gebruik der tuinen te versterken.In Rotterdam zag ten tijde van het onderzoek ca. % der onder-zochte gemeenschappelijke tuinen er slordig uit ten gevolgevan doorloop, slijtage van de grasmat, beschadiging van be-planting, verontreiniging met papieren en in de Kleinpolderook door verzakking van de grond. Bij het verschil tussen deRotterdamse en de Haagse gemeenschappelijke gebruikstuinenvalt op te merken dat in Rotterdam de sociale status en ge-deeltelijk ook de woonbeschaving der bewoners lager is, het-geen invloed heeft op het aspect der tuinen. 2)De kijktuinen in Amsterdam en de gebruikstuinen in DenHaag zien er over het algemeen netjes uit, hoewel in de Haag-se tuinen de grasmat op enige plekken waar het gras veel be-treden wordt ietwat versleten is.In het oudere gedeelte van Moerwijk -- met gedeeltelijk ge-sloten bouwblokken -- zijn de meeste gemeenschappelijke tui-nen door hekken van de straat gescheiden en vaak slechts vande woningen uit toegankelijk. In de nieuwere gedeelten vanMoerwijk en in Morgenstond is de bebouwing meer open enis geen scheiding tussen de gemeenschappelijke tuinen en destraat aanwezig. Hier en daar organiseren de tuincommissiesook wel feestjes en kinderspelen in de tuinen. Bij enige tuin-feestjes is waargenomen dat zich in een gemeenschappelijketuin 100 a 120 kinderen en enige tientallen volwassenen op-hielden. Deze evenementen, die door de aanwezige kinderenerg leuk worden gevonden, vinden slechts nu en dan, in eenbeperkt aantal tuinen, plaats. Uit het onderzoek blijkt dat po-sitieve waardering i) van de gemeenschappelijke tuinen hetmeest voorkomt waar de tuinen naar buiten afgesloten en uit-sluitend voor bewoners van het betreffende complex toegan-kelijk zijn. Waar dit niet het geval is en ook vreemden toe-gang tot de terreinen hebben, wordt het werk der tuincom-missies bemoeilijkt. In vele gevallen wordt hier hinder onder-vonden van gebruik respectievelijk misbruik van de gemeen-schappelijke tuin door niet in het complex wonende kinderenen ouderen, waartegen voldoende middelen ontbreken.Tabel 5 geeft aan in hoeverre kinderen in de verschillendeleeftijdsklassen van de gemeenschappelijke tuinen gebruik ma-ken. Zowel in Rotterdam als in Den Haag is het percentagekinderen, dat in de tuin speelt, relatief het hoogst in de groepvan 4 jaar en ouder. In beide steden spelen dus kinderen vanvrij sterk uiteenlopende leeftijden in de gemeenschappelijketuinen. Het beginsel dat de gemeenschappelijke tuinen welvoor de kleuters, maar niet voor de schoolkinderen bestemdzijn 2), blijkt in de praktijk dus vrijwel niet gehandhaafd teworden. Ook het lagere schoolkind speelt, vooral na vieren,het meest in de onmiddellijke omgeving van de woning, waar-toe ook de gemeenschappelijke tuinen behoren.Dit geldt evenzeer voor Den Haag, ondanks de omstandig-heid dat daar voldoende speelgelegenheid voor oudere kin-deren buiten de gemeenschappelijke tuinen aanwezig is in denaburige parken en op braakliggend land. De gemeenschap-pelijke tuinen in Rotterdam worden vrijwel niet door volwas-senen gebruikt. In Den Haag komt ? 15% van de voWas-senen wel eens in de gemeenschappelijke tuin, vooral om opkinderen te passen en buiten te zitten (een kleine 10%), dochook bij deze minderheid is het gebruik weinig intensief. Ver-schillende geenqueteerde bewoners gaven te kennen dat zij,,niet te koop wilden zitten voor de buren". In Den Haag gafmen er dan de voorkeur aan naar het Zuiderpark of het parkOvervoorde te gaan, waar meer ruimte is en men zich ,,vrijer"voelt. Opvallend is dat zij, die een eigen tuin hebben, er welin gaan zitten, ook al kunnen zij er door buren gezien worden.Blijkbaar biedt de eigen tuin toch meer beschutting dan degemeenschappelijke tuinen met hun grote open gazons, terwijlook psychologisch gezien het zitten in de eigen tuin lets an-ders is, omdat men zich daar op zijn eigen gebied voelt. Somskwam dit naar voren bij geenqueteerden, die een eigen tuinmisten: ,,Wij zijn niet zo voor dat gemeenschappelijke, wijhebben liever een stukje voor onszelf".Zowel in Den Haag als in Rotterdam klaagt men vrij veelover de vervuiling (vooral door katten) van de zandbakken inde gemeenschappelijke tuin, over de geluidhinder voor gezin-nen, die in de onmiddellijke nabijheid van de speelobjecten') Zie ook Onderzoek naar Woonstijl en Woonwensen III, De Waar-dering van Etagewoningen, 's-Gravenhage 1954. Ook hier ligt het cijfervoor het gemis van een eigen tuin bij 60%.-) Vgl. onderzoek naar woonactiviteiten in na-oorlogse woningwetwonin-_ ,, gen, V. Het oordeel over de woning, de buurt en de vcrhouding met deJO buren, in no. 2 van 1957 van dit Tijdschrift.1) Deze positieve waardering werd voor Den Haag gekwantificeerd enwerd geuit door Vs der geenqueteerden.^) Ir. H. G. G. Cohen Stuart. De gemeenschappelijke tuinen bij de wo-ningbouw te 's-Gravenhage, Polytechnisch Tijdschrift 19 februari 1952,uitg. B. en Ir. C. de Cler, Gemeenschappelijke tuinen, Polytechnisch Tijd-schrift 27 december 1951, leggen er de nadruk op dat de gemeenschap-pelijke tuinen niet be.stemd zijn voor spel door grotere kinderen, tenzijdaarbij leiding aanwezig is.PERMANENTE YLOERAFWERKINGin de woningbouw is sociaal en economisch veranlwoord!In tal van Westeuropese landen is een permanente vloerbedekking in de volks-woning ,,eis van de tijd". Zo'n vloer -- linoleum of tegels -- beter dan dehuurder voor zichzelf had kunnen kopen, prikkelt tot betere bewoning, tot eenhogere woonbeschaving. AUeen al daarom is het sociaal en economisch verantwoord.LinoleumDeze vloerbedekking blijft bijweinig onderhoud jarenlang alsnieuw; de kleuren gaan dooren door, dus kunnen niet weg-slijten. In meer dan 100 kleurenen dessins.ColovinylPLASTIC ASBEST TEGELSFleurig en soepel, in een seriet'risse tinten. Toe te passen opmassieve ondervloeren -- als-mede op houren ondervloeren,mits voorzien van een hardboardrussenlaag.200 woningm LeidschendamArchitect J. Liplaa B.N.A. Den HaagToegepast uuerd ca. 3000 m^ permanent Colovinylin gangen en keukem.(g) LINOLEUM KROMMENIEmaaht tvnningen completer, dus hpterl BB-?7^T-/acatureDe gemeente BEVERWIJK werkt aan het voorbereiden,ontwerpen en uitwerken van belangrijke uitbreidingsplan-nen voor een snelle stadsontwikkeling in het kader van deIJMOND-NOORD.Op de afdeling Stadsontwikkeling van de dienst OpenbareWerken is voor het verrichten van deze taak plaats voor:a. EEN TECHNISCH AMBTENAAR le klas;b. EENTEKENAARA enc. EEN AANKOMEND TEKENAAR.Salaris : techn. ambtenaar le klas / 571,50 -- / 681,--tekenaar A / 425,' / 519,-- (inclusief bekendeverhogingen)aankomend tekenaar, naar bekwaamheid en er-varing.Het Verplaatsingskostenbesluit is van toepassing. De ge-meente is aangesloten bij het I.Z.A.-N.H.Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen omtrent opleiding,ervaring e.d. en met vermelding van referenties en de func-tie waarnaar wordt gesolliciteerd in te zenden bij de di-recteur van Openbare Werken, Breestraat 37, Beverwijk.De directie van de Wieringermeer (Noordoostpol-derwerken) te Zwolle vraagt ten behoeve vande opbouw van de nieuwe polderOOSTEUJK FLEVOLANDle EEN STEDEBOUWKUNDIGEmet opleiding op academisch niveau, om leiding te gevenaan het stedebouwkundig werk. Ruime ervaring op dit ter-rein is vereist.2e EEN STEDEBOUWKUNDIG AMBTENAARmet middelbaar technische opleiding, bekend met ontwerpenen goed tekenaar.3e EEN TECHNISCH AMBTENAAR ofTECHNISCH AMBTENAAR le klassebij voorkeur met ervaring op het gebied van het aanleggenvan bestratingen, rioleringen e.d. Diploma m.t.s. weg- enwaterbouwkunde of diploma Zeeland vereist.4e enige ervaren BOUWKUNDIGE TEKENAARS5e enige ervaren BOUWKUNDIGE OPZICHTERS ofTECHNISCHE AMBTENARENmet middelbaar technische opleiding voor de uitvoering vanbouwkundige werken. Het bezit van rijbewijs A en B strekttot aanbeveling. Beginsalaris afhankelijk van opleiding, leef-tijd en ervaring.Soil, onder Z/7-502/7852 (in linkerbovenhoek env. en brief)aan de directeur van de Centrale Personeelsdienst, Spui 49te 's-Gravenhage.""^PROVINCIALE PLANOLOGISCHE DIENST IN LIMBURGBij het Bureau van de dienst kunnen worden aangesteld:1. een BOUWKUNDIG c.q. CIVIEL INGENIEURin de rang Planoloog of Planoloog le kl., afhankelijk vanervaring. Salarisgrenzen (bruto): van ca. f 7.100,-- tot ca./ 11.400,--.2. een ervaren STEDEBOUWKUNDIGESalarisgrenzen (bruto): van ca. / 8.900,-- tot ca. / 10.700,--.Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen te richten aan deDirecteur van het Bureau van de dienst binnen 14 dagen naplaatsing dezer advertentie.Adres: Postbus 4, Maastricht.b.Dienst van Stadsontwikkeling en WederopbouwBij de afdeling Stedebouwkundig ontwerpkunnen worden geplaatst:a enige architectenen/of ingenieurster behandeling van stedebouwkundigevraagstukken m.b.t. de ontwikkeling vanhet structuurplan en van het verkeer inde ruimste zin.Salarisgrenzen: l 8050.- -1 10975,-.enige middelbare technicivoor de uitwerking van de stedebouwkun-dige plannenVereist: Diploma M.T.S.Afhankelijk van ervaring geschledt de aan-stelllng In een der volgende rangen:techn. ambtenaar A (sal.gr. 1 5070,- -1 7085,-;B( ,, f 6447,-- f 8368,-)techn. hoofdambt, A ( ,, f 7414,- - f 9322,-)B( ,. f 8050,--f 9958,-)De verplaatsingskostenregeling is van toe-passing.Sollicitaties te richten tot burgemeester enwethouders en in te zenden aan het bureauPersoneelvoorziening, kamer 331, stadhuis,binnen 14 dagen na deze oproep, onder no. 162(a-) of (b).Bij de Directie van de Volkshuisvesting en defl Bouwnijverheid in de provincies Noordbrabant en?^ Overijssel zijn vacant de functies van resp.A. PLAATSYERYANGEND HOOFDvan de Directieter standplaats 's-HertogenboschB. HOOFD YAN DE TECHN. DIENST,tevensPLAATSYERYANGEND HOOFDvan de Directie,ter standplaats Zwolle.Vereist: dipl. bouwkundige- of civiel-ingenieur en praktischeervaring op het gebied van de Volkshuisvesting. Beginsalarisafhankelijk van leeftijd en ervaring (tussen / 793.-- en/ 1.100.-- p. m.). Soli, met volledige omschrijving van levens-loop, opleiding en ervaring aan de directeur van de CentralePersoneelsdienst, Spui 49, Den Haag, onder Z/7-615/7852 (inlinkerbovenhoek env. en brief).V. JEEN VACATURE?De juiste man op de juiste plaatsdoor een advertentie in dit tijdschriftwonen, over het voetballen op de gazons en vernieling vanbeplantingen en over de tegenstrijdige belangen van de klei-nere kinderen en de grotere, die in de niet onder toezichtstaande gemeenschappelijke tuinen nogal eens met elkaar inbotsing komen. Bij een en ander dient ook de bezetting dernieuwe woningen met overwegend jonge gezinnen en als ge-volg daarvan een abnormaal groot aantal kinderen in de la-gere-schoolleeftijd in deze woningen, in aanmerking te wor-den genomen. Ook de ten gevolge van de abnormale verhou-dingen in vele gevallen onvoldoende selectie der bewoners,waardoor ten aanzien van de gemeenschappelijke ruimten bin-nenshuis (portieken, trappen, onderbouw) conflicten ont-staan, kan de waardering van de gemeenschappelijke tuin alsspeelgelegenheid nadelig bei'nvloeden.Teneinde de door de enquete verkregen gegevens te con-troleren en een verder inzicht te krijgen in het gebruik dergemeenschappelijke tuinen in Den Haag, werden aldaar eenaantal waarnemingen verricht, waarbij de volgende tendensenzijn geconstateerd:1. in de zomer spelen in Moerwijk en Morgenstond meerkinderen in de gemeenschappelijke tuinen dan op straat i).Toch zijn er altijd niet te verwaarlozen aantallen kinderen,die op straat spelen, bij voorbeeld met fietsjes en autopeds.Ook spelen er wel kinderen op de grasstrookjes, die opvele plaatsen als ,,decoratief groen" v66r de woningblok-ken zijn aangelegd en op braak liggende stukken land, dievoor een deel van klimrekken en doelpalen zijn voorzien;2. in de gemeenschappelijke tuinen spelen zowel kinderen inde lagere-schooUeeftijd als kleuters;3. het spelen der kinderen concentreert zich in en bij de zand-bakken, bij de speelobjecten, op de verharde gedeelten ronddeze objecten en op de verharde paden. De gazons wor-den in verhouding tot deze objecten weinig intensief ge-bruikt 2);4. activiteiten, die op de gazons plaats vinden, zijn ondermeer voetballen (dat eigenlijk verboden is) en andere bal-spelen, alsmede het bouwen van tentjes.Dit staat echter achter bij het sub 3) genoemde gebruik;5. de concentraties bij de speelobjecten leiden licht tot over-bezetting en ruzies, met als gevolg geluidhinder voor debewoners van de aangrenzende woningen;6. het komt voor dat de grotere kinderen de kleinere ver-dringen bij het gebruik van de zandbakken en de speel-werktuigen of hen op andere wijze hinderen;7. in de gemeenschappelijke tuinen ziet men weinig volwas-senen. Een enkele keer ziet men wel een moeder bij eenzandbak zitten of iemand, die spelleiding geeft, doch ditzijn uitzonderingen.In de Amsterdamse complexen, waar niet toegankelijke ge-meenschappelijke tuinen zonder speelplaats (zgn. kijktuinen)zijn, geeft ca. 1/3 der bewoners een bevestigend antwoord opde vraag of zij een speelplaats in de gemeenschappelijke tuinwensen. Dit wijst wel op een behoefte aan meer speelgelegen-heid voor de kinderen, doch het zegt weinig ten aanzien vande juiste oplossing van dit probleem, aangezien de bewonershier geen ervaring hebben met een binnen het blok gesitueer-de speelgelegenheid. Door de besturen van de Amsterdamsewoningbouwverenigingen wordt deze laatste op grond vanvroegere ervaringen afgewezen. 3)Uit het bovenstaande blijkt dat de in de grote steden na deoorlog vrijwel algemeen toegepaste bouwwijze en bestemmingder terreinen rond de woningen door vele bewoners niet als Anikeitneen bevredigende oplossing worden beschouwd.Hierbij dient de vraag gesteld in hoeverre een verkaveling ineigen tuinen of mengvormen van gemeenschappelijke tuinenen eigen tuintjes aan de verlangens voldoen, alsmede of debehoefte aan speelgelegenheid voor de kinderen binnen of bui-ten de als ,,tuin" gereserveerde terreinen dient te worden ge-zocht.Bij deze experimenten mag men niet uit het oog verliezendat het welslagen van een bepaalde opzet in belangrijke matemede afhankelijk is van het feit of het verantwoordelijkheids-besef van de bewoners hierbij wordt betrokken.Het onderzoek heeft in dit opzicht uitgewezen dat de eigenverantwoording der bewoners bij de toepassing van gemeen-schappelijke tuinen niet tot haar recht kan komen. indien ergeen begrenzing van deze tuinen t.o.v. de openbare weg aan-wezig is en voorts dat er dient te worden gestreefd naar eenverscheidenheid van opzet.Het laatste woord over de in het bovenstaande aangeduidevraagstukken is nog niet gezegd.BalkonsMen kan de vraag stellen in hoeverre een balkon bij een etage-woning een vervanging zou kunnen zijn voor een tuin annexde woning. Daarvoor zijn in Amsterdam en Rotterdam enigegegevens verzameld over het gebruik van balkons (tabel 6),alsmede de wensen van de bewoners ten aanzien van de bal-kons.Ca. 80% van de woningen in meergezinshuizen in deze beidesteden hebben, voorzover zij niet van een eigen tuin zijn voor-zien, een woon- en een werkbalkon. De overige van deze wo-ningen hebben gewoonlijk een werkbalkon. In 4% der in Am-sterdam en in 9% der in Rotterdam geenqueteerde gevallenwas noch een eigen tuin, noch een balkon aanwezig.De balkons worden vooral gebruikt om buiten te zitten en voorhet drogen van de was. Ook spelen er in vele gevallen dekinderen. Daarbij worden evenwel, zodra de kinderen watgroter zijn, de beperkte ruimte en het gevaar dat de kinderenover het hek zullen klimmen vaak als bezwaren gevoeld.Waar men een baby heeft, gebruikt men het balkon gewoon-lijk ook om deze buiten te zetten. In een aantal gevallen kla-gen de bewoners dat het balkon te smal is om er een boxte plaatsen.Bij enkele woningen is een aan een der kamers grenzend ter-ras aanwezig, dat vanwege zijn ruime afmetingen zeer ge-waardeerd wordt. Het biedt belangrijk meer mogelijkhedendan een balkon; in een enkel gezin hield men er zelfs bijen.Uit het gebruik dat van de balkons wordt gemaakt, blijkt dateen goed balkon sommige, doch niet alle, functies van de tuinkan overnemen. Behalve de grootte van het balkon bein-vloedt ook de mate van beschutting en het uitzicht, dat menvan het balkon af heeft, de waarde ervan als ,,zitje".Voor een juist inzicht in de gebruiksmogelijkheden van bal-kons, mede in verband met de grootte en ligging ervan, zoueen speciaal onderzoek ingesteld dienen te worden.Met het bovenstaande is de artikelenreeks in dit Tijdschriftinzake het onderzoek naar woonactiviteiten in na-oorlogsewoningw^etwoningen beeindigd.1) De meeste afgesloten tuinen zijn 's winters niet toegankelijk en ook deopen tuinen zijn bij vochtig weer minder geschikt als speelterrein.'?^) De tendens tot concentratie van het bezoek op bepaalde punten is ookgeconstateerd in zeer uitgestrekte recreatiegebieden, zoals bijvoorbeeldhet Amsterdamse Bos (vgl. Studies over recreatiegebieden, publicatieno. 8 van de Rijksdienst voor het Nationale Plan, 's-Gravenhage 1954)."') Zie S. van der Galien, Kijktuin of recreatieoord, Bouw 18 sept. 1954. 39ArtikelenTabel 1. Aanwezigheid van een eigen tuin, gedifferentieerd naar het woningtype waarbij de tuin behoortpercentage woningen met een eigen tuinwaarvan bij: eengezinshuizenduplexwoningenwoningen in meergezinshuizenpercentage benedenwoningen van meergezinshuizen met eeneigen tuinAmsterdam3585121310Rotterdam172236's-GravenhageTabel 2. Gebruik van de eigen tuinbloemen kweken etc.buiten zittenwas drogenspelen kinderenbaby buiten zettenwas doendieren houdenpercentage van de gezinnen met een eigen tuin,dat deze tuin gebruikt voor het desbetreffende doelAmsterdam + Rotterdam(90 + 37 gezinnen = 100%]9575753515105Tabel 3. Gemis van een eigen tuinGezinnen met:kinderen onder l.o. leeftijdgeen kinderen onder l.o. leeftijdalle gezinnenpercentage van de gezinnen zonder eigen tuin,dat een eigen tuin mistAmsterdam594152Rotterdam726066's-Gravenhage69455740Tabel 4. Aanwezigheid en aard van de gemeenschappelijke tuinen' percentage woningen met de desbetreffendesoort gemeenschappelijke tuinAmsterdam Rotterdam 's-Gravenhageniet toegankelijke gemeenschappelijke tuin (kijktuin)toegankelijke gemeenschappelijke tuin zonder speelplaatstoegankelijke gemeenschappelijke tuin met speelplaats511934644191totaal gemeenschappelijke tuinen 61 71 96Tabel 5. Gebruik van de toegankelijke gemeenschappelijke tuinen met speelplaatsAitikelenGezinnen met kinderen:van 1-4 jaarvan 4 jaar - l.o. leeftijdvan l.o. leeftijdalle gezinnenpercentage van de gezinnen met een toegankelijkegemeenschappelijke tuin met speelplaats, waarvaneen of meer leden in de desbetreffende leeftijds-groep deze tuin gebruikenRotterdam65967449's-Gravenhage46777855Tabel 6. Gebruik van de balkonswas drogenbuiten zittenspelen kinderenbaby buiten zettenwas doenpercentage gezinnen met een balkon, dat het balkongebruikt voor het desbetreffende doelAmsterdam(157 gezinnen = 100%;Rotterdam;i74 gezinnen = 100%)938248233897534143Gemeentelijke woningkartotheken en saneringEen comraissie, ingesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeen-ten en het Instituut gezamenlijk, bestaande uit vertegenwoordigers vande commissie-woningkartotheek (ingesteld door beide evengenoemde li-chamen), de commissie Krotopruiming (ingesteld door de Minister vanVolkshuisvesting en Bouwnijverheid), de commissie Woningwaardering(ingesteld door het Instituut samen met het Ned. Congres voor OpenbareGezondheidsregeling), alsmede uit enige hoofdingenieurs-directeuren vande Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid, heeft een rapport uitgebrachtbetreffende richdijnen, welke zouden kunnen dienen als leidraad voorhet woningonderzoek in het kader van krotopruiming en sanering. Erzal nog wel enige tijd mede gemoeid zijn voordat het rapport met devrij uitvoerige bijlagen in druk verkrijgbaar is. Daarom heeft de com-missie in een geleidebrief een korte samenvatting van haar voorstellengegeven.Wij laten de tekst van deze brief hieronder volgen.Reeds spoedig na de vcrschijning van het, onder dagtekening van 21 Sep-tember 1953, uitgebracht rapport van de in 1951 door U ingestelde Com-missie voor de Woningkarfofheek (Blauwe Reeks no. 15), heeft zich debehoefte doen gevoelen aan nader overleg.Dit betrof in eerste aanleg de vraag, in hoeverre het door de commissievoorgedragen stelsel dienst kan doen voor onderzoekingen omtrent Arrof-opruiming en sanering.Verband werd gelegd met inmiddels ondernomen andere nasporingen opdat gebied, en wel met name van de Commissie Krotopruiming onder voor-zitterschap van de heer J. Bommer, ingesteld door de Minister van Weder-opbouw en Volkshuisvesting (1953) en de Studiecommissie GrondslagenWoningwaardering, uitgaande van het Nederlands Congres voor Open-bare Gezondheidsregeling en het Nederlands Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw (1954).Een en ander heeft geleid tot raadpleging Uwerzijds van vertegenwoor-digers van de drie vermelde commissies, alsmede enige Hoofdingenieurs-Directeuren van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid, met de op-dracht voorstellen te doen aangaande:a. het plan-woningkartotheek;b. het inmiddels door de Commissie Woningwaardering ingediende inte-rimrapport ..Criteria voor krotopruiming".Aan het overleg te dezen hebben, deelgenomen:voor de Commissie Woningkartoiheek, de heren:Dr. G. G. Pekelharing, oud-secretaris der gemeente Hilversum,A. J. A. Rikkert. hoofd van de Afdeling Statistiek van de GemeentelijkeWoningdienst te Amsterdam,Ir. J. E. Willemsen, adjunct-directeur van Gemeentewerken te Hooge-Veen,H. J. A. Verberk. Burgemeester van Didam;voor de Commissie Krotopruiming. de heren;Ir. Tj. Houtsma, hoofdingenieur bij de centrale directie van het Mi-nisterie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid.H. J. H. van Oyen, adjunct-directeur van de Rijksdienst voor hetNationale Plan;voor de Commissie Woningwaardering, de heren:A. H. M. Basart, architect in algemene dienst Afdeling Gezondheids-techniek T.N.O..H. W. Jansen, medewerker van het wetenschappelijk bureau bij deDienst voor de Volkshuisvesting te Rotterdam.W. A. H. W. M. Janssen ^), directeur van de gemeentelijke Bouw-en Woningdienst te Utrecht;Hoofdingenieurs-Directeuren van de Volkshuisvesting en de Bouwnijver-heid. de heren;B. J. M. A. Abspoel. plaatsvervangend H.I.D. in de provincie Gel-derland.Ir. F. Ottevangers, H.I.D. in de provincie NoordhoUand,Ir. D. S. Visser, H.I.D. in de provincie Friesland.Voorts is aan de meer technische opzet medegewerkt door de heren;M. J. Goedee. technisch hoofdambtenaar bij de Vereniging van Neder-landse Gemeenten.K. Jansen, hoofdinspecteur bij de Gemeentelijke Bouw- en Woning-dienst te Utrecht.richttijnen, dienend als leidraad voor het woningonderzoek in het kadervan krotopruiming en sanering, aansluitend bij; ^)De heer Janssen was tevens lid van de Commissie Woningkartotheek. 41ArtikelenVerslagJaarvergaderingHet voorzitterschap van de commissie is vervuld door Dr. G. G. Pekel-haring.Als secretaris is opgetreden de heer Mr. B. L. A. van Zwieten, hoofdcom-mies-redacteur bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,Het tekenwerk voor de ten slotte tot stand gebrachte ,,kaart woningonder-zoek" is verricht door de tekenaar van de Gemeentelijke Bouw- en Wo-ningdienst te Utrecht, de heer H. W. J. Hermes.De commissie geeft gaarne uiting aan haar erkentelijkheid voor de doorde heren Goedee, Jansen en Hermes bewezen waardevoUe diensten.De uitkomst van het gevoerde overleg is samengevat in het hierbij aange-boden rapport.Dit gaat vergezeld van:a. het model van een .,kaart woningonderzoek", bestaande uit een wo-ningkaart en een perceekkaart, waarvan (zowel in bianco, als ^ bijwijze van voorbeeld -- ingevuld) exemplaren las zijn bijgevoegd;b. een Toelichting, waarin de meer technische zijde van de aanbevolenwijze van werken nader wordt uiteengezet (bijlage A);c. een instructie voor het invuUen van de kaart, bestemd voor degenen,die met de bewerking worden belast (bijlage B);A. de nodige richtlijnen voor de codering (bijlage C).Deze laatste bijlage is door het Centraal Bureau voor de Statistiek gecon-troleerd. Ook voor de van die zijde verleende medewerking past eenwoord van dank.Onder verwijzing naar deze stukken meent de commissie hier, ten geleidevan het rapport, te mogen volstaan met enkele opmerkingen van algemeneaard.Bij haar beraad over de richtlijnen voor onderzoekingen t.a.v. krotoprui-mingen en sanering, aansluitend bij de woningkartotheek, heeft de Com-missie uiteraard rekening gehouden met enkele, sedert de opstelling van hetrapport woningkartotheek (1953) aan de orde, en tot een zekere mate vanontwikkeling gekomen factoren.Dit betreft aanstonds de grondslag welke de Algemene Woningtelling 1956voor het aanleggen van kartotheken heeft verschaft, en voorts de vooruit-zichten waarop de plannen i.z. de woningwaardering na 1953 zijn gaanwijzen.Gelijk bekend, heeft de Algemene Woningtelling 1956 aan de gemeente-besturen de gelegenheid geboden om, tegelijk met de telling, een aantalgegevens te verzamelen, ten dienste van de inrichting van een woning-kartotheek.Daarbij zijn in hoofdzaak de ..minimum" gegevens van het rapport wo-ningkartotheek gevolgd.Aannemend dat de aldus opengestelde mogelijkheid in ruime mate toe-passing in den lande zal vinden, heeft de Commissie het als aangewezengeoordeeld, zich bij de voldoening aan haar opdracht te richten naar de(minimum) kartotheek, opgebouwd uit het materiaal van de woningtelling.Anderzijds heeft zij gemeend als uitgangspunt voor de begrippen ,,krot"en ,,sanering", te mogen nemen de ,,basisgebreken", opgesomd in het inte-rimrapport ,,Criteria voor krotopruiming" van de Commissie Woning-waardering (o.a. opgenomen in het Tijdschrift voor Volkshuisvesting enStedebouw van September 1954, alsmede als overdruk afzonderlijk ver-schenen).Zorgvuldige toetsing van deze basisgebreken aan de (minimum) kar-totheek heeft haar geleerd , dat deze laatste inderdaad in een aantal op-zichten de vereiste indicaties kan opleveren, om op betrekkelijk eenvou-dige wijze de woningen naar haar goede en slechte eigenschappen -- enderhalve naar haar geschiktheid voor bewoning -- te onderscheiden, enals vanzelf aan het licht te brengen waar zich in bepaalde gevallenzwakke plekken bevinden.Intussen ligt het in de rede, dat de resultaten, voor zoveel de geschikt-heid -- en vooral de ongeschiktheid -- ter bewoning aangaat, in het alge-meen tot tamelijk vage aanduidingen beperkt zullen blijven.In wezen is het daarbij te doen om de toestand waarin de woning verkeerten de zich te haren opzichte voordoende, gemakkelijk aan veranderingonderhevige omstandigheden (gebreken). Het stelsel van de CommissieWoningkartotheek houdt in, dat de kartotheek in hoofdzaak de consianteelementen moet bevatten, en daarnaast de meer variabele punten aannadere onderzoekingen moeten worden overgelaten. Met name heeft deCommissie in dit verband gewezen op de krotopruiming en sanerina.(Rapport 1953, biz. 43-54).Ten dienste van zodanig verder onderzoek heeft de Commissie Woning-onderzoek, in samenwerking met de Commissie Woningwaardering, eennieuwe kaart -- ,,kaart woningonderzoek" -- ontworpen.Bij de opzet daarvan zijn zoveel mogelijk aantal en omschrijving van degegevens, vermeld in de oorspronkelijke kaart woningkartotheek, met mo-dificatie volgens het desbetreffende materiaal uit de Algemene Woning-telhng 1956, aangehouden.Ook zij kent twee onderdelen: een voor de woning en een voor het per-ceel; alsmede het onderscheid van minimum- en facultatieve gegevens.Voor het overige spreekt het welhaast vanzelf dat aan de laatste groepenige uitbreiding moest worden gegeven, ten einde de kaart bruikbaar tedoen zijn voor het onderzoek naar de (on) geschiktheid (kwaliteit) vande woningen, of groepen van woningen (blokken of wijken). Daarenbovenis zij afgestemd om dienst te doen voor de vervuUing van de formaliteitenvoor onbewoonbaarverklaring.Voor de gemeenten die alsnog een kartotheek willen opzetten, kan de._ nieuwe kaart derhalve in de plaats treden van de kartotheekkaart 1953."?^ Bij proefopneming is de toepassing eenvoudiger gebleken dan op het eerstegezicht wellicht te vrezen schijnt. Gebleken is dat, na een korte tijd vaninwerken, de invulling vlot kan verlopen. Bovendien biedt de kaart hetvoordeel, dat voorafgaande invulling op een afzonderlijk opnemingsfor-muher niet nodig is.Hiernevens kan de kaart in gemeenten, die reeds een kartotheek bezitten,dienst doen als aanvullende kaart voor het geschiktheidsonderzoek, terwijlwanneer de Commissie Woningwaardering gereed zal zijn met haar ,,In-structie voor het waarderen van woningen", deze waardering volledig metgebruikmaking van de op de kaart opgenomen gegevens kan geschieden.Een niet te onderschatten voordeel is het, dat de kaart, in beide gevallen,op deze wijze alzo mede kan dienen voor het bereiken van een zo objectiefmogelijke beoordeling overeenkomstig de beginselen van de Commissie Wo-ningwaardering. Daardoor kunnen de inzichten van de gemeentebesturenaanaaande het van hunnentwege te volgen beleid i.z. de woningvoorzieningaanmerkelijk worden verdiept. Tevens wordt de vergelijking tussen degemeenten onderling er door vergemakkelijkt en kan een beter geschakeldbeeld ontstaan van de woningtoestanden in het gehele land.De plaats gevonden samenwerking met de Commissie Woningwaarderingwaarborgt, dat het model van de kaart woningonderzoek volledig past inhet stelsel dat zij beoogt. Blijkens van haar ontvangen mededeling zijnharerzijds in de naaste toekomst geen voorstellen tot aanvulling te ver-wachten. Mocht de dynamiek. die aan het onderwerp van nature eigenis, na verloop van tijd wijziging of aanvulling nodig maken, dan biedende beschikbare ,,vrije nummers" op de kaart h.i. voorlopig voldoendespeling.Ook de Commissie Woningkartotheek -- geraadpleegd ofschoon haarwerkzaamheid met het uitbrengen van het rapport 1953 als geeindigdmoet worden beschouwd -- heeft zich met de voorstellen van het hier-nevens gaande rapport verenigd.Kort samengevat kan de aanbevolen kaart dus voor verschillende doel-einden worden gebezigd, en wel:1. als kartotheekkaart (zonder dat een afzonderlijk opnemingsformuliernodig is) in gemeenten die nog geen kartotheek hebben (desgewenstbeperkt tot de minimum gegevens);2. als onderzoekkaart ten behoeve van het geschiktheidsonderzoek, zulks:a. ter zake van krotopruiming en sanering (ook ter beoordeling vande mogelijkheid van verbetering);b. voor ^oniaqwaardering in algemene zin;c. ter voorbereiding van onbewoonbaarverklaringen. t \De ruime bestemming welke de kaart derhalve kan krijgen, wettigt, naarhet gevoelen van de Commissie, de vrij algemene naam ,,kaart woning-onderzoek", alsmede voor haar zelve die van ,,Commissie Woningonder-zoek".Zij vindt alle vrijheid U in overweging te geven de invoering van dekaart, overeenkomstig de beginselen van het hiernevens gaande rapport,bij de gemeentebesturen zoveel mogelijk te bevorderen. ,De Commissie Woningonderzoek,De secretaris,(w.g.) van ZwietenDe voorzitter,(w.g.) G. G. Pekelharing's-Gravenhage, 11 januari 1957Verslag jaarvergaderingNa de afdoening van de huishoudelijke zaken, waaromtrent in dit nummeronder officiele mededelingen een bericht is opgenomen, hield de Voorzittereen inleiding over taak, mogelijkheden en tekortkomingen van het Instituut.De Voorzitter had deze inleiding een tweeledig karakter gegeven. In deeerste plaats somde hij een aantal actuele problemen op, die nu de aandachtbezig houden, waarbij hij telkens aangaf op welke wijze het Instituut werk-zaam geweest is, nog is of in de toekomst denkt te zijn ter bevordering vaneen goede oplossing van die problemen. In de tweede plaats schetste deVoorzitter enige actuele behoeften van de leden van het Instituut, waaraanhi] telkens de vraag verbond wat het Instituut doet of kan doen ter voor-ziening in die behoeften.De actuele problemen1. Wetgeving. Het Instituut heeft advies uitgebracht aan de Minister overde beide voorontwerpen Woningwet en Wet op de ruimtelijke ordening.Over het ontwerp-Woningwet is overleg gevoerd met een aantal in eenz.g. hearing bijeengeroepen leden, terwijl het ontwerp op de ruimtelijkeordening door de Stedebouwkundige Raad is behandeld.Vervolgens zijn, nu de beide voorstellen van wet bij de Tweede Kamer zijningediend, over beide adressen tot de Kamer gericht, waarbij het dagelijksbestuur gebruik kon maken van de stof, die in de adviezen over de voor-ontwerpen besloten lag en bovendien, voorzover het ontwerp op de Ruimte-lijke Ordening aangaat, van de beraadslaging in de StedebouwkundigeRaad, die ook aan het ingediende ontwerp een vergadering gewijd heeft.De tekst van beide adressen is in het februari-nummer van het Tijdschriftopgenomen.2. Ruimtelijke ordening in groot verbandOp dit terrein beweegt zich de tentoonstelling Tal en Last, die in novemberin het Bouwcentrum te Rotterdam is geopend en vervolgens in den Bosch,Leeuwardcn en Emmen zal worden geexposeerd, een en ander in samen-werking met de Rijksdienst voor het Nationale Plan. De rede van deMinister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid bij de opening van detentoonstelhng in Rotterdam, opgenomen in het november-nummer van hetTijdschrift, gaf tevens een overzicht over de vraagstukken.De Stedebouwkundige Raad heeft onlangs een vergadering gewijd aanhet z.g. plan Lange, dat dus mede een suggestie inhoudt voor de rich-ting, waarin de ontwikkeling van het westen kan worden geleid.Verder heeft het bestuur een prae-adviezenvergadering, dus voor alleleden, in voorbereiding in mei a.s. over het vraagstuk van de nieuwe stedenmet drie prae-adviseurs, de Heren Drs. G. J. van den Berg, Prof. Ir.Jac. P. Thijsse en Prof, Dr. G. A. van Poelje.Ten slotte raakt ook aan de ruimtelijke ordening in groot verband eenkleine door het Instituut ingestelde commissie onder voorzitterschap vande Heer De Jonge van EUemeet, die zich beraadt over de inhoud van hetstreekplan.3. Aanleg van nieuwe gebiedsdelen: IJsselmeerpolders en DeltaVan oudsher heeft dit onderwerp het Instituut sterk bezig gehouden, getuigehot rapport over ,,Het toekomstig Landschap der Zuiderzeepolders". Indeze lijn bcweegt het Instituut zich ook nu nog. Niet lang geleden wijddcde Stedebouwkundige Raad een vergadering aan het verkavelingsplan voorOostelijk Flcvoland, in het bijzijn van een aantal leden van de Zuiderzee-raad; dit in verband met het advies, dat de Zuiderzeeraad aan de Ministerover dit plan moest uitbrengen.En verder heeft de Stedebouwkundige Raad op zijn programme gezet eenvergadering over de Deltaplannen.4. Reconstructie van bestaande kernenHier moet om te beginnen worden herinnerd aan de Commissie-Binnenstad,die haar rapport praktisch voltooid heeft. Wellicht kan een ledenvergade-ring over dit rapport, tezamen met dat van de ministeriele commissie krot-opruiming en sanering, die eveneens vrijwel gereed is, worden gehouden.Onlangs heeft het dagelijks bestuur het besluit genomen een permanentecommissie voor de reconstructie van de bestaande kernen in te stellen,omdat dit onderwerp in de naaste toekomst steeds meer aandacht zalvragen. Als eerste onderwerpen, die aan deze vaste commissie zullen wor-den opgedragen, zijn genoemd:a. een systematisch-wetenschappelijk onderzoek naar het verschijnsel vande city
Reacties