Log in
inloggen bij
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

Toekomstbestendig bouwen

Ontwikkel nieuwe competenties en versterk samenwerking Remko Zuidema, IJsbrand van Straalen - 16 december 2025

De bouwwereld staat voor ingrijpende veranderingen. Daarbij verandert ook de bouwregelgeving. Deze transitie biedt, aldus Remko Zuidema en IJsbrand van Straalen van TNO, kansen voor innovatie en duurzaamheid, maar dat vraagt wel van alle betrokken partijen een proactieve houding. "Wie nu investeert in kennis, samenwerking en technologie legt de basis voor een toekomstbestendige bouwsector."

De Woningwet van 1901 legt de basis voor onze bouwregelgeving, het was een landelijke reactie op de sociaal onaanvaardbare woningkwaliteit in de 19e eeuw. Deze wet introduceerde nationale uniformiteit en publiek toezicht op bouwkwaliteit. Daarmee aansluitend op de in de decennia daarvoor vanwege verbetering van de volksgezondheid aangelegde riolen en waterleidingen. Vanaf 1930 ontstonden gemeentelijke bouwverordeningen. Deze werden in steeds meer gemeenten ingevoerd en aangevuld met lokale voorschriften waar nodig. Een voorbeeld hiervan is de hijsbalk aan de gevel van veel Amsterdamse woongebouwen, inclusief het verhuisraam, dat tot invoering van het Bouwbesluit in 1992 verplicht was. De model-bouwverordening van de VNG bestaat sinds 1965 en is in 1992 integraal herzien.
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een reeks internationale verdragen, zoals het Europees Sociaal Handvest (1961) en het VN-verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966), die het recht op huisvesting verankerden. Daarmee reagerend op de grote woningtekorten na de Tweede Wereldoorlog, bevolkingsgroei en het kleiner wordende gezin per woning. In de jaren ’80 maakte Nederland een fundamentele omslag: van voorschriften naar prestatie-eisen. Het Bouwbesluit 1992 werd wereldwijd geprezen als een revolutionair ontwerp. De kernaspecten gezondheid, constructieve- en brandveiligheid werden daarin aangevuld met energiezuinigheid en later in 2012 met duurzaamheid, waarmee de basis werd gelegd naar toekomstige focus op klimaat en circulariteit. Daarmee sloot de Nederlandse bouwwerk wetgeving qua prestatie-eisen goed aan op de EU-wetgeving van producten in het algemeen en bouwproducten in het bijzonder. Wetgeving voor bouwproducten werd al op Europees niveau vastgesteld en nationale toppen daarop gezien als onnodig

Nieuwe verantwoordelijkheden

Tot voor kort lag in Nederland -in tegenstelling tot ons omringende landen- de nadruk op publiek toezicht en beperkte aansprakelijkheid van aannemers na oplevering van een werk of bouwwerk. Dit veranderde in 2024 drastisch met het Bbl als onderdeel van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Deze wet en de bijbehorende gelijktijdige aanpassingen in het Burgerlijk Wetboek vergroten de verantwoordelijkheid van aannemers en installateurs aanzienlijk. Daardoor strekt de bijna volledige aansprakelijkheid voor bouwwerken zich nu uit tot twintig jaar na oplevering. Hierdoor wordt de rol van private partijen in kwaliteitsborging groter. Het vraagt om nauwe samenwerking tussen producenten, aannemers en installateurs. Het publieke toezicht is daarbij voor nieuwbouw in gevolgklasse 1 nu privaat geworden. Voor andere projecten is er vooralsnog geen verandering in de publieke rol. Wel verandert voor alle bouwprojecten de private verantwoordelijkheid doordat deze bijna geheel doorloopt na oplevering. Veranderingen tijdens de bouw vragen nu expliciete goedkeuring waarbij alle gevolgen vooraf zijn onderbouwd met uiteindelijk door de aannemer geleverde as-built documenten bij afronding. Het Bouwbesluit geïntroduceerd in 1992 is na vele aanpassingen integraal opgenomen in de Omgevingswet als het Besluit bouwwerken leefomgeving.

EU-wetgeving

Daarnaast is de Europese regelgeving in een stroomversnelling geraakt. De in 2024 vastgestelde meest recente versies van de Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR), de Construction Products Regulation (CPR) en de Energy Performance of Buildings Directive IV (EPDP IV) leggen zwaardere eisen vast voor bouwproducten en bouwwerken, inclusief digitale instrumenten zoals het digitale product paspoort en de verplichte verbinding met een bouwinformatiemodel (BIM).  Deze integratie van data en processen markeert een nieuwe fase in standaardisering en transparantie. Het EU-programma Level(s) koppelt dit aan financiële transparantie via de EU-Taxonomie. Daarnaast kennen we de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD ) en de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) voor grote bedrijven zoals producenten van bouw- en installatieproducten met aanvullende verplichtingen en verantwoordelijkheden. De Green Claims Directive (GCD) kent als hoofddoel consumenten te beschermen tegen greenwashing en stimuleert bedrijven eerlijke milieuclaims te doen. GCD zal nog in Nederlandse wetgeving worden omgezet.
Belangrijk te weten is dat een aangenomen EU-Verordening (Regulation) meteen van kracht is in alle EU-staten en een EU-richtlijn (Directive) binnen twee jaren vertaald dient te zijn in wetgeving van elke EU-staat. Bijvoorbeeld worden de prestatie-eisen uit de ESPR en CPR de komende jaren door vertegenwoordigers van bedrijfsleven, normeringsorganisaties, ondersteund door en namens Europese Commissie en EU-staten, omgezet in private kwaliteitssystemen voor de bouwindustrie van de gehele EU. Tegelijk vinden in de EU discussies en besluiten plaats om via Omnibus regelingen eerdere aangenomen Regulations en Directives aan te passen vanuit nieuwe inzichten zoals beschreven in het TNO rapport Het Nederlandse concurrentievermogen in het licht van het Draghi-rapport.

Internationale aangelegenheid

Nederlandse bouwregelgeving is niet langer een nationale aangelegenheid. Voorbeelden illustreren dit. De Eurocodes, mede ontwikkeld door TNO en aangestuurd via CEN/TC250, vormen de basis voor constructieve veiligheid in Europa en zelfs ruim daarbuiten. De belangrijkste voordelen zijn veiligheid, uniformiteit, markttoegang, flexibiliteit en actualisatie. Deze tien Eurocodes, op hun beurt weer verdeeld over 58 onderdelen, bestrijken materialen zoals beton, staal, hout en glas, en worden momenteel herzien in een tweede generatie die over enkele jaren van kracht zullen zijn. In deze nieuwe generatie technische normen worden ook verbindingen opgenomen met maatschappelijke doelen om zo bij te dragen aan duurzaamheid, veiligheid en/of circulariteit.
Internationale verdragen, zoals het VN-verdrag inzake rechten van personen met een handicap (2006), hebben geleid tot nationale verplichtingen rond toegankelijkheid van gebouwen. De inhoudelijke eisen vanuit dit verdrag zijn oorspronkelijk opgezet voor de inhoudelijke aansturing en financiering van de wederopbouw van Beirut en dit verdrag is inmiddels bijna 10 jaar geleden door Nederland geratificeerd. Daarnaast beïnvloeden Europese beleidsinitiatieven, zoals de Roadmap to a Resource Efficient Europe (2011), de regelgeving op het gebied van energie, materialen, luchtkwaliteit, afval en biodiversiteit. Stap voor stap tot 2050 worden de daarin op hoofdlijnen geformuleerde prestaties vertaald naar specifieke wetten voor bouwproducten en bouwwerken.
Welke transities zijn er de komende decennia aan de orde? De komende jaren staan in het bijzonder in het teken van een drietal vervolgtransities:
1. Materiaal- en producthergebruik en circulariteit
Nieuwe regels zullen hogere eisen stellen aan recyclingpercentages en traceerbaarheid van materialen en producten. Het recht op reparatie en industriële prefabricage worden sleutelconcepten. Ze moeten flexibiliteit en duurzaamheid waarborgen, ook tussen verschillende bouwwerken.
2. Gezondheid en binnenmilieu
De EPBD IV introduceert onder meer de verplichte energie-aansturing per ruimte. Dit opent de deur naar dynamische sturing van binnenluchtkwaliteit, een thema dat tot nu toe beperkt was tot de hoeveelheid luchtvervangingen per ruimte per uur. Verwacht wordt dat eisen voor luchtkwaliteit en tegen (zeer) schadelijke stoffen verder worden aangescherpt. Internationaal ontstaan zo met nieuwe klimaatwetgeving volgend uit deze EPBD IV nieuwe standaarden en tools voor bouwproducten en bouwwerken.
3. Digitale integratie
Door de koppeling van DPP en BIM ontstaat een transparante, digitale keten van ontwerp tot sloop. Hiervoor is internationale standaardisering en goede interoperabiliteit nodig, zodat data-uitwisseling tussen partijen soepel verloopt. Zodra in een volgende versie van de CPR ook installaties, verlichting en alle energie gerelateerde producten in bouwwerken onderdeel worden, is het logisch BIM te verbinden met energieen klimaatprestaties van gebouwen.
De huidige Europese Commissie wil vanuit haar drie focuspunten innovatie, de-carbonisatie en veiligheid deze transities versnellen. Dit wil zij doen door te vereenvoudigingen, de interne markt te bevoordelen, concurrentievermogen te ondersteunen, het verbeteren van vaardigheden en kwaliteitsbanen en door meer coördinatie van beleid naar uitvoering op EU-, nationaal niveau en van de EU-staten onderling. Naast de traditionele verdeling in publieke verantwoordelijkheid tussen Europees bouwproductniveau en het bouwwerk nationaal, ontstaat een tussengebied waar het best handig lijkt om daar als Europese Unie gecoördineerd, eenduidig en gestandaardiseerd invulling aan te geven.

Publiek versus privaat

De verschuiving van publieke naar private verantwoordelijkheid is duidelijk zichtbaar, vooral in Nederland. Waar vroeger vergunningen, start bouw en oplevering het sluitstuk vormden voor gemeenten als bevoegd gezag, ligt nu een groot deel van de kwaliteitsborging bij private partijen en loopt deze door na oplevering. Die kwaliteit wordt bij een aantal typen bouwwerken via kwaliteitsborgers bewaakt. Bij alle bouwwerken neemt de invloed van officiële erkende en private kwaliteitsverklaringen toe, via onder meer certificeringen, verwerkingsvoorschriften, toepassingsvoorwaarden en onderhoudsinstructies. Tegelijkertijd neemt de invloed van internationale normen toe, waardoor nationale regelgeving steeds meer een kader wordt met publieke regelgeving en private implementatie, waarbij bouwbedrijven en installateurs intensief met hun toeleverende bedrijven samenwerken.
Deze dynamiek creëert spanningsvelden:

•             Vergunningverlening versus flexibiliteit: Hoe behoud je snelheid en schaal in publieke en private besluitvorming zonder afbreuk te doen aan lokale kwaliteit op korte en lange termijn? Hoe verhoudt zich de projectvergunning met gestandaardiseerde oplossingen en een landelijke goedkeuring van gebouwdelen met lokale beeldkwaliteit?

•             Lokale belangen versus mondiale standaarden: Hoe voorkom je dat internationale eisen botsen met nationale prioriteiten? Hoe verhoudt industrialisatie zich bijvoorbeeld tot lokaal maatwerk?

•             Publieke controle versus private certificering: Hoe waarborg je transparantie en vertrouwen in een steeds meer privaat systeem? Gebouwen gaan lang mee, vertegenwoordigen veel (ook maatschappelijke) waarde, terwijl het gebruik ervan steeds sneller en onvoorspelbaarder verandert.

Aanbevelingen

Investeer daarom in kennis van internationale regelgeving. ESPR, CPR, EPBD IV en bijvoorbeeld de CSRD zijn geen optionele kaders, maar ze zijn bepalend voor toekomstige projecten en de bedrijfsvoering van betrokkenen.

1.           Ontwikkel digitale competenties

BIM en DPP worden integraal onderdeel van certificeringen, vergunningen en kwaliteitsborging. Bedrijven moeten investeren in data-integratie en cybersecurity en daarbij een verbinding leggen met gezondheids-, financiële en bedrijfsmatige verantwoordingen.

2.           Uniformeer programmatische vergunningen

Publiek gezag, veelal gemeenten, benut vanuit projectmatige vergunningverlening maximaal de erkende programmatische toetsingen van kwaliteit en gebouw(delen) en stimuleert de toepassing van eerder bewezen oplossingen.

3.           Stimuleer circulaire businessmodellen

Hergebruik en modulariteit zijn niet alleen wettelijke eisen, maar ook economisch aantrekkelijk in een markt met stijgende product- en grondstofprijzen. Het doorontwikkelen van standaardisatie en uniformering van processen van gebouwdelen zorgt voor nieuwe verbindingen met de (commerciële) vastgoedsector.

4.           Versterk samenwerking in de keten

Van land-, bos- en mijnbouw via producent tot eindgebruiker: transparantie en gedeelde verantwoordelijkheid zijn cruciaal om complexe regelgeving werkbaar te maken. Daarbij zijn circulariteit, gezondheid en digitalisering vanuit keten- en bedrijfsbelang met elkaar verbonden.

Conclusie

De Nederlandse bouwregelgeving evolueert van een nationaal, publiek gestuurd systeem naar een hybride model waarin internationale normen, erkende en private kwaliteitsborging, de Omgevingswet met het Bbl en digitale integratie centraal staan. Deze transitie biedt kansen voor innovatie en duurzaamheid, maar vraagt om een proactieve houding van alle betrokken partijen. De bouwindustrie, aannemers en installateurs worden snel afhankelijker van elkaar in taken, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid en groeien daarom naar elkaar toe. Wie nu investeert in kennis, samenwerking en technologie, legt de basis voor een toekomstbestendige bouwsector. Omdat er de afgelopen decennia zoveel is veranderd in de bouw, is het ook goed de structuur en de inhoud van publieke vs. private regelgeving opnieuw tegen het licht te houden. Enerzijds vanwege de maatschappelijke risico’s, anderzijds door de ontwikkelingen in transparantie,  de verantwoordelijkheid van producenten en de verschillen tussen de belangen van gebruikers en beleggers. Hoe passen al deze transities het beste op elkaar? En wat is dan de beste invulling als het gaat om bouwregelgeving? Dat zijn belangrijke vragen naar de toekomst.

Samenvatting

De Nederlandse bouwregelgeving evolueerde van de Woningwet (1901) via (Gemeentelijke) Bouwverordeningen, het Bouwbesluit (1992) en nu het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) onder de Omgevingswet (2024). De focus verschuift daarbij van voorschriften naar prestatie-eisen. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) vergroot aansprakelijkheid van aannemers tot vaak twintig jaar en introduceert private kwaliteitsborging. Europese richtlijnen zoals ESPR, CPR en EPBD IV stellen strengere eisen voor duurzaamheid en voor digitalisering via BIM en het Digitale Product Paspoort. Internationale kaders sturen veiligheid en toegankelijkheid. De toekomst draait om circulariteit, gezondheid en digitale ketenintegratie. De sector investeert nu in internationale normen, digitale competenties en circulaire businessmodellen.

Reacties

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Ruimte en Wonen ©2025. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren