17TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 FEBRUARI 2014ACHTERGROND`WEG MET DEKROTTEN, HIERDE PALEIZEN'Amsterdam is wereldberoemd om haar sociale woningbouw. Maar in de tweede helft van 19e eeuwstond in veel woningen de schimmel op het behang, ontbrak een toilet en waren ziektes aan de ordevan de dag.HetSchipindeAmsterdamseSpaarndammerbuurt,nueenmuseum(Foto'sMuseumHetSchip)18ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 FEBRUARI 2014DOOR TON HEIJDRA, MUSEUM HET SCHIPDe Nederlandse volkshuisvesting is internationaal ver-maard. Uit de hele wereld komt men kijken naar de arbei-derspaleizen die hier de afgelopen eeuw gebouwd zijn.Amsterdam werd ooit wel het `mekka van de volkshuis-vesting `genoemd. Het was vooral de ring 20-40 met deAmsterdamse School architectuur die tot de verbeelding sprak.Museum Het Schip in Amsterdam probeert de geschiedenis van devolkshuisvesting en de Amsterdamse School levend te houden. Sindskort is het museum zelfs verrijkt met een nagebouwd krotje uit deperiode van v??r de Woningwet, om bezoekers duidelijk te maken wel-ke verbeteringen in de volkshuisvesting tot stand zijn gekomen.In de tweede helft van 19e eeuw waren de woonomstandigheden inAmsterdam ronduit schrijnend. De snelle industrialisatie trok velenvan het platteland naar de stad, maar het was moeilijk om aan een goe-de en betaalbare woning te komen. De nieuwkomers waren aanvanke-lijk vooral aangewezen op wijken als de Jordaan en de OostelijkeEilanden. Hier kon men terecht in donkere stegen, ook wel gangengenoemd. De woningen waren klein, waarvan sommige zich halfonder de grond bevonden, de zogenaamde kelderwoningen. Ziektes alsmalaria, cholera en tuberculose tierden welig.Martha Brouwer heeft in haar boek Een kind groeit op treffendbeschreven hoe het er in een willekeurig gezin aan toe ging. Haar ver-haal gaat over de tiende spruit van het gezin Stam die in een kleinetussenkamer zonder ramen, een zogenaamde alkoof, van een tweedebovenhuis in de Kleine Kattenburgerstraat zijn eerste levenslicht aan-schouwde. Hij was een mager scharminkel, niemand gaf een cent voorzijn levenskansen. Zo vroeg de kleine Ali of ze mee mocht om haar pasgeboren broertje te begraven, `want bij de vorige begrafenis warenGrietje en Jan mee geweest'. Kindersterfte was dan ook schering eninslag. Wonder boven wonder bleef de hoofdpersoon van het boekleven en zou met de bijnaam Bul uitgroeien tot een stevige jongen.GEZONDHEIDSCOMMISSIEHet mag dan een roman zijn, ook in offici?le onderzoeken kwamendezelfde woonomstandigheden naar voren. In een rapport uit 1855werden de kelderwoningen `holen der mensen' genoemd. DeGezondheidscommissie constateerde in 1874 grote wantoestanden inAmsterdam. Er werden in de hele stad vijfduizend kelderwoningengeteld waarvan op de Oostelijke Eilanden 368 kelders met gezamenlijk1.628 bewoners. Een onderzoek van de AmsterdamscheBestuurdersbond kwam een aantal jaren later tot dezelfde onthutsendeconclusie. In het boekje Krotten en Sloppen, dat in 1901 verscheen enwaarvan tekenaar Albert Hahn de illustraties verzorgde, telde deschrijver Louis M. Hermans een groot aantal onbewoonbare kelderwo-ningen in het hartje van de stad, de Jordaan en op de OostelijkeEilanden. In veel woningen stond de schimmel op het behangsel enwas de zoldering door de slechte ventilatie zwart van de rook. Zonkwam er bijna niet binnen. Het was er vochtig en er hing een sterkegrondlucht. Er was geen wc en de bewoners kieperden de poepdoossoms gewoon leeg in de gracht. In dikke zwarte letters schreef hij `Hetkan niet genoeg herhaald worden, dat een woning niet in den grond,maar op den grond behoort te worden gebouwd.'DE PIJPVoor de arbeiders werden intussen wel nieuwe woningen gebouwd,maar de kwaliteit hiervan hield te wensen over. Een uitbreidingsplanvan stadsingenieur J.G van Niftrik om buiten de grachtengordel nieu-we wijken met veel groen te realiseren werd in 1868 niet door degemeenteraad aangenomen. Daarvoor in de plaats kwam in 1877 eenDe`boeg'vanHetSchip19ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 FEBRUARI 2014veel eenvoudiger plan van de directeur van Publieke Werken, J. Kalff.Diens plan volgde grotendeels het oude sloten- en padenpatroon vande polder, waardoor de bekende lange, smalle straten van de 19e eeuw-se wijken, zoals de Pijp, ontstonden. Hier werden vooral arbeiderswo-ningen gebouwd, die niet te veel mochten kosten. De bouw werd ookwel revolutiebouw genoemd. Deze term houdt verband met het feitdat er niet meer voor een directe opdrachtgever gebouwd werd, maarvoor een anonieme markt: een revolutie in het bouwproces.Het ging vaak om grondexploitanten die zich verenigden in exploita-tiemaatschappijen. Om te bouwen leenden zij in veel gevallen geld. Zijwilden zo min mogelijk rente betalen en daarom zo snel mogelijkaflossen. Op de kwaliteit van de huizen werd bezuinigd. De bouwersgebruikten vaak nat hout, slechte mortel of onvoldoende fundering.Ook werkte men haastig: bij vorst werd regelmatig doorgewerkt. Hetgevolg was dat met enige regelmaat huizen al tijdens de bouw instort-ten. Zo verloren op 21 september 1876 twee arbeiders het leven bij debouw van twee huizen aan de Ferdinand Bolstraat. De gemeente steldenaar aanleiding van het ongeluk wel enkele bouwopzichters aan, maartoch ging het nog regelmatig mis. In de Willibrordusstraat, de PieterNieuwlandstraat en de Da Costakade stortten huizen al tijdens of kortna de bouw in.DE VEREENIGING TEN BEHOEVE DER ARBEIDERSKLASSEHet was niet allemaal kommer en kwel. Er werden ook goede arbei-derswoningen gebouwd. Het initiatief ging vaak uit van welgesteldenotabelen, die vanuit hun christelijke of liberale opvattingen zich hetlot van de arbeider aantrokken. Hun inspiratie haalden ze uit het bui-tenland, waar initiatieven voor de bouw van zogenaamde utopistischewoon-werkprojecten waren gerealiseerd. Een beroemd voorbeeld wasde weverij van Robert Owen in New Lanark in Schotland. Ook medici,onder wie Samuel Sarphati, hadden hun invloed. Zij wezen er op dat ereen directe samenhang bestond tussen het woonmilieu, de gezond-heid en de moraal van de bewoners. Mede door hun inbreng werdenrond 1850 in Amsterdam plannen gemaakt om modelwoningen voorarbeiders te bouwen. Zo ontstond op Oostenburg in Amsterdam voorhet eerst sociale woningbouw.In 1851 werd de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse opge-richt, die goede woningen voor een billijke huur wilde verschaffen.Daartoe kocht zij een voormalig gebouw van de VerenigdeOostindische Compagnie om die te verbouwen tot woningen. Dit lukteechter niet en daarom werd besloten om het gebouw te slopen en ernieuwbouw neer te zetten. Architect H. Hana werd door de verenigingaangetrokken om hiervoor het plan te realiseren. Aan deOostenburgermiddenstraat ontwierp hij een blok van 18 arbeiderswo-ningen. Het ging eigenlijk om drie huizen met een gemeenschappelij-ke voordeur en dito trap, waarmee per verdieping twee woningen tebereiken waren.Iedere woning telde twee vertrekken: een slaapkamer met daarin eenijzeren ledikant en een woonkamer die voorzien was van een glazenkast, een privaat (toilet), een gootsteen, een kookkachel en een turf-kist. Het blok werd op 6 juli 1852 aanbesteed en is de eerste vorm vansociale woningbouw die in Nederland tot stand kwam. Hoewel hetproject in de loop der jaren gesloopt is, was een groot succes. Er meld-den zich niet alleen huurders, ook koning Willem III, die het blokkwam bezichtigen, was zeer enthousiast en werd zelfs beschermheervan de vereniging. Het initiatief zou snel navolging krijgen in andereAmsterdamse buurten, zoals de Jordaan, de Pijp en de Planciusbuurt.Veel van deze woningen zijn tegenwoordig eigendom van woningcor-poratie Ymere. Het initiatief vormde ook een stimulans voor deEenhuiskamer20ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 FEBRUARI 2014oprichting van meer verenigingen, zoals de Bouwmaatschappij ter Verkrijging van Eigen Woningen, deWoningmaatschappij en de Amsterdamse Vereeniging tot het bouwen van Arbeiderswoningen. De woningen dieze bouwden waren niet groot en hadden nog een behoorlijke huur, waardoor het af en toe gebeurde dat ze voorlangere tijd leeg stonden. Bovendien vormden ze in vergelijking met de massale revolutiebouw in de 19e eeuwsewijken een druppel op de gloeiende plaat.DE WONINGWET VAN 1901Onder druk van de opkomende arbeidersbeweging werden rigoureuzere maatregelen voor de verbetering van dewoonomstandigheden bepleit. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen kwam in 1896 onder de kop `Het vraag-stuk der Volkshuisvesting' met een rapport waarin werd aangedrongen op meer controle op de bouw en meersteun aan initiatieven van goedwillende maatschappijen. De aanbevelingen in dit rapport speelden een grote rolbij de aanname van de Woningwet in 1901, die voor een belangrijke omkeer in de Nederlandse volkshuisvestingzou zorgen. Deze nieuwe wet zorgde voor een gericht overheidsbeleid op het gebied van de woningbouw.Gemeenten waren voortaan verplicht om een bouwverordening op te stellen en uitbreidingsplannen te maken.Het beroemde Plan Zuid van Berlage is hier onder andere het resultaat van.Een heel belangrijk onderdeel van de wet was de mogelijkheid om volkswoningbouw te subsidi?ren.Verenigingen, vennootschappen en stichtingen die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkten,konden goedkope leningen van het rijk verwachten. Het gevolg was dat er allerlei initiatieven ontstonden omeigen woningbouwverenigingen op te richten. Naast de oude, meer filantropische ingestelde verenigingen kwa-men nu ook verenigingen die direct of indirect verbonden waren aan een bedrijfstak of een politieke of kerkelijkebeweging. Elke zuil kreeg z'n eigen woningbouwvereniging.De eerste die door het rijk werd erkend als zogenaamde toegelaten instelling was de Co?peratieve BouwverenigingRochdale. Deze vereniging was in 1903 opgericht door arbeiders van de gemeentetram die sterk be?nvloed warendoor de co?peratieve gedachte, zoals die in het Engelse plaatsje Rochdale voor het eerst onder arbeiders vorm hadgekregen. De vereniging bouwde 28 woningen in de Van Beuningenstraat. Hierbij schakelde ze architect J.E. van derPek in. De oplevering vond pas plaats in 1909. Dit had te maken met het feit dat het nogal lang duurde voordat hetrijk Rochdale erkende als toegelaten instelling voor de volkshuisvesting. Klaarblijkelijk had de overheid toch weinigvertrouwen in de bestuurderskwaliteiten van de arbeiders. Het resultaat mocht er echter wezen. In de kranten werdhet opgeleverde complex alom geprezen. Men vond het een waar arbeiderspaleis: woningen zonder bedsteden, zon-der alkoven, met aparte slaapkamers en met een eigen doorspoelbare wc. Op zolder waren zelfs droog- en washok-ken, maar die bleken bijna niet gebruikt te worden. De bewoners hingen toch liever de schone was buiten in de frisselucht.Rochdale kreeg als woningbouwvereniging spoedig navolging. In 1925 waren er al 58 woningbouwcorporaties inAmsterdam. De woningcorporaties wilden niet alleen goede, maar ook mooie woningen bouwen. De bewonersmoesten trots kunnen zijn op waar ze woonden. Daarom werden vaak de beste architecten ingeschakeld om dewoningen te ontwerpen. Een prent uit die tijd verwoordde het zo: `weg met de krotten, hier met de paleizen'.Van de bewoners werd wel verwacht dat ze hun woning netjes hielden. De meeste woningcorporaties hadden hier-voor speciale woningopzichteressen in dienst. Zij controleerden of de bewoners zich hielden aan alle verbodsbe-palingen uit het huurcontract. Zo mochten de bewoners alleen op een vast tijdstip in de week hun matten klop-pen.DE AMSTERDAMSE SCHOOLWas het toeval of niet? Nieuwe opvattingen in de kunst hadden ook tot een nieuwe beweging in de architectuurgeleid: de Amsterdamse School. Deze stond een expressionistische architectuur met veel romantiek en fantasievoor. De grote inspirator hiervan was de jong gestorven architect Michel de Klerk. Bakstenen en dakpannen wer-den niet alleen gebruikt als bouwmaterialen, maar ook om kunstzinnige vormen te cre?ren. Ramen werden vaakvoorzien van glas-in-lood en de kozijnen kregen plotseling trapezium- of paraboolvormen. Een gebouw was eenkunstwerk waarbij diverse kunstdisciplines samenwerkten en waarbij gebruik werd gemaakt van sierende ele-menten als smeedwerk, natuurlijk hout en hardsteen.De bindende factor van de beweging was het tijdschrift Wendingen dat veel aandacht aan het werk van de architectenen kunstenaars besteedde. De Amsterdamse School architecten werden gesteund door idealistische Amsterdamsebestuurders, zoals wethouder Floor Wibaut, zijn zwager en directeur van de Gemeentelijke Woningdienst, Arie Keppler,en Wibauts opvolger, Monne de Miranda. Zij waren lid van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) en von-den het belangrijk dat arbeiders goede en mooie woningen hadden. Zij zorgden ervoor dat op grote schaal gebouwdwerd. Zo konden de paleizen voor de arbeiders ontstaan, zoals Het Schip van Eigen Haard in de Spaarndammerbuurt enhet Dageraadcomplex van de huidige corporatie de Alliantie in Amsterdam-Zuid.21ACHTERGRONDTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 FEBRUARI 2014In de beginfase van de Amsterdamse School werd veel aandachtbesteed aan de inrichting van de woning. De bewoners moesten daarsoms nog aan wennen. Bij woningbouwvereniging Het Westen, tegen-woordig woningcorporatie De Key, klaagden de bewoners over denieuwerwetse wc's met waterspoeling, omdat ze nu konden horenwanneer de buren naar de wc gingen. Het verhaal gaat dat de voorzit-ter van de woningbouwvereniging toen de bewoners aangeraden heeftom met de buren een tijdstip af te spreken om tegelijkertijd de wcdoor te trekken.Voor de architecten en de woningcorporaties was de binnenkant evenbelangrijk als de buitenkant van de woning. In 1920 werd in hetStedelijk Museum van Amsterdam door de Amsterdamse woningcor-poraties een expositie georganiseerd over de ideale arbeiderswoning.Er waren lezingen en enkele architecten hadden een modelwoninggemaakt met meubels en huisraad. De vrouw van Wibaut had een boe-kenlijst samengesteld van de boeken die een arbeider zeker hoorde telezen.MUSEUM HET SCHIPDe arbeiderswoning in Het Schip die we tegenwoordig nog kunnenbewonderen, lijkt op de toenmalige modelwoningen in het StedelijkeMuseum. Er staan stevige houten eiken stoelen, er is een ingebouwderonde kast, een klein kacheltje, een smal bed en een gebreide borstrokop een hangertje. De lamp hangt in het midden boven de tafel, wanthet gezin stond centraal: `des werkers thuis, des werkers leven'. Dearbeiderswoning was zeker een grote verbetering met de kelder- enkrotwoningen in de Jordaan en de Oostelijke Eilanden.Niet alle bezoekers zien direct de kwaliteit van deze woning. Ze missen dedouche, de tv, de wasmachine en de computer. Om het verschil met dewoningen van v??r de Woningwet goed duidelijk te maken heeft MuseumHet Schip op het pleintje voor Het Schip nu tijdelijk in een container eenkrotwoning van weleer nagebouwd, met poepdoos, olielamp en schimmelop de muren. Alleen de besmettelijke ziektes ontbreken.MUSEUM HET SCHIPSpaardammerplantsoen 140Openingstijden dinsdag tot en met zondag van 11.00- 17.00 uurBezoekerscentrum de DageraadBurgemeester Tellegenstraat 128Openingstijden vrijdag, zaterdag, zondag van 11.00 -17.00 uurVoor informatie: www.hetschip.nlLiteratuurLouis M. Hermans: Krotten en sloppen, Amsterdam 1901/1974Auke van der Woud: Koninkrijk vol sloppen, achterbuurten en vuil in de negentien-de eeuw, Amsterdam 2010Egbert Ottens: Ik moet naar een kleine woning omzien want mijn gezin wordt tegroot, Amsterdam 1975Carol Schade: Woningbouw voor arbeiders in het 19e eeuwse Amsterdam,Amsterdam 1981Vladimir Stissi: Amsterdam, het mekka van de volkshuisvesting, sociale woning-bouw 1902- 1942, Rotterdam 2007Dekeukenvandemuseumwoning
Reacties