TIJDSCHRIFT VOOR RUIMTELIJKE ONTWIKKELING EN OMGEVINGSKWALITEIT 1997 / 1Stedebouw &Ruimtelijke Ordeningf^"MEANDER 8, NETWERt"'*S'*^i'V:.Thema nummerBeeldkwaliteitplannenSCHACHT & DIABOLO CCHXECTO? 4, JVIENLWNederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROVIngenieursBureauAmsterdamrtiitmuntenth..NationaLe Staaiprijsvoor de fiets/voetgangersbrugover het Open Havenfrontin Amsterdamvoor de boogviaductenvan de Ringlijn inAmsterdamniitstanriingtSliTTechnical PrecastConcrete Project Avifardvoor de boogviaductenin de RinglijnOmgevingsarchitectuurprijsvoor de inrichtingopenbare ruimte NieuwSloten (tevens Publieksprijs)e jaar in successie wist Ingenieursbureau Amsterdam een belangrijke vakprijs in de wacht teslepen. Daarmee onderstreept het bureau uitmuntend werk te leveren op het gebied van infrastructuur,milieu en de inrichting van openbare ruimte. Ook voor u. Bel Ingenieursbureau Amsterdam voor eenuitgebreide documentatieset of een persoonlijke afspraak.Ingenieurshiirpai] Amsterdam. Frankemaheerd 12, Postbus 12693, 1100 AR Amsterdam, Tel. 020 6501650, Fax 020 6501600itedebouw & Ruimtelijke Ordening,'oorhcen: SEedebouw ik Volkshuisvesting'8e jaargang, nummer 1,1997vJederlands Instituut voor RuimtelijkeOrdening en Volkshuisvcsting (NIROV).:)pgeridit in 1917.tedactief. |. Hrouwcrr. H. Dekkcr")r. Z. Hemci^is. J.A.M. KadijkAw. dr. ir. M.A. dc Lange)rs, 1.1. Modder). \V. Hehng. K.|. dc Riiilcr)r. W. Zonneveldlubredactie voor dit themanummer:r. M. Dekkcr:.v;ni Hsch)i. /. 1 lemel)rs. J.A.M. Kadijk)rs. A.A.B. van LaarAw. ir. V. Scheffener)r.s. M.R. van WinsenEedacttesecretariaat)i-s R. tc (M-otcnluiis)r.s. J.A.M. Kadijk4w. drs. A.S. MichelIIROV'ostbiLS 30833son r,V ncn Haag;LV()ckadii.'s: Mr. D. Hudig-huis,daurilskade 21, 2514 HD Den Haag(070) 3 028 484(070) 3 617 422ninwC'J'nirov.nl/ http://www.nirov.nllichtlijnen voor auteurslUteurs van artikelen en boekbespre-ingen kunnen op bet redactiesecreta-iaat 'Richtlijnen voor auteurs'anvragen.Jitgeverij 8c Advertenties'brmgeving;lle de GruyterJrafisch Atelier Wageningen)ruk'eenman Drukkcrs WageningenrijzeniROv-leden ontvangcn Stcdebouw &.uimtelijke Ordening gratis.iROv-lidmaatschap vanaf /140.-t)sse numniers /25,-'hcmanummers /30,*ossc Hummers enbonncmentenadministratieIROV1w. I. StcenhotT-Boogers,an deze uitgave i.s de uiterste zorgesteed; voor onvolledige/onjuiste infor-latie aanvaartlcn .uUciir(s), redactie enitgcvcr gcen aansprakclijkheid. VoorL-rhfiL-ring van oniuistheden houdt zijii.il aanhevolen.5SN-1384-6531StedebouwRuimtelijke OrdeningInhoud3 DenkraamT.M. de JongArtikelen4 De herontdekking van het beeld: Een renaissancezonder leerstellingenM.R. van Winsen10 De werking van het beeldkwaliteitplanA.A.B. van der Laar en V. Scheffener13 'En is het nu dan ook mooier op straat?'Rondetafelgesprek Beeldkwaliteitplannen/.A.M. Kadijk16 Op zoek naar 'echte' beeldkwaliteitplannenT. Asselbergs, M. van Diest, R. Koek^-*^Column29 VakgenotenH. van der CammenSignalen30 Van stadsvormonderzoek naar beeldkwaliteitplanF.G.H. Gijsbers33 Spelregels voor een goed beeldkwaliteitplanP. W. Havik en H. Meindersma38 Het kookboek almaar dikker, de smaak steeds wrangerH. Spaans41 Barcelona: beeldkwaliteit door bezieling?. LuitenPublicaties43 Recensies46 SignalementenMededelingen48 NIROV Mededelingen49 Planologische Diskussiedagen50 IFHPHet NetwerkAfbeelding omslagDe cover Wont een aantal elementen uit het 'Stadsontwerp'voor Tilburg gemaakt door bureau Dirrix Van Wylick. Dit'Stadsontwerp' vormt samen met een morfologisch onder-zoek dat de Technische Universiteit Eindhoven verrichtte, deonderlegger voor het Beeldkwaliteitplan Tilburg. Tilburgheeft bij het maken van een beeldkwaliteitplan bewustgekozen voor een nieuwe benadering. Steden worden uitge-strekter, er ontstaan verstedelijkte regio 's, ook wel aangeduidmet de term 'stedelijke velden'. Op dit schaalniveau kan hetklassieke beeld van de stad niet lunger uitgangspunt zijnvoor stedebouwkundig handelen. In plants van een 'pitto-reske benadering, een beoordeling van het waarneembarestraatbeeld, wordt uitgaande van morfologisch onderzoek destadsvorm beschreven, en wordt een beeld geschetst waaropdeze zich in de nabije toekomst kan ontwikkelen. Op basishiervan zijn elementen en gebieden aan te wijzen die vanstrategisch belang zijn voor het beeld van de stad en waar-voor nadere stedebouwkundige en architectonische uitwer-kingen moeten worden gemaakt. De Tilburgse benaderingwil vooral indicatief, inspirerend en prikkelend zijn in plaatsvan restrictiefen regelgevend. Een beeldkwaliteitplan wordtin deze benadering niet gezien als een eindplan maar als eenhulpmiddel in de interactie tussen diverse actoren in destedelijke planvorming.Dit themanummer ward mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds voor Architectuur.Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 1997 nummer 1HOOGLERAAR GRONDBELEID''(0,4 DAGTAAK) FACULTEIT DER GEODESIE,De Faculteit der Geodesie verzorgtde universitaire opieiding totgeodetisch ingenieur. Onderwijs enonderzoek vinden plaats op hetterrein van de fysische geodesie,de plaatsbepaling, de inwinning,verwerking en presentatie van geo-informatie, de vastgoedinformatie-voorziening en de land- en stads-inrichting. ALGEMENEINFORMATIE:Het onderwijs en onderzoek van de leer-stoel vindt plaats binnen het taakveld vande geo-informatievoorziening en de land-en stadslnrichting. Hierblj wordt samen-gewerkt met de leerstoelen Onroerend-goedrecht en Geo-informatlevoorzleningvan de Faculteit der Geodesie, andere leer-stoelen binnen de TU Delft, de onderzoeks-school NETHUR en met andere instanties. FUNGTIE-INFORMATIE:U verzorgt onderwijs en u verricht onder-zoek op het gebied van het gemeentelijkgrondbeleid, met als centrale invalshoek desturende rol van de overheid bij de realisa-tie van ruimtelijk beleid. De instrumentenvoor het veranderen van het gebruik vanonroerend goed en van de beschikkings-macht over onroerend goed, in relatie tot teverrichten investeringen in grond, zijn daar-bij centrale elementen. U speelt bij uwwerkzaamheden op dit multidiscipiinairevakgebied actief in op de veranderendeeisen die vanuit de maatschappij aan hetgrondbeleid worden gesteld. PROFIELSCHETS:U hebt een relevante academische opiei-ding, bijvoorbeeld in de Geodesie, CivieleTechniek of Planologie. Ervaring met het ver-richten van wetenschappelijk onderzoek,blijkend uit een promotie of andere presta-ties van gelijkwaardig niveau, is noodzake-lijk. Daarnaast hebt u ervaring met interdis-ciplinair onderzoek op het vakgebied, feelingvoor maatschappelijke ontwikkelingen enkunt u koppelingen leggen tussen weten-schap en praktijk. U hebt een oplossingsge-richte instelling en u bent creatief. Verderbeschikt u over goede didactische vaardig-heden, stimulerende en initierende capaci-teiten en het vermogen om het vakgebied teprofileren. Ook bent u in staat op hoofdiijnente sturen en samen te werken met derden,zowel binnen als buiten de faculteit. Tot slotverwachten we dat u zich actief inzet voorde acquisitie van externe middelen. GEBODEN:Het gaat om een aanstelling voor drie jaar,met de mogelijkheid tot verlenging. De sala-riering is conform Rijksregeling en - afhan-kelijk van kennis en ervaring - overeenkom-stig de salarisschalen voor hoogleraren.Directe opname in het pensioenfonds. ALGEMEEN TUD-BELEID:De TU Delft wil meer vrouwen en gehandi-capten in dienst nemen. De TU Delft biedtde mogelijkheid tot kinderopvang en er iseen regeling voor betaald ouderschaps-verlof. Voor gehandicapten is aanpassingvan de werkpiek mogelijk. INFORMATIE:Voor nadere informatie over de leerstoelkunt u contact opnemen met mevrouwprof.mr J. de Jong, voorzitter van debenoemingscommissie, telefoon 015-2785103 of 020-6763824. SOLUGITATIE;Uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld vancurriculum vitae en een lijst met publicaties,kunt u voor 15 maart 1997 sturen aan deFaculteit der Geodesie, ter attentie vanmevrouw R.M.J. van Akkeren Sciarone,hoofd van de Dienst Personeel en Organi-satie, postbus 5030, 2600 GA Delft,onder vermelding van vacaturenummerGE9701/SRO. Ook wanneer u de aandachtwilt vestigen op geschikte kandidaten,nodigen wij u nadrukkelijk uit te reageren.TU DelftTECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFTDe Technische Universiteit Delft verzorgt universi-tair onderwijs in 15 verschillende studierichtingen,verdeeld over 13 faculteiten. Er studeren ca.12.000 studenlen en er werken meer dan 5.000mensen. Ruim 60 vakgroepen geven ondera/ijs enverrichten wetenschappelijk onderzoek.Daarnaast is er het Bureau van de Universiteit eneen aantal centrale diensten, zoais: de Bibliotheek,het Rekencentrum, de Centrale Werkplaats, deCentrale Elektronische Dienst en het FacilitairBedrijf.De paradox vanhet homogene mengselElk beeldkwaliteitplan stelt grenzen aan de architectonischevariatie van een stads-, dorps-, wijk-, buurt- of straatbeeld.Dat gebeurt ten behoeve van de identiteit (de herkenbaar-heid, het verband, de structuur of de samenhang) van hetbeeld. Te weinig of te veel variatie maakt immers het waar-nemen zelf onmogelijk. De psychologie kent die disfunctio-nele extremen als 'sensory deprivation' en 'sensory overload'.Als een particulier een architect opdracht geeft tot hetontwerpen van een gebouw, dan verwacht hij iets bijzonders,anders zou hij met een aannemersplan genoegen nemen. Deontwerpprofessie is daardoor primair geneigd tot afwijkenvan de omgeving, of'unieke' inpassing van elders gevondenreferentiebeelden daarin. Aanpassing vergt zelfbeheersing enzelfinzicht. Wat in de professie op grond van gecompliceerdecultuurhistorische voorondersteUingen aanpassing beet, isvoor de mens in de straat immers vaak letterlijk te vergezocht. Hoeveel individuele bijzonderheden kan men ineen stedebouwkundig beeld tolereren totdat het totaalbeeldverloren gaat, tot het bijzondere algemeen wordt door eenovermaat aan bijzonderheden?Het gaat cchter niet alleen om het vaststellen van een boven-grens van variatie (de grens met wat elke gebruiker als chao-tisch zal ervaren), maar ook om een benedengrens (de grenswaarbij elke bewoner over monotonie gaat klagen). Dat isaan de orde als de opdrachtgever tot het stempelen van(dikwijls goedkope) standaardoplossingen besluit. Mijnsinziens ligt in deze tweezijdige begrenzing van te veel of teweinig variatie een primaire vraag die in ieder beeldkwali-teitplan meet worden opgelost. Pas daarna kan men hetbegrip beeldkwaliteit uitbouwen door eventueel nadere eisenten aanzien van betekenis of functie te stellen. Men moeteerst de potentie als beelddrager veilig stellen voordat mende betekenis tot onderwerp van discussie maakt. Misschienis de potentie om veel verschillende betekenissen te kunnendragen in een pluralistische samenleving zelf al een kwaliteitdie uitstijgt boven het behoud van een betekenis.Het 'teveel' kan worden begrensd door het beeld een themamee te geven waaraan alle componenten voldoen, al kunnenzij vervolgens onderling op dat thema in andere opzichtenvarieren in een compositie. Zo kan men een wijkthema vast-stellen waarop de buurten varieren en per buurt een buurt-thema waarop de buurtcomponenten in weer andere op-zichten varieren enzovoort. Men kan een thema in verbalereferenties (bijvoorbeeld schatkamer en werkplaats, zoals inRoermond), in getekende referentiebeelden (zoals in Wage-ningen) of in welomschreven kenmerkende details (bijvoor-beeld 'gesloten bouwblok' of'terugliggende kozijnen' zoals inons plan voor de Amsterdamse Baarsjes) vaststellen. Hoebegrenst men echter het 'te weinig'? Dat is een vraag dievaak niet of verkeerd wordt opgelost.Het voorschrijven van gelijkheid in een thema is gemakke-lijker dan het voorschrijven van verscheidenheid. Bestaandeverscheidenheid kan worden beschermd in een gedetail-leerde beschrijvende plankaart. Dat laat toekomstig ontwerpweinig vrijheid. Nog niet bestaande verscheidenheid vast-leggen in een plankaart onderscheidt zich niet van het gede-tailleerde bestemmingsplan dat wij om zijn regeldrift nujuist geneigd zijn te verwerpen. Bewaart men ontwerpvrij-heid door een meer abstracte verbale beschrijving in de trantvan 'zo- en zoveel varianten op dit thema per hectare', danmoet men toch nader ingaan op de aard en wijze vanvarieren om het beoogde effect te verkrijgen. Men dreigtzich dan evengoed in details te verliezen.De oplossing die wij voor de Baarsjes vonden was gebaseerdop het theoretische schaal-inzicht dat verscheidenheid opeen bepaald schaalniveau niet kan worden uitgedrukt zondereen homogeniteit op het eerstvolgende hogere of lagereschaalniveau te veronderstellen (schaalparadox). Het is deparadox van het 'homogene mengsel': is het nu homogeenof gemengd? De karakteristieke heterogeniteit van een wijkkan alleen worden beschreven als de buurten elk afzonder-lijk een of andere onderling verschillende homogeniteithebben. Als alle buurten heterogeen zouden zijn, zou men zeniet meer als identificeerbare componenten van de wijkkunnen onderscheiden. De gewenste heterogeniteit van dewijk kan dus worden vastgelegd door de buurten op eenverschillende manier te thematiseren!Deze paradox is bekend uit het natuurbeheer. Als men uithet oogpunt van een maximale differentiatie aan natuurge-bieden op Europees niveau van Nederland een grootWaddengebied zou maken, zou dat voor ons land weinigverscheidenheid opleveren. Als men daarentegen inNederland alle Europese ecosystemen zou realiseren en elkEuropees land zou hetzelfde doen, dan zou er van deEuropese verscheidenheid juist weinig overblijven. Bij lokaalnatuurbeleid doet zich dan de vraag voor: 'is dit ecosysteemiets bijzonders in een straal van 10, 100 of 1000 kilometer?'en: 'wat heeft onze prioriteit?'Het nauwkeurig vaststellen van de maat van thema's envariaties in de stedebouw zou wel eens een nieuw stijlbegripkunnen opleveren op de manier zoals dat in de muziekbarok van romantiek onderscheidt en binnen de barokVivaldi van Bach.Prof. dr. ir. T.M. de JongStedebouw & Ruimtelijke Ordening 1997 nummer 1De herontdekking van het beeld:Een renaissancezonder leerstellingenNa een zet in de rug door de rijksoverheid lijkt het beeldkwaliteitplan zijn eigenmomentum gevonden te hebben. Het instrument wint terrein. Maar de kritiek op deplanvorm is nog niet verstomd. De discussies rond het beeldkwaliteitplan latenhelder de problemen zien waar dit instrument al sinds haar introductie mee kampt:het waarom (nu) van het plan wordt niet begrepen, de contouren worden vaaggevonden, de methodieken te vrijblijvend en met het begrip beeldkwaliteit kan menal helemaal niet uit de voeten. Ligt dat aan het plan of kunnen veel ruimtelijkevormgevers de complexiteit van het instrument en van de problematiek niet aan?Drs. M.R. van WinsenBijfoto's rechtsMet de acht 'principes der dynami-sche contrasten' uit 'De binnenstads-beleving en Rotterdam' doorProf.dr. R. Wentholt (1968) kunnenook verschillende soorten beeld-kwaliteit van onze hedendaagseomgevingen worden beschreven engewaardeerd. Veel van dit soortwerken van voorbije generaties waar-onder deze, zijn ten onrechte in devergetelheid geraakt.Met de Wederopbouw en het Nieuwe Bouwen verdwijnt, inbinnen- en buitenland, het 'stadsbeeld' grotendeels uit hetontwerpidioom van ruimtelijke planners en ontwerpers.Ruimtelijke kwaliteit wordt sedertdien beperkt tot hoofd-zakelijk vijf componenten: functionaliteit, constructievedegelijkheid en 'conceptualiteit'. Originaliteit enerzijds enneutraliteit anderzijds nemen de plaats in van het estheti-sche element in de architectuur en stedebouw, dat in hetvervolg als niet-objectiveerbaar wordt beschouwd. Als gevolghiervan ontbreekt het dikwijls aan een duidelijke visie op deesthetische kwaliteiten van het ruimtelijke ontwerp.Op deze situatie leveren bevlogen individuen als KevinLynch, Aldo Rossi, Robert Venturi, Leon en Robert Krier enBernard Huet al vroeg scherpe kritiek. Maar de hernieuwdebelangstelling voor de 'city beautiful', of beeldkwaliteit inmodern jargon, zoals die zich halverwege de jaren '80 aan-nummer 1 Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 1997dient, lijkt vooral gegenereerd door de 'urbane crisis', destedenstrijd en -nijd, en de verschillende ruimtelijk-econo-mische ontwikkelingen, zoals het groeiende aandeel vananderc marktpartijen dan de overheid in het bouwproces.Maar niet in de laatste plaats ook door de snelle achteruit-gang in de jaren 70 en '80 van de visuele kwaliteit van degebouwde omgeving als gevolg van de toepassing vannieuwe bouwmaterialen en -technieken en als gevolg van devisuele ravage die de stadsvernieuwing achterliet in ontel-bare dorpen, stadjes, en grote steden (waaronder vele diezich nog hadden verkneukeld aan de verwoestingen van deTweede Wereldoorlog te zijn ontsnapt). Het beeldkwaliteit-plan kan beschouwd worden als een logisch antwoord opdeze ontwikkelingen.Centrale en lokale overheden spelen in op, en geven impul-sen aan de hernieuwde belangstelling voor visueel-ruimte-lijke kwaliteit door middel van 'stedelijke vernieuwing',architectuur- en openbare inrichtingsbeleid en meer opbeeldkwaliteit toegespitste regelgeving. Nieuw is de wens datgemeenten 'in structuur- en bestemmingsplannen de ken-merkende (ruimtelijke, MvW) kwaliteiten vastleggen'' en deeis dat gemeenten in de bouwverordening hun welstandscri-teria expliciteren (de Herziene Woningwet). Bovendientracht de overheid met de introductie van de begrippen'gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde'(Vierde Nota) de 'leitmotiven' van het plannings- en ont-werpgedachtengoed opnieuw te defmieren in een eenvou-dige drie-eenheid.Als uitwerking van bovenstaande wensen en als beleidsma-tige invuUing van het begrip 'belevingswaarde' lanceren deministeries van VROM en wvc in 1992 met de studie 'Hetbeeldkwaliteitplan. Instrument voor kwaliteitsbeleid'(Kuyper Compagnons, 1992) het beeldkwaliteitplan, eenplanvorm die vanaf 1985 door de Federatie Welstands-toezicht werd ontwikkeld en gestimuleerd.TheorieMet het beeldkwaliteitplan wil de rijksoverheid een integraalreferentiekader aanreiken aan alle actoren die de gebouwdeomgeving vorm geven. Zij kunnen hier normen aanontlenen, zowel met betrekking tot de esthetische kwaliteitvan het ontwerp als voor de instandhouding en het beheervan de bestaande gebouwde omgeving. Van het instrumentwordt verondersteld dat het aanzienlijke voordelen bezit tenopzichte van de bouw-, ontwerp- en inrichtingspraktijk vande voorbije decennia. Gebruik makend van tekst en beeldkunnen de ontwerpwensen genuanceerder en bovendien ineen eerder stadium van het ontwerpproces worden uitge-drukt. Bovendien neemt een officieel vastgesteld referentie-kader de plaats in van het reguliere ad hoc-beleid. Tenslotteook brengt het plan de verschillende actoren in het ruimte-lijk ontwerpproces bij elkaar.Een helder gedeftnieerd planDe overheid ziet nog een ander voordeel in het beeldkwali-teitplan: het is een polymorf plan. Methoden en inhoudverschillen met het karakter en de problematiek van eengebied. De complexiteit van (visueel) ruimtelijke problema-tiek in het algemeen wordt vertaald naar een beleidsinstru-ment dat deze complexiteit aankan. Toch is de omvang vanhet begrip 'beeldkwaliteitplan' niet oneindig op te rekken.De doelstellingen van het beeldkwaliteitplan in het algemeenzijn voor een deel bepalend voor de planmethodiek en deinhoud.^Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 1997 nummer 1De gewenstebeeldkwaliteit innieuwbouwwijkenis vaak erg gevoeligvoor modegrillenDe studie 'Het beeldkwaliteitplan. Instrument voor kwali-teitsbeleid' stelt dat, in een planvorm waarin het bestaandeen het gewenste beeld centraal staan, de methodiek inhoofdlijnen gekenmerkt moeten worden door de vierslag:- inventarisatie en analyse van alle beeldbepalende factoren;- waardering van de geanalyseerde karakteristieken, zowel inpositieve als in negatieve zin;- beschrijving van het vigerend ruimtelijk beleid;- beschrijving van het gewenst beeld.Dit alles moet in tekst en beelden worden weergegeven. Bijelk van deze vier stappen moet aandacht gegeven wordenaan alle elementen die de beeldkwaliteit van de gebouwdeomgeving bepalen: structuur, identiteit en belevingswaarde.Deze elementen kunnen op concreet niveau uitgesplitstworden in de parameters stedebouw, architectuur, openbareinrichting en functionele invuUing. Hiermee wordt een vrijheldere definitie van het beeldkwaliteitplan gegeven, onaf-hankelijk van de aard van het plangebied of de doelstellingvan het plan. Uiteraard verschuiven de accenten op deverschillende hier genoemde facetten scherper naarmate deplangebieden meer in karakter verschillen.Een integraal planJuist door het kiezen van deze brede invalshoek hebben deontwerpers van deze planvorm het integrale karakter van hetinstrument willen benadrukken. Dit heeft niet alleen betrek-king op de methodische en inhoudelijke, maar ook op deorganisatorische en instrumentele aspecten van het plan.Een intensieve samenwerking van de verschillende publiekeen private actoren in de ontwikkelings-, uitvoerings- enbeheerfase ligt voor de hand wanneer alle zojuist vermeldeonderwerpen binnen de reikwijdte van het plan moetenvallen. Op het instrumentele vlak betekent dit dat een inka-dering van het plan in een brede bedding van een organisa-torisch, fmancieel en informatief instrumentarium gewenstis.PraktijkHet beeldkwaliteitplan werd als het langverwachte richting-gevend kader voor ingrepen in de gebouwde omgeving innovember 1992 in Deventer gepresenteerd. Sindsdien is hetde nieuwe planvorm redelijk voor de wind gegaan.Aanvankelijk werd er in 1993 en 1994 op bescheiden schaalmee geexperimenteerd, mede dankzij de subsidie van hetRijk. Daarna leek de aandacht even weg te ebben om in 1996weer sterk toe te nemen. Exacte cijfers zijn niet bekend,maar in sommige provincies wordt het aantal gemeenten datmet ten minste een beeldkwaliteitplan werkt of heeftgewerkt al op enige tientallen procenten geschat.'Toch staat het instrument ook bloot aan kritiek. De vreesdat het de vormgeving van de gebouwde omgeving zalbevriezen door het ontlenen van kwaliteitscriteria aan decontext leeft vrij algemeen, Enkele critici menen dat met hetbeeldkwaliteitplan een te eenzijdige nadruk wordt gelegd opde 'embellishment' van de gebouwde omgeving.'' In eenrecent artikel over beeldkwaliteitplannen wordt deze opvat-ting omschreven als 'de angst ook dat een verslaving aanschoonheid uiteindelijk leidt tot een uithoUing van hetinnerlijk'.'Als het gaat om de methodieken van het instrument wordeneveneens de wenkbrauwen opgetrokken. Vooral de vrijblij-vendheid waarmee verschillende beelden soms wordengebruikt oogst kritiek.*Voldoende op- en aanmerkingen dus. Maar de ene kritischenoot lijkt meer bout lijkt te snijden dan de andere. Daaromis een nadere blik op de reeds verschenen beeldkwaliteit-plannen aan de hand van de veronderstelde voordelen enaanbevolen methodieken hier op zijn plaats.' Hierbij zal hetfunctioneren van beeldkwaliteitplannen in de praktijkslechts kort ter sprake komen, omdat hierop elders in ditthemanummer zal worden ingegaan.*Referentie- en coordinatiekaderHet beeldkwaliteitplan wordt verondersteld een einde temaken aan de ad hoc beoordeling van ruimtelijke plannenen aan de gebrekkige coordinatie van het beleid van deverschillende bij de vormgeving van de gebouwde omgevingbetrokken partijen. Deze doelen lijken in de praktijk dichtbenaderd te worden. Uit een kleine steekproef blijkt dat hetbeeldkwaliteitplan meer dan eens de verschillende bij devormgeving van de openbare ruimte betrokken partijen bijelkaar bracht (Amsterdam beeldkwaliteitplan voor dePlantage'", Amersfoort Kwaliteitskaart). Indien echterverzuimd word andere diensten intensief bij de ontwikkelingvan het beeldkwaliteitplan te betrekken blijkt de implemen-tatie ervan, wegens gebrek aan draagvlak, veelal spaak telopen. (Utrecht, Stadsbeeldplan; Breda, beeldkwaliteitplanvoor de binnenstad)."Ook als referentiekader voor de welstand lijkt het instru-ment goed te functioneren. Zo geven de provincialewelstandsorganisaties aan dat de beeldkwaliteitplannen bunmeer steun van zowel bouwinitiatiefnemers en architectenals van de colleges van B&W verschaffen. Het beeldkwaliteit-plan voor Urk is een veel aangehaald voorbeeld in ditverband.PolymorfDe brede taakomschrijving van het beeldkwaliteitplan heeftin de praktijk tot het ontstaan van meerdere typen geleid,elk afgestemd op de specifieke problematiek van hetbetreffende plangebied. De plannen verschillen van elkaarmet betrekking tot:- Schaalniveau: Op structuurplanniveau bestrijkt het beeld-kwaliteitplan de gehele gemeente. Op bestemmingsplanni-veau slechts een gedeelte daarvan. Op het hoogste niveau ishet richtinggevend voor alle ruimtelijke plannen op lagereniveau's en natuurlijk voor 'lagere' beeldkwaliteitplannen.Deze laatsten werken ook uit wat het beeldkwaliteitplan opstructuurplannniveau globaal heeft aangegeven.nummer I Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 1997Stedebouw & Ruimtelijke OrdeningInhoudsopgave77e jaargang, 1996DenkraamRuimte in de uitverkoop, (H. van Eys e.a.)Vastberaden, soepel maar met mate ..., (J.J. Modder en W. Zonneveld)De visie als kader, (W.C.T.F. de Zeeuw)Krijgen rijke stinkerds weer de ruimte?, (R.M.W.J. Nas)De Randstad... een ontwerpopgave, (M. van den Berg)Ontwerpen en besturen in de groene wereldstad, (J.J. Modder)ColumnVakgenoten, (H.Vakgenoten, (H.Vakgenoten, (H.Vakgenoten, (H.Vakgenoten, (H.Vakgenoten, (H.van der Cammen)van der Cammen)van der Cammen)van der Cammen)van der Cammen)van der Cammen)ArtikelenA50: Natuurcompensatie in de praktijk, De, (G. Kuiper)Ambitieuze projecten maar geen ontwerp, (J. Sclirijnen)Balkanisering in conceptenland?, (RR Witsen en W. Zonneveld)Bedreiging of kans?, Lege kantoren:, (P.O.A. Noordanus)Bedrijfsregio's als concept, Schoorvoetend samenwerken:, (J.H.J. van Dinteren, J.J.C. Adriaansen en D. Polman)Bedrijven, Schuivende, (T. Hartman)Bedrijvigheid: overtuigingskracht gevraagd, Ruimtelijk ordenen van, (O.A.L.C. Atzema en E. Wever)Brabant, NUBS-en in, (G. Arts)Bunnik mist, Heterotopia Nederland of wat, (M.A. Hajer)Circus metropolitan, (Z. Hemel)Conceptenland?, Balkanisering in, (RR Witsen en W. Zonneveld)Delta in 2030, De stedelijke, (Z. Hemel)Duurzame ring of verknoeid hart, (G.J.V. Hotze)Economic: mythe, mirakel of missink link? Infrastructuur en ruimtelijke, (J.M. de Vet)Economie, samen op weg? Ruimtelijke ordening en, (J.B.M. Heijs, W.H. Kleyn en J.H. de Groene)Economische ontwikkeling: een netwerkbenadering, Landelijke gebieden en, (A.G.J. Dietvorst en H, Hetsen)Eenvoud van spreiding, De, (O.A.L.C. Atzema)Effecten van telematica op de woonomgeving in 2015, (O. Caso, J.C. Meijdam, F. van Reisen en M. Tacken)Facade of nieuwe werkelijkheid, Oude, (L. Boelens)Flevoland, De Ontwerpkant van, (J. Heester)Gestapeld wonen in het groen, hernieuwde belangstelling voor middelhoogbouw, (J. van den Bout en H. Venema)GIS bij stedebouwkundig ontwerpen: pretenties en beperkingen van een instrument, (A.J. Boelen en I.T. Klaasen)Grote steden, Nieuwe kansen voor, (J. Brouwer en P. Kurpershoek)Hart, Duurzame ring of verknoeid, (G.J.V. Hotze)Heterotopia Nederland of wat Bunnik mist, (M.A. Hajer)Hinken op twee gedachten, Restrictief beleid:, (R. Verhage, T. Zwanikken, H. Mastop)Hoogwaardige woonkwaliteit. Op zoek naar, (W. Zonneveld, H.F. Verheyden en F. Wittenberg)In de schemerzone tussen planning en politick, (J. de Vries en A. van der Valk)Infrastructuur en ruimtelijke economie: mythe, mirakel of missink link?, (J.M. de Vet)Integratie A2 in Leidsche Rijn 'afgedekt', (G.W. van de Hoef)Internet, Ruimtelijke planning op, (M.C.J. Kerstens)Inventarisatie VINEX-locaties, (W. Korthals Altes)Kiezen en samenwerken, Het omgekeerde planningstelsel:, (E.G. Drexhage en M.H.B. Pen-Soetermeer)Kracht van het landelijk gebied. Op zoek naar de, (M. Hidding)Kustkastelen, Luchtkastelen of, (Z. Hemel)Landelijk gebied uit koers?, (P.P.J. Driessen en M.A. de Lange)Landelijk gebied. Op zoek naar de kracht van het, (M. Hidding)Landelijke gebieden en economische ontwikeling: een netwerkbenadering, (A.G.J. Dietvorst en H. Hetsen)Lege kantoren: bedreiging of kans?, (P.G.A. Noordanus)Leidsche Rijn 'afgedekt', Integratie A2 in, (G.W. van de Hoef)Liever spoorwegplanologie dan ruimtelijk beleid, (P. Schrijnen)Luchthaven, in het Markermeergebied, Een, (S.M. Wever)Luchtkastelen of kustkastelen, (Z. Hemel)Maakbaarheid van de stedelijke samenleving, De, (A. Roessen)Markermeergebied, Een luchthaven in het, (S.M. Wever)Marktordening voor VINEX, Naar een, (J. Laan en D. van der Laan)Meer en minder mobiel tegelijk, (J. Droogleever Fortuijn)Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 1997r. biz. nr. 1, januari, februarinr. 2, maart, april1 3 nr. 3, mei, juni,2 3 nr. 4, juli, augustus3 3 nr. 5, September, oktober,4 5 nr. 6, november, december5 36 3 M = middenkatern1 292 463 224 275 426 294 225 102 253 272 476 312 184 286 43 242 255 464 172 332 42 396 326 205 44 41 41 224 124 176 43 171 165 242 333 233 365 393 44 M-86 111 334 M-82 393 273 234 M-63 106 114 M-103 104 316 16ninel997 index 1996 |Meerwaarde woningen door nabijheid groen (A.T. Fennema, F.R. Veeneklaas en J. Vreke)Metropolitane Debat, De proefopstelling van Het, (M. Rengelink en J. Weertman)Middelhoogbouw, Gestapeld wonen in het groen, hernieuwde belangstelling voor, (J. van den Bout en H. Venema)Milieu op zijn plek, (E. Zinger en E. Hoeflaak)Naar een betere benutting van de nationale ruimte, (J. Oosterhaven, FJ. Sijtsma, J.P. Elhorst, T.M. Stelder en D. Strijker)Naar een marktordening voor VINEX, (J. Laan en D. van der Laan)Nationaal belang, Regionale samenhang in, (H. Menninga)Natuurcompensatie in de praktijk, De A50:, (G Kuiper)Netwerkbenadering, Landelijke gebieden en economische ontwikkeling: een, (A.G.J. Dietvorst en H. Hetsen)Nieuwe Kaart van Nederland, De, (M. Pflug en H. Stolte)Nieuwe kansen voor grote steden, (J. Brouwer en R Kurpershoek)Nota 'Ruimte voor Regio's', Op zoek naar het denkmodel achter de, (FI.J. van Houtum, F.W.M. Boekema en J.G. Lambooy)NUBS-en in Brabant, (G. Arts)Ontwerp, Ambitieuze projecten maar geen, (J. Schrijnen)Ontwerpkant van Flevoland, De, (J. Heester)Op zoek naar het denkmodel achter de nota 'Ruimte voor Regio's', (H.J. van Houtum, F.W.M. Boekema en J.G. Lambooy)Op zoek naar hoogwaardige woonkwaliteit, (W. Zonneveld, H.F. Verheyden en F. Wittenberg)Op zoek naar de kracht van het landelijk gebied, (M. Hidding)Ordenen van bedrijvigheid: overtuigingskracht gevraagd, Ruimtelijk, (O.A.L.C. Atzema en E. Wever)Ordening en economie, samen op weg? Ruimtelijke, (J.B.M. Heijs, W.Fi. Kleyn en J.H. de Greene)Oude facade of nieuwe werkelijkheid, (L. Boelens)Flanningstelsel: Kiezen en samenwerken, Het omgekeerde, (E.G. Drexhage en M.H.B. Pen-Soetermeer)Planologie, De zelfverslindende, (N. Nelissen)Planologen, De toekomst is aan stressbestendige, (W. Zonneveld en F. D'Hondt)Plattelandsvernieuwing: de kleren van de keizer?, (K.J. de Ruiter)Politiek, In de schemerzone tussen planning en, (J. de Vries en A. van der Valk)Proefopstelling van Het Metropolitane Debat, De, (M. Rengelink en J. Weertman)RaRO bewijst nog eenmaal zijn bestaansrecht, (R. Rabbinge)Regionale samenhang in nationaal belang, (H. Menninga)Restrictief beleid: hinken op twee gedachten, (R. Verhage, T. Zwanikken, H. Mastop)Ruimte, Naar een betere benutting van de nationale, (J. Oosterhaven, F.J. Sijtsma, J.P. Elhorst, T.M. Stelder en D. Strijker)Ruimtelijke economie: mythe, mirakel of missing link? Infrastructuur en, (J.M. de Vet)Ruimtelijke economie, Ronde-tafelgesprek, Twijfel aan maakbaarheid, (J. Glisters)Ruimtelijke ordening en economie, samen op weg? (J.N.M. Heijs, W.H. Kleyn en J.H. de Groene)Ruimtelijk ordenen van bedrijvigheid: overtuigingskracht gevraagd, (O.A.L.C. Atzema en E. Wever)Ruimtelijke planning op Internet, (M.C.J. Kerstens)'Ruimte voor Regio's', Op zoek naar het denkmodel achter de nota, (H.J. van Houtum, F.W.M. Boekema en J.G. Lambooy)Samenleving, De maakbaarheid van de stedelijke, (A. Roessen)Samenwerken, Het omgekeerde planningstelsel: Kiezen en, (E.G. Drexhage en M.H.B. Pen-Soetermeer)Schaalniveau, Gevraagd: verstedelijkingsbeleid op een hoger, (Z. Hemel)Schoorvoetend samenwerken: bedrijfsregio's als concept, (J.H.J, van Dinteren, J.J.C. Adriaansen en D. Polman)Schuivende bedrijven, (T. Hartman)Spoorwegplanologie dan ruimtelijk beleid, Liever, (P. Schrijnen)Spreiding, De eenvoud van (O.A.L.G. Atzema)Stedebouwkundig ontwerpen: pretenties en beperkingen van een instrument, GIS bij, (A.J. Boelen en I.T. Klaasen)Stedelijke delta in 2030, De, (Z. Hemel)Steden in ontwikkeling, (R. van Engelsdorp Gastelaars)Survival, Zes Brabantse gemeenten samen op, (H. Wieringa, W. Wiersinga en S. van den Heuvel)Telematica knaagt aan vraag naar kantoren, (J.G. Lambooy en C.A.M. Vermolen)Telematica op de woonomgeving in 2015, Effecten van, (O. Caso, J.G. Meijdam, F. van Reisen en M. Tacken)Toekomst is aan stressbestendige planologen, De, (W. Zonneveld en F. D'Hondt)Twijfel aan maakbaarheid ruimtelijke economie, Ronde-tafelgesprek, (J. Glisters)Verstedelijkingsbeleid op een hoger schaalniveau, Gevraagd:, (Z. Hemel)VINEX, Naar een marktordening voor, (J. Laan en D. van der Laan)VINEX, De weersverwachting, (W van de Poll)VINEX-locaties, Inventarisatie (W. Korthals Altes)Werkelijkheid, Oude fa
Reacties