Log in
inloggen bij
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

Terug naar de toekomst

Inspiratie voor leefomgeving met kwaliteit Frank Strolenberg, Flip ten Cate - 16 december 2025

Erfgoed gaf de afgelopen decennia richting aan de vernieuwing van Nederland. Maar die hoogwaardige erfgoedzorg dreigt teruggeworpen te worden in de tijd, vrezen Frank Strolenberg en Flip ten Cate. Terwijl juist bij de komende verbouwing van ons land schreeuwend behoefte bestaat aan toekomstgerichte erfgoedzorg. Zij pleiten daarom voor meer en betere deskundigheid bij provincies en gemeenten, in het belang van onze toekomstige leefomgeving.

Of het nu gaat over wateropgaven zoals Ruimte voor de Rivier, de herontwikkeling van voormalige havengebieden (Kop van Zuid-Rotterdam), oude bedrijventerreinen (Strijp-Eindhoven) en voormalige defensieterreinen (Vliegveld Soesterberg), of om de herbestemming of transformatie van duizenden afzonderlijke gebouwen. Meer dan tweeduizend kerken hebben een andere bestemming gevonden. Vrijwel overal gaf erfgoed richting aan de herontwikkeling. Een offensief erfgoedbeleid gaat daarbij hand in hand met Nederlandse ontwerpkracht, het is bovendien een benadering die wordt geëxporteerd. Architecten als Rem Koolhaas, Francien Houben of Adriaan Geuze worden in het buitenland niet alleen gevraagd voor hun kwaliteiten om nieuwbouw te ontwerpen, maar vaak juist om hun vaardigheid oud en nieuw met elkaar te combineren.
Ook in de woningbouw heeft erfgoed gezorgd voor het behoud en herontwikkeling met kwaliteit. Neem bijvoorbeeld het Agnetapark in Delft. Het Agnetapark in Delft is een ensemble van fraaie negentiende-eeuwse arbeiderswoningen in een parkachtige omgeving, gesticht door de eerste sociaal ondernemer van Nederland, Jacques van Marken. Zijn vrouw Agneta bestierde als parkmoeder het sociale leven, terwijl haar man de arbeiders werk verschafte in zijn Gist- en Spiritusfabriek, het latere Gist Brocades. Het Agnetapark is een schoolvoorbeeld van woningbouw door een sociaal ondernemer, zoals er meer zijn in ons land.

Verduurzaming monumenten

Het Agnetapark behoort tot de meest geliefde rijksmonumenten. Ook het Agnetapark moet verduurzamen en op termijn van het gas af. Dat levert een belangrijke vraag op voor de erfgoedsector: hoe kan je verduurzamen zonder het monumentale karakter te vernielen? Kunnen zonnepanelen zo onzichtbaar mogelijk ingepast? Of grijp je deze kans om de historische band tussen industrie en het monumentale ensemble te versterken door het gebruik van restwarmte van nabijgelegen fabrieken – en dat dan liefst op een heel zichtbare manier? Omdat de band tussen industrie en woningbouw misschien wel meer zegt over het karakter van de wijk, dan de pittoreske huizen in Amsterdamse School-stijl. Het kan allebei: behoud van het oude, juist omdat je het kan gebruiken voor de vragen van deze tijd.
De vraag hoe we omgaan met monumentaal erfgoed is bepaald niet nieuw. ‘Niets zo veranderlijk als een monument’ was ooit de leuze van Fons Asselbergs, de oud-directeur van de (toenmalige) Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Elk monument is in zijn geschiedenis veranderd; als een monumentaal gebouw zich niet voortdurend had aangepast aan veranderend gebruik, dan had het niet meer bestaan. Wat geen functie meer heeft, is immers allang gesloopt. Oude gebouwen, oude landschappen, oude polders en waterlopen: ze worden voortdurend aangepast aan nieuwe eisen en veranderd gebruik. Rijksmonumenten worden afgebroken en weer opgebouwd, ze worden op een trailer gezet en meters of kilometers verplaatst, er worden uitbouwen tegenaan gezet, nieuwe entrees gemaakt en uitbreidingen boven op het dak. De voorbeelden zijn talrijk – zet je ze op een rijtje dan ontstaat een diareeks die bij wijlen hilarisch is, maar ook ontzagwekkend.
Deze vernieuwde kijk op de erfgoedzorg dateert van rond de eeuwwisseling, toen met het Belvedere-programma van de toenmalige ministeries van OCW, VROM, LNV en V&W de leuze ‘behoud door ontwikkeling’ werd gepropageerd. Het dominante thema in de ruimtelijke ordening was toen de ‘verrommeling van het landschap’ en het verlies van eigenheid van gebieden. De bankencrisis en het CO2-vraagstuk hielpen een handje en het thema ‘leegstand en herbestemming’ kwam erbij. Het blijkt goedkoper en duurzamer om bestaande gebouwen te behouden en voor een nieuwe functie te bestemmen, dan om ze door nieuwbouw te vervangen.

Betekenis erfgoed

Sinds Belvedere heeft het ministerie van cultuur met een serie opeenvolgende Rijksprogramma’s intensief geïnvesteerd in de essentiële betekenis die erfgoed heeft voor de steeds vernieuwende ruimtelijke inrichting van ons land en de kwaliteit van de leefomgeving. Na het Belvedere programma (1999-2009) waren dat achtereenvolgens het project Modernisering Monumentenzorg (2009-2011), de Visie Erfgoed en Ruimte (2011-2018) en de ErfgoedDeal (2020-2025). Die programma’s hebben de nodige successen opgeleverd. Er zijn niet alleen duizenden projecten tot stand gebracht waarin het erfgoed gebruikt is als een oplossing voor een ruimtelijk vraagstuk, maar er zijn financiële en inhoudelijke instrumenten ontwikkeld, wetten en bouwbesluiten aangepast, nieuwe leerstoelen ingesteld en honderden professionals getraind en opgeleid. Niet alleen erfgoedzorgers, maar ook ontwerpers, planologen en stedenbouwkundigen.
Nu gaat ons land opnieuw en op ongekende schaal op de schop en juist nu lijkt het Rijk een terugtrekkende beweging te maken. Na 25 jaar komt er een einde aan de programmatische steun voor het erfgoed als inspirator voor een leefomgeving met kwaliteit. En daarbij blijkt uit onderzoek dat de erfgoedambtenaren op gemeentelijk niveau overbelast raken en overvraagd worden. De basis is dus niet op orde. Bij gemeenten en provincies ontbreekt het aan voldoende ambtelijke capaciteit. Dat niet alleen; ook de kennis van erfgoedmedewerkers schiet schromelijk tekort. De gemiddelde cultuurhistoricus heeft wel verstand van erfgoedwaarden, maar dat wil niet zeggen dat hij met gezag en op het juiste moment mee kan praten over klimaatadaptatie of de verhoging van het grondwaterpeil in veenweidegebieden en rondom oude beken. Zo hij er al tijd voor heeft. En lang niet alle medewerkers voelen voor een offensieve, ontwikkelingsgerichte erfgoedzorg, velen hechten eraan om het erfgoed ongeschonden aan het nageslacht door te geven.

Te weinig personeel

Uit de jaarlijkse monitor van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed blijkt dat gemeenten veel te weinig personeel hebben om de wettelijke taken op het gebied van monumentenzorg en archeologie uit te voeren. Ook zijn ze onvoldoende geschoold. Daardoor komen zij niet toe aan beleidsontwikkeling, aan gesprekken met monumenteneigenaren en het ontwikkelen van draagvlak voor het erfgoed. Bovendien is het toezicht op en handhaving van vergunningen bij driekwart van de gemeenten ronduit onder de maat. Het ministerie van OCW probeert met het programma Erfgoed en Overheid die kennislacunes en capaciteitsvraag bij gemeenten te bestrijden, maar de voorgestelde maatregelen zijn marginaal (de inzet van enkele extra medewerkers bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) of sectoraal (concentratie op eigen terrein zoals Beschermde Stads- en Dorpsgezichten).
Bij de collega’s van ruimtelijke inrichting en ontwerp lijkt het niet veel anders. De belangen die op hen afkomen zijn enorm en vooral divers: klimaat, landbouw/stikstof, wonen, veiligheid en gezondheid om er maar een paar te noemen. En het is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of en hoe die belangen op lokaal en regionaal samen moeten komen. In de Ontwerp Nota Ruimte is erfgoed in samenhang met landschapskwaliteit aangemerkt als nationaal belang. Dat impliceert dat er geen ontwikkelingen denkbaar zijn waarin géén rekening gehouden wordt met het erfgoed. Maar ‘rekening houden met’ betekent natuurlijk niet dat het erfgoedbelang ook richting geeft bij ruimtelijke ingrepen. Wie inzoomt op hoe en waar dit in de praktijk moet samenkomen komt van een koude kermis thuis. Die keuzes moeten nog gemaakt worden.
We zitten op een kantelpunt waarbij er, als belangen naast elkaar ontwikkeld worden, onvoldoende capaciteit en kwaliteit is om deze belangen met elkaar te verbinden en tot meervoudige oplossingen te komen. De erfgoedsector loopt zo het risico om terug te vallen in de defensieve, behoudende opstelling van vóór het jaar 2000: het beschermen van objecten en artefacten met geboden, verboden en vergunningen.

Erfgoed-inclusief werken

Maar er is niet alleen reden tot somberte. Positief is de sterk toegenomen aandacht voor de waarde van erfgoed bij tal van departementen buiten het moeder-departement. Op heel veel plaatsen bij de rijksoverheid wordt inmiddels erfgoed-inclusief gewerkt. De definitie van ‘ruimtelijke kwaliteit’ als het samengaan van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde is inmiddels aangevuld met ‘herkomstwaarde’ (ministerie VRO). Een topambtenaar van het ministerie van Klimaat en Groene Groei, verantwoordelijk voor energietransitie, verwijst, als ze spreekt over de aanleg van nieuwe hoogspanningslijnen, naar de impact van de trekschuit-routes, karresporen, straatwegen en spoorlijnen: op de knooppunten ontstond verstedelijking, ontmoeting, dynamiek. Energie-infrastructuur heeft hetzelfde effect als deze historische infrastructuur, zoals bijvoorbeeld de komst van hyperscale-datacentra in de Wieringermeer aantoont, die zich vestigden nadat er een groot windmolenpark was gebouwd.
Inzicht in de manier waarop in het verleden is omgegaan met waterhuishouding om de overlast door veelvuldig voorkomende overstromingen van het rivierenland te verminderen, levert soms verrassend simpele antwoorden op. Om de problemen bij klimaat-extremen het hoofd te bieden is het soms genoeg historische duikers, sluisjes of rabattenbosjes in ere te herstellen. Zij verdwenen in het kader van de ruilverkaveling. Vroeger stonden er op alle marktpleinen bomen; bederfelijke waar blijft in de schaduw immers langer vers dan in de zon – een simpele les die nu bruikbaar blijkt bij het verminderen van hittestress in de stad. En tussen de ministeries van OCW en Infrastructuur en Waterstaat komen gesprekken op gang over het gebruik van de inundatievelden van de Hollandse Waterlinies als retentiegebieden bij hevige regenval.
Die ‘externe integratie’ op Rijksniveau van erfgoed in andere sectoren lijkt dus goed geslaagd. Erfgoedambtenaren zitten inmiddels aan zoveel beleidstafels dat ze een trait-d’union kunnen zijn tussen verschillende departementen die onvoldoende met elkaar praten. Ze vormen een kongsi met vertegenwoordigers van andere ‘zachte waarden’ (gezondheid, natuur) die net als erfgoed een vanzelfsprekende aanwezigheid hebben op iedere plek, waar de nieuwkomers (woningbouw, energieproductie, mobiliteit) zich hun plaats willen veroveren.

Nieuwe eisen

Maar dat ligt zoals gezegd anders op lokaal en regionaal niveau. De Grote Verbouwing legt een enorme druk op gemeentelijke erfgoedmedewerkers. Daar komt nog eens de stelselwijziging van de Omgevingswet bij, die nog in geen enkele gemeente echt is doorgevoerd – laat staan dat de bijbehorende cultuurverandering (van het toetsen van regels naar het optimaliseren van goede omgevingskwaliteit door stimulerende gesprekken) al zijn beslag heeft gekregen. De wet vraagt niet alleen om integratie van erfgoedbeleid in het stelsel van bouw-, milieu- en ruimtelijke vergunningen van de Omgevingswet, maar voegt ook nieuwe eisen toe. Het Omgevingsplan moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat (bouw-)activiteiten in de omgeving van een monument de waardering van dat monument niet aantasten. Hoe je die eis in omgevingsplan-regels kan vatten binnen een haperend digitaal stelsel weet nog niemand, en het overstijgt ook de expertise van de gemiddelde cultuurhistoricus.
De ontwerp Nota Ruimte schetst alle grote ruimtelijke vraagstukken en ontwikkelingen, maar laat na de ruimtelijke consequenties te schetsen in dorpen, in steden, in regio’s. Er ontbreekt bovendien een gedegen uitvoeringsprogramma. Erfgoed kan hier als verbindende waarde ten behoeve van een ‘goede omgevingskwaliteit’ een belangrijke rol spelen, mits de ruimte daarvoor wordt gecreëerd. Dat vraagt wat van opleidingen, het vraagt ruimte aan de tafels waar de investeringsbeslissingen worden genomen, maar het vraagt bovenal een andere inrichting van de kosten-baten spreadsheets van al die partijen die hun sectorale urgenties met woningbouw, hoogspanningslijnen, stevige dijken en snelle wegen liever gisteren dan vandaag gerealiseerd willen zien.
Als de speelruimte voor zorgvuldige afweging en begeleiding ontbreekt – speelruimte in uren, en speelruimte in creativiteit en in het hoofd van ambtenaren – dan zal de neiging groot zijn om terug te vallen op de vastgestelde regels;  om die spijker in de muur te verbieden in plaats van te zoeken naar een aanvaardbaar creatief antwoord op een verbouwingsvraag. Er zal gewaakt moeten worden voor het feit dat enkelvoudige belangen zorgen voor verharding van de standpunten en er oplossingen gevonden worden die inboeten op de kwaliteit van onze leefomgeving. We moeten dus terug naar de toekomst.

Frank Strolenberg en Flip ten Cate

Frank Strolenberg werkt al dertig jaar in de cultuur- en erfgoedsector. Hij was onder meer projectleider Belvedere, programmamanager Herbestemming en programmamanager Toekomst Religieus Erfgoed. Flip ten Cate is redacteur van Ruimte en Wonen. Hij was eerder werkzaam als directeur van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en als journalist bij Binnenlands Bestuur.

Reacties

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Ruimte en Wonen ©2025. All rights reserved.