Een sociaal-economisch gemengde buurt draagt nauwelijks bij aan overbruggende relaties tussen kansarme mensen en kansrijke mensen. De buurt heeft een beperkte rol in de totstandkoming van persoonlijke relaties en het kiezen voor een gemengde buurt zegt niets over de activiteiten van mensen. Het is zinvoller in te zetten op gemengde settings die de alledaagse routines en activiteiten van verschillende groepen bij elkaar brengen.
36TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 JANUARI 2011ACHTERGRONDHet schoolplein is een belangrijke plek in de wijk waaruiteenlopende ouders met elkaar in contact kunnen komen.(Foto Roger Dohmen / Hollandse Hoogte)VAN GEMENGDE BUURT NAARGE?NTEGREERDE ROUTINESEen sociaal-economisch gemengde buurt draagt nauwelijks bij aan overbruggende relaties tussenkansarme mensen en kansrijke mensen. De buurt heeft een beperkte rol in de totstandkoming vanpersoonlijke relaties en het kiezen voor een gemengde buurt zegt niets over de activiteiten van mensen.Het is zinvoller in te zetten op gemengde settings die de alledaagse routines en activiteiten vanverschillende groepen bij elkaar brengen.TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 JANUARI 2011ACHTERGRONDDOOR GWEN VAN EIJK VERBONDEN AAN ONDERZOEKSZWAARTEPUNTURBAN STUDIES, UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM, EN MOMENTEEL GASTON-DERZOEKER AAN HET CENTRE FOR CRIMINOLOGY, UNIVERSITY OF OXFORD.HET ONDERZOEK VOOR DIT ARTIKEL HEEFT ZIJ UITGEVOERD AANONDERZOEKSINSTITUUT OTB, TU DELFT.Afgelopen zomer is het nieuwbouwproject "De Werelden" inHillesluis opgeleverd. Op de website www.dewerelden.comlezen we: "Hillesluis is een typische Rotterdam-Zuid wijk.Levendig, kleurrijk, afwisselend en er is altijd wat te doen.Op de Boulevard Zuid (de Beijerlandselaan en de GroeneHilledijk) is het prima winkelen." Interessant is dat Hillesluis ook ??n vande 40 aandachtswijken is en de Boulevard Zuid was lang een "hotspot". De97 koopwoningen ? vooral eengezinswoningen maar ook appartementen? vervangen verouderde (sociale) huurwoningen. Op deze manier krijgt debuurt door woningdifferentiatie een meer sociaal-economisch gemengdebevolkingssamenstelling. Zullen dan ook de netwerken van bewonersmeer gemengd worden?Veel beleidsmakers en professionals hopen dat in de gemengde buurtoverbruggende relaties tussen kansarme en kansrijke bewonerstotstandkomen. Er zijn goede redenen voor deze hoop. Vanuit hunbevoorrechte situatie kunnen kansrijke bewoners hulp bieden metwerk, studie, opvoeding en "vooruitkomen". In sociologische termen:de aanwezigheid van kansrijke huishoudens kan bijdragen aan het"sociaal kapitaal" van kansarme huishoudens. Sociaal kapitaal verwijstnaar de sociale relaties die toegang bieden tot waardevolle hulpbron-nen zoals inkomen, invloed, vaardigheden en informatie. De vraagis: in hoeverre heeft de buurtsamenstelling invloed ? positief dan welnegatief ? op het sociaal kapitaal van, met name kansarme, mensen?Heeft de buurtsamenstelling ?berhaupt een rol in de totstandkomingvan persoonlijke netwerken? En ontstaan in een gemengde buurt over-bruggende relaties tussen kansarme en kansrijke bewoners?Deze vragen stonden centraal in mijn onderzoek in drie Rotterdamsebuurten.1Hillesluis was ??n van de onderzoekslocaties; Cool (eengemengde buurt in het stadscentrum) en Blijdorp (een welvarendebuurt in Rotterdam-Noord) waren de andere. Het onderzoek laat ziendat buurtsamenstelling er niet toe doet voor de netwerken: ge?nter-viewden die in een gemengde buurt wonen hebben niet vaker een meergemengd netwerk. In dit artikel ga ik in op de vraag waarom de linktussen gemengde buurten en gemengde netwerken niet vanzelfspre-kend is, en hoe en waar overbruggende relaties mogelijk w?l kunnenontstaan.ONDERZOEK NAAR NETWERKENDe onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op een combinatie van kwan-titatieve en kwalitatieve data over de persoonlijke netwerken van 386bewoners, woonachtig in de drie genoemde buurten. In 2001 (Cool)en 2007 (Hillesluis en Blijdorp) is een enqu?te afgenomen waarin viazogenoemde naamgeneratoren aan ge?nterviewden werd gevraagdof en van wie zij hulp hadden ontvangen. Voor wie een baan had, bij-voorbeeld, was de vraag: heeft iemand geholpen bij het vinden van debaan, zo ja, wie was die persoon? Vervolgens werd vastgelegd of dit`netwerklid' in de buurt woont of elders, wat de relatie is met de ge?n-terviewde (vriend, familielid, buur, etc.), opleidingsniveau en zo nog3738TIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 JANUARI 2011ACHTERGRONDwat kenmerken. Zulke vragen werden ook gesteld over het vinden vaneen woning, politieke participatie, emotionele steun, klusjes in huis enandere situaties. In 2009 hebben 30 ge?nterviewden meegedaan aan eenvervolginterview waarin zij onder andere vertelden over de totstandko-ming van hun relaties en hoe hulp binnen relaties werd uitgewisseld.De enqu?tes en interviews bieden gedetailleerde informatie over ver-schillende aspecten van de hulpnetwerken van ge?nterviewden. In ditartikel bespreek ik de geografische locatie van de netwerken (proportievan de netwerkleden dat in de buurt woont), het `sociaal kapitaal' in denetwerken (aantal hogeropgeleide netwerkleden), overbruggende rela-ties (proportie netwerkleden dat een hoger of lager opleidingsniveauheeft dan ge?nterviewde), waar relaties ontstaan en hoe hulp wordtuitgewisseld (op basis van de vervolginterviews).SOCIAAL ISOLEMENT EN BUURTEFFECTENHet sociologisch debat over buurteffecten biedt een eerste invalshoekom naar de relatie tussen buurtsamenstelling en netwerken te kijken.Het idee is, simpel gezegd, dat de buurt een extra positief of negatiefeffect heeft op de sociaal-economische omstandigheden van bewoners.Armoede en sociaal isolement zouden niet alleen veroorzaakt wordendoor gebrek aan opleiding en arbeidsmogelijkheden, maar ook doorhet wonen in een buurt waarin de meeste bewoners ??k (kans)armzijn. Wonen te midden van andere kansarme mensen biedt beperktemogelijkheden om relaties aan te gaan met kansrijke mensen, zo wordtgedacht. Vanuit dit perspectief brengt het wonen in een gemengdebuurt voordelen met zich mee, namelijk: ontmoetingsmogelijkhedentussen kansarmen en kansrijken.WONEN TE MIDDEN VAN ANDEREKANSARME MENSEN BIEDTBEPERKTE MOGELIJKHEDEN OMRELATIES AAN TE GAAN METKANSRIJKE MENSENDeze visie overschat echter de rol van de buurt in de totstandkomingvan netwerken. Ten eerste, uit mijn onderzoek blijkt dat laaggeschool-de ge?nterviewden niet m??r relaties met buurtgenoten onderhoudendan hooggeschoolden ge?nterviewden. Ten tweede, de netwerkenvan laaggeschoolde ge?nterviewden zijn inderdaad geografisch meergeconcentreerd, maar het verschil zit niet in het aantal netwerkledenin de buurt maar in het aantal netwerkleden buiten de buurt: laagge-schoolde ge?nterviewden noemden significant minder mensen buitende buurt. Ten derde, het maakt niet uit waar zij zelf wonen: of zij nu ineen armoedebuurt (Hillesluis) of in een gemengde buurt (Cool) wonen,laaggeschoolde ge?nterviewden noemden minder mensen buiten debuurt. In mijn onderzoek vind ik dus geen bewijs voor het bestaan vaneen buurteffect op de locatie en grootte van de netwerken.Maar het gaat niet (enkel) om de grootte van iemands netwerk maarvooral om de kwaliteit van het netwerk: het "sociaal kapitaal". Sociaalisolement in deze betekenis gaat om het isolement van kansarmemensen in relatie tot kansrijke mensen en verwijst dus naar het gebrekaan kapitaalrijke netwerkleden. Doet de buurt er in dit opzicht toe?Wanneer we kijken naar het aantal hogergeschoolde netwerkleden(MBO-diploma en hoger) dat ge?nterviewden noemden, dan zienwe dat laaggeschoolde ge?nterviewden inderdaad minder hoogge-schoolde netwerkleden hebben, in vergelijking met hooggeschooldege?nterviewden. Maar het doet er niet toe of zij in een armoedebuurt(Hillesluis) of een gemengde buurt (Cool) wonen. Ook hier is dus geenbuurteffect zichtbaar.ZIJN KANSARMEN AANGEWEZEN OP DE BUURT?Mijn onderzoek laat voorts zien dat het een misvatting is dat mensendie een klein en geografisch geconcentreerd netwerk hebben dandus ook zijn "aangewezen op de buurt". Om dit te verhelderen is hetbelangrijk om onderscheid te maken tussen relaties die in de buurt zijnontstaan en relaties die in de buurt worden onderhouden. Voorbeeldenvan relaties die in de buurt zijn ontstaan zijn "gewone buren" (burenmet wie men een typische burenrelatie onderhoudt) en buurtgenotendie elkaar hebben ontmoet tijdens een buurtbarbecue of buurtverga-dering. Voorbeelden van relaties die in de buurt worden onderhouden,maar daar niet zijn ontstaan, zijn familieleden en collega's die bijelkaar in de buurt wonen.Voor de vraag naar het belang van de buurt is het belangrijk te reali-seren dat een deel van de lokale netwerken niet in de buurt ontstaat.Bijna de helft van de ge?nterviewden in de drie onderzochte buurtenzei iemand te kennen in de buurt voordat zij er zelf gingen wonen. Engemiddeld 60 procent van de lokale netwerkleden bestaat uit familie-leden, vrienden en "overige" relaties ? de rest zijn buren. Bovendien,vooral mensen met een geografisch geconcentreerd netwerk zeidendat zij naar de buurt waren verhuisd of er waren blijven wonen omdatzij nabij familieleden of vrienden wilden wonen of omdat zij er warengeboren en getogen. Het netwerk gaat dan dus vooraf aan de buurt-keuze.Als een deel van de lokale netwerken niet in de buurt is ontstaan enkansarme mensen hun kleine netwerk niet compenseren door meerrelaties met buurtgenoten aan te gaan, dan kunnen we ons afvragen ofde buurt zo belangrijk is. Lokale familieleden kennen elkaar natuurlijkook wel gekend als ze niet bij elkaar in de buurt hadden gewoond envriendschappen ontstaan vaker elders of via-via. De buurtpopulatie isdus ook voor kansarme mensen niet een kring van mensen waarbin-nen zij (veel) relaties vormen. En dus maakt het niet zoveel uit hoe diebuurtpopulatie er uit ziet, heeft het wonen in een armoedebuurt geennadelige gevolgen voor hun "sociaal kapitaal" en brengt het wonen ineen gemengde buurt in die zin geen voordelen. Sociaal isolement ? hetgebrek aan "sociaal kapitaal" ? heeft veeleer te maken met het gebrekaan participatie buiten gezins- en familieleven om. Hier kom ik zo opterug.MENGING KIEZEN VS. MENGING DOENWe kunnen de relatie tussen buurtsamenstelling en relaties ook bezienvanuit het idee dat de nieuwe kansrijke bewoners verhuizen naar eengemengde buurt omdat zij een gemengde buurtpopulatie leuk, interes-sant of inspirerend vinden. In herstructureringsprojecten wordt vaakgezocht naar een middenklasse die van stedelijkheid en diversiteithoudt. Maar wat betekent zo'n voorkeur? In hoeverre vertaalt de keuzevoor een gemengde buurt zich in een meer gemengd netwerk? En gaandeze kansrijke bewoners meer overbruggende relaties aan dan kansrij-ken die kiezen voor een middenklasse buurt?Mijn onderzoek laat zien zulke keuzes weinig zeggen over wat mensendoen in hun dagelijkse leven. Een vergelijking van hooggeschooldeCool-bewoners (gemengde buurt) met hooggeschoolde Blijdorpers(welvarende buurt) laat zien dat zij even veel (of weinig) overbruggendeTIJDSCHRIFT VOOR DE VOLKSHUISVESTING NUMMER 1 JANUARI 2011ACHTERGROND 39relaties met laaggeschoolden hebben. Zelfs ge?nterviewden in Cool(gemengde buurt) die "diversiteit" in hun top-6 van redenen noemdenom in de buurt te gaan wonen gingen niet vaker overbruggende rela-ties in hun buurt aan ? en ook niet buiten hun buurt, overigens.2Zijmaken wel meer gebruik van lokale winkels, horeca en parken. Ookhier dus geen "buurteffect" maar dus ook weinig hoop met betrekkingtot woonvoorkeuren.Als we de netwerken verder onderzoeken, wordt ook duidelijk waaromniet. Hooggeschoolde bewoners in het gemengde Cool noemdenwijken niet af van hooggeschoolden in het algemeen: hun netwerkenzijn voornamelijk gesitueerd buiten de buurt. Belangrijker nog is dathooggeschoolden in (veel) meer kringen zijn ingebed dan familie ende buurt: netwerken gerelateerd aan studie, werk, vrije tijd en vrijwil-ligerswerk. Dat verklaart, ten eerste, waarom zij meer sociaal kapitaalhebben dan laaggeschoolde mensen, en, ten tweede, waarom over-bruggende relaties moeilijk tot stand komen. De buurt is nauwelijkseen vruchtbare ontmoetingplek, omdat de dagelijkse routines vankansarme en kansrijke bewoners teveel uiteen lopen. Daarin ligt danook een aanknopingspunt voor beleid en praktijk.GEMENGDE SETTINGSSamengevat is mijn argument dat het probleem van sociaal isolementvooral met participatie te maken heeft en niet met de buurt, en dat hetgebrek aan overbruggende relaties te maken heeft met gesegregeerdealledaagse routines. Daarbij zijn "settings" belangrijker dan geografi-sche locaties. Settings zijn plekken waar mensen elkaar ontmoeten enwaar persoonlijke relaties kunnen ontstaan: school, speeltuin, werk-plek, cursus, kinderdagverblijf, hobbyclub, OR, universiteit, voetbal-club, enzovoort. Mensen kunnen gebruik maken van settings in debuurt, wanneer dat praktische voordelen biedt bijvoorbeeld, maar dathoeft niet. Belangrijker is te realiseren dat settings niet met de buurtte maken hebben maar met de alledaagse behoeften en routines vanmensen.Mijn onderzoek laat zien dat mensen hulp ontvangen op grofwegtwee manieren: ten eerste, via intieme of sterke relaties waarbinnenmensen moeite (willen) doen om elkaar te helpen, en, ten tweede, viainbedding in een setting en het netwerk dat daaraan is verbondenwaarbinnen hulp wordt uitgewisseld als onderdeel van de activitei-ten die daar plaatsvinden. Een voorbeeld van de tweede manier is datouders informatie uitwisselen over goede en slechte scholen op hetkinderdagverblijf. Een ander voorbeeld is dat mensen via hun werk opde hoogte worden gehouden van vacatures en collega's kunnen vragenom werkgerelateerd advies. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, om viabeleid intieme relaties te sturen. Wel kunnen we nadenken over hoe wesettings zo kunnen organiseren zodat ze vanzelfsprekende overbrug-gende relaties faciliteren waarbinnen hulp kan worden uitgewisseld alsonderdeel van alledaagse activiteiten.Dit inzicht sluit aan bij het RMO-rapport Niet langer met de ruggen naarelkaar over "verbinden": "het duurzaam of herhaald bij elkaar brengenvan mensen met andere mensen, groepen of instituties, zodat er soci-ale netwerken kunnen ontstaan".3De RMO benadrukt het belang van"infrastructurele maatregelen" die verbinden mogelijk maken binnende bestaande routines van mensen. Settings kunnen succesvolle ont-moetingsplekken zijn wanneer ze vanzelfsprekend, multifunctioneelen levensloopbestendig zijn.VOORBIJ GEMENGDE BUURTEN, OP NAAR GE?NTEGREERDE ROUTINESEen eerste voorwaarde voor overbruggende relaties is dat settingseen gemengd publiek van kansarme en kansrijke mensen aantrek-ken. Echter, niet alle settings in gemengde buurten trekken ook eengemengde populatie aan. Veel scholen zijn bijvoorbeeld gesegregeerd.Door schoolkeuze aan de buurt te binden kan een school bereiken datze een gemengde groep leerlingen heeft en door ouders zoveel mogelijkte betrekken bij de dagelijkse gang van zaken biedt het gelegenhedenvoor ouders om in contact te komen ? en hulp uit te wisselen. Maar ofhet publiek van een gemengde setting nu uit de gemengde buurt komtof niet, belangrijker voor overbruggende relaties is dat de setting eengemengd publiek trekt en dat de setting de dagelijkse routines en acti-viteiten van verschillende groepen integreert.VOOR DE VRAAG NAAR HET BELANGVAN DE BUURT IS HET BELANGRIJK TEREALISEREN DAT EEN DEEL VAN DELOKALE NETWERKEN NIET IN DEBUURT ONTSTAATVanuit zowel onderzoek als praktijk zouden we moeten nadenken overhoe we dat kunnen organiseren. De oplossing ligt niet noodzakelijk ingrootscheepse operaties. De Amerikaanse socioloog Mario Small vondin zijn onderzoek dat een aantal simpele regels op kinderdagverblijvenpositief bijdroegen aan contacten tussen ouders: brengen en halen vande kinderen alleen binnen gezette tijden (in plaats van gedurende dehele dag) en verplichte deelname aan bestuur en activiteiten zorgdenvoor een structuur waarbinnen ouders elkaar regelmatig zagen enspraken.4Zulke simpele veranderingen zijn wellicht ook vruchtbaar inandere settings zoals buurthuizen, sportverenigingen en moestuinen.Het zou jammer zijn als we over een paar jaar constateren dat de kans-arme en kansrijke bewoners in Hillesluis "parallelle levens" leiden. Wekunnen dan (weer) constateren dat het mengen van sociaal-economi-sche groepen in buurten niet werkt. Beter is het onder ogen te zien datdie parallelle levens in de buurt een reflectie zijn van parallelle levensin heel veel contexten van onze samenleving. De oplossing voor socialesegregatie ligt dan ook niet bij ruimtelijke integratie maar bij gelijkeparticipatie en mogelijkheden, gemengde settings en ge?ntegreerdedagelijkse routines.Noten1 Zie voor uitgebreide informatie over het onderzoek en de dataverzameling: Gwenvan Eijk (2010) Unequal networks. Spatial segregation, relationships and inequalityin the city. Amsterdam: IOS Press. Gehele proefschrift en Nederlandstaligesamenvatting zijn te downloaden op www.gwenvaneijk.nl. Talja Blokland heeft devragenlijst ontworpen en de interviews in Cool afgenomen.2 Zie Talja Blokland en Gwen van Eijk (2010) Do people who like diversity practicediversity in neighbourhood life? Neighbourhood use and social networks of `diver-sity seekers' in a mixed neighbourhood, Journal of Ethnic and Migration Studies,36(2): pp. 313-332.3 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2005) Niet langer met de ruggen naarelkaar. Den Haag: RMO, p. 60, zie ook paragraaf 4.2.4 Mario L. Small (2009) Unanticipated Gains. Origins of Network Inequality inEveryday Life. New York: Oxford University Press.
Reacties