Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

'Weer opbouwen dat afgebroken was'

Annemiek Rijckenberg, Jutta Hinterleitner - 18 april 2025

Jannemarie de Jonge vervulde ruim vier jaar de rol van Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving. Het was haar ambitie om bodem, water en klimaatadaptatie steviger op de agenda te zetten. Ook bracht zij het langetermijndenken terug in de beleidsarena. Een terugblik op een reeks aan adviezen en de opbloeiende belangstelling voor ontwerpend onderzoek.

“We waren nauwelijks begonnen in 2020 of het kabinet-Rutte III kwam ten val. Een jaar lang was er een demissionair kabinet, zonder een minister van of voor ruimtelijke ordening. In vier jaar College van Rijksadviseurs (CRa) hebben we drie kabinetten meegemaakt, en twee jaar demissionair bestuur. Dat is een interessante statistiek. Het was mijn ambitie om bodem, water en klimaatadaptatie steviger op de agenda te zetten. En dat in relatie tot biodiversiteit, en met de blik op de lange termijn. Want als het lange termijn denken wordt verwaarloosd, dan zijn urgente problemen onvermijdelijk. Het kabinet-Rutte IV bood daarvoor weer kansen, met Hugo de Jonge als minister voor Ruimtelijke ordening, binnen het ministerie van Binnenlandse zaken. Hij besefte al snel dat de opdracht om één miljoen woningen te bouwen, niet zonder een Nota Ruimte kon. Ook was het inzicht er, dat ze de provincies hard nodig zouden hebben.

Scherpe keuzes

“Als college hebben we de interactie tussen Rijk, regio’s en provincies steeds benadrukt en waar mogelijk ondersteund. Bijvoorbeeld bij bijeenkomsten over de provinciale voorstellen in het kader van NOVEX. We maakten ook een advies voor de Nota Ruimte, over de opgaven waar het Rijk scherpe keuzes moet maken om richting te geven aan de provinciale uitwerkingen. Voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied verkenden we hoe het Rijk kan bevorderen dat er ontwerpkracht wordt ingezet in gebiedsprocessen. Als er een Transitiefonds is van 24 miljard euro - waarvan helaas nog maar een klein deel over is - dan moet dat op de juiste plekken, voor de juiste doelen worden ingezet. Dat kan niet zonder ontwerpend vakmanschap. Ik bespeurde overal een soort heimwee naar de tijd van de Dienst Landelijk Gebied met ontwerpers in de regio. Eén van mijn laatste adviezen gaat over een hernieuwde samenwerking tussen Rijk, uitvoeringsdiensten en provincies om ontwerpkracht een structurele plek te geven in gebiedsprocessen in het landelijk gebied. En voor Infrastructuur & Waterstaat heb ik samenwerking opgezet met Deltares, de Unie van Waterschappen, IPO en VNG om ‘water en bodem sturend’ op regionale schaal handen en voeten te geven. Dat levert methodische handreikingen en praktische lessen op.

Het korte termijn denken heeft de huidige urgente problemen veroorzaakt

Lange termijn

“Om het lange termijn denken weer in de beleidsarena te krijgen, lanceerden wij in onze agenda het motto ‘de 22e eeuw begint nu’.  Vanuit de top van de ambtelijke wereld, dat dicht tegen de politiek aan zit, kregen we vaak de standaardvraag: maar wat moeten we nú doen? Begrijpelijk, maar onze boodschap is dat juist het korte termijn denken de huidige urgente problemen heeft veroorzaakt. We bouwen die miljoen woningen niet voor dertig jaar. Vanuit het lange termijn perspectief zullen we moeten onderbouwen waar, hoe, voor wie en waarmee we dat verstandig doen; eerst vertragen om dan weer te kunnen versnellen. We stonden zeker niet alleen in die opvatting; ook andere partijen waren met de lange termijn bezig: Het Ministerie van de Toekomst, Maarten Hajer met zijn Urban Future Studio, het PBL met de verkenningen 2050, het Deltaprogramma met bijvoorbeeld het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, kennisinstellingen als WUR en Deltares met respectievelijk NL2120 en Rethink the Delta. In onze Toekomstateliers, meerdaagse oefeningen in die verdiepende vertraging, hebben we met al die partijen samengewerkt. Ik hoop dat we daarmee tegenwicht hebben geboden en blijven bieden aan opportunisme en kortzichtigheid. Hoopvol vind ik, dat er onder Rutte IV in korte tijd veel opdrachten voor ontwerpend onderzoek zijn uitgezet. Weliswaar soms quick and dirty, maar er moest ook snel veel gebeuren. Er is veel opgebouwd dat afgebroken was.
“Als Rijksadviseur ben je primair adviseur van het Rijk, maar ik speelde ook veel via de band. Gevoed door wat er in het land leeft, kan het Rijk advies krijgen over de opbouw van vakmanschap en ondersteunende kennisinfrastructuur. Ik heb bijvoorbeeld veel geïnvesteerd in de relatie met waterschappen en hen opgeroepen harder met de vuist op tafel te slaan bij andere overheden. De overstromingen van 2021 in Valkenburg maakten de relatie veiligheid en ruimtelijke inrichting weer tot een hot item. Dat heeft zeker meegeholpen om het zinnetje ‘Water en bodem sturend voor ruimtelijke plannen’ in het regeerakkoord van Rutte IV te krijgen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarover in 2022 een Kamerbrief uitgebracht. Ik heb geadviseerd over de ‘Maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving’ die is opgebouwd vanuit kennis en ervaringen van een aantal koploper-regio’s. De samenwerking op ‘water en bodem sturend’ in regionaal ontwerpend onderzoek komt steeds meer op dreef. Het huidige kabinet heeft ‘sturend’ weliswaar afgezwakt naar ‘rekening houden met’, maar als je iets eenmaal weet, kun je het niet meer niet weten. Het gaat erom dat we bestuurders helpen om goed geïnformeerd, met kennis van lange termijneffecten en ruimtelijke logica, keuzes te maken.

Toegevoegde waarde

“De waarde van het College van Rijksadviseurs ligt ook in het werken aan de condities waaronder goede ontwerpen en plannen gestalte kunnen krijgen. Doordat wij uit de praktijk komen, ligt onze toegevoegde waarde vaak in de koppeling van beleid en uitvoering. Zo kreeg ik al vrij snel een vraag van het Rijksvastgoedbedrijf over ontwikkelingen op rijksgronden waar de betrokken ministeries samen niet uitkwamen. Landbouw, Natuur en Voedselzekerheid (LNV) en Economische Zaken (EZK) ruzieden over de bouw van 180 hectare aan zonnepanelen in de Noordoostpolder, waarvan 60 hectare op rijksgrond. Vanuit het oogpunt van energie is de bouw van zonneparken een logische keuze, omdat er al veel windturbines zijn en de infrastructuur al klaarligt. En bij Zeewolde was 84 hectare rijksgrond nodig voor een hyperscale-datacentrum van Meta. EZK had op beide dossiers al een en ander toegezegd, maar LNV wilde daar onze ‘beste landbouwgronden van Europa’ niet aan opofferen. Toenmalig staatssecretaris Raymond Knops (Rijksvastgoedbedrijf) kwam er niet uit. Met alleen onderhandelen en welles nietes-spelletjes ontstaat er geen oplossing.  Vanuit mijn onafhankelijke positie kon ik met partijen in gesprek, vragen stellen en aanvullende kennis ophalen.  Mijn eerste vraag aan provincie en gemeente was: wat wil je over twintig jaar, als de tijdelijke vergunning voor de zonnepanelen afloopt, met dit gebied? Landbouw. Dat maakte duidelijk dat er dan voorwaarden zouden moeten worden gesteld aan de opstelling van de panelen, dat er bijvoorbeeld voldoende licht op de bodem komt. Ook op het aspect biodiversiteit was verbetering mogelijk. Met input van TNO en Wageningen zijn we tot voorwaarden gekomen om het plan aan te passen.

Het gaat erom dat we bestuurders helpen om goed geïnformeerd keuzes te maken

Lokale commotie

“Een vergelijkbare route volgden we bij het Datacentrum Zeewolde. Meta claimde het meest innovatieve datagebouw ter wereld neer te gaan zetten. Maar wat is dat dan? We hebben voorbeelden verzameld van andere projecten en zijn vanuit de specifieke locatie tot een set condities gekomen. Dit maakte de invulling aanzienlijk lastiger voor Meta en leidde tot vertraging. Lokale commotie zorgde na de gemeenteraadsverkiezingen voor een ander politiek speelveld. Meta heeft uiteindelijk eieren voor haar geld gekozen en zich teruggetrokken. Voor het Rijk heeft deze casus geleid tot aangescherpt beleid bij de keuze van de locaties voor dergelijke hyperscales. Deze adviesvragen brachten me ertoe om met het Rijksvastgoedbedrijf, en later ook met de andere Rijksuitvoeringsdiensten (RUO’s) ‘bodemgesprekken’ te gaan voeren: hoe zorgen we er voor dat onze rijksbodems gezonder worden? Hoe kan het Rijk zelf het goede voorbeeld geven? Wat leren we uit de praktijk om tot goed en realistisch bodembeleid te komen? De sleutel ligt bij bewustwording, kennis, denken vanuit natuurlijke processen en samenwerking, maar ook bij goede opdrachten aan de rijksdiensten vanuit de beleidsdepartementen. Daarover komt nog een advies. Het gaat dus weer om de condities, nodig om het goede te kunnen doen. Sturen op condities is geen sexy onderwerp. En al helemaal niet voor die weinig zichtbare bodem, maar het gaat om de basis onder ons bestaan.
“Als Rijksadviseur ben je veel zichtbaarder dan als ontwerper of ondernemer. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee om woorden goed te wegen en de juiste nuance aan te brengen zonder de boodschap te verliezen. Ook moeten de feiten kloppen. Maar ik voelde de morele verantwoordelijkheid iets te doen met de positie die ik inneem en uitspraken te doen. In de zomer dat alle vlaggen ondersteboven werden gehangen, heb ik daar wakker van gelegen. Ik heb vervolgens in een adviesbrief aan Remkes aandacht gevraagd voor gezondheid en omgevingskwaliteit. En benadrukt dat een geïntegreerde gebiedsaanpak kansen biedt voor crossovers tussen landbouw en andere maatschappelijke opgaven, dat we daarmee veel meer oplossen dan alleen stikstof. In zijn advies “Niet alles kan overal” lees ik dat deels terug, maar het lukte niet ontwerpkracht terug te brengen aan de sterk gepolitiseerde landbouwtafel. Hoofdpijn krijg ik vooral wanneer ik als ontwerper vanuit landschappelijke logica mogelijkheden zie, rechtvaardig en in dienst van het algemeen belang, maar dat er in de politiek andere krachten gelden. We hadden met het transitiefonds en goede gebiedsprocessen in een periode van vijftien tot twintig jaar heel veel kunnen bereiken. Het probleem zit niet bij de primaire sector, de pijn bij krimp zit bij de agro-industrie die minder voer, minder kunstmest, minder tractoren verkoopt.  De macht van de lobby van industriële bedrijven is vergelijkbaar met die van de farmaceutische industrie: enorme kosten voor de gezondheidszorg naast onbenutte kansen vanuit preventie. Onze rol is de problemen van morgen te voorkomen.

Jonge mensen

“Wat ik het liefste blijf doen is met jonge mensen werken. Ik begeleidde elk jaar twee Young innovators . Bij de toekomstateliers hebben we jonge mensen laten meedoen. Voor de Landschapstriënnale Waddenkust heb ik met vijf jonge ontwerpers naar 2100 gekeken. De ontdekking dat dit Werelderfgoed bijzonder is vanwege de natuurlijke dynamiek, maar dat alles met wet- en regelgeving voor de eeuwigheid lijkt te zijn vastgelegd, bracht hen behoorlijk in verwarring. We hebben toen natuurkracht als principe omarmd en de vraag opgeworpen: wat kunnen we dan nu al doen? Wat heeft een volgende generatie te doen, en wat daarna? Hoe kunnen we ontwerpen aan generatieve landschappen? We werden geïnspireerd door een oude aardappelboer die vertelde dat zijn vader er niet in geloofde dat hij als opvolger vol op de teelt van pootaardappelen ging inzetten. En dat hij nu kritisch kijkt naar zijn zoon, die begint met het verbouwen van peulvruchten. Elke generatie heeft haar eigen uitdaging. Zo leerden we over protesten tegen de dijkverzwaring uit de jaren ’70, waar de vader van Jonas, één van de ontwerpers, nog aan mee deed. Wat zijn de protestborden die we nu willen maken om natuurlijke dynamiek in dit gebied geleidelijk meer ruimte te geven ?

Het nieuwsgierige gesprek voeren over wat natuur kan zijn is broodnodig

Liefde voor natuur

“Ik blijf als adviseur betrokken bij Wing, het bureau dat ik in 2007 heb opgericht. Binnen de Wing Praktijkschool werk ik mee aan leergangen zoals de ‘ontwerpende aanpak’ en ‘gebiedsprocessen’. Daarnaast ben ik al sinds zomer 2024 als Ambassadeur van het Collectief Natuurinclusief aan de slag. Ik wil daar vooral aandacht geven aan waar energie voor verandering zit, bottom up werken, dat voelt een beetje als terug naar vroeger. Ik koos bewust voor een studie in Wageningen uit liefde voor natuur, duurzaamheid, ik was behoorlijk ‘alternatief’. Ook nu wil ik het beeld van natuur oprekken. Homo sapiens is ook natuur. Maar we hebben nog veel te leren, bijvoorbeeld over regeneratief grondgebruik of biomimicry, het leren van de eigenschappen van planten en dieren. Het nieuwsgierige gesprek voeren over wat natuur kan zijn is broodnodig, voorbij vastgeroeste standpunten van links en rechts. En verder hoop ik op een beetje meer tijd, lekker buiten zijn, wandelen, fietsen en in mijn eigen tuin leren hoe mooi en slim de natuur is.

Reacties

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Ruimte en Wonen ©2025. All rights reserved.