Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

Zorgzame buurten

Betekenisvolle omgeving voor verschillende groepen Ivan Nio - 1 augustus 2025

Bij herstructurering van wijken en bij gebiedsontwikkelingen bestaat de opgave uit meer dan alleen het realiseren van woningen en voorzieningen. Het gaat ook om de leefkwaliteit of de sociale duurzaamheid van een omgeving. Fysieke ingrepen kunnen een motor zijn voor het realiseren van sociale doelstellingen, maar het ontmoeten omvat meer dan alleen het gebouw. Stadsocioloog en onderzoeker Ivan Nio meent dat een brede benadering nodig is van ontwerp, programma en beheer.

Steeds vaker is het sociaal doel het versterken van sociale cohesie en gemeenschapszin. Dit streven komt voort uit maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het groeiend aantal alleenstaanden, vergrijzing, de toenemende zorgvraag en extramuralisering. In beleid en bij ontwerpers is een grotere gerichtheid ontstaan op collectiviteit; om mensen elkaar te laten ontmoeten, nabuurschap te bevorderen en om gemeenschappen te creëren. Sociale cohesie en ontmoetingen worden daarbij gezien als een oplossing voor diverse opgaven: van het tegengaan van polarisatie en het bestrijden van eenzaamheid tot een meer gezonde leefstijl, lagere zorgkosten en minder uitkeringen.
Bij diverse gebiedsontwikkelingen wordt nu geprobeerd om vermeden zorgkosten bij de businesscase te betrekken voor extra investeringen aan de voorkant. De uitdaging is om nieuwe vormen van collectiviteit te realiseren in een geïndividualiseerde en heterogene samenleving. Het ontwerpen van ontmoetingen is tot op zekere hoogte mogelijk door ruimtelijke condities te creëren. Bij wooncomplexen valt te denken aan brede galerijen, gemeenschappelijke ruimten en gedeelde voorzieningen en hybride zones tussen woningen en de publieke ruimte. Ook collectieve woon vormen kunnen bijdragen aan het laten ontstaan van leefgemeenschappen.
Maar hoe is de opgave op te schalen en te verbreden naar (super)diverse buurten? Hoe realiseer je zorgzame wijken? Voorkomen moet worden om niet in de valkuil van het ruimtelijk determinisme te stappen, het geloof dat met fysieke ingrepen de samenleving in sterke mate kan worden gestuurd. Het gebruik en de betekenis van ruimte en voorzieningen ligt niet bij voorbaat vast, maar krijgt betekenis in het alle daagse leven van mensen.

Sociale cohesie

In beleidsdocumenten en toelichtingen bij ontwerpen worden de termen sociale cohesie en gemeenschap vaak makkelijk in de mond genomen, terwijl het menselijk samenleven in buurten en wijken complex en veranderlijk is. Contacten van bewoners in hun buurt beperken zich meestal tot een paar buren. Ze zijn vaak betrokken bij andere sociale netwerken dan de buurt. Sociale netwerken worden via sociale media onderhouden. Het samenleven in een sociaal gemengde omgeving kan bovendien leiden tot onbegrip en spanningen. Achter het begrip sociale cohesie schuilt soms de nostalgie naar een harmonische buurtsamenleving die er nooit is geweest.
Socioloog Kees Schuyt heeft eens gesteld dat sociale cohesie een van de meest abstracte en moeilijkste begrippen is uit de sociologie. In het ruimtelijk debat over sociale cohesie wordt echter zelden uitgelegd wat er precies mee wordt bedoeld. Schuyt heeft sociale cohesie gedefinieerd als de interne bindingskracht van een sociaal systeem. Het is een samenhorigheidsgevoel, het fijn vinden er bij te horen. Groepsbinding komt vooral tot stand op basis van groeps-onderscheidende kenmerken als sociale klasse, leeftijd, opleiding, interesse en migratieachtergrond. Gemeenschapsvorming vindt makkelijker plaats tussen gelijkgestemden. Sociale cohesie sluit in, maar sluit andere groepen ook uit.
De vraag is dus wat we precies verstaan onder sociale cohesie. Voor wie, hoe sterk, hoe inclusief, op welke schaal en op wat voor plekken? Wat is eigenlijk het doel en wat voor samenhang wordt beoogd? Gaat het om het versterken van bonding – het bij elkaar brengen van mensen uit eenzelfde groep – of bedoelen we bridging – verbinding tussen verschillende groepen – om in termen van de socioloog Putnam te spreken? Prettig met elkaar samenleven in een buurt en in de publieke ruimte – vreedzame co-existentie – is iets anders dan sociale cohesie. Publieke familiariteit en convivialiteit zijn begrippen die het samenleven op pleinen, in straten en parken beter beschrijven. Veel sociologen zien lichte contacten (elkaar waarnemen en herkennen, elkaar groeten, korte gesprekjes) als het hoogst haalbare in sociaal diverse wijken. De inzet van ontwerpers zou dan gericht moeten zijn op het bevorderen van lichte interacties.

Sociale afstand

Een goed ontwerp biedt zowel gelegenheid voor ontmoeting als voor vermijding. Een belangrijk principe in het menselijk samenleven – ook op complexniveau – is de spanning tussen fysieke nabijheid versus sociale afstand. Er zijn veel mensen die ervoor kiezen om niet constant met de buren om te gaan omdat ze gesteld zijn op hun privacy of omdat ze het al druk genoeg hebben. Even groeten of hooguit een kort praatje is voldoende. In de zoektocht naar gemeenschapszin verwachten opdrachtgevers en ontwerpers veel van collectieve tussenruimten (zoals hoven en binnenterreinen) – als overgangsruimten tussen de stedelijke publieke ruimte en de individuele woning. Het succes in gebruik en betekenis hiervan zal afhangen van de schaal, inrichting, beheer en (gevoel van) eigenaarschap van bewoners. Op complexniveau is het de opgave – zoals architect/onderzoeker Lypens het formuleert – om ruimtelijke casco’s te ontwerpen waarin collectiviteit kan groeien, maar ook kan verdwijnen, zonder dat dit tot negatieve gevolgen leidt.
In een geïndividualiseerde samenleving die bestaat uit een grote verscheidenheid aan groepen is het samenleven ingewikkelder geworden. De zoektocht is of er weer meer burencontacten kunnen ontstaan. Want sociale cohesie is ook een normatief begrip. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen wordt het als wenselijk gezien om een stap verder te zetten dan alleen maar lichte contacten. Maar wat is haalbaar? Hoe te innoveren en te experimenteren?
Het vertrouwen in anderen verschilt per groep en per type buurt, waardoor de basis voor ‘naar elkaar omkijken’ varieert. En terwijl vooral hoogopgeleide burgers het voortouw nemen bij nieuwe wooncollectieven, is de behoefte aan een zorgzame buurt het grootst bij kwetsbare bewoners die aangewezen zijn op hun directe woonomgeving. Er moet dus preciezer bepaald worden wat voor soort gemeenschappelijkheid men nastreeft, voor wie en hoe zich dat ruimtelijk kan vertalen in wooncomplexen, openbare ruimten en voorzieningen.

Sociale infrastructuur

Er circuleren in het vak-debat diverse overkoepelende begrippen. Naast sociale cohesie zijn dat sociale duurzaamheid, brede welvaart, rechtvaardigheid, veerkrachtige wijken en gezonde leefomgeving. Die zijn nodig voor het bepalen van een richting, een gedeelde houding, en om publieke opgaven te agenderen. Toch denk ik dat er meer houvast nodig is om een verbinding te leggen tussen fysiek en sociaal in gebiedsgerichte opgaven. Er is een voortdurende wisselwerking tussen de gebouwde omgeving en veranderde behoeften in de samenleving. Natuurlijk gaat het om goede en betaalbare woningen, maatschappelijke voorzieningen en andere ontmoetingsplekken. Belangrijk zijn de menselijke maat van ontwerpen en een goede stad op ooghoogte. Maar er is ook behoefte aan concrete oplossingen en strategieën om maatschappelijke ontwikkelingen en fysieke plekken aan elkaar te verknopen.
Het samenleven vraagt om knooppunten in het dagelijks leven die fysieke ontmoetingen mogelijk maken. Het gaat dan om de zo genaamde sociale infrastructuur: openbare ruimten als parken, pleinen, speelplekken, voorzieningen als bibliotheken, scholen met schoolpleinen, buurthuizen, winkels en cafés. Kleine buurtvoorzieningen (van een buurtsupermarkt tot een fietsenmaker) kunnen al veel betekenen voor lichte contacten. Parkeerhubs zijn nieuwe knooppunten. Ook routes als verbindingen vormen een sociale opgave. Op al deze plekken gaan ruimte en het sociale op uiteenlopende manieren relaties met elkaar aan. Toegankelijke buurtvoorzieningen zijn van groot belang voor het onderlinge contact tussen bewoners en hun levenskwaliteit. Bij de sociale infrastructuur is het nodig om een visie en strategie te ontwikkelen in relatie tot hun betekenis als ontmoetingsplekken. Dit gaat verder dan richtinggevende normen. Het geheel van deze plekken vormt een ecosysteem. Het is daarbij van belang om ook oog te hebben voor de sociale professionals (en ondernemers) die deze ontmoetingsplekken beheren en die lichte vormen van verbinding tussen verschillende bezoekers kunnen bevorderen.
De sociale infrastructuur kan uiteenlopende ontmoetingsfuncties hebben, van publieke familiariteit tussen diverse groepen tot besloten groepsactiviteiten. Er is veel te leren van bestaande ruimten en voorzieningen, hoe die zijn ontworpen en worden beheerd en hoe ze functioneren. Ik noem twee plekken in Groningen als voorbeeld. De eerste is het Floreshuis in de Korrewegwijk. Dit is een wijkcentrum dat gebruikt wordt door verschillende organisaties en groepen bewoners. Het is een druk bezocht openbaar gebouw. Succesfactoren zijn de locatie (aan een plantsoen en langs een looproute), het gebouw (met een transparante plint waardoor je kunt zien wat er in de centrale ruimte gebeurt), het interieur (gastvrij voor uiteenlopende doelgroepen en bezoekers kunnen er ook alleen zitten zonder een praatje te hoeven maken) en het beheer (open en verbindend en samen met bewoners).
Michi Noeki, de tweede plek, komt voort uit de Who Cares-prijsvraag van het College van Rijksadviseurs. Dit is een klein gebouwtje in de Groningse Oosterparkwijk dat ruimte biedt aan een ontmoetingsplek voor buurtbewoners om een praatje te maken, een kopje koffie te drinken en naar de WC te gaan. De kiosk wordt beheerd door vrijwilligers. De kleine ruimte heeft een intiem ‘parochiaal’ karakter. De ligging op een kruispunt en een buitenbank aan de gevel versterkt de publieke kwaliteit van deze locatie als plek van zien en gezien worden.
Het zou waardevol zijn om voort te bouwen op dit soort bewezen principes en experimenten. Beide voorbeelden tonen aan dat het ontmoeten meer omvat dan een gebouw. Gastvrij en verbindend beheer is van groot belang. De betekenis kan hybride zijn: een sociale ontmoetingsplek kan ook een horecafunctie hebben en een werkplek zijn voor zzp’ers. Behalve een innovatieve visie op sociale infrastructuur is ook een strategie nodig. Hoe krijgt programma en vastgoed de juiste plek?

Sociaal-ruimtelijk onderzoek

Sociale netwerken en interacties tussen burgers zijn gebaat bij fysieke plekken. Gebiedsontwikkeling is te vervlechten met gemeenschapsontwikkeling door heel precies te werken aan het verknopen van ruimtelijke en sociale kwaliteit. Volgens socioloog Soeterbroek door met buurtbewoners te werken aan de leefbaarheid en aan te sluiten op hoe buurten zich organisch ontwikkelen en wat er al aan kracht aanwezig is. De zoektocht naar de betekenissen die mensen geven aan hun dagelijkse leefomgeving vraagt daarnaast om gedegen sociaalruimtelijk onderzoek dat meer omvat dan alleen cijfermatige gebiedsanalyses. Om een goede verbinding te leggen met ontwerpopgaven is verhalende kennis van verschillende groepen bewoners over hun buurt en hun sociaal ruimtelijke praktijken bruikbaar. Dit geeft inzicht in de behoeften en wensen en in het gebruik en de waardering van concrete plekken in een buurt.
In het verlengde hiervan is onderzoek nodig dat een brug slaat tussen sociale en ruimtelijke kennis. In vernieuwingswijken kan dan veel preciezer worden uitgegaan van het bestaande en de kracht en identiteit van buurten. In gebiedsontwikkelingen is een meer conceptuele benadering van sociale opgaven mogelijk. Door te vertrekken vanuit maatschappelijke ontwikkelingen is te bepalen welke innovaties passen bij nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarbij moet er ook ruimte worden geboden voor initiatieven van burgers die nu nog niet bekend zijn.

Sociaal versus fysiek

In herstructureringswijken is het streven om sociale en fysieke op gaven gebiedsgericht aan elkaar te koppelen. Een voorbeeld is de integrale aanpak in de Groningse wijk Selwerd. Hier wordt naast aanleg van een warmtenet, herinrichting van openbare ruimten en sloopnieuwbouw gewerkt aan het bottom-up versterken van sociale netwerken. Een wijkbedrijf en wijkrestaurant zijn maatschappelijke voorzieningen waar bewoners mee kunnen doen. Sociale doelen als armoedebestrijding en meedoen in de samenleving, kansen voor kinderen, gezondheid en welbevinden kunnen worden na gestreefd zonder dat Selwerd persé een hechte wijk gemeenschap hoeft te worden.
Ook in gebiedsuitbreidingen probeert het sociale domein een sterkere positie in te nemen. De vraag is alleen of het sociale domein voldoende geëquipeerd is om volwaardig mee te doen met het fysiek domein. Het sociale domein worstelt met de toekomstgerichte vraag die in vierkante meters moet worden uitgedrukt om een plek in het ruimtelijk programma te krijgen. Sociale opgaven moeten worden vertaald naar gebieden en concepten. Het sociaal domein heeft z’n vizier op de kortere termijn van een tot vier jaar, terwijl stadsontwikkeling met plannen voor dertig jaar of langer iets probeert te realiseren.
Als we vernieuwende en effectieve concepten voor zorgzame buurten willen dan is een brede blik op ‘het samenleven’ een vereiste. In het sociale domein is veel kennis van kwetsbare groepen. Maar er gaan nog vraagstukken vooraf aan sociale beleidsprogramma’s, zoals kennis van sociaal culturele ontwikkelingen in wijken en van maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot ruimtelijke vraagstukken. Deze kennis is nodig om te bepalen wat de sociale opgave in een gebied is en welke effect een project in een buurt kan hebben. Het sociale domein zou zich meer in positie kunnen brengen met kennis rond samenleven, sociale menging en veerkracht in buurten en de sociale infrastructuur.
Een oplossing ligt in een meer integrale manier van kijken naar en werken aan sociaalruimtelijke vraagstukken, een gemeenschappelijke taal en gedeelde concepten tussen sociaal en fysiek. Sociale vraagstukken kunnen dan ruimtelijk en concreter worden vertaald naar gebieden. Een structurele samenwerking tussen fysiek en sociaal is belangrijk. In de gemeente Groningen wordt hier nu aan gewerkt. Sociaal gebiedsontwikkelaars leggen de verbinding tussen bewoners en gemeentelijke organisatie en tussen het sociale domein en gebiedsgericht werken. Er is een sociaal bouwmeester aangesteld die bij sociaalruimtelijke opgaven in de wijkvernieuwingswijken nauw samenwerkt met een wijkbouwmeester.

Brede benadering

Een zorgvuldig ontwerp kan de leefkwaliteit en sociale interacties tussen mensen positief beïnvloeden. Toch is enige bescheidenheid ten aanzien van de emancipatoire invloed van architectuur en stedenbouw op sociale opgaven zoals gemeenschapszin op z’n plaats. Een goed ontwerp is van belang, maar om zorgzame buurten te creëren zijn ruimtelijke middelen niet voldoende. Er is een brede benadering nodig van ontwerp, programma en beheer. Het begint bij een heldere visie op het samen leven die uitgaat van een betekenisvolle omgeving voor verschillende groepen bewoners. Een bredere kijk betekent ook sociaalruimtelijk onderzoek, betrokkenheid van burgers en het ruimtelijk vertalen van maatschappelijke vraagstukken.

Ivan Nio

Ivan Nio is onderzoeker, sociaal geograaf, stadssocioloog en sociaal bouwmeester van de gemeente Groningen. Zijn essay werd eerder gepubliceerd in de bundel ‘Fysiek volgt sociaal’ van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Behoefte aan zorgzame buurt het grootst bij kwetsbare bewoners

Sociale netwerken en interacties tussen burgers zijn gebaat bij fysieke plekken

Om zorgzame buurten te creƫren zijn ruimtelijke middelen niet voldoende

Reacties

Artikelen van
Ivan Nio

x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Ruimte en Wonen ©2025. All rights reserved.