TIJDSCHRIFTVOORVOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAAD1926 N2 5 7= JAARGANG MEIGIPSNWANDGELUIDDEMPENOSTERKBRAiNDVRIJSPIJKERVASTGips -\- Platen, zonder mortel in verband gezet, vormen een volkomen dichten en stevigen wand,welke aan beide zijden glad is en bovendien totaal droog. -- Inlichtingen worden U gaame verstrektN. V. DE METEOOR ?S.R^^(Fabrikante voor Nederland)VAN MUNSTERS UITGEVERS MAATSCHAPPIJ - HEERENGRACHT246 - AMSTERDAM'4WEESPZAGERIJ AAN DE VECHT -- TELEFOON 597000 M^ TERREINFIJNHOUT spec. EIKEN enBEUKENLEVERING OOK IN BESTEKTRIPLEXA. C. VAN DEN HOEKBouwmaterialenBUSSUM TELEF. No. 3IBUDDING'S CABOTINEHOUTBEDERFWERENDECREOSOOTOLIEBEITSsVERFDESINFECTEEREND iiiiiiMiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiieenige klenren lets duurder dan lijnolieverf,doch in hoeveeiheid % meer en in gebniikveel voordeeliger, en beter voor het bout danieder ander preparaat, daarom veel goedkoo^per, doch eischt gezegelde emballage B & Co.PRIMA HOLLANDSCH FABRIKAATiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiuiiiiiii_ fiill BUDOiNG i Co., CORK. IuficiEicmciEiciuuuMijruDCTaiCENTRALE COOPERATIE VOORWQNINGINRICHTINGHQBBEMAKADE 89AMSTERDAMIN ONZE mODELKAMERS ZIJN MEUBELENSTOFFEERINGEN EN VERSIERINGEN VRIJ TEBEZtCHTIGEN. ADVIES EN BEGROOTINGKOSTELOOS - FOTO'S OP AANVRAAGP. J. VAN SCHAIK w.zi*fiiKii*-.spmiBii?iit[ifli?6H,siiiiiii[iiisimfi-- NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - ADAMISOLA-BOUWHET BESTE EN GOEDKOOPSTE SYSTEEIVl VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLKS- ENMIDDENSTANDSWONINGEN. - SELFSUPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handels-MerkUITGEVOERD O.A. PLIVI. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 's HERT0GENB08CH - NOG IN UITVOERINQO.A. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alie materialen voor den VOLKSWON?NGBOUWMAANDBLAD 7E JAARQANO N?- 5 MEI 1926TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINQiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MR. D. HUDIG, IR. P. BARKER SCHUT,IR. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS : J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN WONINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH EN J. BOHMERADRES DERREDACTIEEN ADMINISTRATIE ENSECRETARIAAT VAN HETINSTITUUT EN VAN DENNATIONALEN WONINGRAADKLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAMADVERTENTIESV. MUNSTER'SUITGEVERSMAATSCHAPPIJHEERENGRACHT 246 - AMSTERDAMABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VANHET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS f 1.50INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:Officieele Mededeelingen - Prae-adviezen voor de Jaarvergadering van de Heeren Jhr. M. J. I. deJonge van Ellemeet en J. J. Talsma - De Vermeerdering van den Woningvoorraad en de Aanwasder Bevolking in 1925 in de belangrijkste gemeenten van ons land - Binnenland - Overzicht van Tijd-schriften - Rechtspraak.NATIONALE WONINGRAAD: Inspecteur J. J. van Schuylenburg - Officieele Mede-deelingen - Arbitrage bij Huurgeschillen - Van de Afdeelingen.OFFICIEELE MEDEDEELINGENVoor de eerste maal loopt het thans met deninhoud van ons tijdschrift vast tengevolge van denieuwe regeling ten aanzien van den omvang, endat niettegenstaande de Nationale Woningraadslechts beslag legde op 5 der 8 kolom, op welkehij recht heeft. De rubriek Binnenland iszoo zeer besnoeid dat daarin berichten, welkebehoorden te worden opgenomen, geen plaatshebben gevonden ; de rubrieken Buitenland en hetbuitenlandsche Tijdschriften-overzicht zijn geheelmoeten worden weggelaten, zonder dat er eenigekans bestaat dat dit later zal worden ingehaald.Dat deze toestand zich niet eer heeft doen ge-voelen is uitsluitend aan bizondere omstandighedente wijten. De nummers, aan Groot Amsterdamgewijd, werden, voor zoover ze den geoorloofdenomvang te boven gingen, voor rekening van deAfdeeling Stedebouw gebracht; de meerdere kostenvan den grooteren omvang van het April-nummerwerden goedgemaakt door een op zich zelf zeerongewenschte beperking op de cliche's ; de kaartvan Groot Amsterdam werd kosteloos door hetgemeentebestuur ter beschikking gesteld.Het staat te verwachten dat ook in de toekomstdeze hoogst ongewenschte beperking niet uit zalblijven.De jaarvergadering van het Instituut zal wordengehouden op Zaterdag 19 Juni a.s. te Amsterdamin het Gebouw Heystee, Heerengracht 545-549.PRAE-ADVIEZENIs HET WENSCHELIJK EN MOGELIJK EEN REGEL-MATIGE PRODUKTIE VAN ARBEIDERSWONINGEN OVER-EENKOMSTIG DE BEHOEFTE IN DE NAASTE TOEKOMSTTE VERZEKEREN ? ZOO JA, WELKE MIDDELEN MOETENDAN WORDEN AANGEWEND OM DIT DOEL TE BEREIKEN ?MOET TE DEZEN ONDERSCHEID WORDEN GEMAAKTTUSSCHEN GROOTE STEDEN, KLEINE STEDEN EN LANDE-LIJKE GEMEENTEN ?PRAE-ADVIES VAN DEN HEER JHR. M. J. I. DEJONGE VAN ELLEMEETReeds in de voor-oorlogsjaren was het duidelijkgebleken dat de productie van arbeiderswoningendoor de gewone bouwnijverheid zich niet blijvendaanpast bij de vermeerdering van de woning-behoefte. Ir. P. Bakker Schut geeft in zijn prae-advies voor de Vereeniging voor de Staathuishoud-kunde en de Statistiek (1920) een aantal cijfersbetreffende de bevolkingsvermeerdering en woning-productie te Amsterdam voor het tijdvak 1870-86 ABTIKELEN1914, waaruit sterk de onregelmatighcid van denaanbouw blijkt. In het bekende rapport-Tellegenvan 1913 komt voorts duidelijk naar voren datonvoldoende in de behoefte wordt voorzien. Menvindt daarin becijferd (biz. 51) dat de woning-behoefte in de huurklassen van / 3.- - f '$.- in hettijdperk Maart 1909-Januari 1914 met 8084toenam, de woningvoorraad met 7100, waaruit deschrijver, in rekening brengend een toelaatbareintering op de woningreserve van 209, concludeertdat de aanbouw niet minder dan 775 beneden debehoefte is gebleven. In den aanbouw warenvoorts begrepen 1413 vereenigingswoningen, zoodatde particuliere bouwnijverheid slechts 72 % vanhet benoodigd aantal leverde. En dat, niettegen-staande de schrijver op biz. 7 vermeldt; ,,Eensluitende exploitatierekening is voor in deze klassete bouwen woningen nog te maken. Bouw doorparticuliere bouwers is dus mogelijk".' In Rotterdamwas het al niet anders ; Dr. Ir. H. G. van Beusekomvermeldt in zijn proefschrift dat in 1914 te Rotter-dam werden gebouwd 178 woningen beneden/ 3.25 huur en 151 van / 3.25. Dit is bijeen genomenslechts 18 % van de totale vermeerdering van denwoningvoorraad in dat jaar ; een schrille tegen-stelling tegenover de verhouding der getalsterktenin de betrokken inkomensklassen.Ook nu is de toestand in dat opzicht dezelfde.In het praeadvies van den heer H. P. J. Bloemers,ten vorigen jare voor het Instituut uitgebracht,zijn eenige gegevens opgenomen betreffende denparticulieren bouw zonder steun te Rotterdamin de eerste drie kwartalen van 1924; in hetgeheele jaar 1925 kwamen tot stand :Huur Woningen18367126811147393506Neemt men weer / 350.- als grens voor hetgeende best gesitueerde arbeider kan betalen en / 600.-voor den kleinen middenstander, dan blijkt dusII % van de productie aan de arbeidersklasse en68 % aan den kleinen middenstand ten goede tekomen.Bij de behandeling van dit praeadvies werd doorden heer D. Muijs duidelijk uitgesproken dat vande particuliere bouwnijverheid voor de huurklassentot / 5.- a / 5.50 ook in de toekomst practisch nietsviel te verwachten ; buiten de groote steden zaldie grens wel naar evenredigheid lager liggen,maar ook daar zal gelden dat voor het minstdraagkrachtige deel der valiede arbeidersklasseslechts door bijzondere maatregelen een voldoendewoningproductie wordt verkregen.Hoe zal men nu een programma opstellen ? MenTot ' / 275.-/ 275.--/ 350.-/ 350---/ 450.-/ 450.- - / 600.-boven / 600.-of in totaalzal daartoe moeten berekenen eenerzijds het aantalwoningbehoevende arbeidersgezinnen aan het eindeder te beschouwen periode, verdeeld over inko-mensklassen, andererzijds den toestand van denbestaanden woningvoorraad, zooals deze er, gerang-schikt naar huurklassen, aan het einde der periodeuit zal zien.Voor de bepaling van het aantal woningbehoe-vende gezinnen heeft de woningtelling van 1919vele gegevens g leverd, welke men in verscheideneplaatsen aan de hand van gegevens uit het bevol-kingsregister vrij behoorlijk heeft kunnen bijhou-den. De ,,toelaatbare samenwoning" blijft daarinechter een twijfelachtigen factor vormen, waarvanniet vaststaat of het daarvoor soms geschattepercentage eenigermate met de werkelijkheid over-eenstemt. Het is dus ook hierom gewenscht -- enzulks geldt zeker voor die gemeenten, waar mende gegevens van 1919 niet heeft bijgehouden --om de telling van 1919 te herhalen en dan inzoodanigen vorm, dat omtrent de gezinnen meervolledige gegevens worden verkregen. De ver-meerdering van het aantal gezinnen in de naastetoekomst is zeker benaderend vast te stellen uitstatistische gegevens van de afgeloopen jaren envoorloopig uitgaande van een constant vestigings-of vertrekoverschot.De indeeling van het aldus becijferde aantalgezinnen in inkomensklassen is wel het moeilijkstedeel van den arbeid. Het rapport van den Amster-damschen Woningdienst omtrent de verhoudingtusschen huur en inkomen bij den Woningwetbouwis bij de bepaling van de inkomens moeten uitgaanvan de .gegevens der belasting-administratie overhet dienstjaar 1921/1922 (inkomen over 1920) ;uit steekproeven is daarbij voorts een gemiddeldedaling van de inkomens over het tijdvak 1920-1924gevonden ad 16.2%. Voorts bleek dat in 33% vandie nader onderzochte gevallen andere gezinsledeninkomsten genoten, en wel tot een gemiddeldbedrag van 61.1 % van het inkomen van hetgezinshoofd. Ik zie vooralsnog geen beteren wegom tot een schatting van de gezinsinkomsten tegeraken; slechts is er dit lichtpunt, dat menbinnenkort zal beschikken over de belastingcijfersvan het dienstjaar 1924/1925 (inkomens over 1923),die niet zooveel van de bestaande inkomens afwijkenals die van 1920. Men verkrijgt dan een globaalinzicht in de onderlinge verhouding der getal-sterkten in de verschillende inkomensklassen,welke verhouding men ook voor de naaste toekomstvoorloopig zal kunnen aanhouden. Om hieruitweer te concludeeren ten aanzien van de op tebrengen huren zal een vaste fractie moeten wordengenomen van het gezinsinkomen, waarbij dan hetinkomen van de gezinsleden voor de helft in reke-ning is gebracht.De bestaande woningvoorraad zal in de volgendejaren in aantal verminderen door onbewoonbaar-verklaring, sleeping, verandering van bestemmingARTIKELEN87enz. Onbewoonbaarverklaring heeft de overheidin de hand ; de andere factoren worden min ofmeer door de conjunctuur beheerscht. In deveronderstelling dat laatstgenoemde zich niet in-grijpend wijzigt, kan dus op grond van de ervaringder laatste jaren de vermindering van het aantalwoningen worden geschat. Men zal voorts rekeningmoeten houden met een woningreserve. Er is in delaatste jaren druk over gediscussieerd of de bekenderegel van Prof. Hasse (3 %) al dan niet juist was.Ik kan daar thans niet op ingaan ; in elk geval zalvoorshands moeten worden aangenomen dat aanhet einde der periode een reserve vantenminste2%beschikbaar is.Na de woningtelling van 1919 kende men deverdeeling van den woningvoorraad over de huur-klassen. Daaromtrent tasten wij thans volkomenin het duister ; 00k in die plaatsen, waar men overeen goed ingerichte woningbeurs beschikte, zijnde huren zoo sterk gewijzigd, dat de beurs diewijzigingen niet heeft kunnen bijhouden. Om dentoestand bij den aanvang der periode te leerenkennen, zal dus een nieuwe woningtelling noodigzijn. De resultaten daarvan zullen, wat de hurenbetreft der bestaande woningen, constant veronder-steld moeten worden voor de te beschouwenperiode.Zet men bovenstaande berekeningen op, kniptmen daaruit de inkomensklassen resp. de huur-klassen, die van belang zijn voor de valiede arbei-dersklasse, dan krijgt men door vergelijking van deeindcijfers het aantal woningen in elk dezer huur-klassen, dat in het programma zal moeten wordenopgenomen.Daarbij moet ik nog eenige opmerkingen maken.Ten eerste dat de berekening aanmerkelijk een-voudiger wordt voor die kleinere gemeenten, waarde dagelijksche ervaring voldoende inzicht in denstand van de woningmarkt geeft. Vervolgens, dathet begrip ,,gemeente" 200 moet worden opgevatdat de berekening plaats heeft voor een bevolkings-agglomeraat, dat ten aanzien van de woning-behoefte min of meer een geheel vormt.Maar vooral dit: abnormale omstandighedenkunnen de berekening waardeloos maken ; abnor-male wijzigingen in het aantal gezinnen (vestigingvan een industrie in een dorp) en in den woning-voorraad (Borculo), maar ook in de economischeverhoudingen en in de huren. Kleinere verande-ringen kunnen aanleiding zijn tot tusschentijdschecorrecties (vestigingsoverschotten, opruiming voorstadsverbetering e.d.) ; ook kleinere wijzigingenin de inkomens, waartoe men jaarlijks de belasting-statistiek zal hebben te raadplegen. Kleinerewijzigingen in het huurpeil dito; daarvoor isnoodig dat de artt. 11 en 13 der WoningwetvoUedig worden uitgevoerd, m.a.w. dat in elkedaarvoor in aanmerking komende gemeente eenwoningbeurs wordt ingesteld.Waar echter nog grootere verschuivingen in dehuren van arbeiderswoningen te wachten zijn,heeft het opstellen van het programma vooralsnoggeen zin. Dit beteekent dat in gemeenten, waarthans de markt voor arbeiderswoningen nog verrevan normaal is, de woningtelling moet wordenuitgesteld tot althans een half jaar na het vervallenvan de Huurwetten ; dan kan men aan het pro-gramma beginnen.De abnormale factoren uitschakelend, acht ikdus een benaderende berekening van de woning-behoefte mogelijk voor een tijdvak van niet langerdan 435 jaar en dan nog met deze reserve, dat allehulpmiddelen voor tusschentijdsche correctie wor-den aangewend.Kan men nu de productie in zoodanige banenleiden, dat zij het bepaalde programma volgt INoodig is dan dat de productie ten eerste regel-matig verloopt en ten tweede over de beschouwdeperiode voldoende is.De onregelmatigheid in den aanbouw vloeit welvoornamelijk daaruit voort, dat het bouwbedrijfzoo overwegend kleinbedrijf is vrijwel zondertechnische outillage en zonder vast personeel,Worden voor den kleinen bouwer de vooruitzichtenminder gunstig, dan ziet hij gemakkelijk vanverderen bouw af; een grootbedrijf zal echter nietzoo gauw daartoe besluiten : loodsen en machinesblijven dan renteJoos staan en het personeel zal,althans ten deele, moeten worden aangehouden.Voor de regelmaat in de productie is bevorderingvan het grootbedrijf dus gewenscht. Ik zie diebevordering hoofdzakelijk in dezeti vorm, dat aaneen kapitaalkrachtig lichaam de beschikking wordtgegeven over een groot complex gronden voorwoningbouw, waar de bouw gedurende 5 a 10 jaarals continu-bedrijf kan plaats hebben.Ook overigens moet de grondpolitiek op deverwerkelijking van het programma gericht zijn.Bij gemeentelijk grondbeheer door uitgifte vandie gronden, waarop men redelijkerwijs bebouwingvan het gewenschte woningtype verwachten kan,en tegen prijzen, die eenerzijds den bouw van dittype mogelijk maken en andererzijds geen verkaptesubsidieering in zich sluiten ; ten slotte zou menzelfs bebouwing met een bepaald woningtype alsvoorwaarde kunnen stellen. Bij de particulieregrondexploitatie valt minder te bereiken, ookwanneer voor die exploitatie medewerking van degemeente noodig is en deze aan die medewerkingbepaalde eischen kan verbinden: bij slot vanrekening is niet zeker dat de particuliere grondwerkelijk aan de markt komt, noch dat de prijsbebouwing met arbeiderswoningen mogelijk zalmaken.Intusschen, welke middelen de grondpolitiekook aan de hand moge doen, men kan den particu-lieren bouwer niet dwingen om te bouwen enevenmin den huiseigenaar om zijn woningen tegenvoor de arbeiders bereikbare prijzen te verhtiren.88 ARTIKELENWat dit laatste betreft, kan ik opmerken dat ik hetstellen van beperkende huurbepalingen bij mede-werking voor particulieren bouw uit den boo2;eacht. Dit is dermate in strijd met het wezen vanhet vrije bedrijf, dat zulke maatregelen onver-biddeHjk op mislukking moeten uitloopen. Mendoet er thans te Rotterdam ervaring mede op.Voor den bouw volgens het z.g. schema 1923 is degrond beneden den normalen prijs beschikbaargesteld en bovendien een tweede hypotheek ver-leend, onder bepahng dat de huur slechts eenzeker percentage van de stichtingskosten magbedragen. Alle vormen van huurwoeker komen nuvoor den dag ; daartegen wordt wel opgetreden,maar als de huurders niet medewerken, is opsporingmoeihjk.Ik sta op het standpunt dat de overheidszorg ophet gebied van de woningproductie niet verderbehoort te gaan dan ter plaatse waar en in diemate als het particuHere initiatief te kort schiet.Dit voert vanzelf tot een verschillende beoordeeHngvoor de huurgroepen, want boven een zekere grensmag op voldoenden particulieren bouw wordengerekend. Voor de groote steden werd door denheer Muijs / 5.- a / 5,50 als grens gesteld ; voor-loopig ligt die grens nog wel wat hooger, maar hetlijkt niet onwaarschijnlijk dat die schatting in detoekomst juist blijkt. In de kleinere stedenzal zich geleidelijk een grens afteekenen op eeniets lager peil. In tal van plattelandsgemeenten,waar het particulier bouwbedrijf practisch ont-breekt, geeft de bouw voor zelfbewoning eengrens aan.Voor stedelijke gemeenten geeft de Woningwetden weg aan om van overheidswege aanvullendin de productie te voorzien, hetzij dan in den vormvan gemeentelijken of van vereenigingsbouw.Voor de vereenigingen van ,,belanghebbenden",wier leden in het algemeen tot het economisch-sterkere deel der arbeidersklasse behooren, zal detaak meer beperkt blijven en sterk wisselen inverband met den gang van zaken in het vrijebedrijf. Waar het gaat om de laagste inkomens-groepen onder de arbeiders zullen in sommigeplaatsen de vereenigingen van ,,belangstellenden"en overigens vooral de gemeenten zelf de zaak terhand moeten nemen. Plaatselijke verhoudingenzijn te dezen beslissend.Voor de landelijke gemeenten -- ik moet mijthans op een terrein begeven, dat buiten het veldvan mijn practische ervaring ligt -- staat de zaakvermoedelijk wel anders. Zeker is dat trek naar desteden tengevolge van woningnood ten plattelandevoorkomen moet worden en evenzeer dat voorproductie van arbeiderswoningen op het plattelandvan het vrije bedrijf niet veel is te verwachten.Op welke wijze de overheid hier den bouw aan-vullend ter hand moet nemen, wordt m.i. voor-namelijk beheerscht door de bestaanswijze van debevolking. Gemeentelijke bouw is, reeds met hetoog op de exploitatie, in het algemeen te ontraden.Voor industriedorpen staan dan twee mogelijk-heden open : bouw door de industrie zelf of doorWoningwetvereenigingen met alle tusschenvormen.Tegen bouw door de industrie zelf pleit het be-kende bezwaar, dat een onzuiver element wordtgebracht in de verhouding tusschen werkgever enwerknemer ; kan men voor een arbeidersvereenigingkrachtige bestuurders vinden, dan lijkt deze vormde meest geschikte. Vestiging van een grooteindustrie in een dorpje stelt de overheid steedsvoor moeilijke problemen; ook in dit opzicht,dat het Gemeentebestuur dan plotseling voor eentaak wordt gesteld op het gebied der volkshuis-vesting, waarvoor het dikwijls niet berekend zal zijn.Het verdient overweging of voor dergelijke ge-vallen het verleenen van Woningwetvoorschottenrechtstreeks door het Rijk aan vereenigingen nietde voorkeur zou verdienen.In agrarische gemeenten met een bevolking, diegehecht is aan den grond en dien grond weet tebenutten, moet de woningvoorziening zich aan-passen bij die karakteristiek door te sturen in derichting van eigendomsverkrijging. De Land-arbeiderswet opent daartoe de mogelijkheid endaarvan wordt reeds in ruime mate gebruik ge-maakt. Ontbreekt de gelegenheid langs dezen wegaan ,,plaatsjes" te helpen, dan eerst komt Woning-wetbouw -- en dan door vereenigingen -- aan deorde.PRAE-ADVIES VAN DEN HEER J. J. TALSMA1. Voor een regelmatige en doelmatige woning-voorziening is het gewenscht dat geregeld kanworden beschikt over een betrouwbaar over-zicht van de woningbehoefte, niet alleen intotaal en per gemeente, doch ook van de behoefte,gedifferentieerd naar de verschillende huur-klassen.,,Zonder de kennis (van het onmisbare overzichtover vraag en aanbod) is een weloverwogen beleidniet mogelijk", schreef de Regeering terecht in deM. V. T. op de wijziging der Woningwet vanFebruari 1921.2. De ervaring heeft bewezen dat het mogelijkis de behoefte aan woningen in een gemeentevrij nauwkeurig te benaderen. Grooter moeilijk-heid levert de vaststelling der behoefte in eenbepaalde huurklasse op. Hoezeer in theorie ietste zeggen valt voor de vaststelling der behoeftenaar een algemeen toegepast en derhalve wette-lijk voor te schrijven systeem, moet niet uit hetoog worden verloren dat het volmaakte in ditopzicht nog niet is bereikt, dat het daaromaanbeveling verdient ruimte te laten voor detoepassing van verschillende methoden, dathierbij voorts rekening kan worden gehoudenmet de onderscheiden typen van gemeenten enAHTIKELEN 89met bizondere plaatselijke omstandigheden.Voorshands kan, wat de wettelijk voor teschrijven middelen betreft, worden volstaanmet de bepalingen van artt. 11 en 12 der Woning-wet, en kan de verdere ontwikkeling aan depractijk worden overgelaten. Echter ware deinstelling van woningbeurzen voor meer daneen gemeente (districtsbeurzen) te overwegenen dus in de wet op te nemen.Basis van de woningstatistiek en controle daaropbehooren in de wet te worden vastgelegd. Eenoordeelkundig voorbereide en nauwgezet uitge-voerde woningtelling levert die basis. Uitgaandevan zoodanige telling kan op de verkregen resul-taten door den gemeentelijken dienst wordenvoortgebouwd. Ook wanneer -- hetgeen ongetwijfeldaanbeveling verdient -- de opzet der telling zooeenvoudig mogelijk wordt gehouden, dienen deuitkomsten bruikbaar te zijn als basis voor verderegemeentelijke berekeningen (Rapport der commissieuit het Nederlandsch Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw, 1922, biz. 6).Wat deze berekeningen betreft, zal men hier demethode-Halle volgen, elders, met behulp van inde administratie der gemeente aanwezige gegevens,een eigen systeem opbouwen (zie o.a. Ir. Th. K.van Lohuizen : ,,Zwei Jahre Wohnungsstatistik inRotterdam"). Ongetwijfeld vertoont de methode-Halle gebreken in de uitkomsten, welke echter nietoverdreven moeten worden. Ten deele vinden zein het verloop van tijd hun correctie (A. J. A.Rikkert ,,De berekening van de woningbehoeftete Amsterdam"), voor een ander deel zijn zewellicht door verbetering van de methode zelveop te heffen. Waar het laatste woord in dezennog niet is gesproken, schijnt het gewenscht aanbestaande en nog uit te denken systemen eenkans te geven. We mogen aannemen dat daarbijmet ernst zal worden gestreefd naar een juistebenadering van den feitelijken toestand, daar eenvalsch beeld nooit in het belang der zaak kan zijn.Controle op de gemeentelijke woningstatistiekgeeft elke volgende woningtelling, benevens dewerkzaamheid der gemeentelijke woningbeurs.Gewenscht is het periodiek, het gansche landomvattende, naar uniforme beginselen opgezette,zij het ook aan de grootte en positie der verschil-lende gemeenten aansluitende, woningtellingen tedoen houden. Of, afgezien van deze algemeenetellingen, in bepaalde gemeenten behoefte bestaataan tusschentijdsche tellingen, late men aan degemeenten ter beoordeeling over. Zoo hebben b.v.Amsterdam en Bussum nog onlangs gemeend eendergelijke telling te moeten houden, terwijl, blijkenshet antwoord van B. en W. van Utrecht op eenvraag van het raadslid Reinders, in die gemeentezoodanige telling niet noodig wordt geoordeeld,daar de in de administratie der gemeente aanwezigegegevens voldoende licht geven over de woning-behoefte.Bij de beoordeeling van dit vraagpunt moet nietuit het oog worden verloren dat langzamerhand deinrichting van en het verband tusschen de dienstenvan bevolking en burgerlijken stand, den woning-dienst en de woningbeurs tot een meer nauw-keurige kennis van den toestand zal leiden.Bij de wijziging van de Woningwet in Februari1921 heeft de Regeering de behoefte aan inter-communale of districts-woningbeurzen ontkend.Voor een algemeene doorvoering van het districts-stelsel op dit terrein is, naar ook mij voorkomt,voorshands nog geen aanleiding. Daarvoor vormenverschillende, in elkaars nabijheid gelegen, ge-meenten te weinig een economische eenheid, is ervaak te weinig verband tusschen de woonfactorenin genabuurde plaatsen. Dit neemt niet weg datin meer dan een complex van tot verschillendegemeenten behoorende plaatsen toch wel zoodanigverband is aan te wijzen, en de voortgaandebebouwing in meer dan een gedeelte van het landeconomische eenheden doet ontstaan, welke zichniet storen aan gemeentegrenzen. Ook hier bestaatneiging naar districtsvorming, geheel in de lijn vanonzen tijd, en daarom behoort een districts-woningbeurs niet door de wettelijke omschrijvingonmogelijk te worden gemaakt, doch veeleer bevor-derd. Hierin ligt nog niet de wenschelijkheid vandwang op dit gebied opgesloten.3. Wat het platteland en in het algemeen dekleinere gemeenten aangaat, worde de zorg voorhet nagaan en bijhouden der woningbehoefteopgedragen aan de, mede in verband met de haarverder toegedachte taak, tot districts-bouwradente reorganiseeren gezondheidscommissies. Dieverdere taak bestaat uit het in art. 9 der Woning-wet bedoelde toezicht, het laatste in ruimen zinopgevat.In het meergenoemde rapport van 1922 wordtten aanzien van het platteland gezegd dat werkelijkeverbetering slechts is te wachten, wanneer eenkrachtdadig woningtoezicht tot het nemen vanmaatregelen aanspoort en werkzaam kan zijn.Naar het oordeel der commissie zouden n.l. alsgevolg van de tenuitvoerlegging van art. 9 derWoningwet voor alle gemeenten ,,diensten vanbouw- en woningtoezicht" worden in het levengeroepen en zouden tot de door die diensten teverrichten werkzaamheden behooren de voort-durende berekening der woningbehoefte volgensde methode-Halle en het nemen van maatregelenter verbetering van woningtoestanden. Het nieuweartikel zou dit toezicht wel niet eensklaps brengen,maar van de geleidelijke doorvoering werd tochblijkbaar heel wat verwacht. Thans, na meer dan5 jaren is er, uit dat oogpunt bekeken, zekerweinig aanleiding tot tevredenheid.Als gevolg van art. 9 (en 10) der Woningwet zijnvan enkele colleges van Ged. Staten naar degemeentebesturen circulaires uitgegaan, waarbijwerd geinformeerd naar den bestaanden toestand,90 ARTIKELENmaar diepingrijpende maatregelen zijn ongetwijfeldweinig genomen.Ik betreur dit niet. Mij heeft de ,,stok achter dedeur", in den vorm van gedwongen ,,samenwer-king", enz., waarvan de artt. 9 en 10 der Woningweteen voorbeeld zijn, nimmer kunnen bekoren.Was er nu voor ingrijpen (art. 9, 2e lid) of dwang(art. 10) nimmer aanleiding, of wel hebben degemeenten, op het gerucht der nieuwe regeling,hun bouw- en woningtoezicht dadelijk behoorlijkingericht ?De vraag is hoe ruime strekking aan art. 9 moetworden toegekend. Vat men de bepaling zoo ruimop als het rapport deed, dan was en is er veeltekortkoming, dan was en is er meer dan eenaanleiding tot ingrijpen. Maar beperkt men haartot de vraag of in het algemeen controle op plannenvan bouw en verbouw, en in meerdere of minderemate op de uitvoering daarvan, door de diversegemeenten wordt uitgeoefend, dan meen ik datdeze vraag toestemmend moet worden beantwoord.Dat 00k de Regeering deze beperkte opvattingreeds van begin af was toegedaan, blijkt m.i. uitde M. V. A. aan de Eerste Kamer : ,,Er moet eenbehoorlijk bouwtoezicht zijn. Is het opgedragenaan een ingezetene, die het als bijbetrekkinggoed volbrengt, dan geeft de wet geen grond omdaarin verandering te brengen".Ongetwijfeld voldoet de regeling in het overgrootdeel der gemeenten niet aan den maatstaf, welkenhet rapport haar zou willen aanleggen. De meestdenkbare variaties, waaronder beslist verwerpelijke,komen hier voor. Ingrijpen van hooger gezag zouechter veel bezwaren en willekeur meebrengen.Of de toestand dan zoo moet blijven ? Voorzekerniet. De volkshuisvesting is een zaak van algemeenrijksbelang. De meer of min gunstige toestand ineen gemeente werkt 00k naar buiten. Hier is plaatsvoor districts-voorziening, niet eene, die aan hetfreie Ermessen der gemeenten kan worden over-gelaten, ook niet een zoodanige, waar naar eennoodwendig willekeurigen maatstaf hier en daardwang zou worden opgelegd, maar een algemeene,toevertrouwd aan een rijksorgaan. De gezond-heidscommissies, althans vele hunner, hebbenzich in de eerste jaren van hun bestaan verdienste-lijk gemaakt door het instellen van een systema-tisch woningonderzoek, ook ten plattelande.Terecht gewaagt het meergenoemde rapport van,,de talrijke en vaak nauwgezette onderzoekingen,door vele gezondheidscommissies kort na hettotstandkomen der Woningwet verricht". De ver-zamelde gegevens zijn al lang verouderd en, naarik vrees, niet bijgehouden. Aan den anderen kantwordt steen en been geklaagd over de resultatender woningtelling 1919, als gevolg van ondeskun-digheid van het personeel (zie het art. Volkshuis-vesting van Mr. L. Lietaert Peerbolte in hetGedenkboek voor Minister Aalberse, biz. 123).Men drage daarom voor de kleinere gemeenten enhet controleeren van de woningbehoefte, en hetnagaan van den woningtoestand, en het bouw- enwoningtoezicht op aan districts-bouwraden, dietevens de verdere taak der gezondheidscommissieszullen kunnen voortzetten.Bij de samenstelling zal natuurlijk met dezennieuwen werkkring rekening moeten worden ge-houden. Bij de vorming der districten zal voortsminder dan bij de tegenwoordige gezondheids-commissies met de provinciale grenzen dan metde vraag naar een geografisch en zooveel mogelijkeconomisch verband moeten worden te radegegaan. Ik twijfel niet of aan deze organen zal hetmogelijk zijn met eenige mate van zekerheid dewoningbehoefte in de kleinere en plattelands-gemeenten vast te stellen.4. De vraag : Is het wenschelijk en mogelijkeen regelmatige productie van arbeiderswoningenovereenkomstig de behoefte in de naaste toe-komst te verzekeren, moet toestemmend wordenbeantwoord. De mogelijkheid, dat worde be-vorderd dat de productie plaats heeft min ofmeer volgens een vooraf vastgesteld programma,moet worden aangenomen, in zoover op grondder ervaring en der daarop gebaseerde statistiekenhet gedurende een bepaald aantal jaren benoodigdaantal woningen wel is te benaderen. Zoodanig,,programma" zal echter beter kunnen wordengevolgd in gemeenten, welker inwonertal zichregelmatig uitbreidt dan waar dit niet het gevalis. Voor vele kleinere gemeenten is de toenemingvaak afhankelijk van allerlei, niet altijd te voor-ziene omstandigheden, waarvoor de plaatselijketoestand gevoelig is. Uit een en ander volgt dateen ,,programma", althans wat de details betreft,voor niet te langen tijd moet worden opgesteld.De wenschelijkheid van een regelmatige pro-ductie van arbeiderswoningen behoeft geen betoog.Stilstand of bouw, die geen gelijken tred houdtmet den bevolkingsaanwas, beteekent achteruitgang,sociaal, moreel en economisch. Ongewenschtesamenwoning, verkrotting van woningen, enz.,worden daardoor bevorderd. Bovendien, elke ver-slechtering van den woningtoestand verminderthet nuttig effect van de door de overheid metbepaalde bedoeling in den woningbouw gestokenmillioenen. Het on-economisch gevolg openbaartzich dus niet alleen indirect, door den ongunstigeninvloed op de bevolking en bijgevolg op haarvoortbrengend vermogen, doch ook direct.In het algemeen moet ook de mogelijkheid vaneen regelmatige productie worden aangenomen.Echter met deze restrictie, dat over een ietwatlanger tijdvak verband zal moeten bestaan tusschenhet type der te bouwen woningen en de con-junctuur. Eenerzijds doet zich de vraag voor welkeminimum-eischen aan een woning worden gesteld,andererzijds het welvaartspeil, waarop een volkzich bevindt. Tevens moet worden gelet op deverhouding, in welke de bevolkingstoename plaatsARTIKELEN 91vindt. Bestaat tusschen de eischen, welke debevolking (of haar overheid) aan een woning stelt,en het welvaartspeil, bij een gegeven, door toe-neming der bevolking vereischte productie, geenjuiste verhouding, m.a.w. worden die eischen,,opgeschroefd", dan zal de productie achterblijvenbij de behoefte. Er ?al dan een noodstand ont-staan. Gaat de overheid hierin voorzien door harer-zijds het tekort aan te vuUen met woningen, welkeboven het welvaartspeil der bevolking uitgaan, danzal, werkt deze practijk lang genoeg door, dit eenongunstigen invloed hebben op het nationaalvermogen en bijgevolg op de algemeene welvaart.Hiertegenover moet echter worden gesteld datbevordering van een goede volkshuisvesting nietenkel is sociaal werk, doch dat, door het dienten-gevolge opvoeren van de bevolking, althans vangeheele bevolkingsgroepen, tot een hooger peil,de volkskracht wordt verhoogd en het productiefvermogen bevorderd.Uit een en ander volgt : i. dat een productievan woningen, welke tred houdt met de bevolkings-toename, mogelijk is, doch de mogelijkheid vanproductie van woningen, die aan gegeven eischenvoldoen, verband houdt met het algemeen peilvan welvaart der bevolking; 2. dat de overheidzich aan den eenen kant moet wachten voor een,,opschroeven" van het woningtype, resp. bouwenvan woningen, die boven de economische krachtder bevolking uitgaan, en aan de andere zijdeindachtig moet zijn dat van een inzinking, resp.op laag peil blijven, der volkshuisvesting ook voorde volkskracht en daardoor voor de algemeenewelvaart een demoraliseerende invloed uitgaat.Leert de ervaring dat in de laatstvoorgaandejaren in de toeneming der bevolking en daarmeevan de woningbehoefte van eenige gemeente eenbepaalde lijn is aan te wijzen, dan kan deze totgrondslag worden gelegd aan het gemeentelijkprogramma van aanbouw. Het is wellicht nietoverbodig op te merken dat de plaatsing van devraag mij dit programma doet opvatten als het planvan aanbouw van de, voor een bepaalden tijd, inde verschillende huurklassen (vermoedelijk) be-noodigde woningen, zoodat hiermee nog niet isuitgemaakt door wie aanbouw zal geschieden.Is in de toeneming der bevolking geen regelmaatre constateeren, dan wordt vaststelling van hetprogramma moeilijker. Heel lastig wordt het geval,wanneer de economische toestand en de bevolkings-aanwas van een gemeente of een streek voor eenbepaalden factor (b.v. den toestand eener industrie)bizonder gevoelig is. Uit een en ander volgt datmet meer zekerheid de woningvoorziening voorhet geheele Rijk dan gemeente voor gemeente vante voren kan worden overzien. Voor het Rijk,voorzoover dit bij den bouw financieel geinteres-seerd is, kan het intusschen met het oog op dekapitaalverschaffing niet onverschillig zijn of veledure stadswoningen dan wel goedkoopere platte-landswoningen moeten worden gebouwd. Eenprogramma, dat de voorziening over de gemeentenverdeelt, zal altoos wel met voorbehoud moetenworden aanvaard. Vaststelling van de woning-behoefte voor elke gemeente met daarop gebaseerdeverplichting om gedurende eenigszins langeren tijdte voorzien in een daarmee overeenstemmendeproductie zou achteraf voor meer dan een gemeenteonjuist en derhalve oneconomisch kunnen blijkente zijn geweest.5. Gegeven het groot belang eener regelmatigewoningvoorziening en voortgaande verbeteringvan woningtoestanden, is het gewenscht alledaartoe medewerkende krachten gelegeriheid tegeven zich zooveel mogelijk te ontplooien, aandie ontplooiing alzoo geen andere belemmeringin den weg te leggen dan door het algemeenbelang -- i.e. dat eener doelmatige, aan socialeen hygienische eischen beantwoordende, woning-voorziening--worden geboden, en het particulierinitiatief met dit voorbehoud voile ruimte tegeven bij die voorziening voorop te gaan.Vele bouwverordeningen, vooral ten platte-lande, hebben sinds hun totstandkomen weinigof geen wijziging ondergaan. Ook zonder datbehoorlijke eischen van hygiene of anderszinshieronder behoeven te lijden, zou bezuiniging doorvereenvoudiging kunnen worden bereikt en aldusde woningproductie bevorderd. Ligt hier geentaak voor het Instituut ?De onder den indruk van den feitelijken toestandvoor enkele jaren in breeden kring heerschendemeening, dat de particuliere bouw als beteekenendefactor bij de woningvoorziening voor goed zouhebben afgedaan (zie o.a. het Socialisatierapport,biz. 149), is niet door den loop der zaken bevestigd.Het tijdelijk stilliggen van den particulieren bouwwas gevolg van een samenloop van verschillende,ten deele uit de algemeene tijdsomstandighedenvoortspruitende, ten deele opzettelijk in het levengeroepen omstandigheden, niet verschijnsel vaneen onafwendbare evolutie der verhoudingen. Opdie omstandigheden in te gaan, zou te ver voeren.Slechts dient, in verband met de bepaling onzerhouding voor de toekomst, te worden geconstateerddat de voor-oorlogsche Woningwet-bouw daarondergeen of slechts een geringe rol heeft vervuld.Inabstractolaat zich-- Mr. van den Bergh heefthet ten vorigen jare bewezen -- de stelling ver-dedigen dat overheidsbouw (behoeftevoorziening)beter aan het gestelde doel zal beantwoorden danparticuliere bouw (winstvoorziening), de ervaringbevestigt dit echter geenszins. Een voordeel ishier ook bij den particulieren bouw de automa-tische kapitaalverstrekking. Welke schaduwzijden-- en zij zijn er ! -- de premiebouw moge hebbenvertoond, hij heeft althans deze verdienste,dat het particulier initiatief weer aan den slag isgegaan. Met groote winsten ten koste der gemeen-schap ? Geenszins, men informeere slechts naar92 ARTIKELENde oorzaak der deblcle in het middenstands-bankwezen !6. De ervaring heeft intusschen bewezen datde woningbouw, uitsluitend overgelaten aan hetvrije spel der maatschappelijke krachten, niet instaat is een toestand in het leven te roepen,welke aan den eisch van een behooriijke woning-voorziening voor de gansche bevolking voldoet.Hiervoor is het voldoende te verwijzen naar denstaat van zaken bij de inwerkingtreding van deWoningwet. Ook wanneer men aanneemt dat hetwoningtekort zoo ongeveer is ingehaald, is dit eenzeer betrekkehjk feit, en beteekent het geenszinsdat de woningvoorziening niet bij voortduur eenvoorwerp van de aanhoudende zorg der overheidzal moeten vormen. In de eerste plaats is het devraag of de noodige woningreserve reeds binnenkortaanwezig zal zijn, terwijl, wat dit betreft, de toe-stand bovendien plaatselijk in het oog zal moetenworden gevat. Maar bovendien blijft er aanleidingom in de richting van verbetering der volkshuis-vesting door opvoering van het woningpeil kracht-dadig werkzaam te zijn. Gaarne onderschrijf ik,wat Ir. A. Plate schreef in zijn prae-advies van1923 (biz. 18), dat elke maatschappij, naar welkebeginselen ook geconstrueerd, haarverschil in klas-sen en groepen, en bijgevolg in welvaart zal houdenen dat er onderaan altijd een of meer groepenzijn, waarvan gezegd kan worden dat zij naarde gemiddelde opvatting van den dag niet ge-huisvest zijn, zooals het op dat tijdstip behoort.Maar dit neemt niet weg dat velen onzer land-genooten nog gehuisvest zijn op een wijze, die,ook naar zeer bescheiden eischen van cultuur,van hygiene en moraal, absoluut onvoldoende is.7. Woningpolitiek behoort niet alleen te bedoe-. len sociale voorziening, doch tevens welvaarts-politiek te zijn.Hieruit zijn eenige nadere conclusies af te leiden.In de eerste plaats concentreere de overheidsbouwzich op voorziening voor die groepen, voor wierwoningbehoefte niet op andere wijze wordt gezorgd.Reeds de bezwaren der kapitaalverschaffing moetenhiertoe leiden. Hij neme dus niet den particulierenbouw den wind uit de zeilen. Ook worde niet doorde overheid gebouwd, waar dit eigenlijk door deIndustrie behoort te geschieden. Op die wijzeneemt zij een deel van het risico der bedrijven voorhaar rekening of verleent zelfs, door haar bijdragen,een toeslag op te lage loonen, d.w.z. een verkaptsubsidie aan de Industrie.De overheid heeft zich, zooals de heer Wibaut(De Gemeente en de Volkshuisvesting biz. 156,179-181) terecht opmerkt, rekenschap te geven,welke woningen wel en welke niet in de goedeverhouding tot de behoefte door de particulierebouwnijverheid worden gebouwd, voor welkewoningen dus op den voet van de Woningwetingrijpen van de gemeenten noodig is.Vervolgens moet worden doorgegaan met hetopruimen van krotten, ten einde op die wijze hetwoningpeil van steeds grootere groepen der be-volking omhoog te brengen. In de daardoor ontstanewoningbehoefte zal in vele gevallen door aanbouwop den voet van de Woningwet moeten wordenvoorzien. Dit geschiedde ook reeds voor denoorlog, zie voorbeelden bij Wibaut t.a.p. biz.168 vv. De nieuwe woningen zullen niet per sedoor de verdreven bewoners worden betrokken.Hier en daar zal opschuiving kunnen plaatshebben.Het verleenen van bijdragen zal in verband metdeze maatregelen niet geheel zijn te ontgaan. Dochzij blijven dan ook beperkt tot woningvoorzieningin verband met maatregelen van woningverbeteringten behoeve van gezinnen, die de economischehuur niet kunnen betalen en voorzoover de finan-cieele omstandigheden van Rijk en gemeentenveroorloven. Geheel onderschrijf ik de bezwaren,door den heer van den Tempel op biz. 84 en 85van zijn prae-advies van 1921 tegen de bijdragenaangevoerd, en vereenig mij met zijn conclusie bop biz. 92. Door deze beperking is de toestand nietzoo troosteloos als men het wel eens doet voor-komen. Immers, door ruime woningproductie voorgezinnen, die de economische huur wel kunnenbetalen, zal er verlichting en verruiming komenover de heele linie en zullen de oudere woningenin huur dalen.Hoe met het vraagstuk der ,,valiede arbeiders,die de economische huur niet kunnen betalen"(Peerbolte t.a.p. biz. 132) ? Ik doe opmerken dateen geheel samenstel van oorzaken schuldig staataan het hierbedoelde verschijnsel. Oorzaken vooral,die samenhangen met den oorlog en diens nasleep.Daar is in de eerste plaats de trek naar de steden,meebrengende de verplaatsing van overigens valiede,doch niet voor het hun daar wachtende werkgeschoolde arbeiders. Ook kan niet worden ontkenddat de collectieve contracten niet altijd voldoendenprikkel laten voor het verwerven van meer en meer-zijdige bekwaamheid. Dan zijn, bij de loonbewe-ging der latere jaren, als eindresultaat, sommigegroepen beduidend bij andere achtergebleven --en zij die in vele gevallen het meeste wisten tebereiken, waren de bouwvakarbeiders, die daardoorden toestand voor minder bevoorrechten in dubbelopzicht deden verzwaren.De oorzaken kennen, geeft ook hier de richtingaan, waarin de oplossing moet worden gezocht.In de eerste plaats dus het tegengaan van verderebevolkingsconcentratie. Daarvoor is noodig ont-sluiting en beter bewoonbaarmaking van het geheeleland. Ik wijs op de merkwaardige cijfers, door Ir.van Lohuizen gepubliceerd in het Tijdschriftvoor Economische Geographic, November 1925.Door maatregelen van de overheid behooren hetplatteland en de kleine steden in de gelegenheidte worden gesteld hun bevolkingssurplus vast tehouden. Deze maatregelen zijn o.a. voor hetARTIKELEN 93poldergebied een goed wegenstelsel en ontwatering,voor de hooge streken eveneens goede wegen enontginning. Daardoor wordt mogelijk meer inten-sieve cultuur en vestiging van Industrie in plaatsen,die daarvoor tot heden niet in aanmerking kwamen.Het gevolg hiervan zal zijn dat de ,,provincie"niet alleen beter haar bevolkingssurplus zal kunnenvasthouden, maardeblijvendenbovendien beter zalkunnen voeden dan tot nog toe het geval was. Aanden eenen kant zal daardoor het woonvraagstukop meer plaatsen gaan dringen, aan den anderenkant zal de oplossing er gemakkelijker door wordengemaakt. Want het is niet te ontkennen dat dooroverheidsmaatregelen, die niet voor alle groepenvan arbeiders dezelfde economische voordeeleninhouden (werkeloosheidsverzekering, eventueelewetteHjke verbindendverklaring der collectievearbeidsovereenkomst) de landarbeider in den regelhet loodje legt, hetwelk ook ongunstig op 2;ijnwoonpositie terugwerkt.8. Wat bepaaldehjk het platteland betreft,behoort de overheid, alvorens door woningbouwde woongelegenheid te verruimen, zich af tevragen of er voor de te huisvesten personenwerkgelegenheid bestaat, zonder dat de loonenbeneden het bestaansminimum worden gedrukt.Overigens behoort ook ten plattelande en in dekleine steden de woningverbetering krachtig teworden doorge2;et, zoowel door het vervangenvan krotten als het verbeteren van bestaandewoningen en het nemen van verdere maatregelen.Een algemeen beeld te geven van den toestandin de hier bedoelde gemeenten, is niet mogehjk,daarvoor loopen de toestanden te ver uiteen.Men denke maar aan landbouwstadjes, industrie-stadjes, groote landbouwdorpen, streken met ver-spreide bevolking. In vele kleine steden is detoestand nog treurig wat het aantal krotwoningenbetreft. Ook in dorpen met een groote arbeiders-bevolking laat deze nog vaak te wenschen overWat hier door doelmatig en stelselmatig optredenaan de hand van de Woningwet valt te bereiken,leert het werk van Faber en van Welderen Rengersover Friesland en de Woningwet. Voorts laat opeen groot deel van het platteland inzonderheid dewatervoorziening nog veel te wenschen over. Onderde .,,verdere maatregelen" bovenbedoeld versta ikdan ook in de eerste plaats krachtige bevorderingvan een goede watervoorziening. Naar mijn over-tuiging is het treurige cijfer inzonderheid van dekindersterfte, dat menige kleine gemeente vertoontin vergelijking met de groote stad, voor een nietgering deel toe te schrijven aan de slechte water-voorziening.9. Bevordering van den woningbouw door deoverheid behoort te geschieden op den voet vande Woningwet, bij voorkeur door tusschenkomstvanvereenigingenen stichtingen. Voor het platte-land verdient districts-voorziening de voorkeur,waarom het aanbeveling verdient oprichting vanvereenigingen en stichtingen, die over meer daneen gemeente werken, mogelijk te maken. Ookin de circulaire van 17 Maart 1926 worden degrenzen der overheidsbemoeiing te nauw ge-trokken.Nu de toestand weer min of meer normaal isgeworden, is er geen enkele aanleiding om deoverheidsbemoeiing inzake de volkshuisvestingniet weer geheel te concentreeren op de uitvoeringder Woningwet. Te veel staart men zich blind opde groote bedragen, welke die uitvoering, noodgedrongen, in den loop van enkele jaren heeftgeeischt, te weinig let men op hetgeen daartegen-over is verkregen. Al is, in een gegeven geval, bijWoningwet-bouw het offer van de overheid grootergeweest dan in een geval van premie-bouw, menbedenke dat hier tegenover staat, dat de premie-bouwniet altijd het gewenschte nuttig effect heeft opgele-verd, meer dan een keer tot oneconomischen aan-bouw heeft geleid. Met beleid toegepast, heeft deWoningwet-bouw bewezen een zegen voor de ge-meenschap te zijn. Het blijft gewenschthiervoorbe-langstellende en belanghebbende particuliere krach-ten zooveel mogelijk te benutten. Dit moet op doel-treffende wijze geschieden. Het werken vanmeerdere vereenigingen in kleine gemeenten, hoe-wel niet altijd te ontgaan, leidt vaak tot versnippe-ring en verspilling. Voor een systematischenaanbouw is het veel meer gewenscht de voorzieningin een complex van kleine gemeenten, b.v. een,,streek", te stellen onder de hoede van eenlichaam, bij voorkeur een stichting, men heeft danook goede keuze voor bestuurders. Ik wijs op deervaring, in de Friesche gemeenten verkregen.Ook moet verband worden behouden met de uit-voering der Landarbeiderswet.De regeling der voorschotten voor 1926 vertoontongetwijfeld eenige verbeteringen in vergelijkingmet die over 1925. De rentevoet is tot 5 % terug-gebracht, de door niets gemotiveerde crediet-beperking voor gemeenten, die zelf kunnen leenen,is vervallen, de mogelijkheid van opschuiving wordtgesteld, de grens van / 2400.- is niet meer absoluutvoor nieuwbouw, bizondere gevallen worden moge-lijk geacht. Een maximum van / 12 millioen voorvoorschotten blijft echter te laag. Dit blijkt reedsuit een vergelijking met het over 1914 toegekendebedrag, wanneer men rekening houdt met degewijzigde waardeverhoudingen. Deze beperkingwordt ook niet gemotiveerd door de Rijksfinancien.Rendabele woningbouw is niet alleen sociaal werk,toch tevens goede geldbelegging. Het staatscredietkan geen bezwaar zijn, daar voor dit doel tochgebruik kan worden gemaakt van de fondsen deropenbare instellingen als Rijksverzekeringsbank,Rijkspostspaarbank, Pensioenfondsen, enz.10. De gemeenten behooren te worden aan-gemoedigd door haar de overtuiging bij tebrengen dat zij, door haar wettelijken plicht tevervullen, niet voor de stroppen blijven zitten.94 ABTIKELENEr dient bijgevolg een voor de gemeentenaannemelijke regeling te worden gemaakt voorde afschrijving op de in den duren tijd gebouwdewoningen.Dit is voor het Rijk een eereschuld. De gemeentenhebben, door den woningbouw te bevorderen --met voile medewerking, niet zelden op aanmoedi-ging van het Rijk ! -- niet meer gedaan dan haarplicht, plicht, waartoe reeds een wetsvoorstel van1912 haar, bij nalatigheid, wilde dwingen, welkedwang dan 00k in 1921 in de wet is neergelegd,Bovendien bedenke men dat de omstandigheden,welke tot geforceerden bouw dwongen, deels gevolgwaren van den algemeenen nationalen en inter-nationalen toestand, deels -- denk aan het ^-schrikken van het particulier initiatief door deHuurwetten -- door de Rijksoverheid, zij het danook op goede gronden, in het leven werden ge-roepen. Eindelijk werd het peil vanwege het Rijkopgevoerd tot een hoogte, welke uitgaat bovenden huidigen, den normalen, economischen toe-stand der bevolking. Vandaar het leegstaan vandure woningen. Voor de tekorten op de distributievan levensmiddelen nam het Rijk 90 % voor zijnrekening en liet de rest voor de gemeenten, enkelom zuinigheid bij de distributie te bevorderen.Het is in strijd met de billijkheid dat de gemeentenvoor de stroppen van den woningbouw zoudenblijven zitten. Daarvoor bestaat geen enkel motief,ook niet van economischen aard, daar de stroppentoch reeds door de Nederlandsche volksgemeen-schap zijn geleden en het slechts gaat om eenbillijken vorm van liquidatie. Ongetwijfeld vormtde struisvogelpolitiek, door het Rijk tot hedengevoerd, voor tal van gemeenten meer dan eenvoorwendsel om zich te onttrekken aan bemoeiingenin het belang der volkshuisvesting.DE VERMEERDERING VAN DEN WONING-VOORRAAD EN DE AANWAS DER BEVOL-KING IN 1925 IN DE BELANGRIJKSTEGEMEENTEN VAN ONS LANDEvenals het vorig jaar zijn wij, dank zij de welwillende mede-werking van het Centraal Bureau voor de Statistiek, in staat eenoverzicht te geven van de vermeerdering van den woningvoorraaden van den aanwas der bevolking in 1925 in de belangrijkste ge-meenten van ons land. Tevens zijn de conglomeraties opgenomenwaaromtrent in het Maandschrift van het Centraal Bureau voorde Statistiek gegevens worden gepubliceerd.GEMEENTENNETTO VERMEER-DERING WONING-VOORRAAD 1925BEVOLKINGS-AANWAS 1925VollooidHelloVervallen vermeer-duiniilolaalDoorvesliging-i/erltekDooroeboorle-stetMcAmsterdamBussum en HilversumRotterdam842378249118692883575547544076582320308649-14431165143572668657214NETTO VERMEER- 1 ______BEVOLKINGS-DERING WONING- 1VOORRAAD 1925AANWAS 1925GEMEENTENNello Door DoorVollooid Vervallen vermeer-derlnoTolaai veslioino-verlrekleboirle- slerlleHilligersberg, Schiedam, 1Overschie, IJsselmonde, > 523 46 477 1336 13 1324Pernis, Schiebroek )'s Gravenhage 3343 334 3009 7044 3045 3999Rijswijk, Voorburg, Was-1senaar j 818 12 806 2522 2006 516Utrecht 460 83 377 II -1673 1684Zuilen 355 - 355 1342 1243 99Groningen 641 13 628 1261 148 1113Haren, Hoogkerk,Noord- (dijk \ 216 12 304 739 568 171Haarlem 692 34 658 100 - 588 688Heemstede, Bloemendaal,!Schoten,Haarlemmerliede/en Spaarnwoude )ion 42 969 1)1724 1239 485Arnhem 452 30 422 808 116 692Renkum en Rheden 208 41 167 383 371 754Nijmegen 725 66 659 1591 601 990Leiden 656 48 608 416 - 398 814Leiderdorp, Oegstgeest,Rijnsburg, Zoeterwoude ^ 108 I 107 370 155 215Tilburg 696 127 569 1175 - 85 1260Maastricht 84 2 , 82 691 - 97 788Eindhoven 795 38 757 4702 3345 1357Dordrecht 191 62 129 205 - 399 604Dubbeidam, 's Graven- ]deel, Papendrecht, >Zwijndrecht )105 8 97 350 - 214 464Apeldoorn 336 43 293 1379 654 725Mijndistrict van Zuid-Limburg 753 52 701Breda 117 27 90 178 - 228 406Helmond 115 22 93 511 91 420's Hertogenbosch 373 115 258 192 - 552 744Roosendaal en Nispen 128 128 315 - 76 391Ede ') 1188 687 501Rheden 106 42 64 67 185 253Delft 539 I 538 97 - 571 668Gouda 181 47 134 304 - 67 371Schiedam 170 34 136 - 81 - 859 778Vlaardingen 97 12 85 203 - 255 458Alkmaar 223 9 214 621 341 280Bussum 348 22 326 804 518 286Haarlemmermeer 132 3 129 539 - 14 543Helder 76 7 69 - 279 - 598 319Hilversum 434 6 428 1326 647 579Velsen 307 17 290 IOI9 503 517Zaandam 243 29 214 605 274 331Vlissingen 84 26 58 - 199 - 397 198Amersfoort 171 27 144 332 - 157 479Leeuwarden 210 26 184 399 - 60 459Almelo 398 32 376 996 670 326Deventer 315 36 279 530 169 361Enschede 406 94 312 1105 534 571Hengelo 208 200 719 309 410Kampen 5 16 - II - 30 - 280 250Lonneker 230 3 227 582 275 307Zwolle 138 57 81 158 - 404 562Emmen 115 115 -1703 -2884 1181Heerlen 184 20 164 1119 147 972Kerkrade 145 20 125 1537 844 683Venlo 70 6 64 370 - 83 3531) Bloemendaal niet inbegrepen-) Onvolledige gegevens verstrektBINNENLAND 95BINNENLANDCOMMISSIE VOOR GEWESTELIJKE UITBREI-DINGSPLANNENDe Ministers van Arbeid, Handel en Nijverheid, vanBinnenlandsche Zaken en van Waterstaat hebben eencommissie ingesteld voor de bestudeering van het vraag-stuk van gewestelijke uitbreidingsplannen en welke zaladviseeren over maatregelen, die zouden zijn te nemen omvaststelling en uitvoering van zoodanige plannen te be-vorderen.Tot leden dezer commissie zijn benoemd :Mr. L. N. Roodenburg, lid van den Gezondheidsraadte 's Gravenhage, tevens voorzitter ;Ir. P. Bakker Schut, Directeur van den dienst derStadsontwikkeling en Volkshuisvesting te 's Gravenhage;J. G. Ballego, lid van het bestuur van den Nederland-schen Tuinbouwraad te Leiden ;D. de Boer, onder-voorzitter van het Koninklijk Neder-landsch Landbouwcomite te Stompetoren ;A. W. Bos, Directeur der Publieke Werken te Amsterdam;Ir. G. J. van den Broek, Hoofdingenieur van 's Rijks-waterstaat, belast met den dienst in het district Wegen-techniek te 's Gravenhage ;N. Dekker, Voorzitter van den R. K. Diocesanen Land-en Tuinbouwbond in het bisdom Haarlem te Obdam;Mr. J. W. Goedbloed, secretaris van den ChristelijkenBoeren- en Tuindersbond in Nederland te Goes ;Mr. D. Hudig, secretaris van het Nederlandsch Instituutvoor Volkshuisvesting en Stedebouw te Amsterdam ;Ir. H. van der Kaa, Hoofdinspecteur der Volksgezond-heid ;Ir. A. Keppler, Directeur van den GemeentelijkenWoningdienst te Amsterdam ;Mr. L. Lietaert Peerbolte, Directeur-Generaal derVolksgezondheid;Dr. J. C. Graaf van Randwijck, Burgemeester vanAmersfoort;H. S. de Roode, Directeur van Gemeentewerken teRotterdam ;Mr. Dr. W. G. A. van Sonsbeeck, Burgemeester vanBreda ;Ir. A. H. W. van der Vegt, Hoofdinspecteur-Generaalder Spoor- en Tramwegen te 's Gravenhage.Tot secretaris is aangewezen Mr. J. D. Hannema, com-misies aanhetMinisterie van Arbeid, Handel en Nijverheid.DE VERLAGING DER VOORSCHOTRENTE TOTLeiden heeft, zooals wij in ons vorig nummer berichtten,de rente van eenige voorschotten verlaagd tot 5 %. Ged.Staten van Zuid-Holland maken hiertegen bezwaar enwenschen het bedrag op 5.1 ",, te zien bepaald. B. en W.stellen den Raad thans voor aan het verlangen van Ged.Staten gevolg te geven, al zien zi) daartoe voor zichzelfgeen reden. De verhooging beteekent een verschil van537 cent per week huur.WONINGBOUW MET STEUNVolgens de dagbladen verleende Zwolle voorschottenvoor den bouw van 212 woningen, Kampen besloot 100woningen van gemeentewege te bouwen en den bouwvan verdere woningen door het verleenen van medewerkingvan de gemeente mogelijk te maken, Wisch besloot totbouw van 20 middenstandswoningen en een aantal arbei-derswoningen te Terborg.DE WONINGBOUW VOOR DE DRENTSCHE GE-ZINNENWij hebben in ons vorig nummer vermeld dat de ge-meenteraad van Enschede heeft besloten woningen voordeze gezinnen te bouwen.Gemeentewoningen aan de Nieuwstad te GorinchemHet lijkt niet zonder belang over de regeling daarvanenkele mededeelingen te doen.In de eerste plaats is er de toezegging van het Rijk datde kanaal-aanleg in de omgeving van Enschede zal wordenbevorderd en dat daaraan in de eerste plaats de betrokkengezinshoofden zuUen worden te werk gesteld. Deze toe-zegging is van belang, omdat van de zijde der arbeiders-organisaties het bezwaar was geopperd dat een overmatigarbeiders-aanbod zou leiden tot loondruk, een bezwaar,dat het gemeentebestuur, na ingewonnen inlichtingen,echter niet aanwezig acht.Een der bouwvereenigingen zal 250 woningen bouwen,waarvan 200 bestemd voor Drentsche gezinnen. Hiervoorzal een voorschot van Rijkswege worden verkregen -- buitenhet Woningwetcrediet om -- van / 3.000.- per woning entegen een rente van 4I ';{,; het resteerend J is als bijdragevan het Rijk te beschouwen. De fabrikanten stellen / 600.-per woning beschikbaar tegen 4 %. De huur zal voor 175woningen worden gesteld op / 4.50, voor 75 wonmgenop / 4.-.Blijkbaar als een soort belooning voor de medewerkingvan het gemeentebestuur stelt de Regeering bovendien eenbedrag disponibel van / 360.000 voor den bouw van verderetoo woningen ten behoeve van de Enschedesche bevolking,eveneens buiten het Woningwetcrediet om, tegen een rentevan 4I %. Van fabrikantenzijde komt daarbij / 37.500tegen 4 % voor nog 60 woningen, waarvoor de gemeentezelf het ontbrekende zal beschikbaar stellen. Uit den aardder zaak staat tegenover de bijdrage der fabrikanten eenvoorkeur op een woning.Voor overplaatsing komen zooveel mogelijk in aanmer-king gezinnen, waarvan het hoofd niet ouder is dan 45 jaaren waar drie kinderen tusschen 13 en 20 jaar (voor deplaatselijke Industrie van het meeste belang) aanwezig zijn.In verband daarmede zuUen alle woningen drie slaap-kamers bevatten.OPRUIMING VAN KROTWONINGEN TE GO-RINCHEMToen het Rijk op de Staatsbegrooting bedragen beschik-baar ging stellen -- eerst voor bouwpremien, later voorbijdragen of voorschotten -- aan die gemeenten, waarinvoor het vervangen van minderwaardige woningtypen doorgoede en eenvoudige woningen het particulier initiatiefniet kon worden afgewacht, werd 00k te Gorinchem, metgebruikmaking van de door het Rijk aangeboden voor-schotten, de bouw van een zeventiental woningen voorZ.g. sociaal-achterlijken ter hand genomen.Vijf woningen werden met een bouwpremie van / 2089.-96 BINNENLANDgebouwd, 12 met een bijdrage van / 0.50 in de week, zonderdat voorschot werd verkregen. De huren varieeren van/ 2.50 tot / 2-90. Twee woningen moeten / 3.50 opbrengen.Bij alle woningen is de woonkamer-keuken toegepast.De twaalf met bijdrage gebouwde woningen zijn beneden-en bovenwoningen.Het aantal onbewoonbaar verklaarde, maar nog bewoondewoningen kan tengevolge van dezen bouw tot twee wordengereduceerd.DE WONINGVOORZIENING TE UTRECHTIn een voordracht van 20 April, waarin B. en W. inoverweging geven een verzoek tot verhooging van eenverleend crediet ten einde 200 woningen meer te doenbouwen, niet in te willigen, wordt als motief aangegeven,dat ,,in de naaste toekomst in voldoende mate woningen(zuUen) worden gebouwd door particulieren met of zondersteunverleening van de zijde der gemeente en door ver-,eenigingen".ERFPACHT EN GRONDPOLITIEK TE ROTTER-DAMNa een langen tijd van stilstand is begin Maart hetpraeadvies van B. en W. over uitgifte van gemeentegrondenin erfpacht in den Rotterdamschen gemeenteraad in be-handeling gekomen. Men herinnert zich hoe dit praeadviesafwijzend luidt. Het bezwaar dat groote kapitalen in dengrond worden vastgelegd en dat de bouwondernemers,omdat zij moeihjker hypotheek zullen kunnen verkrijgen,afwijzend tegenover het instituut staan, woog zwaarderdan de voordeelen, welke voor de gemeenschap eruitzouden voortvloeien, Een uitvoerige nota van Mr. Donner,den tegenwoordigen Minister, toenmaals ambtenaar teRotterdam, gaf een bij uitstek heldere uiteenzetting vanvoor- en nadeelen. De eerste werden van afnemendebeteekenis geacht, nu meer en meer de gemeenten van hunpubliekrechtelijke bevoegdheden kunnen gebruik maken,om hetzelfde te bereiken wat beoogd wordt met uitgiftein erfpacht, met name den invloed op het gebruik van dengrond en gemakkehjke beschikking daarover, wanneer degemeente dezen behoeft.Een alternatief voorstel was eveneens aan de orde,hetwelk beoogde opstal in plaats van erfpacht te doenkiezen. Het voornaamste verschil zou hierin zijn gelegen,dat geen jaarHjksche canon zou moeten worden betaald,(of slechts een nominale), maar bij het aanvaarden van dengrond een bedrag in eens. Aldus zou de gemeente, wat zijin den grond had gestoken, terug verkrijgen.Ondertusschen noch in den vorm van erfpacht, noch indat van opstal kon het instituut de instemming van demeerderheid van den Raad verkrijgen, Een motie, door desociaal-democraten ingediend, om als regel gemeente-gronden in erfpacht uit te geven, werd met 24 tegen 17stemmen verworpen. Het opstal-voorstel (waaraan hetdenkbeeld van instelling eener gemeente-hypotheekbankwas verbonden) vond slechts bij drieraadsleden instemming.Het afwijzend praeadvies van B, en W. werd vervolgensmet 22 stemmen aangenomen. Hiermede is tevens beslistdat in uitzonderingsgevallen tot erfpachtsuitgifte zal wordenovergegaan, en dat B. en W. ten aanzien van de voor-waarden, waarop dit zal geschieden, een voordracht bij denRaad zullen indienen.Het is zeker merkwaardig dat de Raad niet alleen bleektegen erfpachtsuitgifte te zijn, maar zelfs een verderziendegrondpolitiek evenmin geraden achtte. Immers een voorstelder sociaaldemokraten, waarbij de wenschelijkheid werduitgesproken om rondom de stad gelegen gronden, welkevoor stadsuitbreiding in aanmerkingkomen, tijdig -- zooveelmogelijk tegen cultuurwaarde -- in handen van de gemeentete brengen, werd eveneens met 21 tegen 20 stemmenverworpen.VOLKSTUINEN TE AMSTERDAMDe gemeenteraad keurde in zijn zitting van 17 Maartgoed dat aan de vereeniging 0ns Buiten 40 H.A. grondter exploitatie als volkstuinen zullen worden ter beschikkinggesteld. Deze gronden zijn gelegen opeenigenafstandvandetegenwoordige bebouwing, waartegen dan ook in den Raadbezwaar werd gemaakt. B. en W. zetten echter in hunschrijven aan den Raad uiteen dat behoud van volkstuinentemidden van bebouwing op overigens ontpolderden grondniet mogelijk is. Maar de zaak heeft de warme belangstellingvan B. en W. en zij stellen zich dan ook voor tot beschikbaar-stelling op ruimer schaal bij de uitbreiding der stad overte gaan en verwachten dat alsdan de voor volkstuinen be-stemde gronden een ,,gordel om de stad (zullen) vormen,alleen onderbroken door breede, met boomen beplanteradiale wegen.,,De bewoners van de verschillende stadsgedeeltenzullen dan tuintjes kunnen verkrijgen in het gedeelte vanden gordel, hetwelk het dichtst bij hun kwartier is gelegen".B. en W. hebben het oog op gronden, aan de buitenzijdevan den Ceintuurspoorweg gelegen.De beschikbaarstelling der genoemde 40 H.A. schijntdus als overgangsmaatregel te moeten worden opgevat.Maar, zoo merken B. en W. op, de terreinen zullen geruimentijd ter beschikking kunnen blijven.Men weet dat het aspect der volkstuinen vaak te wenschenoverlaat. Bouwland is als regel niet fraai om te zien, deverkaveling in kleine perceeltjes, maar meer nog de vaakweinig smaakvolle opstallen dragen er in hooge mate toebij aan zulke terreinen een rommelig karakter te geven.Het ligt nu in het voornemen van B. en W. van gemeente-wege voorlichting te verstrekken bij het bouwen van tuin-huisjes, terwijl de gemeente voor de afscheiding tusschende tuintjes zorg zou kunnen dragen.HET HAAGSCHE STADHUISIn zake de plaats, waar het toekomstig Stadhuis van denHaag zal verrijzen, bestaat een beginsel-uitspraak van denRaad ; het zou op het Spui komen. De aanwezigheid aldaarvan de fraaie Nieuwe Kerk heeft echter bedenkingen doenrijzen. Ook was men niet algemeen overtuigd dat de plaatsde meest geschikte zou zijn. Men herinnert zich dat deBazel het Oranje-kazerne-terrein aanbeval; daarnaast kwamhet Alexanderveld in aanmerking. Het laatste, niet zondermedewerking van het Rijk te bebouwen, en ook het terreinder Oranje-kazerne schijnen van de baan.B. en W. stellen thans voor aan Berlage en Limburgopdracht te geven twee voor-ontwerpen te maken, eenvoor den bouw aan het Spui, waarbij de juiste plaats, vroegerreeds aangegeven, opnieuw onder het oog zal zijn te zien,en een door vergrooting van het tegenwoordige Stadhuis.DE HAAGSCHE MONUMENTENVERORDENINGWij konden eenigen tijd geleden mededeelen hoe dezeverordening door opneming van een toevoeging' een veelverdere strekking had gekregen dan totnutoe het geval wasen daardoor ook principieel een geheel andere beteekenis.De mogelijkheid was n.l. geopend om ook schoone stukkennatuur op de bij de verordening behoorende lijst te plaatsen,tengevolge waarvan deze niet zouden mogen worden afge-graven. Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt : belang-rijke stukken duin zijn onder de werking der verordeninggebracht. Niet zonder protest der eigenaars ; verschillendevan deze hebben bij den Raad hun bezwaren ingediend. Eenbeslissing is nog niet genomen.MONUMENTENVERORDENING TE ZUTPHENDe gemeenteraad heeft in zijn zitting van T Maart j.l.een monumentenverordening vastgesteld. Als bizonder-heid valt te vermelden dat de verordeni
Reacties