De serie 'Echte gesprekken' is een nieuw onderdeel van het blad Ruimte en Wonen. De eerste gesprekspartner is Marnix Norder, voorzitter van Aedes. Aanleiding voor het gesprek is zijn blog over het International Social Housing Festival afgelopen juni in Amsterdam. Fragmenten uit zijn blog komen terug in dit gesprek.
‘Denemarken en Zweden blijken anno 2017 voor te lopen op Nederland. Bij hun projecten houden ze rekening met de veranderende stedeling in de eenentwintigste eeuw, met zijn diverse woonwensen. Woonwensen die steeds wijzigen, onder andere door wijzigende gezinssamenstelling. Verder is de deeleconomie, die juist voor lage inkomens interessant kan zijn, daar veel verder doorgevoerd dan wat ik nu zie in Nederland.’ (Citaat uit de blog: 'Staat onze sociale woningbouw internationaal gezien stil?' van Marnix Norder)
Marnix Norder: “Corporaties hebben in de eerste plaats een volkshuisvestelijke taak, het is een uitdaging voor de corporaties om de betaalbaarheid van woningen op een goed niveau te houden. Daarnaast vraagt de verduurzaming veel aandacht. 99 procent van het bezit is bestaande woningbouw. Hoe combineer je dan renovatie met verduurzaming? Het tempo moet worden verhoogd, er moeten meters gemaakt worden in plaats van stapjes. En vergeet de extramuralisatie van de zorg niet. Mensen blijven langer zelfstandig wonen, dat heeft veel consequenties voor woningen én voor de omgeving. In dit brede speelveld worden door corporaties goede stappen gezet. Maar het Social Housing Festival in Amsterdam werkte voor mij als een eyeopener. Daar waren presentaties van landen, zoals Zweden, waar men heel innovatief bezig is. Waar serieus de vraag gesteld wordt: wat betekent wonen?
Zo’n tien jaar geleden is er in Nederland een kanteling ontstaan. Voor die tijd, en dan met name in de jaren vijftig, was er vanuit corporaties veel aandacht voor architectuur. Er werd gekeken naar wat een gebouw betekende voor de omgeving. Bij wonen werd vanzelfsprekend de gemeenschappelijke buitenruimte betrokken. Kijk bijvoorbeeld naar de wijken in zuidwest Den Haag. Daar zijn destijds waanzinnig grote waterpartijen, groene borders en bomenpartijen aangelegd. Door die vorm van woningbouw, gecombineerd met stedenbouw, was ingegeven vanuit de verheffingsgedachte. Er was een heel duidelijke visie op de omgeving, op licht, lucht en ruimte.”
MN: “We zouden er met elkaar wel de ruimte voor moeten nemen. Wat betekent het gebouw voor de openbare ruimte en de omwonenden? Hoe beïnvloed je de leefkwaliteit? We voeren het gesprek nu heel weinig, met gemeenten gaat het vooral om de hoeveelheid woningen die er moeten komen, wanneer ze komen en hoe duur ze worden. Het gaat misschien nog wel om technische details, zijn de woningen levensloopbestendig en hoe zit het met het energieverbruik? Maar de vraag welke samenleving we eigenlijk hebben, of willen hebben, komt nooit ter sprake. Laten we dat weer oppakken. Wat voor wijk, buurt, stad wil je realiseren? Ik doe een oproep tot een gesprek daarover.”
‘Nederland loopt niet meer voorop in sociale woningbouw. We zijn door alle discussies van de afgelopen jaren over de systeemwereld zo opgeslokt dat vernieuwing beperkt is gebleven. Natuurlijk is er wel degelijk vernieuwd, zoals met de start van de verduurzaming van de woningvoorraad. En toch: de meeste corporaties zijn de afgelopen jaren vooral bezig zich aan te passen aan nieuwe regels en met het verwerken van de gigantische administratieve lastendruk die is ontstaan.’
MN: “Daar ben ik het niet mee eens. De nieuwe Woningwet vond en vindt Aedes prima. Je moet een kader hebben waarin corporaties kunnen functioneren. We moeten vooral woningen bouwen voor mensen met een lager inkomen. Daar hoort niet het verbouwen van een schip of het bouwen van dure koopwoningen bij. Maar we kunnen en moeten wel verder kijken dan vier muren en een dak. Vanaf 2010 hebben we heel veel beslissingen genomen in de sector en kampten we met een crisis, waardoor de factor kwaliteit is ondergesneeuwd. Nu hebben we, binnen het kader, weer ruimte om te kijken naar wat we kunnen betekenen voor samenleving als geheel.”
MN: “Het afschaffen van de verhuurdersheffing. Eigenlijk is het een huurdersheffing, een extra belasting voor de armste mensen in Nederland. En dat is gek, want als je een koopwoning hebt dan krijg je geld van de overheid. Maar als je een huurwoning hebt, gaat 15 procent van je huur naar de belasting. Dat geld besteden corporaties bijvoorbeeld veel liever aan verduurzaming, om de kwaliteit van wonen te verbeteren.’’
‘Wat mij betreft moeten we terug naar wat we meer dan honderd jaar perfect hebben gedaan. Dat is méér bieden dan alleen een woning. Door de keuzes die we maken, kunnen we bijdragen aan een gemengde stad, aan kansen voor mensen met een lager- of middeninkomen om te groeien omdat de woonomgeving die uitdaging biedt. We kunnen met goede architectuur en openbare ruimte werkelijk toekomstgericht bouwen, niet alleen voor het klimaat maar ook voor de mensen en de manier waarop ze samenleven. Laten we met elkaar zorgen dat ook de kinderen die daar opgroeien, trots zijn op hun afkomst. Eigenlijk is dit wat we ook deden toen Het Schip gebouwd werd. En dat was heel vooruitstrevend.’
AR: “Omdat corporaties een aantal keer flink teruggefloten zijn? De sector als geheel heeft geleden onder de hebzucht van enkele personen. Dat heeft geleid tot het ondersneeuwen van het werk van goede corporaties, en verlies aan zelfbewustzijn.”
AR: “De huidige prestatieafspraken mogen wel wat beter.”
MN: “Ja, daar ben ik het mee eens. We moeten ons bewust zijn van het feit dat we in projecten met gezamenlijke professionals ook echt een verantwoordelijkheid hebben. Stedenbouw en architectuur moet je bij die mensen laten die daar de kunde in hebben. De stedenbouwkundigen bij gemeenten zouden veel meer een procesrol op zich moeten nemen. Zich niet tot op het detailniveau bemoeien met de architecten, maar liever het proces goed organiseren. Er moet voor gezamenlijke projecten een ruimte worden gecreëerd waarin iedere kunde goed naar voren komt. De stedenbouwkundigen die bij gemeenten rondlopen zouden die rol moeten oppakken. Een goed proces leidt tot goede kwaliteit en uiteindelijk tot een goede stad.”
Reacties