TIJDSCHRIFTVOORVOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WOMINGBOUWVEREENIGINGEN1929 m 10 H 10' JAARGANG OCTOBERGELUIDDEMPENO SPWKERVASTGIPSN^WANDBRANDVRIJEen Directeur van Gemeente-werken : ,,...,^de opgedane ep-vapfng is wel van dien aard,STERKdat fk ze meen in de gemeente-bastekken van scheidingswandenzai voorschnijven "N. V. DE METEOOR TELSFOON 205 D E S T E ? GM.V. VAN MUNSTER'8 UITGEVERS MAAT9CHAPPIJ - HAARLEMMERWEG B 378 - AMSTERDAM (W^rHUINCK'SQLAS VOOR VERLICHTINQ van donkere vertreldcenDETECTIVE gtas VLOER- EN WANDTEQEL8H0UT6RANIET voor vioeren en uHgetleten traptrMienA8BEST CEMENTPLATEN vl^ Nl gSgoHd --TRAPWELBANDEN voor besehermmg van trapindcnDEURSLUITERS sluitffi dauren geniiselUoosHUINCKCOLIT om vtoeren, keiders, rauren watenHcMmimmmmmmm en kurkdroog te maken MHHHiHBHiVRAAGT KOSTELOOS INLICHTINGENUTRECHT Telegram adres HUINCKTELEF. 11048 SPRINGWEG TEUF. 110?2INCASSO-BANKVolgestort Kapitaal f 30.000.000.--.Reserve t 8.400.000N.V.AMSTERDAMH eereng r. 531-537,519-526hoek VijzelstraatAdm, de Ruyterweg 84-86Bilderdijksiraat 50Ceintuurbaan 91Damrak 83Haarlemmerplein 2van Woustraat 217Lmnaeusstraat 37Middenweg 4-8Nieuwmarkt 27Overtoom 89Weesperplein 2Weesperzijde 33 BWiilemsparkweg 80RotterdamLeuvehaven 103Goudschesingel 229Heemraadssingel 169Groene Hilledijk 70ALMELOARNHEMDELFTDORDRECHTENSCHEDEEINDHOVENGRONINQEN'S-HERT0GENB08DHHILVERSUM's-GravenhageLange Houtetraat 19Statenlaan 46Laan v. Meerderv. 226LEEUWARDENMAASTRICHTNAALDWIJKNIJKERKSCHIEDAMTILBURGUTRECHTVOQRBURGWORMERVEERZAANDAMALLE BANKZAKENP J VAN SCHAIK M-JimiWEIIKEIieiiJPECIULBRimeEII,!'- '- NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - ADAMISOLA-BOUWHET BE8TE EM GOEDKOOP8TE 8Y8TEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLK8- ENMIDDENSTANDSWONiNQEN. - 8ELF8UPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handeis-MerkUITGEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 'sIKRT0GENB08CH - NOG INUITVOERINGOA. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alle materiaien voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD lO"^ JAAROANO NO 10 OCTOBER 1929TIJ DSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINGr ^ o 1 t, U El t5 v_/ LJ W iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTING EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALOEMEENEN BOND VAN WONINOBOUWVEREENIOINOENREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MK. D. HUDIG, IR. P. BARKER SCHUT,IR. J. M. A. ZOETMULDER.VASTE MEDEWEEKERS : J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLEP, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN WONINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH, J. BOMMER,G. F. LiNDEIJERADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATIE EN SECRETA-RIAAT VAN HET INSTITUUTKLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAM-- VAN DEN --NATIONALEN WONINGRAAD-- ROELOF HARTPLEIN 4 ---- ADVERTENTIES --V. MUNSTER'S UITGEVEESMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM (W.)ABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS ,.f I.-INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:Officieele mededeelingen - Praeadviezen te behandelen op een vergadering op i6 November 1929 overde Sociale Zijde van het Woningvraagstuk - Grafieken voor het behandelen van verkavelingsvraagstukkendoor Ir. J. B. H. Coenen - Binnenland - Buitenland - Overzicht van tijdschriften.NATIONALS WONINGRAAD, ALGEMEENE BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN:Officieele mededeelingen - Vragenrubriek - Van de Afdeelingen - Van onze leden - Ingezonden.OFFICIEELE MEDEDEELINGENHet gemeentebestuur van Amsterdam wees denHeer S. Rodrigues de Miranda als zijn vertegen-woordiger in ons bestuur aan in de plaats van denHeer W. Boissevain.De vergadering, waarin de praeadviezen overde Sociale Zijde van het Woningvraagstuk zullenworden behandeld, zal worden gehouden op Zater-dag 16 November a.s. des voormiddags 11 uurte Amsterdam in het gebouw van de A. M.V.J.,Stadhouderkade 7.RAPPORT OVER HET TOEKOMSTIG LAND-SCHAP DER ZUIDERZEEPOLDERSIn Mei 1925 stelde de Stedebouwkundige Raadeen commissie in, welke zich rekenschap zouhebben te geven van de stedebouwkundige proble-men, die zich bij de droogmaking der Zuiderzeezouden voordoen. In deze commissie namen zittingMr. D. Hudig, Ir. H.E. Suyver, Ir. P. VerhagenLzn. en Ir. W.G. Witteveen. Deze commissie brachteen rapport uit, waarvan de hoofdinhoud is samen-gevat in het artikel De Zuiderzee, verschenen inons nummer van April 1926. Nadien zette de com-missie haar werkzaamheden voort en wijdde inhet bizonder haar aandacht aan het Landschap dertoekomstige Zuiderzeepolders. De Heer Ir. Th.K. van LoBuizen trad in dit stadium der werk-zaamheden tot de commissie toe, terwijl de HeerIr. W. G. Witteveen zich genoodzaakt zag wegensdrukke ambtsbezigheden zich van verdere mede-werking te onthouden. De commissie bracht Ja-nuari 1928 haar omvangrijk rapport aan den Stede-bouwkundigen Raad uit. Deze meende dat hetvoor publicatie in aanmerking behoorde te komen.Zoowel het feit dat het rapport van grooten om-vang was als de omstandigheid dat opnemingvan verschillende afbeeldingen gewenscht leek,maakte het al spoedig duidelijk dat de uitgaveniet zou kunnen worden bestreden uit de helaasnog steeds te beperkte inkomstenvan het Instituut.Wei was in vorige jaren een reserve voor publi-catie gevormd, maar de aldus beschikbare mid-delen zouden niet voldoende zijn.Het bestuur was zoo gelukkig den vorigen Mi-nister van Waterstaat bereid te vinden een bedragter beschikking te stellen tot aankoop van 200exemplaren van het rapport. Het Zuiderzeebureau,met hetwelk gedurende de voorbereiding vanhet rapport vriendschappelijk contact had be-staan, verleende daarbij zijn zeer gewaardeerdebemiddeling.Ook de Zuiderzeevereeniging bleek in het rapportzoozeer belang te stellen dat zij besloot financieelen.a. ..^-3^.I ?4 OFFICIEELE MEDEDEELINGEN - ARTIKELENsteun te verleenen om de uitgave mogelijk te maken.Ook enkele particulieren werden hiertoe bereidgevonden.Het hi] de firma Scheltema en Holkema ver-schenen rapport is thans afgedrukt en zal binnen-kort aan alle leden worden toegezonden. Het is eenkloek boek van ongeveer loo bladzijden in grootkwarto formaat, is afgedrukt op kunstdrukpapieren bevat ruim loo afbeeldingen.Voor de leden van het Instituut hestaat de ge-legenheid het werk gebonden te ontvangen tegen be-taling van f 1.25; leden, die dit wenschen, wordenverzocht inliggende hestelkaart, liefst voor 30October, aan het secretariaat toe te zenden.Het rapport wordt bij den boekhandel ver-krijgbaar gesteld tegen den prijs van / 2.50ingenaaid en / 4.25 gebonden.RAPPORT OVER DE MONUMENTENBESCHER-MINGEen subcommissie, uit de door ons Instituuten de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenteningestelde commissie tot bestudeering van dewettelijke regeling van den stedebouw, heeft eenrapport uitgebracht over de Monumentenbescher-ming door middel van gemeentelijke Monumenten-verordeningen.De Commissie bestond uit de Heeren Mr. D.Hudig, voor?itter, Prof. Dr. G. A. van Poelje (dieechter niet aan de vaststelling van het rapportheeft kunnen deelnemen), Prof. Mr. Dr. C.W. vander Pot Bzn. en J.J, Talsma, terwijl de Heer Mr. J,Vink als secretaris optrad. De Heer Dr. J. Kalf,Directeur van het Rijksbureau voor de Monumen-tenzorg, nam als adviseerend lid aan de bespre-kingen der Commissie deel.Het rapport wordt in de September- en October-nummers van Gemeentebestuur gepubliceerd, Naverschijnen zal een overdruk aan de leden vanonze Afdeeling Stedebouw worden toege2;onden.PRAEADVIEZEN TE BEHANDELENOP EEN VERGADERING OP 16 NO-VEMBER 1929 OVER DE SOCIALE ZIJ-DE VAN HET WONINGVRAAGSTUKPRAEADVIES VAN MEJUFFROUW H. C. J. C.BEERSTECHERDe Woningwet is uiterst veelzijdig en haar ver-schillende kanten -- ik denk aan de economische,hygienische, medische, paedagogische, esthetischeen nog andere kanten -- zijn ten innigste verbondenmet de sociale kern der wet, welke deze stempelttoteenderbelangrijkste sociale wettenvan ons land.Die kern toch openbaart 2;ich in alle de driegrondbeginselen, welke de Wet kenmerken en be-langen bij uitnemendheid dienen voor de geheelesamenleving -- zooals in de Memorie van Toe-lichting ook op verschillende plaatsen vermeld --namelijk;1. door staatsgezag het bestaan van gemeente-lijke verordeningen tot verbetering van slechtewoningtoestanden te verzekeren;2. gemakkelijke voorwaarden ter verkrijging vanrijksgeld te verleenen, ten einde voldoende pro-ductie van behoorlijke nieuwe volkswoningen tebevorderen;3. het scheppen der mogelijkheid om door hetgeldelijk offer der bijdrage in het bedrijfs-tekort,de met overheidssteun gebouwde woningen 66kbinnen het bereik te brengen der gezinnen, die eendekkende huur niet kunnen betalen.Uit de wordingsgeschiedenis der Wet mag wordenopgemaakt dat de erbarmelijke misstanden opwoninggebied, welke er in het einde der vorigeeeuw nog bestonden ^), allereerst hebben geleid tothet grondbeginsel, dat het taak der gemeenten wasdoor het maken van verordeningen zoowel betref-fende bestaande woningen als omtrent nieuwenbouw, verbetering te bereiken, en de groote socialebeteekenis der te dien opzichte geboden bepalingenwordt duidelijk, als men er zich rekenschap vangeeft, hoeveel winst er door te behalen was, nietalleen aan volksgezondheid en dientengevolge aanvolkskracht en volkswelvaart, doch ook aan ver-hooging van het zedelijk peil der arbeidersklasse,omdat de verderfelijke invloed van een slechtewoning, in elk opzicht, onmiskenbaar is!Van sociaal inzicht getuigt ook het voorschriftdat de gemeenteraden -- in het OorspronkelijkOntwerp der Wet werd bepaald ,,in het belang vangezondheid en zedelijkheid" -- eischen moetenstellen met betrekking tot een behoorlijke bewo-ning, de afscheiding van slaapplaatsen en het aantalbewoners in verband met de ruimte der vertrekken,dit laatste met het nuttige doel het kostgangers-wezen tegen te gaan; de strekking toch van eenen ander is terecht dat het geen zin heeft het wo-ningpeil op zich zelf te verbeteren, zonder tege-lijkertijd een verstandig gebruik te vorderen! Hetis maar jammer dat de uitvoering der Wet met be-trekking tot deze zoo belangrijke bepalingen veelalslechts beperkt bleef tot een ingrijpen in bepaaldegevallen!Voorts bevatten de voorschriften die de onbe-woonbaarverklaring van krotwoningen regelen,eveneens een heilzamen socialen maatregel, wat alspoedig na de invoering van de Woningwet bleekuit het groot aantal woningen, dat niet meer voorherstel in aanmerking kwam, en hoe talloos velegezinnen zijn er ook sedert dien aan den deprimee-renden invloed, die er van een slechte woning uit-gaat op alien die er in wonen, onttrokken! ^)^) Werken als ,,Rotterdam in de ige eeuw" van L.J.C.J.van Ravesteijn, waarin de woningtoestanden in een grootestad voor 1900 worden geschilderd, en ,,Friesland en deWoningwet" van J.H.Faber, weergevende de ,,schrome-lijke" gesteidheid in kleinere steden en op het platteland,kunnen daarvan een denkbeeld geven.^) Te Rotterdam waren er volgens gegevens van denDirecteur van den Woningdienst alleen in het stadsgedeelte,bekend als de oude stadsdriehoek (begrensd door dijk enARTIKELENDat tevens het algemeen belang hiermede tenzeerste gediend is, moge blijken uit een uitspraakvan Prof. Bonger dat bij alle factoren welke mede-werken tot de criminaliteit, de slechte woning-toestanden een buitengewoon belangrijke rol spelen.Het tweede grondbeginsel der wet, dat devoorwaarden regelt voor de stichting van nieuwewoningen met rijksvoorschot, heeft tengevolgegehad dat er in de groote steden zoowel als ophet platteland overeenkomstig de bedoeling vanden wetgever vereenigingen kwamen ,,uitsluitendwerkzaam ter verbetering van de volkshuisvesting",welke geheel belangeloos leiding hebben gegevenbij de stichting van een beter woningtype vooralle groepen der volksklasse. Er blijkt uit tal vanplaatsen in de Memorie van Toelichting, hoezeerde vaders der wet bij haar samenstelling vansociale gevoelens vervuld waren, maar vooral kandit worden opgemaakt uit de vermelding in deMemorie van Antwoord, dat men niet alles watwenschelijk is terstond wilde voorschrijven ,,teneinde de wet door te veel eischen niet impopulairte maken". Hieruit volgt dat men zich, om deWoningwet in haar vollen omvang tot haar rechtte doen komen, rekenschap moet geven van dengeest en de diepere beteekenis der wet. En ditnu hebben vele woningbouwvereenigingen be-grepen: door zich in de belangen der volkshuis-vesting in te leven, hebben zij zich met den geestder wet, welke een bij uitstek sociale geest is,Vereenzelvigd en de diepere beteekenis steedsaangevoeld, daar waar zich moeilijkheden voor-deden of perspectieven openden om ,,alles watwenschelijk is" inderdaad te bereiken.Haar eerste werk was door den aanbouw vangoede en gezonde woningen van matigen huurprijste voorzien in het belangrijk tekort van deze soortwoningen, welke de particuliere bouwer omeconomische redenen in gebreke blijft in voldoendehoeveelheid te stichten. Daarbij werd met bewustebedoeling een standaard gesteld voor hetgeen menvan een behoorlijke volkswoning mag verwachten,waarmede in hooge mate het welzijn van de arbei-dersbevolking werd behartigd, omdat weinig dingenvan zoo groote beteekenis zijn voor het gezin alseen goede en gezonde woning; maar bovendienwerden uitnemende belangen gediend van degeheele samenleving door de moreele, cultureeleen sociale verheffing van den arbeidersstand, diehet gevolg is van een doelmatige volkshuisvesting.Doch niet alleen wijdden de vereenigingen haargedempte singels) tusschen 1902 en 1907 nog 2984 een-kamerwoningen op een totaal van 5345 een- tot driekamer-woningen; bij de opname in 1927/1928 bleken er in datstadsdeel 931 eenkamerwoningen overgebleven, terwijl hettotaal aantal woningen er nog 3448 bedroeg. Men kreegdaar dus alleen een daling van het percentage der eenkamer-woningen van ? 56 op 27) wat echter niet alleen dooronbewoonbaarverklaring, doch ook door city-vormingbereikt is. (Cijfers van de geheele stad zijn niet ter be-schikking).195aandacht aan de practische en hygienische eischeneener goede woningvoorziening, van den aanvangaf zorgden zij ervoor, door de hulp van bekwamearchitecten voor haar bouwplannen in te roepen,dat de woningen op zich zelf zoowel als de groepenin haar geheel meer dan tot nu toe aan eischenvan schoonheid voldeden, een factor van ideeelebeteekenis, waarmede in de laatste helft der vorigeeeuw maar al te weinig rekening was gehouden!Het indirect gevolg hiervan is geweest dat ver-schillende gemeenten, welke later eveneens van definancieele paragrafen der Woningwet gebruikmaakten om woningen van beter type en kwaliteitte stichten, meer en meer haar aandacht aan ditesthetisch uiterlijk der woninggroepen en haaromgeving gingen wijden, en zoo is, dank zij demogelijkheden door de Woningwet geschapen, devolkswoningbouw in ons land op een hoogerpeil gekomen.Van hoeveel algemeen nut is het verder niet datde vereenigingen, dank zij den rijkssteun voorhet bouwen van woningen, in de groote stedenen industriecentra in navolging van wat in hetbuitenland, met name in Engeland, door groot-industrieelen en in ons land door Gebr. Stork teHengelo was tot stand gebracht, meerdere tuin-dorpen en woonwijken met het karakter van eentuindorp hebben kunnen stichten, waardoor hetgoede eengezinshuis voor de groote gezinnen weerin eere hersteld werd, met de voortuinen, hetgroen en de bloemen en de bekoring daarvan!Het gaf een straatbeeld aan den rand eener staddat een vreugdevolle afwisseling hood op de aller-eentonigste, eindelooze huizenrijen, gebouwd inhet laatst der vorige en het begin dezer eeuw.Zoo heeft de woningbouwvereeniging Maatschappijvoor Volkswoningen te Rotterdam in 1914 nabij hethavenkwartier aan den Linker-Maasoever heteerste boeiende straatje van tuindorpaspect ge-sticht, wat aanleiding is geworden dat de gemeentede geheele woonwijk aldaar, thans Bloemhofgeheeten, voor een dergelijke bebouwing heeftbestemd, waardoor er een dorpsbuurt is ontstaandie de bewoners instaat stelt het van ouds geliefdevrije huisje weder te bewonen en het buitenlevente genieten, niet ver van den Rechteroever der stad,waar slechts verdiepingbouw mogelijk is. Ongeveertegelijkertijd kwam op eenigen afstand het fraaiaangelegde tuindorp ,,Vreewijk" tot stand, thanscirca 2400 woningen groot, waar het voor debewoners, te midden der mooie beplanting en metde natuur rondom, een lust is te leven, met al dewisselwerking van dien.Den gezonden en levenskrachtigen invloed vangroen en bloemen heeft men trouwens ook bijhoogbouw weten te verkrijgen door den aanlegvan achtertuinen en fraaie binnenterreinen, welkelaatste veelal van de vroegere binnenplaats-wanorde verschillen als de stralende dag van denmeest triesten nacht! Door middel van voor-196AETIKELENlichting en door het houden van tuinwedstrijdenop eigen erf is de liefhebberij van tuinieren methaar gunstige uitwerking op stemming en gezond-heid daarbij vaak met succes aangewakkerd.Van sociaal inziicht getuigt ook het standpuntvan vele woningbouwvereenigingen, dat haar pHchtniet is volbracht met het stichten van nieuwewoningen volgens een beter woningtype en vanbeter kwahteit dan vroeger gebruikelijk, dochdat een belangrijk deel daarvan nog is de bewonerste leeren de waarde der woning op prijs te stellenen haar voordeelen ten voile te benutten. Wantde beteekenis eener goede woning was vooralvoor de arbeidersgezinnen in den loop der jarenvrijwel geheel verloren gegaan; de trek naar degroote steden en fabriekscentra was oorzaakgeweest dat daar in korten tijd aan een maximumvan arbeiders onderdak moest worden verschaften zij dientengevolge in veel te kleine, slechteruimten werden ondergebracht, waardoor datkostbaar bezit: het warme gevoel voor de woning,nu deze geen gezellig thuis meer was, erbij werdingeboet.Nu er echter weer een woongelegenheid ge-schapen was, door een goede inrichting geschiktvoor haar doel, en met voldoende ruimte om eenomgeving te vormen, waarin het behagelijk zouzijn te leven, nu moest de onverschilligheid voorde woning in waardeering worden omgezet. Hetging niet alleen om de stoffelijke belangen van dearbeidersklasse, maar om den algeheelen vooruit-gang der cultuur!Mede met het oog op deze afzonderlijke taak,welke men zich stelde, werd de vrouw geassumeerd,daar zij met haar specifiek vrouwelijke eigen-schappen de aangewezen kracht was om de huis-vrouwen te onderrichten hoe van de voordeelenharer woning het meeste profijt te trekken, waarbijhaar intuitie haar tevens zou doen gevoelen, hoever zij daarin gaan kon.Daar de inspectrice of opzichteres tevens belastwerd met het verhuren der woningen, was het eenbelangrijk deel van haar werk te zorgen dat dewoningen steeds betrokken werden door de cate-gorie, waarvoor ze bestemd waren, waarbij zij ookrekening had te houden met de verhouding tus-schen inkomsten en huur en, het spreekt van zelf,met de grootte der gezinnen in verband met hetaantal slaapplaatsen. Daarnevens had zij te wakenvoor een stipte huurbetaling, niet alleen omdat dehuren lager kunnen zijn, als men zorgt dat dehuuropbrengst zoo groot mogelijk is, maar vooralom het opvoedende element, dat ermede gepaardgaat, wanneer men de bewoners eraan gewenthun geldelijke verplichtingen geregeld na te komen.En bovendien moest zij blijvende ordelijke bewo-ning zooveel mogelijk in de hand werken, in deeerste plaats door een nauwgezet onderhoud derwoningen, waardoor tevens het peil daarvangehandhaafd bleef. Het voorbeeld van zorgvuldigonderhoud, zelfs tot in schijnbare kleinigheden,is ook weer van groote paedagogische waarde,omdat het de huurders opwekt op hun beurtgeregeld datgene te doen wat ertoe bijdraagt dewoning netjes en gezellig te houden. Zoo geeft hetvooruitzicht van een nieuw behangseltje en eenpotje verf voor de keuken de vrouwen vaak bijvoorbaat de gewenschte lust om heel haar woninkjeweer eens te verfrisschen en op te knappen, watook bewoner en woning weer nauwer bindt !Door haar geregelde aanraking met de gezinnen,welke veelal ongezocht verkregen wordt op despreekuren die zij houdt, opent zich voorts voorde opzichteres de gelegenheid tot steun te zijn ensociale hulp te brengen daar waar dit gewenschtblijkt te wezen.Zij heeft echter ook te zorgen dat andererzijdsdoor den bewoner het huurreglement wordt nage-komen, opdat het nut van de woningen niet doortwistpartijen, het houden van kostgangers e.d.verloren gaat; het spreekt van zelf dat zij in ditverband wel eens tegenzin van de zijde der huurdersondervindt, maar door den noodigen tact zal zijdien weten te overwinnen. Het is mijn ervaring,dat juist de goede huurders het toezicht in dewoningen op prijs stellen, omdat zij vaak genoegkomen in woningen, waar de huurders niet wordennagegaan en daardoor het groote verschil in hetuiterlijk der woningen en de netheid van trappen,portalen e.d. duidelijk kunnen waarnemen. Ookdragen bewoners, die langeren tijd onder meer ofminder toezicht wonen, tot het opvoeden dernieuwe huurders bij.De taak der opzichteres is veelomvattend, maarzij is ook daarom van zooveel belang, omdat zij erdoor in de gelegenheid is het vraagstuk dervolkshuisvesting van naderbij te betrachten endieper door te dringen in de mogelijkheden omvoor de vele moeilijkheden, welke zich daarbijvoordoen, een bevredigende oplossing te vinden.Bij de vermelding van het nuttige sociale werk,door de woningbouwvereenigingen verricht, mogevoorts nog herinnerd worden aan haar pogingen omhet bad meer binnen het bereik van den arbeiderte brengen, om den vuilen boel van de waschbuiten de woning te houden, om den kinderen hunspeelplaats te geven, en meer dergelijke algemeenebelangen bij uitnemendheid. Ook werden, demogelijkheid geschapen zijnde om van de woningweer een gezellig thuis te maken, in de nieuw-gebouwde complexen tentoonstellingen van wo-ninginrichting gehouden, ten einde den goedensmaak en het kleurgevoel uit vroeger eeuwen weeringang te doen vinden en daarmede te bevorderendat de invloed, welke van een goede woning uitgaat,ten voile tot zijn recht kan komen. Men kan danook gerust zeggen dat er veelal geen moeite werdgespaard om het groote sociale belang te dienen,waarvoor de ontwerpers der Woningwet terechtalom belangstelling hadden gewekt.ARTlKELEN 197Het derde grondbeginsel der wet, dat het moge-lijk maakte eenvoudige woningen beneden denkostprijs te verschaffen, is van niet minder socialebeteekenis dan het beginsel, dat het verstrekkenvan voorschotten regelde, omdat hierdoor degelegenheid werd geopend de betere woning, zijhet een van het eenvoudigste type, 66k binnen hetbereik te brengen van de groep der economisch-zwakken, waartoe gerekend worden te behoorende ongeschoolde arbeiders, die slecht betaaldenarbeid verrichten, zij die geen geregeld werk kunnenvinden -- veelal door de economische verande-ringen, die zich in onze maatschappij voltrokkenhebben --, gepensionneerden, gednnen, waarvande vader ontbreekt, en dergehjke minder draag-krachtigen, die nochtans niet armlastig zijn.leder die te doen heeft gehad met het verhurenvan woningen aan slecht-gesitueerden, zal er vaakdoor getroffen zijn geweest, hoeveel vergeefschemoeite deze misdeelden veelal moeten doen om eengezonde woning te vinden, als hun dit door dokter,t.b.c.-bezoekster, of dergelijke buitenstaande per-soonlijkheid is aangeraden. En toch is voor dezecategorie een goede woning evengoed als voor elkeandere van onschatbare waarde, ja, wellicht is zevoor haar van nog meer belang, omdat de anderevoorwaarden, waaronder zij leven, o.a. wat de voe-ding betreft, vooral voor de kinderen, zooveelongunstiger zijn dan voor de beter-gesitueerden.Van hoeveel nut is een woning met behoorlijkeslaapgelegenheid niet reeds ter bestrijding van dezuigelingen-sterfte ^) en van de in slechte arbeiders-woningen door gebrek aan licht en lucht veelvoorkomende Engelsche ziekte, terwijl ze 00k eenpreventief middel is tegen de verschrikkelijkstealler volksziekten: de tuberculose.Voor de fatsoenlijke financieel-zwakken is eengoede woning in een net arbeiderskwartier echterook daarom van zoo groote beteekenis, omdat dezegezinnen vaak terecht komen in krotten bij ontoe-laatbaren, waarbij zij niet behooren, want hetbegrip weinig-draagkrachtig is geenszins identischaan ontoelaatbaar of zelfs half-ontoelaatbaar; in-tegendeel men zal vaak zien dat de armste menschen') Aan gegevens van Mej. dr. van Westrienen te Rotter-dam ontleen ik: ,,niet alleen de groote kinderrijkdom ver-klaart de grootere zuigelingensterfte bij de minst-welge-stelden. Met armoede gaat vaak gepaard slechte woning-hygiene en deze heeft grooten invloed op de z.g. zomertopin de zuigelingensterfte (hieronder verstaat men het toe-nemen van het aantal sterfgevallen in de warme maandenvan het jaar). Voedingsstoornissen door bedorven melkspelen daarbij een groote rol, doch ook de warmte zelf kanden zuigeling ziek maken, wanneer deze ligt in een warme,bedompte en vochtige ruimte. Vooral de eenkamerwoningen,waar in eenzelfde vertrek gehuisd, gekookt en gewasschenwordt en waar de zuigeling met de volwassenen in debedstee slaapt, zijn in dit opzicht ongunstig. Slechte woning-hygiene (waaronder niet alleen verstaan wordt slechtebouw, doch ook een slecht gebruik van de woning) kanoorzaak zijn dat zelfs gezonde borstkinderen aan de zomer-sterfte ten offer vallen."met den meest eenvoudigen of zelfs schameleninboedel, wat zindelijkheid in de woning betreft,zich gerust met de netste der beter-gesitueerdenkunnen meten. Ook kenmerken zij zich niet doorslechte huurbetaling, of andere eigenschappen,welke een reden zouden kunnen zijn om ze met decategorie van minderwaardigen over een lijn tescheren.Van hoe groot belang intusschen de verbeteringder woningtoestanden voor de economisch-zwak-ken is, zij mag toch niet anders beschouwd wordendan als passend in de voorziening in hetalgemeen,die van boven tot onder, en het zou te betreurenzijn als de verstrekking van voorschotten -- enzoo noodig van bijdragen daarnevens -- tot dezecategorie beperkt bleef (ik heb hierbij het oog opde circulaire van den Minister van 17 Maart 1926,welker bepalingen tot heden gehandhaafd bleven),want dit zou een bedenkelijken socialen achteruit-gang tengevolge hebben, die al de winst sedertde invoering van de Woningwet geboekt, wederverloren deed gaan en bovendien zou er dan geenvoldoende gelegenheid zijn om een ander middelter voorziening in de behoefte aan woningen voorweinig-draagkrachtigen toe te passen: dat deropschuiving, een middel, dat den bouw metbijdragebelangrijk helpt beperken.Ik ben het beginsel toegedaan, dat men in hetbelang eener gestage ontwikkeling van de woning-voorziening de oogen niet mag sluiten voor deeconomische problemen, welke er ten nauwstemede verbonden zijn, men integendeel naar denweg moet zoeken om den bouw zoover eenigszinsmogelijk weder rendabel te maken, maar juist uitfinancieele overwegingen dient men niet uitsluitendeen woning-type op de markt te brengen, dat aanminimum-eischen voldoet. In een tijd van gebodenbezuiniging moet men zich veeleer afvragen, waarer in verband met de toename der bevolking endoordien het particulier bedrijf niet voldoendein de behoefte voorziet, woningen noodig zijn enaan welk soort woongelegenheid er behoefte is.Voor de huisvesting van den beter-gesitueerdenarbeider zullen in den regel, met name in de grootesteden, de eigenbouwers voldoende zorgen, mitsgeen onverstandige grondpolitiek hen daarin be-lemmert, daarom zal er voor deze groep niet dan bijuitzondering en alleen om een standaard te stellen,rijksvoorschot -- dat met de rente weder in deschatkist terugvloeit -- verstrekt behoeven teworden. Waar echter de particuliere ondernemerslechts voor een klein deel in de behoefte aan wo-ningen voor de matig gesitueerden voorziet, zullener voor deze categorie, eveneens met rijksvoorschot,woningen gebouwd moeten worden, die het uiteen sociaal oogpunt blijven winnen van de wonin-gen, voor den oorlog door het particulier bouw-bedrijf gesticht, doch waarvan uit een oogpuntvan geboden bezuiniging de ruimte kan gedistri-198 ARTIKELENbueerd warden, dat wil zeggen dat aan elk gezinniet meer vertrekken, met name slaapkamertjes,verstrekt worden dan die, welke de hygiene ver-eischt; men bespaart dan 2;oowel op de bouw- alsop de bedrijfskosten.Te dezen einde is het gewenscht woningen tebouwen ongeveer van eenzelfde type -- bestaandeuit woonkamer en keukentje! -- doch met eenverschillend aantal slaapvertrekjes. Sticht men eenflink aantal woningen tegelijk, in de groote stedenbijvoorbeeld een vierhonderdtal -- dit is eengoedaantal om economisch te bouwen, -- en zorgtmen dat de bouw vlug afloopt, liefst in een sei^oen,en zoo dat de winter buiten spel blijft, dan bezigtmen een ander middel ter besparing op bouw-kapitaal en exploitatie-kosten. Voor een woning-type van gemiddeld 210 M*. inhoud aldus gebouwd,komen de stichtingskosten in de steden thans oprb / 2700.-, zoodat de huren bij een rentetype van5 % voor de annuiteiten al naar de grootte derwoning kunnen varieeren van / 4.60 tot / 5,- eneen bijdrage niet noodig zal zijn. Maakt menverschil in de huurprijzen voor hoofd- en zij-straten, dan kan men nog goedkooper woningenop de markt brengen, mits natuurlijk niet de grond-prijzen door een onverstandige grondpolitiek ofhet stellen van ongemotiveerde eischen omhoogworden gedreven.Wat niet vergeten moet worden, is dat vlugverhuren van vrijkomende woningen eveneens demogelijkheid om de huren laag te houden bevordert.Om schade door leegstaan te voorkomen is alweerzorgvuldig onderhoud van de woning van grootbelang en op de kosten van dit onderhoud kanbelangrijk bezuinigd worden door het in eigenbeheer te nemen. Zoo zijn de verschillende kantenvan het woningvraagstuk allerinnigst met elkaarverbonden!Heeft men in een gemeente ongeevenredigdgroot woningbezit uit den tijd der crisisjaren, toenin hoofdzaak voorschot verleend werd voor wonin-gen met vijf vertrekken, en wordt hiervoor nog eenbijdrage genoten, dan is het gewenscht voor dekleine gezinnen, die hierin gehuisvest zijn, wonin-gen te bouwen uitsluitend met een en twee slaap-kamertjes, waarvan de stichtingskosten in desteden, 66k doordien ze vlugger zijn te bouwen,thans ? / 2450.- zullen bedragen. De grooterewoningen, welke dan vrij komen, kunnen verhuurdworden aan gezinnen, welke voldoende inkomstenhebben om den vollen kostprijs te betalen.Een dusdanige handelwijze is geheel in overeen-stemming met den geest van art. 18, ^e lid van hetWoningbesluit, volgens hetwelk de bijdragen wor-den verleend tot dekking van het tekort, dat op deexploitatie-rekening overblijft, nadat de huren zoohoog zijn gesteld als de omstandigheden toelatenen die bedragen worden verminderd of ingetrokken,zoodra de omstandigheden dat mogelijk maken,maar zij dient ook het groote sociale belang datvan een financieel-economische huurpolitiek af-hankelijk is.Het is voorts noodig een onderzoek in te stellenzoowel naar de financieele als naar de maatschappe-lijke omstandigheden van de huurders der woning-wetwoningen, welke voor den oorlog gebouwd entot dekkende huren verhuurd zijn -- als tenminstede huurprijzen daarvan nog niet genivelleerdwerden -- ten einde na te gaan of bedoelde om-standigheden verhuizing naar een duurdere woon-gelegenheid wettigen, in welk geval de goedkoopewoningen verhuurd kunnen worden aan weinigdraagkrachtige gezinnen uit slechte woningen,waarvoor dan slechts ter aanvulling van het tekortaan woningen voor deze categoric gebouwd behoeftte worden.De arbeider met betere en ook die met matigeinkomsten moet er m.i. aan gewennen meer voorhet wonen te besteden en wel minstens het deel,dat de slecht-gesitueerde ervoor moet neerleggen;het hygienisch-sociaal belang van de algeheelevolksklasse is er mede gemoeidlBezuinigt men door opschuiving op de uitgavenaan huurbijslag voor de economisch-zwakken, dankan men zoo noodig ook een deel van het uitge-spaarde bedrag besteden voor een bedrijfsbijdragevoor woningen ter huisvesting van weinig-draag-krachtige groote gezinnen. Vooral in groote stedenis de woningvoorziening voor deze groep dikwijlseen probleem op zich zelf, omdat de meeste oudewoningen er volgepropt met menschen zijn.Het verhuizen van de normale arbeiders uitwoningen, welke in verband met de lage hurenbeter aan de economisch-zwakken verhuurd kun-nen worden, kan in groote steden 66k bevorderdworden door aanbouw van nieuwe woningen inof nabij het centrum der stad, daar eraltijdmannenzijn, die in verband met hun werkzaamheden inden nacht thuis komen of zeer vroeg in den morgenop het werk present moeten zijn en daarom gaarnein het hart der stad wonen. Door afbraak vankrotten toch komt er daar ook wel grond vrij,die niet voor city-vorming noodig is. Aan dezemogelijkheid heeft de wetgever blijkens de Memorievan Toelichting op art. 30 ook gedacht, al is hetdan in verband met de verleening van bijdragen.,,Soms echter", zoo staat er, ,,zullen de kosten,vooral als men zich ten doel stelt in de centrader groote steden vuile sloppen en stegen innieuwe gezonde arbeiderswijken te herscheppen,zoo groot zijn, dat zonder bijdrage de zaak zoumoeten worden opgegeven". Soms en vooral zijnonderstellingen, die nochtans de mogelijkheidniet uitsluiten -- zoo de krotten tijdig tegen goed-koopen prijs zijn aangekocht en wellicht bij hoog-bouw, -- dekkende huren voor den beter-gesitu-eerden arbeider te verkrijgen ^).^) Te Rotterdam waren er volgens gegevens van denDirecteur van den Woningdienst in 1919 een aantal van13.988 woningen met huren beneden / 2.50; volgens zijnARTIKELEN 199Voor de allerarmste gezinnen kan een gemeentein de behoefte aan behoorlijke woningen voorzien,door nog betrekkelijk goede oude woningen aante koopen en daaraan tijdig de noodige verbete-ringen te doen aanbrengen, waarmede zij geens^insin strijd handelt met de Woningwet; integendeelpar. 7 art. 36, le lidc machtigt de gemeenteraden,,tot aankoop van gronden en tot aankoop, aanbouwof verbouw van woningen in het belang der volks-huisvesting voor rekening der gemeente". Bij eendergelijken aankoop en verbetering van woningenheeft men het tevens in de hand tegen overvullingder vertrekken te waken, door de ruimste woningenaan groote ge^innen, de meer bekrompene aanoudere echtparen en alleen wonenden te verhuren,waardoor reeds dadehjk een belangrijke verbeteringwordt verkregen, die in hoofd^aak het jongeregeslacht ten goede komt.Men verricht prachtig sociaal werk door systeemte brengen in de woningvoorziening voor allelagen der bevolking en een gemeente, welke daaropzelf niet is ingericht, mag dit werk daarom nietachterwege laten, doch geve het in handen vaneen te goeder naam en faam bekend staandewoningbouwvereeniging.Een zeer belangrijke sociale taak, welke te ver-vullen is bij het streven naar verbetering van hetwoningpeil, is die der reclasseering, Het is alweereen der gunstige gevolgen van de Woningwetdat men zich de vraag is gaan stellen wat te doenmet de gezinnen, welke door overheidsmaatregelenverhuizen moeten, doch tengevolge van slechtebehuizing dermate hygienisch en moreel zijngezonken, dat zij een gevaar opleveren voor deomgeving en dat er van het overbrengen zonder meernaar een nieuwe woning dus geen sprake kan zijn.De vraag is op verschillende wijzen beantwoord;er zijn grootscheepsche voorzieningen getroffen(o.a. in den Haag en Amsterdam), die de gemeen-schap veel geld kosten, wat m.i. verkeerd is, daaimen hier het sociaal belang daarom aan het eco-nomische moet paren, wijl het tevoren vaststaatdat een deel der minderwaardigen, psychisch-achterlijk zijnde, ondanks alle opvoedende maat-regelen, niet voor verbetering vatbaar is. Anderegemeenten pasten een eenvoudiger stelsel toe,eveneens gepaard gaande met pogingen tot reclas-veronderstelling zouden er daarvan sindsdien 3000 ver-dwenen zijn en is deze groep dus thans nog op rond 11.000te schatten. Dit zijn volgens genoemden Directeur vrijweizonder uitzondering woningen, die niet aan de vereischtenvan een goede woning voldoen. Hoe buitengewoon nuttigzou het dus zijn als deze woningen, waarvan een groot deelin ,,vuile stegen en sloppen" bijeengedrongen is, werdengesloopt en er nieuwe woningen voor het beoogde doelwerden opgebouwd in ruime, gezonde straten, waardoordan tevens veel wonde plekken zouden worden uitgesneden,die haar stempel drukken op de bewoners zoowel als op deomgeving. Men zou dan 00k bereiken dat een aantal wonin-gen van te lage huurwaarde, welke de prijzen drukken,van de woningmarkt werden afgevoerd.seering, maar alle misten een regel voor de af-vloeiing der verbeterde gezinnen zoowel als van deonverbeterlijken. Daarnaast waren er gemeenten,die de slechte gezinnen afzonderden zonderpogingen in het werk te stellen om ze te verbeteren,waarmede men zich al te gemakkelijk van eenmoeilijke taak afmaakte, daar men hierdoor hetjongere geslacht prijsgaf aan volslagen verwording.Het eenvoudigste systeem, dat de overheidbetrekkelijk weinig kost, is m.i. de gezonkenenallereerst in observatie te nemen in tot door-gangshuizen te bestemmen woningen, die eenbetere huisvesting dan de vroegere bieden, en zedaar onder scherp toezicht, en aan de hand vaneen huurreglement, orde en regel bij het gebruikeener woning te leeren. Voor deze huizen kunnengoede oude panden gebezigd worden, die voor hetdoel ingericht zijnde, ten hoogste aan zes gezinnenonderdak verschaffen, of wel men gebruikt eengroep bestaande eengezinswoningen; echter is,om de menschen spoediger in hun tekortkomingenen eigenaardigheden te leeren kennen en om zeeraan te gewennen behoorlijk met hun even-menschen om te gaan, een huis, waarin zij tezamenwonen, te verkiezen. Is het installeeren overeen-komstig de grootte van het gezin volbracht, danis het taak het waardigheidsgevoel der verschillendeleden van het gezin op te heffen, o.a. door promptehuurbetaling, ordelijke en zindelijke bewoningen vreedzaam bij elkander leven te verlangen.Naast deze tehuizen zijn voor het reclasseerings-werk noodig:a. een aantal goede woningen, welke als over-gangswoningen dienst moeten doen;b. een groep behoorlijke eengezinswoningen terhuisvesting der moeilijkste gezinnen;c. complexen oude woningen voor de onver-beterlijken, al naar gelang der behoefte;d. leegkomende normale woningen voor de ge-reclasseerden, waaronder van lagen huurprijsvoor de weinig-draagkrachtige en ruime wonin-gen voor groote gezinnen.Een afzonderlijke ligging der groepen ondera, 6 en c is wenschelijk om beinvloeding van deminderwaardigen op de voor verbetering vatbarente voorkomen en 00k om niet het stempel van eeninrichting op de woningen te drukken, wat wellichtde mannen en oudere kinderen in hun bestaans-voorwaarden zou belemmeren.Een gezin, dat zich in het doorgangshuis opredelijke wijze heeft weten aan te passen aan dedaar gestelde eischen, moet vervolgens in een over-gangswoning, waar het minder voelbaar gecontro-leerd wordt, gedurende langeren tijd blijk hebbengegeven van opheffing en beterschap, alvorens hetaanspraak op een nieuwe woning met meerderegerieven kan maken. De moeilijke gezinnen, diein het doorgangshuis geen reden tot tevredenheidhebben gegeven en daarom naar de woningen onderb bedoeld verhuisd zijn, doch daar na verloopvan200AftllKELfiNtijd onder voortge^et streng toezicht, gepaardgaande met sociale en opvoedende zorg, in hetrechte spoor zijn gekomen, kunnen naar de over-gangswoningen bevorderd worden, weike ze, alsde verbetering aanhoudt, later voor een normaleen nieuwe woning kunnen verwisselen.De gezinnen echter, die ondanks alle pogingentot verbetering telkens weer in het oude kwaadvervallen van het laten vervuilen der woning, hetmaken van ruzie, het overlast aandoen door dron-kenschap, prostitutie onder eenigerlei vorm enslechte huurbetahng zonder noodzaak -- zij diehet met dit laatste al te bont maken, moeten alreeds uitgezet zijn --, behooren ten slotte onderdakgebracht te worden in de woningen c, waar mennog slechts heeft te zorgen dat ze binnen deperken blijven, doch dan dient men, zoo dit krach-tens de wet mogelijk is, om de kinderen voorverder verderf te behoeden, de ouders uit de ouder-lijke macht te doen ontzetten. In geen geval mogendergelijke gezinnen lang in de woningen onder b,waar ze het rehabihteeren van minder-verwaar-loosden in den weg staan en opstopping vooranderen veroorzaken, getolereerd worden.Het is echter duideHjk dat dergelijke bewoners,die goede woningen in korten tijd weder tot krottenmaken, om economische redenen niet in nieuwewoningen ondergebracht moeten worden, doch dateen deel van de tienduizenden oudere woningen,welke er in een stad nog zijn en waarin zelfs zooveelgoede gezinnen gehuisvest zijn, mits hygienisch-voldoende, toch nog wel dienstig is om er onver-beterlijke slechte huurders in onder te brengen;het past zelfs in het systeem dat een onderdakvoor deze categoric niet al te aantrekkelijk moetworden gemaakt!In bovenbedoelde reclasseeringswoningen kun-nen, indien in voldoende hoeveelheid voor hetdoel beschikbaar gesteld, ook pogingen tot ver-betering aangewend worden bij gezinnen, diedoor andere oorzaken dan overheidsmaatregelendakloos dreigjen te worden. Op hoe grooter schaalde reclasseering kan toegepast worden, hoe meergezinnen die vaak door verschillende omstandig-heden in het leven neergehaald zijn, er onttrokkenkunnen worden aan den zelfkant van het leven,waar zij anders gedoemd zijn tot het einde van hundagen te blijven.Een stelsel in den geest als het? hierboven ge-schetste, is te Rotterdam op bescheiden schaal metsucces toegepast door de Maatschappij voor Volks-woningen, waaraan in de dagen van den ergstenwoningnood door de gemeente de zorg der dak-loozen was opgedragen. Door gebrek aan eenvoldoend aantal der benoodigde woningen konhetniet tot voldoende ontwikkeling komen, doch deproef der deugdelijkheid heeft het doorstaan, daarhet in den loop van vijf jaar met een 200-tal woningenals bovenbedoeld ? i57 gezinnen als gereclasseerdaan de maatschappij heeft teruggegeven.Een der moeilijke vraagstukken, welke bij dewoningvoorziening voor alle groepen naar vorenkomt, is dat der huisvesting van onvolledige ge-zinnen. In Engeland heeft men gemeend deoplossing te vinden door de stichting van Family-Homes, in ons land is het in studie genomen dooreen vanwege den Armenraad te Amsterdambenoemde commissie, welke in haar uitgebrachtrapport eveneens de wenschelijkheid van de op-richting van gezinstehuizen naar voren bracht.Een naar aanleiding van dit rapport ingesteldeCommissie van Advies inzake de stichting vandergelijke tehuizen, maakte een plan, bestemd voor24 gezinnen met 96 kinderen, doch vermeldde inhaar rapport dat van een dekkende bedrijfsrekeninggeen sprake zou kunnen zijn. Dit financieelebezwaar is waarschijnlijk een der redenen, waaromhet tot de stichting van een dergelijk tehuis nogniet is gekomen en de oprichting van meerderetehuizen naar gelang der behoefte zal het zeerzeker in den weg staan. De andere schaduwzijdevan een dergelijke voorziening is dat de gestichts-vorm niet geheel te vermijden zal zijn.De Maatschappij voor Volkswoningen te Rotter-dam heeft gemeend een poging ter huisvesting vanonvolledige gezinnen in het werk te moeten stellen,door bij den bouw van een groep woningen enkeledaarvan te bestemmen voor een dergelijk gezin,grenzende aan even zooveel woningen voor eenouder echtpaar zonder inwonende kinderen, waar-van de vrouw geschikt en bereid zou zijn, tegeneen door den belanghebbende te betalen vergoeding,de werkzaamheden der ontbrekende huisvrouw teverrichten. Indien deze proef slaagde, zouden debezwaren van belangrijke kosten en niet voldoendehandhaving van het gezin aan de stichting vantehuizen verbonden, zijn ondervangen; gelukteze niet, dan zouden de woningen weder normaaldienst kunnen doen. De Maatschappij heeft dezewoningen thans een vijftal jaren in beheer enheeft daarbij de ervaring opgedaan, dat er zichslechts sporadisch onvolkomen gezinnen kwamenaanmelden, waaruit men de gevolgtrekking moetmaken, dat de gezinshoofden in kwestie lieverbaas in eigen huis blijven. Bovendien is het zeermoeilijk gebleken de oudere lieden te vinden, dieniet alleen genegen zijn om de verzorging van hetonvolledige gezin op zich te nemen, maar daartoeook de gewenschte eigenschappen bezitten. Dezemoeilijkheid doet echter aan de waarde van hetsysteem als zoodanig niets af en verdere proef-nemingen in andere steden verdienen dan ookaanbeveling. In elk geval is de mogelijkheid omvoor dit vraagstuk een afdoende oplossing te vindenop den voet van de Woningwet, niet uitgesloten,wat alweer van groote sociale beteekenis is, daarhet er hier om gaat geestelijke en lichamelijkeverwaarloozing van opgroeiende kinderen, exploi-tatie van te kleine meisjes, onzedelijke verhou-dingen, onberaden huwelijken en dergelijke mis-ARTIKELEN201standen meer, te voorkomen. Wie het niet ervarenmocht hebben in de praktijk, kan er zich gemak-kelijk een voorstelling van maken welke ellendener het gevolg van zijn, als in een gezin het gezagvan den vader of de 2;org en het toezicht van demoeder ontbreekt.Een ander vraagstuk, dat 00k de Staatscommissietot voorhchting over wetteHjke maatregelen totbestrijding van de tuberculose naar voren heeftgebracht, is dat der huisvesting van tuberculose-Hjders. Deze commissie gaf in haar verslag metbetrekking tot den woningbouw (Tijdschrift No. 10van 1922), o.a. de conclusie: ,,Verplicht stellendat bij den bouw met steun van de overheid, zoonoodig een zeker aantal verspreid Hggende wonin-gen voor zieken ter beschikking wordt gesteldom daarin gezinnen, waarin lijders van tuberculosevoorkomen, onder te brengen." Volgens mijnmeening is in deze conclusie de juiste oplossmgaangegeven: een zeker aantal verspreid Hggendewoningen in de complexen voor de zieken tebestemmen. Een gezin, dat een tuberculoselijdertelt, bestaat gewoonlijk uit meerdere gezinsleden,welke niet aan de ziekte lijdende zijn en voor hen,met name de kinderen, beteekent het verblijf ineen vi^oninggroep, waar huis aan huis patientenzijn, groote kansen om eveneens met de ziektebesmet te worden. Men brenge dan 00k tuber-culose-lijders in woningen van het beste type,liefst aan den rand der stad en in vrije huisjes, of,zoo dit niet mogelijk is, bij hoogbouw in de bene-denwoningen, en in beide gevallen daar waar eenmaximum aan zon de woning binnendringt!In het Zeitschrift fiir Wohnungwesen van 10Jan. 1925 schreef dr. R. Lehmann een artikelover Liegedacher und Tuberkulosebekampfung,waarin hij den raad gaf in elke woninggroep eenligdak te bouwen, behoorlijk beschermd tegenwind, waar de zonbestraling kan plaats vinden.Bij de Maatschappij voor Volkswoningen ligt eenplan gereed om op een ruim en fraai binnenterreinvan een woningcomplex, te midden van achter-tuinen van huurders, welke een lust zijn voor hetoog, een lighal voor zieke bewoners te maken,waaromtrent dr. Wagener, directeur van de Tuber-culosevereeniging te Rotterdam, zich na gevraagdadvies als volgt heeft uitgelaten:,,Uw plan komt mij zeer geschikt voor en aardigbedacht. Het slagen hangt natuurlijk veel af vande ligging ten opzichte van de heerschende windenen van de opvatting der menschen. In elk gevalvind ik de gedachte zoo vernuftig, dat ik een proefin die richting zeer zou toejuichen."Met het bovenstaande heb ik getracht het kost-baar juweel te belichten, dat de Woningwet uiteen sociaal oogpunt mag heeten. Binnenskamerskan het voile licht er echter niet op schijnen,daarom zou ieder die van de onschatbare waardevan de wet overtuigd wil worden, een tocht moetenondernemen door al de stegen, sloppen en gangenvan een groote stad en daar de duizenden donkerewoonkrotten en slechte, uitgewoonde woningenbinnen moeten gaan, welke in verband met hetbelangrijk gebrek aan woningen dat er nog steedsbestaat, niet aan de beurt voor onbewoonbaar-verklaring of onteigening zijn gekomen, alwaarzich dan een wereld van ellende en wanorde zouontsluiten, ontstaan door een tekort aan ruimte,licht en lucht en door gebrek aan toezicht tevens,omvervolgens, na een droeveomzwervingtemiddeneener woningmisere, die tot een obsessie wordenzou, een excursie te maken naar de woningwet-woningen aan den buitenkant der stad in het voilelicht van ruime straten en temidden van groenen bloemen, waar de zongebrande kinderen zichin vroolijk spel vermaken en waar een bezoek aande gezonde, zindelijke woningen met haar nettekeukentjes en slaapvertrekjes aan de buitenluchteen vreugde zijn zal! Want dan, dan zal men eenwet, die dergelijke omwentelingen teweegbrachtop een gebied van zoo overgroot belang voor degeheele menschheid, uit voile overtuiging eensociale wet noemen, die een zegen is voor demaatschappij.H. C. J. C. BEERSTECHERPRAEADVIES VAN MEJUFFROUW P. H. HU-BREGTSEINLEIDINGVan de sociale wetten, die sedert het eind dervorige eeuw tot stand kwamen, is de Woningwetwel een der voornaamste en een der meest zegen-rijke geweest.Waar men in Nederland komt, in de grootesteden, in de groeiende industriecentra of in dekleinere plaatsen, overal ziet men woningcomplexen,gebouwd met steun van de Woningwet. Daarnaastziet men slechte woningen verdwijnen door onbe-woonbaarverklaring, en in de grootere steden hetsaneeren van heele wijken door onteigening totverbetering der volkshuisvesting, en ziet men dennieuwbouw en de stadsuitbreiding geschiedenkrachtens verordeningen en plannen door de Wetvoorgeschreven.De wet berust, volgens de Memorie van Toe-lichting, die haar bij de indiening vergezelde, opde belangrijkheid van het woningvraagstuk, opde groote beteekenis van een goede woning uitmoreel, hygienisch en economisch oogpunt, enop de wenschelijkheid van staatstusschenkomst totverbetering van woningtoestanden.Zeker is het overbodig hier nog eens uiteen tezetten de waarde van een goede huisvesting, enhaar nauw verband met het stoffelijk en geestelijkwelzijn van ons volk, en te betoogen dat daaromjuist voor de economisch zwakken een goede woningvan zooveel belang is.203 AETIKELENSOCIALE WERKING DER WETDe werking der wet is drieledig.In de eerste plaats voorkomt ze het ontstaan vanmisstanden, doordat de gemeenten worden ver-plicht een bouw- en woonverordening en een uit-breidingsplan vast te stellen. Hierdoor wordtbereikt dat de nieuwbouw allerwegen aan redelijkeeischen voldoet, ook al wisselen die eischen naarplaatselijke toestanden.In de tweede plaats zorgt %t voor het doen ver-dwijnen van misstanden door aanschrijving totverbetering, onbewoonbaarverklaring en onteige-ning in het belang van de verbetering der volks-huisvesting, De bepalingen, die hierop betrekkinghebben, maken het mogehjk krotten en sloppenop te ruimen, die de bewoners hygienisch en moreel,en daarom ook in ecomomisch op^icht schaden.In de derde plaats bevordert ze het scheppenvan goede toestanden, doordat %
Reacties