1Vo FhmiiewesTing ^r \ ^Ste IOrgaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw en van den Nationalen Woningraad,waarin opgenomen de mededeelingen van den Rijks-dienst voor het Nationale Plan, en tevens gewijd aanden WederopbouwJuli-Aug. 1944 25e Jaargang no. 7/8ben bouwen dat op de gezonde klossieke prin-cipes berust van techniek en economle en datgegrondvest is op de beglnselen eener moderneaesthetiek ... ziedoar een bouwen zooals de toe-komst het van haar bouwheeren verlangt. Eenbouwen ook zooals FA AS het opvat en wlluitvoereni Vraag vrijblijvend advies.FAASAANNEMERSBEDRIJFMakers van alle bodem-, bouw- en waterwerken.Muiderschans 30, A'dam, TeL 54952-50452-56843334Wij leveren nogZONDER METVERGUNNING:BehangselverfMineraalverfvoor binnen en buitenVitello koudwaterverfin poeder (los en verpakt)WegenverfWodan grondverfvoor plasticWodan-plasticImpregneermiddelvoor dekkleedenOliehoudende verven-lakken en vernissenPatent (afbijtmiddel)StrepenverfSynthetische verfvoor binnen voor houtwerkWodan lakplamuurWodan Temponeerverf? i AN?VERF- & LAKFABRIEKENJACOB MARTENSAMSTERDAM TEL. 87880-87893Donker Curtiusstraat 9-11310bbeton-bonw en waterbonwkiindig^e werken340Tijdschrift voorVolkshuisvesting enJuli-Aug. 194425e Jaargang No. 7/8Maandblad iStedebouwOrjgaan van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw en den NationalenWoningraad, Algemeenen Bond van Woningbouwvereenigingen, waarin opgenomen de mede-deelingen van den Rijksdienst voor het Nationale Plan, en tevens gewijd aan den WederopbouwRedactie: H. P. ]. Bloemers, J. Bommer, Jhr. M. J. I. de Jonge van Ellemeet, Ir. L. S. P. Scheffer, Ir. P. Bakker Schut,Mr. J. Vink, Drs. H. van der Weijde, Ir. J. M. A. ZoetmulderMedewcrker voor den Wederopbouw: Dr. Ir. Z. Y. van der Meer, Algemeen Secretaris van den Algemeen Gemachtigdevoor den Wederopbouw en de BouwnijverheidAdres voor Redactie en Abonnementen: Lange Voorhout 19. 's Gravenhage, Telefoon 115720Advertendes! Keizersgracht 188, Amsterdam C, Telefoon 49128Officieele mededeelingenNederlandsch Instituut Jaarvergadering - ?Deze had plaats op Zaterdag 24 Juni te Amsterdam. Dejaarstukken werden door de vcrgadering goedgekeurd.Aan den Penningmeester werd decharge verleend van zijnbeheer over het afgeloopcn jaar, in overeenstemming met hetvoorstel van de Kascommissie. De begrooting voor 1944werd eveneens goedgekeurd.De vergadering besloot voorts tot herbenoeming van de bei-de aftredende bestuursleden, Mej. P. H. Hubregtse en denMeer ]hr. M. J. I. de Jonge van Ellemeet.Na afloop v^an het huishoudelijk deel der vergadering hieldde Heer Mr. J. Everts een lezing over de huisvesting vanbejaarden. Na de pauze sprak de Heer Ir. W. de Bruyn overplaats en beteekenis van de schoonheidszorg in het geheelvan stedebouwkundige bemoeiingen.Beide lezingen werden gevolgd door eenige gedachtenwisse-ling.De wederopbouw van stad en landGedurende -de maanden Maart en April zijn de onteigenings-procedures in verband met den wederopbouw in een verderstadium gekomen in de volgende gemeenten: Arnhem, denHelder, Raamsdonk, Rotterdam, Schiermonnikoog, en Ter-munten.In Rotterdam werd op zeer beperkte schaal doorgegaan methet opruimen van fundeeringen en het afleveren van puin.Het trekken van palen kon regelmatig voortgang vinden.Ook in Middelburg kon wederom melding worden gemaaktvan de reeds vroeger genoemde werkzaamheden, namelijkdie aan den Abdijtoren, de beide kerken en het stadhuis, deaanleg van tijdelijke bestratingen in de binnenstad en de aan-leg van straten op 't Zand.In de gemeente Enschede werd een Bouwbureau opgericht,dat onder leiding zai staan van Ir. J. Sluiter aldaar.De Rotterdamsche woningkartothekendoor Dr. J. G. RamakerDat zij die geroepen zijn om leiding te geven aan de volks-huisvesting in een gemeente, goede woningstatistieken nietkunnen ontberen, is een stelling die bij den lezerskring vandit tijdschrift wel geen tegenspraak zal ontmoeten. Ik meendan ook zonder verdere inleiding over te kunnen gaan tot eenbespreking van de gegevens, welke de Rotterdamsche wo-ningkartotheken bevatten en die den voornaamsten grond-slag vormen van de statistieken op het stuk der volkshuis-vesting dier gemeente. Ter vermijding van misverstand voegik hier onmiddellijk aan toe, dat er nog wel eenige tijd zalverstrijken eer de documentatie, welke op 14 Mei 1940 werdvernietigd, gereconstrueerd en gemoderniseerd volledig terbeschikking zal staan.De Dienst van Volkshuisvesting te Rotterdam heeft of vormtdrie verzamelingen:a. de woningkaartjes, welke inlichtingen verstrekken om-trent (1) de huurwaarde, (2) het leegstaan of het gebruikvoor andere doeleinden der woning, (3) het aantal gezinnendat er is gehuisvest en (4) het karakter der woonruimte, n.l.gewone woning, bedrijfswoni-ng, bewoonde ,,niet-woning";b. de pandkaarten, welke een beschrijving en een schets ge-ven van de woningen die het pand bevat;c. de ponskaarten, welke voor elke woning gegevens metbetrekking tot 56 gezichtspunten bevatten, een aantal dat ---mocht de behoefte blijken -- uitgebreid kan worden, aange-zien de kaart nog 7 reserve-kolommen telt.De onderlinge verhouding van deze drie verzamelingen isaldus, dat de eerstgenoemde de variabele gegevens bevat, delaatstgenoemde daarentegen de constante, welke -- behou-dens enkele uitzonderingen -- niet zonder medewerking deroverheid verandering kunnen ondergaan, en dat de pand-kaarten de basis vormen voor de samenstelling der ponskaar-ten. Dit nu geschiedt door de gegevens van de pandkaartente vercijferen en de ponskaarten dienovereenkomstig te pon-sen. Deze kaarten worden wijksgewijze, doch overigens on-geordend opgeborgen en door middel van een Kamadex elec-trische sorteermachine bewerkt. Op de achterzijde worden,voornamelijk voor controle, het adres en perceelsgedeelte derwoning met de hand geschreven. Dat tusschen pandkaart enponskaart nog een formuliertje wordt gebruikt om de vercij-fering te vergemakkelijken, is een practisch detail van betee-kenis, dat principieel evenwel niet ter zake doet.Welke mogelijkheden de mechanisch bewerkte woningkarto-theek biedt, moge uit het volgende beknopte overzicht derverzamelde gegevens blijken; de hierbij genoemde nummerszijn die der kolommen van de ponskaart.1). Een woningkaart per pand krijgt een bijzondere ponsing,teneinde de verzameling ook als pandenkartotheek te kunnengebruiken; de vraag b.v. hoeveel panden met woningen ineen bepaald jaar of tijdvak zijn gebouwd, kan nu beantwoordworden door eerst de in kolom 1 gemerkte kaarten te schiftenen deze vervolgens op kolom 14/16 te sorteeren. 85Artikelencrrs.o1-tuH2scASaAee>>ti4fee^oask,,.... MUURVERVENKIEWIET DE JOHGE CRONINCEN243TIMMER-ENAANNEMERSBEDRIJFL.VAN DERVLIETKantoor en Werkpl.: Gilles van Ledenberghstraat 126AMSTERDAM 'TELEFOON 83684-32638 NA 6 UUR: 84971278JcN.V. SCHOKINDUSTRIE? ZWIJNDRECHT -- POSTBUS 26'CHOKBETON HEIPALEN269 VIERKANTE UITVOERINGzichtspunt van bewoonbaarheid geclassificeerd. Dit geschiedtdoor telling van het aantal euvels, dat de woning bezit, d.w.z.het aantal malen dat een eigenschap der woning als onvol-doende moet worden aangemerkt. Enkele van deze euvelstellen voor 6, alle andere voor 1. Ik erken grif, dat aldusslechts in onvolkomen mate rekening wordt gehouden met deuiteenloopende beteekenis, welke de onderscheidene euvelsvoor de bepaling van de bewoonbaarheid eener woning heb-ben. Hier staat evenwel tegenover, dat een ob|ectieve waar-deering van deze negatieve kwaliteiten uitgesloten is en datbovendien ook over de keuze van deze kwaliteiten zelf, ver-schil van inzicht kan bestaan. Het te Rotterdam aanvaardeschema vindt dan ook voor een belangrijk deel zijn rechtvaar-diging in de bevredigende uitkomsten welke een reeks toe-passingen bij wijze van proef opleverden. Als euvel wordende volgende hoedanigheden aangemerkt, waarbij de cursiefgedrukte voor 6 tellen :Minder dan 10 m tusschen de gevels aan de voorzijde,Minder dan 10 m tusschen de gevels aan de achterzijde,Een dubbele trap tusschen de verdiepingen,Breedte van de woning minder dan 4,5 m,Oppervlakte van de woning minder dan 35 m^,Slechts een muuc met raam.Meer dan een toegang van een gemeenschappelijke ruimteuit,Geen toegangsportaal,Geen toegangsportaal of een smaller dan 0,8 m,Geen of slechts een vertrek,Geen huiskamer of een smaller dan 3 m,Geen huiskamer of een kleiner dan 15 m^,Geen huiskamer of een lager dan 2,5 m.Geen huiskamer of een zonder o[ zander voldoende licht,Geen slaapkamer van ten minste 8 m2 (tweepersoons kamer),Tenminste een zolderkamer,Tenminste een souterrainkamer,Tenminste een kelderkamer,Tenminste een tusschenkamer,Tenminste een blinde kamer,Tenminste een bedstede,Geen keuken of een kleiner dan 4 m^,Geen keuken of een zonder buitenraam, buitendeur, rookka-naal of wasemkanaal,Privaat noch op eigen portaal, noch in badkamcr,Privaat kleiner dan 0,8 m^,Privaat zonder ventilatie,Privaat zonder waterspoeling,Privaat voor meer dan een woning of tevens voor een hedrijfs-ruimte,Geen bergruimte of een kleiner dan 1,5 m^,Geen lift (wordt alleen aangemerkt voor woningen op een4e of hoogere verdieping),Geen badruimte,Geen open plaats,Zonder mogelijkheden tot ontkoming bij brand.De classificatie der woningen geschiedt al naar gelang zijhebben: geen, 1/5, 6/10, 11/15, 16/20 of meer dan 20 euvels.Tenslotte wordt -- ongeacht het aantal euvels dat dan echterwel groot zal zijn -- genoteerd of een woning in aanmerkingkomt om voor onbewoonbaarverklaring te worden voorge-dragen, terwijl onbewoonbaar verklaarde woonruimten even-eens afzonderlijk worden aangegeven.71/72). Voor de huurwaarden gelden de bekende 15 klas-sen, waarbij echter de klassen 7 en 8 gesplitst zijn, teneindehet opklimmen met f 25,-- p(er jaar tot f 400,.-- voort te zet-ten. Om het overzicht te vergemakkelijken, worden de huur-klassen in bepaalde gevallen tot 4 groepen vereeniptd metals grenzen f 250,--, f 350,-- en f 600,--.73). In sommige opzichten zegt de huurwaarde van eenwoning weinig. Daarom worden de huurwaarden ook perm* woonruimte berekend en in 12 klassen ingedeeld met alsgrenzen (jaarhurjen): f 4,--, f 5,--, f 5,50, f 5,75, f 6,--, f 6,25, Artik.ienf .6,50, f 6,75, f 7,-, f 7,50 en f 9,-.Daar de Amsterdamsche Woningdienst reeds sedert een aan-tal jaren een dergelijke mechanisch bewerkte kartotheekheeft, was de Heer A. }. A. Rikkert van dien Dienst in staatom zijn Rotterdamsche collega's van zijn ervaringen rijkelijk tedoen profiteeren. Een woord van dank voor zijn grpote be-reidwilligheid mag in dit betoog niet ontbreken. Dit contacthad voorts ook ten doel tot voor de beide gemeenten onder-ling vergelijkbare uitkomsten te komen, ondanks het feit, datde Rotterdamsche kartotheek om onderscheidene redenengeen copie zal zijn van die der hoofdstad. In deze mededee-ling zullen statistic! van andere gemeenten wellicht aanlei-ding vinden zich bij het ontwerpen van een nieuwe woning-kartotheek te beraden over de vraag of ook hun arbeid zichniet dient aan te sluiten bij den reeds verrichten op dit ge-bied.De huisvesting van bejaardendoor Ir. D. G. Th. HabrakenIn de eerste jaren na den oorlog zal slechts in beperkte matenieuwe woonruimte tot stand kunnen komen en toch zullendaarmede zoo velen als maar mogelijk is aan huisvestingmoeten worden geholpen. Daartoe kan men trachten, of zoo-veel mogelijk gezinnen, of zooveel mogelijk personen een wo-ning te geven. In het eerste geval zullen voornamelijk kleinearbeiderswoningen worden gebouwd, alleen geschikt voorkleine gezinnen, in het tweede geval arbeiderswoningen metten minste drie slaapkamers, waarin zooveel mogelijk beddenkunnen worden geplaatst.Bij den bouw van woningen voor normale of grootere ge-zinnen zullen met eenzelfden totalen inhoud voor woonka-mers, keukens, gangen en trappen, en met slechts lets meerinhoud aan slaapkamers veel meer personen onderdak kun-nen krijgen. Met eenzelfden totaal-inhoud aan woningen voorkleine gezinnen, zullen wel meer gezinnen, maar in totaalminder gezinsleden een woning kunnen krijgen.Van den aanwezigen voorraad aan arbeiderswoningen isreeds een te groot gedeelte alleen geschikt voor onvolledigeof kleine gezinnen. Door na den oorlog een groot aantal wo-ningen voor onvolledige gezinnen bij te bouwen, zou dit aan-tal nog worden vergroot. Bovendien is het voor een kleingezin minder bezwaarlijk om zich met een gedeelte van eengrootere woning te moeten behelpen, dan voor een grootergezin. Wel is voor een grooter gezin een te kleine woningte verkiezen boven in het geheel geen woning, maar huisves-ting in een te kleine woning blijft gemakkelijker bestaan, om-dat ondanks de verhuiswoede toch nog velen zich aan hunwoning hechten, zeker buiten de groote steden.Met het oog op de samenstelling van den toekomstigen wo-ningvoorraad, is de bouw van een groot aantal te kleinearbeiderswoningen zeker ongewenscht, vooral als in aanmer-king wordt genomen, dat de kleinere gezinnen dikwijls ge-makkelijker een grootere woning kunnen betalen dan degroote gezinnen, zoodat kleine arbeidersgezinnen juist eenwoning met eenige over-ruimte zullen wenschen.Een ander probleem is de huisvesting van de andere bevol-kingsklassen. Hier doet zich het geval voor, dat vele gezin-nen, waarvan de kinderen het gezin reeds hebben verlaten,in een te groote woning blijven, omdat er geen kleinere wo-ningen in het gewenschte milieu aanwezig zijn, behalve daar,waar etagewoningen voorkomen.Daarom zou het wel overweging verdienen, om zoodra debeschikbare woningvoorraad den bouw van middenstands-woningen toelaat, alleen vergunning voor zeer beknopte wo-ningen te geven (die dan natuurlijk goed geoutilleerd moeten 87Artikelen zijn). Voor elke nieuwe kleine woning zal dan inderdaad eenwoning voor een normaal gezin beschikbaar komen.In de steden leenen kleine middenstandswoningen zich min-der goed voor bouw als eengezinswoningen. Voor de steden,vv^aar practisch alleen eengezinswoningen nieuw worden ge-bouwd, kan de bouw van kleine, goed geoutilleerde midden-standswoningen in hoogeren bouw, een oplossing geven,daar waar stedebouwkundig eengezinswoningen te klein vanschaal worden en bouw voor andere doeleinden dan wonin-gen niet noodig is.De wederopbouw van de stadskern in Lissabon ')door Drs. H. van der WeydeOveral waar de oorlog verwoestingen in de steden achter-laat, yertoeven de stedebouwers onmiddellijk met hun ge-dachten bij de wijze van herstel. En overal geven zij uitingaan het vertrouwen dat de wederopbouw een gelukkige ge-legenheid zal bieden om de gebreken van het oude te ver-mijden en tot een beteren toestand te geraken. Een treffendvoorbeeld uit de geschiedenis van een welgeslaagden op-bouw, die de vroegere situatie ver in de schaduw stelt, biedtLissabon in de 18e eeuw.De aardbeving van 1 November 1755 had de kern van deoude stad weggevaagd en ontstellende verliezen te weeggebracht, aan menschenlevens ?-- het aantal slachtoffers was30.000, volgens een andere lezing 10.000 a 20.000 --', en aangebouwen: voor een waarde van 20 millioen pond ging verlo-ren. De branden duurden nog drie dagen. De grens van hetvernielde gebied blijkt geologisch scherp bepaald te zijn; zeklopt nauwkeurig met den omtrek van de tertiaire formaties;^) Van bevriende zijde werd er mijn aandacht op gevestigd, dat de we-deropbouw van Lissabon in mijn overigens fragmentarisch bedoelde bij-dragen over stadsopbouw na groote rampen ontbrak. (Zie Jaargang 1940.)Lissabon in de I6e eeuw (volgens Braun en Hohenberg)88alle gebouwen, die op secundaire formaties gesticht waren,zijn gespaard gebleven.De stad en het land hadden het geluk dat een bij uitstekkrachtig en voorzienig regent, de markies de Pombal, destijdsaan het bewind was. Zijn ministerschap gedurende 25 jaar iseen voorbeeld van het z.g. verlichte despotisme. Een langereeks maatregelen is aan zijn naam verbonden gebleven,waarvan de meest geruchtmakende de verdrijving van de }e-zuieten is geweest. Zijn krachtige economische politiek, zijnmaatregelen in het belang van het onderwijs, van de kolonien,van de positie der slaven, zijn evenzoovele uitingen van degunstige werkzaamheid van dezen despoot. Onder zijn lei-ding werden na de ramp van Lissabon ook krachtige stede-bouwkundige maatregelen genomen, die thans nog de bin-nenstad van Lissabon beheerschen.De oude stad had haar kwaliteiten: een grandioze hggingaan den machtigen stroom van de Taag, ter plaatse 5 a 6 kmbreed, zich vernauwend tot 2 km voordat hij in zee valt, deamphitheatersgewijs oploopende heuvels rond de baai, door-sneden door een riviertje, dat als gevolg van de aardbevingondergrondsch werd.Het oude stratenplan toont geen bewuste leiding. Bevalhgslingerden zich de straatjes tegen de heUingen. Op een derheuvels lag aanvankelijk het koninklijk paleis, maar na deontdekking van Amerika, die de haven aan beteekenis deedwinnen, werd een nieuw paleis in de nabijheid daarvan ge-sticht. De plattegrond van Braun van 1594 toont de situatie.De binnenstad, waarvan het peil vlak is, vormt een warnetvan straten, te midden waarvan zich twee knooppunten ver-toonen, in het Zuiden het plein, waar de ontschepingsplaatsis, met het nieuwe koninklijke paleis en andere openbare ge-bouwen, en in het Noorden een plein met een gasthuis. Dezebeide polen zijn bij den wederopbouw bewaard gebleven.Aan den eigenlijken herbouw gaat een vrij langdurig tijdvakvan voorbereiding vooraf; eerst in December 1758 -- meerdan drie jaar na de ramp -- werd het stedebouwkundig plandoor den koning goedgekeurd. Een reeks in den tusschentijdgenomen maatregelen maakte de uitvoering van het plangemakkelijker. Er werd onmiddellijkovergegaan tot het opmeten van allepleinen, straten en gebouwen in hetverwoeste gebied. Er werden inge-nieurs aangewezen, belast met hetvaststellen van de hellingen van denaburige heuvels. Een deel van hetoude stadsgebied werd genivelleerd.Een verbod werd uitgevaardigdvoor de eigenaren van verwoestehuizen om hun gebouwen tot naderorder te henbouwen, en de huizen,waarvan de aanbouw in weerwilvan dit verbod ter hand was geno-men, werden weer afgebroken. Fi-nancieele maatregelen werden geno-men, die ten doel hadden zoowel deschade, veroorzaakt door de nieuwerooiingen, als de daaruit voort-vloeiende waardestijging gelijkelijkover de eigenaren te verdeelen.Twee stedebouwkundige plannenwerden in ernstige overweging ge-nomen. Het eerste, van December1756, dat niet uitgevoerd is, omvatteveel meer dan de benedenstad. Vol-gens de beschrijving van Lavedan --een afbeelding geeft hij niet ^- washet meer dan een zuiver schaak-bordplan. Twee groote pleinen --het eene rond, met 6 straalsgewijsuitschietende straten, het andere inden vorm van een rechthoek metHANDEL INBOUWMATERIALEN F. * HaarlemHoofdkantoor: Spaarnd. weo 212 Telef. 14264Bijkantoor: Tuinlaantje -12 Telef. 13532Telefoon Huis 25820TEGELS295HOUT is schaarsch!Geeft Uw hout een langen levensduur!HET doeltreffende middel tegen hout-verrotting is:WOLMANZOUTw^l^^pl Vraagt inlichtingen:^^ANTORNV. NUMEGEN^^ft^^^flTMTM Tel. 25007 - Oude Heesschelaan 178if & s,264MASONITEis een der beste zoo niet de besje van deZWEEDSCHE HOUTVEZEIPLATENMonsters en inlichtingen verstrekt gaarneTRIMAN.V. ZAANDAMcmTO?ART?'^t!!louohi:DUINKER 5 VERRUUT N.V.BETONFABRIEK ALPHEN A.D.RUNAannemingsbedrijfLGebr. y. d.UITGAARDENVirulyplein15 Tel. 39242RotterdamVoor uitvoering van alleBOUW- enBETONWERKEN261FIRMA VERHAAR & VAN 'T VEERbDELFT Oosteinde 139 - Tel. 1550Kantoor en OpslagplaatsEzelveldlaan - Tel. 2015259276294F--J p^ f=? r-T-1 L_ujnRmoMDBOUW-,BETONBOUWen/tAONDERHOUDSWERKENWBIJKANTOREN: DEN HAAG - ROTTERDAM - BLOKZIJL - CURACAOBeton-Emailleis GOED indienWede.ropbouwUROPLASTDiverse uitvoeringen. Vraagt inlichtingen aan bij: ''^' uoeiMUROPLAST 'fl^^,? GOUDAMVERVENENROT TlR D A /V\0 LAIAIVCPIVOOR DEWEDEROPBOliW.290.r?P!?prf^((w,?--???i??'j.^>f.-wa?.'..?if?-\.'-.^*i ,OUEVRIJE BLANKE302RELIEFVERFRAAMKIT PLASTIKANET TE ONDERSCHEIDEN VAN DEGEWONE LIJNOLIE STOPVERFIN POEDERVORMMET WATER AAN TE MENGENLEVERBAAR ZONDER TOEWIJZINGVOLKOMEN WATERYAST! DUURZAAM I WATERYAST!VRAAGT MONSTER YRAAGT INLICHTINGEN EN PROSPECTUSVAN DEN DOEL & FRAY ^ DEN HAAG2?HOLLAND TRIPLEX IMPORTROTTERDAM - Schiedamschesingel 50 - Tel. 28303llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllKENPERPROEFSTATION VOOR BOUW-MATERIALEN EN BUREAU voorC H E M I S C H ONDERZOEK AMSTERDAM Da Costakade 104 Telef. 83047?usniEi)oor6Ue MtowknnKoning & BienfaiiNOORDER CLASHANDELJ.VAN OOtTENDORPROTTERDAM - Vijverhofstraat 64-80 - Telef. 45515 (3 lijnen) - Filiaal DORDRECNT - Vest 1 - Telef. 3683stompe hoeken, waarop 10 straten uitmondden, waren in hetproject begrepen.Het tweede plan, dat in 1758 werd aanvaard, ging ook ietsverder dan het herstel van de benedenstad. Het voorzag me-de in een gedeeltelijke verbetering van het Westelijk deel vande bovenstad, welke echter niet is verwezenlijkt. Het uitge-voerde gedeelte beslaat een rechthoek van 350 bij 600 mtusschen de pleinen, die al deel uitmaakten van den oudenstadsplattegrond. Drie rechte, onderhng evenwijdige stratenverbinden deze pleinen, elk ter breedte van 20 m, wat des-tijds enorm was, hoewel naar de Groer mededeelt, thans een-richtingsverkeer in deze straten moet worden toegepast. Eeni-ge andere straten van geringer breedte loopen in dezelfderichting, maar niet over de voile lengte. Ze worden haaks ge-kruist door zeven andere straten, waardoor een eenvoudigpatroon van langgerekte, rechthoekige bouwblokken ontstaat.In beginsel werd een zone-indeeling vastgesteld, die elkestraat voor een bepaald bedrijf reserveerde. Het plein duRocio, ter grootte van vier bouwblokken, het naburige markt-plein, van kleiner oppervlak en het zuidelijke plein vervullenook thans nog dezelfde functies, het eerste die van wandel-plaats en stadsforum; het laatste, omgeven door gebouwender ministeries, is meer een officieel centrum.Met de vaststelling van het plan voor den wederopbouw wasde overheidszorg niet afgeloopen. Er werd een programmavoor den architectonischen opbouw van het stadsdeel opge-steld met gevelteekeningen. Dit programma, dat nauwlet-tend uitgevoerd is, heeft een volledige eenheid van stijl bijden herbouw bewerkstelligd, die in de 19e eeuw bijna te looris gegaan; de vestiging van servituten heeft het karakter vande wijk ten slotte behouden doen blijven. Elk nieuw gebouwmoet in den ,,style pombalin" worden gebouwd. De gebou-wen in de hoofdstraten hebben alle drie verdiepingen bovende gelijkvloersche etage, met een mansarde-kap. De eersteverdieping is de hoogste. De hoogte van de bebouwing is80 palmen, n.i. ^/g van de straatbreedte. Ook in de gebruiktematerialen en in de groepeering der dakvensters heerschteenheid. De bebouwing van de pleinen wijkt van die langs dehoofdstraten af, maar ook hier is naar een vast plan gewerkt,waardoor een regelmatig stadsbeeld ontstaan is.Ook de ondergrond van de wijk werd verbeterd, in dien zindat ondergrondsche galerijen werden gebouwd voor den af-voer van het water van verborgen beken en bronnen. Eenstelsel van buiten maakte het mogelijk dat de bewo-ners van dit water gebruikmaken.Het geheel brengt ons eenste meer voor oogen dat destedebouw een overheids-zaak is, dat de bekwaamsteontwerpers niets kunnenbereiken als hun de rugge-steun ontbreekt van eenkrachtig bewind. Het kanons verder in herinneringbrengen dat de stedebou-wei werkt voor de eeuwen,en dat de stedebouwkun-dige wederopbouw als eenvan de duurzaamste nala-tenschappen van dezen tijdde grootste toewijding ende grootste inspanningwaard is.^>.ils*lS-t.-'.Artikelen^. Hotel diVille..3. Miniite.7e.Si.C. jDoo^ne^,D. Thea-heAbt/anit7. /i.i/3 Aut:ea,Z. Rod Ao^/f-d.4: v^Piucl dc Comerc/aR. ^oi SdpTeiftii,^^..lARS? WAl^^-5LcV>el\e ^o.oooDe herbouwde kern van LissabonLiteratuur.Pierre Lavedan. Histoire de I'urbanisme, Renaissance et Temps modernes,Parijs, 1941.E. de Groer, Lisbonne. Exemple d'urbanisation au ISieme siecle. La VieUrbaine, Maart-April 1936.Encyclopaedia Britannica, 14th edition, artt. Lisbon en Pombal,De afbeelding op biz. 88 is ontleend aan Lavedan, de beide andere zijtfovergenomen van de Groer.Het centrum van Lissabon in vogelvluch,t89ArtikelenHet arbeidersdorp-vacantieoord als bijdrage totleniging van den woningnoodDezer dagen konden wij kennis nemen van een brochureonder dezen titel, een uitgave van Bredero's Bouwbedrijf,waarin een voorstel wordt ontwikkeld, dat beoogt den wo-ningnood in den eersten tijd van schaarschte aan arbeidersen materiaal dichter bij zijn oplossing te brengen. De ont-werpers van dit voorstel herinneren zich de moeilijkhedenmet de noodwoningen van 25 jaar geleden. De lichte con-structie, de sobere inrichting en afwerking hadden de conse-quentie van een snelle afschrijving; althans in theorie, wantin de praktijk werd het leven van deze verbhjven maar al tevaak gerekt en bleven de groote tekorten uit een oogpuntvan volkshuisvesting dus buitensporig lang bestendigd. Hier-aan willen zij nu ontkomen door het koppelen van tweeerleibestemming van de verbhjven, die zij de tactische benamingvan ,,hulpwoningen" geven, de onmiddelhjke bestemmingvoor huisvesting van arbeiders, en de latere van vacantie-verbhjf. Deze combinatie opent een ander verschiet. De lan-gere gebruiksduur maakt het mogehjk de woningen op eenbeter peil te brengen zonder de kosten te hoog op te voeren.Wij zullen op de bizonderheden van de constructie en af-werking niet ingaan. De woningen zijn gedacht uit genor-maliseerde elementen van sintelbeton, waardoor verticalekanalen loopen, die met beton worden gevuld. De houtenonderdeelen worden ook zooveel mogehjk in fabriek en werk-plaats gereed gemaakt; het timmerwerk ter plaatse bhjftdus tot een minimum beperkt. Ook de installaties kunnenecnvoudig worden aangebracht.De woningen kunnen worden geleverd zoowel vrijstaand alsin strookenbouw, en wel in drie types, met een, twee en drieslaapkamers. Ze zijn alle van het bungalowtype, dus metalle vertrekken gelijkvloers, met daarboven een flauw hel-lend zadeldak. De woonkamer doet tevens dienst als keuken.De bergruimte is ingebouwd in de woning; vandaar is devliering bereikbaar, waar eveneens nog eenige bergruimtekan worden gevonden.In de brochure is opgenomen een nota van den architect W.M. Dudok, waarin deze de stedebouwkundige zijde van hethier ontwikkelde denkbeeld overweegt. Zijn oordeel luidt --zij het ook onder eenig voorbehoud -^ gunstig. Hij acht hetmogelijk dat de woningen inderdaad zoowel aan den eischvan een voorloopige volkshuisvesting als aan dien van va-cantieverblijf voldoen. In stedebouwkundigen zin zijn beideeischen, aldus deze nota, slechts vereenigbaar in gebieden,die veel arbeidskrachten trekken en tegelijk een aantrekke-lijk landschap bezitten of kunnen krijgen zooals Twenthe,Eindhoven en omgeving, Limburg, Noord-Oostpolder. Eenschetsontwerp voor een dorp van ,,hulpwoningen" licht hetbetoog van den Heer Dudok toe. Ze zijn dus samengevat toteen afzonderlijk dorp. Het voorloopige karakter zou hierdoorbeter uitkomen, ter'wijl dit ruimtelijk isolement naast concen-tratie binnen het kader van een dergelijk dorp voor vacantie-verblijven geboden is. De schets toont de verbhjven in stroo-kenbouw, gescheiden door speelweiden, dus zonder eigentuinen. Drie winkeltjes en een jonggezellentehuis, tevens cafe,vullen de woningen aan. Met de noodzakelijkheid van eengemeenschappelijke rijwielbergplaats wordt verder rekeninggehouden. Het geheele dorp zou ongeveer 700 bewoners kun-nen herbergen. De beplanting zou het dorp beveiligen tegende Noordenwinden en de lage complexen (de nokhoogte vande bungalows is 3.40 m) goeddeels aan het oog onttrekken.Eenvoudige straatjes van 23/2 tot 3 m breedte zouden het dorpdoorsnijden. De watervoorziening zou, hetzij met regenwater,hetzij -- bij voorkeur '-- met eigen diepwelboring moeten ge-schieden. De rioleering zou vrij eenvoudig tot oplossing zijnte brengen. Overigens maakt de Heer Dudok het voorbehouddat een zeer zorgvuldige keuze van de bouwplaats vereischt9U is. ,,Overdaad zou een goed beginsel schaden, dat, als aan-vulling en mits met bcleid in toepassing gebracht, stcllig vanwaarde kan zijn."Dit betoog is niet zonder voorzichtigheid gesteld. Ik vraagmij evenwel af of er geen aanleiding is tot een nog meer ge-reserveerde houding. Om te beginnen lijkt het mij psycholo-gisch gevaarlijk dat thans met een zekere gelatenheid wordtaanvaard, dat wij na den oorlog, zij het ook voorloopig,genoegen zullen hebben te nemen met een lager woonpeildan wij de laatste jaren gewoon waren. Dit uitgangspunt kanvoedsel geven aan de vrij sterk verspreide neiging tot pessi-misme, die volgens economen van gezag in het algemecn alniet verantwoord is, maar die bij de woningvoorziening tebedenkelijker zou zijn, omdat de keuze van het woon-peil onder den druk van zeer tijdelijke economische omstan-digheden zich voortzet tot in lengte van jaren, ook als hetwelvaartspeil zich al lang heeft hersteld. Daarmee is nietgezegd dat er in het eerst geen zoodanige ontreddering kanzijn in den aanvoer van materialen, in de beschikking overarbeidskrachten, dat hier en daar noodwoningen onvermij-delijk zijn. Maar dat is iets geheel anders dan het bij voor-baat aannemen van deze ontreddering. Mogelijkheid is geenzekerheid.De onzekerheid ten aanzien van de economische verhoudin-gen, waarin de woningen zullen moeten dienst doen, maakthet ook moeilijk het woningtype te beoordeelen. Stelt menzich op het standpunt van het woningpeil van 1939, dan ishet type verwerpelijk, dan kan b.v. een woonkeuken van wei-nig meer dan 14 m^ voor groote gezinnen, een oudersslaap-kamer van 4.05 X 2.175 m voor het kleine gezin niet geaccep-teerd worden.De Amsterdamsche noodwoningen uit de periode na denvorigen oorlog steken hierbij wat de ruimte betreft noggunstig af. Zij bevatten althans een woonkamer van 4 X3.96 m of van 4X3.72 m en een afzonderlijke keuken. i) In debrochure ontbreekt een raming van de besparing, die in denbouw van deze verblijven steekt ten aanzien van materiaalen van arbeiders. Wij kunnen dus wel het verlies beoordee-len, maar niet de winst. Hoe zullen wij dan de rekening op-maken?De aaneenrijging van de bungalows tot langgerekte strookenschept een weinig aantrekkelijk geheel, vooral ook met hetoog op de geringe verdiepinghoogte. Men kan zich nog voor-spiegelen dat dit voor tijdelijke huisvesting zal worden ge-accepteerd, maar kan dit in een tijd van herstel een aantrek-kelijk vacantie-verblijf opleveren? De vacantie-ganger zoektde natuur en niet de barak.Het ontbreken van tuinen bij de arbeiderswoningen is eenernstig gemis. In de landelijke omgeving, waarin de wonin-gen zijn geprojecteerd en waar de grondkosten dus mindertellen, zal de arbeider een behoorlijk stuk grond willen be-werken.Of de speelweiden gemakkclijk in orde zijn te houden, isverder twijfelachtig. Dat zal heel wat zorg vereischen, zul-len zij niet spoedig tot rommelige zandterreinen vervallen.Een moeilijke kwestie lijkt de overgang van de cene bestem-ming naar de andere. Zullen de eerste leegkomende wonin-gen al aanstonds voor vacantie-verblijf worden aangeboden?Dan ontstaat een vermenging van beide bestemmingen, ge-durende een overgangstijd, met groote nadeclen. Blijven dewoningen langen tijd in gebruik als arbeiderswoning, danzal hun aantrekkelijkheid als zomerhuisje steeds meer dalen,Alleen een zeer zorgvuldig beheer kan hieraan iets goed ma-ken, maar daarvan rept de brochure niet.De hoofdbezwaren zijn van stedebouwkundigen aard. Er iseen principieele tegenstelling tusschen de wenschelijke lig-ging voor de beide doeleinden, die hier gekoppeld zijn. Dearbeiderskolonie verlangt een ligging dichtbij, althans niet tever van de werkgelegenheid, met behoorlijke verbindingendaarheen. De vacantiekolonie wordt in haar ligging bepaaldDe slaapkamers waren hier ook van ongunstige afmetingen.door een mooie rustige omgeving, door het isolement zelfs.Waar zijn deze overwegingen te rijmen? Zeker niet rond degroote centra, tegelijk de haarden van den woningnood. Daarvervalt dus dit middel tot ,,Ieniging" van dien nood. In degenoemde gebieden, waar Industrie en natuurschoon samen-gaan, is er mcer vooruitzicht op verwezenlijking, maar geldtdat ook als men de situatie in concrete gaat bezien? Dan blijftimmers het verschil bestaan dat de eerste bewoner de nabij-heid van de fabriek noodig heeft, en dat de tweede die nabij-heid schuwt. Het middel moet dus een middel zeer in het kleinblijven.Maar ook dan nog blijven er nadeelen aan kleven. Lande-lijke terreinen, waarop niet de schaduw van de bebouwingrust, worden aldus vrij gegeven voor bebouwing. Er ont-staan enclaves in het landelijk gebied, die de kwade eigen-schappen van de wilde bebouwing, in ,.optima forma" zoudenvertoonen, met deze eene uitzondering, dat de kolonie opzichzelf wel geordend zou zijn. Maar het bederf van het land-schap met de zielige remedie van de maskeerende beplan-ting, de economische bezwaren voor de gemeentelijke huis-houdingen, voor de verzorging in alle opzichten van de be-volking, het maatschappelijk en geestelijk isolement van dekolonie-bewoners, om er maar enkele te noemen, zouden alsherleefde schrikbeelden uit een tijd van stedebouwkundigebandeloosheid, die wij grootendeels overwonnen waanden,weer hun intrede doen. En men beseffe wel, hoe meer dezeoplossing van den woningnood toepassing vindt, des te ern-stiger omvang nemen deze euvelen aan. Het kleine voordeelwordt hier gekocht met het groote nadeel.Zou dat een daad van goede koopmanschap zijn?H. van der WeydeOver de hoogte van vertrekkenGaarne maak ik gebruik van de mij geboden gelegenheid, eenige kant-teekeningen te maken bij de opmerkingen van den Heer Ouwehand, welkein het April-nummer 1944 van dit Tijdschrift werden opgenomen. Hierbijdoet zich de ongezochte gelegenheid voor, eveneens den Heer Ir. P. Bak-ker Schut, naar aanleiding van een passage in een beschouwing van zijnhand: Het woningpeil en de normahsatie (Tijdschrift voor Volkshuisves-ting en Stedebouw, No. 2, Februari 1944), waarin met eenige verbazing{van zijn kant) van mijn artikel werd gewaagd, van antwoord te dienen.De Heer Ouwehand weerlegt (ad 1) de door de mij gesignaleerde incon-sequentie in de bouwverordening niet, doch onderstreept haar zelfs metde mededeeling, dat in het voor Zeeland onlangs gereed gekomen ,,con-cept bouwverordening" een maximum borstweringhoogte van 1.50 m isopgenomen. Hier worden dus grenzen vastgesteld en de interpretatie vanhet begrip ,,vertrek onder een schuin dakvlak" niet meer overgelaten aanhet hoofd van het geraeentelijk bouw- en woningtoezicht.Inmiddels blijft de onbiUijkheid bestaan, dat, indien men een zolderkamermet een vrije hoogte van 2.20 m wil verbeteren door het schuine dakvlakte reduceeren en de borstwering te verhoogen, men wordt gedwongen devrije hoogte te brengen op 2.40 m. Het beeld van den toegestoken vingeren de hand wordt hierdoor weer eens op overtuigende wijze geillustreerd.Voor het overige zal het zeer wel lukken meerdere hoofden van ook bijhet bouwvak betrokken zijnde persoonlijkheden, bijv. architecten (zoonoodig ook met ervaringen van twintig jaar) te vinden, die eenstemmigvan oordeel zullen zijn, dat de gangbare opvatting niet behouden moetblijven.Ad 2. In mijn artikel betoogde ik niet, dat in een bepaald geval zandermeer met een vrije hoogte van 2.20 m genoegen zou kunnen worden ge-nomen, doch dat bijv. bij een, onder een plat dak gelegen zoldervertrekmet een vrije hoogte van 2.20 m het nemen van zekere maatregelen tegenklimatologischen hinder zouden moeten worden voorgeschreven, bijv. eenK-waarde van 1,4. Bedenkt men, dat bij een vrije hoogte van 2.40 mgeen voorzieningen tegen thermische invloeden worden geeischt, dan ishet eerstgenoemde geval zeker beter aanvaardbaar dan het tweede. Ik hebdus de vrije hoogte van 2.20 m als minimum toelaatbaar gesteld willenzien. Om aesthetische redenen echter leek mij een hoogte van 2.25 m beter.Aan de ad 3 geuite klacht van onduidelijkheid t.a.v. deze opvatting zie ikgeen kans tegemoet te komen.De ad 4 genoemde opmerking van den Heer Ouwehand vervulde mij metverbazing. Hoe heb ik het nu? Maken de huizen de stad of is het om-gekeerd ?Het is zeker, dat er geen wanverhouding mag bestaan tusschen straat-wandhoogte en straatbreedte. In dat geval zijn er altijd nog twee moge-lijkheden. Men wijzige de straatbreedte of de wandhoogte. Beide wijzi-gingen zijn zeer wel mogelijk en kunnen door bebouwingsvoorschriftenworden vastgelegd. Indien om aesthetische redenen (waarom nu plotseling Aitikelenwel?) de straatwand hooger moet, wel, men make de vrije hoogte van hetdaarachter gelegen vertrek grooter dan de in de bouwverordening alsminimum voorgeschreven maat of zoeke zijn toevlucht in eien hoogereborstwering onder de kap, hetgeen de zolderruimte ten goede zal komen.Ad 5. De Heer Ouwehand vindt in den Heer Bakker Schut een mede-stander in den strijd tegen verlaging van de vrije hoogte der vertrekken.De Heer Bakker Schut bekent met eenige verbazing van mijn artikel tehebben kennis genomen. Dat deze nestor der Nederlandsche Volkshuisves-ters slechts eenige verbazing toont, stemt tot tevredenheid. Beide heerenbelreuren, dat de vrije hoogte, die een 25-tal jaren geleden in vele bouw-verordeningen 3 m en hooger was gesteld, tengevolge van de circulairevan 30 Juli 1920 van den toenmaligen Minister van Sociale Zaken, in talvan gemeenten werd verlaagd tot 2.70 m. De meer genoemde Leidraadvoor het maken van bouwverordeningen zegt hiervan: ,,De minimum ver-diepinghoogte van vertrekken is in vele andere verordeningen gesteld op3 m of daarboven. In den loop der jaren is men geleidelijk daarvan terug-gekomen. Indien een vertrek behoorlijk wordt geventileerd, is een derge-lijke groote hoogte absoluut overbodig. Zij verhoogt de bouwkosten enleidt tot onnoodig warmteverlies in den winter."Wanneer aldaar reeds wordt geconstateerd, dat een hooglte grooter d^n2.70 m absoluut overbodig is, is het toch niet onjuist, hierop doorgaande,aan te nemen, dat een iets geringer hoogte, bijv. 2.50 m als uiterste mini-mum absoluut toelaatbaar zou zijn. Bovendien kan hierbij worden aan-genomen, dat de verlichtingsprincipes hun invloed bij de verdiepinghoogtehebben doen gevoelen. Petroleum en gas produceeren vrij wat, electrischeverlichting daarentegen in het geheel'geen waterdamp. Bij het meer enmeer ingang vinden van de electrische verlichting, lag het dus voor dehand de verdiepinghoogte te verminderen.Indien lucht en licht in voldoende mate kunnen toetreden, bestaat hier-tegen m.i. niet het minste bezwaar. Bij een oppervlakte van 15 a 16 wP-zal bij deze verdiepinghoogte doorgaans een beter ruimtelijk effect worderiverkregen. Het peil der volkshuisvesting is toch niet recht evenredig m,etde hoogte van het vertrek. Andere factoren spreken ook een woordjemee. Een goede architectonische verzorging, waartoe juiste ruimtelijkeverhoudingen en kleurbehandeling de eerste middelen zijn, een grootervloeroppervlak, goede ventilatie etc., zullen toch zeker goed kunnen ma-ken, wat het vertrek in hoogte verliest. En bovendien worden met devoorgestelde maten slechts minima, bedoeld. In meerdere gevallen zal,mits de bouw is toevertrouwd aan bonafide architecten en wanneer hetplan daartoe leidt, een hoogere verdiepinghoogte worden gekozen.Hoewel in vele gevallen door de sleur het minimum tot norm wordt ver-"heven, zal toch in de meeste gevallen boven een minimum worden uit-gegaan. 2x30 is het bijv. zeker, dat, terwijl in een 615-tal bouwverorde-ningen des lands e,en oppervlak van 7 m^ voor het tweede vertrek wordtgeeischt, van de gebouwde woningen in de desbetreffende gemeenten hetgrootste deel een tweede vertrek met grooter oppervlak bezitten.Men zal aan het minimum zijn minimale beteekenis moeten laten en erslechts het uiterst toelaatbare onder moeten verstaan.Het ware beter te bedenken, dat de bouwverordening voor bonafide archi-tecten geen belemmering behoort te vormen om hun gaven te ontplooien.In bepaalde gevallen zal een vrije hoogte van ? 2.25 m voor het slaap-vertrek of (en) 2.50 m voor het woonvertrek de aangewezen weg zijnom tot een fraaie oplossing te geraken. De goede architect zal in zijn con-cepties zeker niet steeds naar de minimum toelaatbare maten grijpen.Het is echter niet hier de plaats op het voor en tegen van bouwverorde-ningen dieper in te gaan. Wel echter mag worden betoogd, dat ze vooreen vrije architectuurontwikkeling geen belemmering mogen vormen.De ad 6 geopperde vrees voqr gedruktheid behoeft m.i. niet te wordengekoesterd. In architectenkringen wordt deze vrees gemeenlijk niet ge-deeld.Ad 7 kan worden opgeraerkt, dat hier over een voorschrift niet werdgesproken. Er werd slechts een suggestie gegeven. 'Uiteraard zou de vrije hoogte onder de balk moeten worden gemeten. Opde vraag, welke functie het plafond tusschen de balken vervult, kan ikvolmondig antwoorden met: het plafond vervult alhier de functie vanplafond. De vraag: ,,Is het mogelijk tusschen de balken een gestucadoordplafond aan te brengen?" kan met een ja worden beantwoord. Het plei-dooi voor de ammoniakbindende werking van een witsellaag vul ik aan.Men onderschatte n.l. de ammoniakbindende werking van gordijnen niet.Het wasschen hiervan is eveneens zeer goedkoop.Ir. D. TuinstraNaar aanleiding van de tot dusver opgenomen beschouwingen over de?vrije hoogte van vertrekken ontvingen wij nog een schrijven van denHeer J. G. A. Smulders te Hilversum, die erop wijst dat nog geen aandachtwerd geschonken aan de redelijkheid van een oplossing, welke verbandlegt tusschen de vertrekhoogte (en eventueel ook het lichtoppervlak vanhet vertrek) en den hoek van lichtinval in het vertrek. Bij een dergelijkeregeling wordt het mogelijk -- aldus de Heer S. -- op het platteland(buiten de bebouwde kom) een lagere verdiepinghoogte toe te passen. Inde stad regelt zij zich (evenals het Uchtoppervlak) dan naar de t.a.v. denafstand der rooilijnen toegestane bouwhoogte en de hoogteligging van hetvertrek. De schrijver wijst verder op de architectonische voordeelen: lagerebouw op het platteland, afneming van de verdieping(raam)hoogte naarboven bij bouw in de stad.Red.91BinnenlandBuitenland BinnenlandProvincie en gemeente bij het streekplanDe Vereeniging van Directeuren van Gemeentewerken, Openbare Wer-ken, Bouw- en Woningtoezicht en Woningdienst, heeft blijkens een mede-deeling in haar orgaan Publieke Werken van April 1.1. een commissieingesteld inzake onderzoek naar de provinciale en gemeentelijke samen-werking bij het samenstellen van streekplannen. In deze commissie hebbenzitting behalve enkele bestuursleden, de Heer Ir. J. Gerber, die over ditonderwerp in het meergenoemde tijdschrift reeds artikelen geschrevenhceft en de Heer Ir. J. P. van Muilwijk.Tentoonstelling Utrechts oude stadsschoonIn het Centraal Museum te Utrecht wordt een tentoonstelling gehouden,die bovenstaanden naam draagt. Deze tentoonstelling gaat uit van destichting ,,Het Utrechtsch Monumentenfonds", opgericht door de gemeenteUtrtcht en de vereeniging ,,Oud-LItrecht", in navolging van het reeds talvan jaren te Zutphen bestaande ,,Wi]nhuisfonds". Het Utrechtsch Monu-mentenfonds wil het oude stedelijk schoon te Utrecht bewaren en bevor-deren en het tracht dit doe! langs verschillende wegen te bereiken. Daar-toe behoort bijv. de persoonlijke opwekking van belanghebbenden en be-langstellenden en in het bizonder ook het verleenen van bijdragen vooronderhoud, verbetering of herstel van monumenten en andere voor hetstadsschoon belangrijke objecten. Er zijn immers eigenaren, die financieelbepaald onmachtig zijn om mooie oude gebouwen naar den eisch in standte houden. Ook de voorlichting van de geheele burgerij door middel vantentoonsteUingen, lezingen, rondgangen onder deskundige leiding staatop het programma van het Utrechtsch Monumentenfonds. De thans georga-niseerde tentoonsteUing geeft daarvan blijk.Aan het geillustreerde gidsje van de tentoonstelling ontleenen wij dat ineen neyental zalen veel is bijeengebracht aan afbeeldingen van de oudeschoonheid van Utrecht, van hetgeen verloren ging of verminkt werd, vanwat behouden bleef of hersteld kon worden dank zij een beter begrip voorde waarde van de oude schoonheid, van een aantal plannen ook voor noguit te voeren restauraties en eindelijk van punten uit de stad waargevaren dreigen, die nog door tijdig ingrijpen afgewend kunnen worden.De tentoonstelling heeft stellig aanspraak op warme belangstelling ookbuiten Utrecht, niet alleen omdat de historic en de schoonheid van dezeoude stad in het centrum van Nederland een nationale zaak zijn, maarook omdat zij vraagstukken aan de orde stelt van behoud en vervormingvan de bebouwing, waarmee men overal elders in de oude stadskernenworstelt.BuitenlandDenemarkenUitbreidingsplannenIn een interview met den gemachtigde van den Minister van Binnenland-sche Zaken, Kai Hendriksen, heeft deze medegedeeld dat op 1 Mei 1943alle stedelijke gemeenten krachtens de stedebouwwet van 1938 hun uit-breidingsplannen ter goedkeuring hadden moeten inzenden. ? Slechts 30steden, d.i. Va van het totaal aantal, heeft aan deze verplichting voldaanof zijn althans volop met de opsteUing van de plannen bezig. De overigehebben een verlenging van den termijn met 1 tot 2 jaar verzocht. Aanbe-volen wordt dat de gemeenten eerst een voorloopig plan zullen opmaken,dat in grove trekken de opvattingen en wenschen van het gemeentebe^stuur met betrekking tot de ontwikkeling van de stad weergeeft en dat tervoorloopige goedkeuring aan het Ministerie van Binnenlandsche Zakenkan worden voorgelegd. Dit vergemakkelijkt de totstandbrenging van par-tieele plannen met forraeele geldigheid.Het streekplanv. erk vindt totnutoe nog weinig aandacht; het onderwerpis nog niet van actueele beteekenis. De belangsteUing van het Ministerievan Binnenlandsche Zaken voor deze aangelegenheid is groot, maar hetwil afwachten welke houding de gemeenten hiertegenover aannemen.(Wohnungswesen, Stadtebau und Raumordnung, 1944, No. I^III.)DuitschlandCentrale woningbouwcorporatie in BerlijnAan hetzelfde tijdschrift ontleenen wij dat sinds 1936 in Berlijn een wo-ningbouwcorporatie onder den naam ,,Gemeinntitzige Siedlungs- und Woh-nungsbaugesellschaft Berlin m.b.H." werkzaam is, welke naar het aantalwoningen, die zij onder beheer heeft, de grootste organisatie op dit gebiedin Duitschland vormt. Dit aantal woningen bedraagt 52.000.100 jaren volkstuinbewegingEen bericht in het genoemde Tijdscherinnert eraan dat het in 1943 100 jaar geleden was dat een medicus ter\r\ Een bericht in het genoemde Tijdschrift van de Internationale RederatieLeipzig, Dr. Moritz Schreber, een'geschrift publiceerde, waarin hij opkwamvoor de inrichting van kinderspeelplaatsen en familietuinen en dat in het-zelfde jaar de eerste speelplaatsen en tuinen naar zijn voorstellen bijLeipzig aangelegd zijn. Dit is het begin geweest van de volkstuinbeweging,die vooral in Duitschland een groote vlucht genomen heeft.EngelandVoorbereiding woningbbuwAan het tijdschrift ,,Der Wohnungsbau in Deutschland" (April-nummer)kunnen wij enkele bizonderheden ontleenen over de voorbereiding vanden woningbouw in Engeland. Volgens mededeeling van de zijde der Re-geering in het Lagerhuis zouden de plannen en de goedkeuringen voorhet urgentieprogramma reeds gereed zijn. Er zou voldoende vaststaan ombeslissingen te kunnen treffen ten aanzien van de urgentie en de toewij-zing van de vereischte materialen, den invoer van hout enz. Na de pe-riode van wederopbouw en herstel zou een steeds grooter wordend deelvan het bouwprogramma door particuliere ondernemers overgenomen wor-den.De stijging van de loonen ii> het bouwbedrijf zou met die in andere be-drijfstakken gelijken tred houden. Door den Minister (blijkbaar die voorhet fabriekswezen) is een directorium voor het bouwwezen na den oorlogingesteld, o.a. om de normaHseering van materialen na te gaan. Bouw-systemen zullen door middel van proefbouwwerken worden getoetst. Eenonderzoekingsinstituut inzake de bouwkosten houdt zich bezig met eensystematische analyse van de bouwkosten. Er is verder een directoriumaan het werk ter verzameling en vergelijking van gegevens met betrekkingtot economische projecten en methodes en tot onderzoek van de plannenvoor openbare en particuhere bouwwerken. De onderlinge verhouding vandeze instituten is niet duidelijk.Bizondere zorg verwekt blijkens mededeeling van de Regeering de hoogtevan de bouwkosten, die thans 120% boven het niveau van voor den oor-log ligt, terwijl de stijging zich nog verder voortzet. Men vreest dat destijging het volgend jaar 150% zou bedragen, als geen krachtiger po-gingen worden gedaan om dit tegen te houden.Ook de schaarschte aan arbeiders vormt aen vraagstuk, niettegenstaandeerop gerekend wordt dat vele arbeiders uit de oorlogsindustrie en uit deweermacht in het bouwvak zullen terugkeeren. Op groote schaal zoudendan ook arbeiders voor het bouwbedrijf geschoold moeten worden, waar-voor een plan opgesteld moet worden.Er wordt verder melding geraaakt van een aantal richtlijnen voor hetEngelsche bouwwezen, afkomstig van een vereeniging van architecten entechnici, welke beoogen het bouwbedrijf in technisch-economisch opzicht teverbeteren.De vraagstukken van grondprijzen en onteigening hebben behandelinggevonden in een rapport van ,,The Expert Committee on Compensationand Betterment". _De woningbehoefte na den oorlog wordt volgens de laagste schatitingenberekend op 3 millioen. Bedroeg de woningproductie gedurende de 10 jaarvoor den oorlog jaarlijks 250.000 woningen, thans zou ten hoogste op200.000 woningen gerekend kunnen worden, als gevolg van een tekort aanbouwvakarbeiders. Een commissie uit de bouwindustrie, het ,,Committeefor the industrial and scientific provision of Housing", tracht vooral dooronderzoek van de vele uitvindingen op dit terrein dit te compenseeren.In het bizonder wordt ook gedacht aan het gebruik maken van door denoorlog verbeterde technische procede's in den woningbouw. Zoo wordtde mogelijkheid onderzocht van den bouw van lichte stalen ramen in dehuidige vliegtuigfabrieken; deze ramen zouden bekleed worden met rub-ber, carton, baksteenachtige stoffen e.d.Ruimtelijke ordeningHet laatste nummer (No. I^III) van het orgaan van de InternationaleFederatie bevat nieuws over de vorderingen ten aanzien van de ruimte-lijke ordening in Engeland.Herinnerd wordt aan het in 1940 verschenen rapport van de Barlow-commissie, die zich bezig hield met de geografisdhe verdeeling van de in-dustrieele bevolking. Dit rapport bevatte in het bizonder het voorstel totde insteUing van een nationaal-planorgaan, dat bevoegd zou zijn een doel-matige verplaatsing van de Industrie door te zetten. Verder werd in ditrapport de meening verdedigd dat de gezamenlijke groote steden in Enge-land met het oog op de verdeeling der bevolking een reconstructie noodighebben en dat het surplus in satellietsteden ondergebracht moet worden.In Groot-Londen zouden zich geen nieuwe industrieen meer mogen ves-tigen.Kort daarna valt de benoeming van een Minister voor den Wederopbouw,die zich met de belangrijke sociale en ,economische problemen zou hebbenbezig te houden en van een Minister voor ,,Town and Country Plan-ning". De uit de internationale organisatie bekende stedebouwer G. L.Pepler is hier een hoofdfiguur als technisch adviseur en ..principal assis-tant secretary" van den Minister.Het bericht geeft verder bizonderheden over commissie-werk. dat onderde hoede van het nieuwe Ministerie verricht is. Het noemt het ..UthwattCommittee", inzake schadeloosstelling en waardevermeerdering, waarvanboven reeds sprake was. Het blijkt dat deze commissie radicale maatne-gelen voorstaat. Zij beveelt o.m. aan dat de staat de waardestijging vanden geheelen landelijken grond zal verkrijgen.KOL^ TEGELHANDELWand-, VIoer- en Puitegels ? BouwceramiekKl.HoutweglS Un A Dl CMTelefoon 16572 fflMMKbCPIVraagt ons prij's en gezet aan den wand296Abraham van Stolk&Zoonen n.v.ROTTERDAMPOSTBUS 1100TELEFOON 35400HOUTHANDELdat kost geld!Proefnemingen in Amerika hebben be-wezen dat een te lage temperatuur ineen werkplaats of fabriek de arbeidsca-paciteit op ongekende wijze vennindertHet is voor elken fabrieksdirecteur dusvan het allergrootste belang, zijn geheelebedrijf (nauwkeurig) tot de juiste tem-peratuur te verwarmen. Als ge Uw be-drijf op de doeltreffendste wijze ver-warmd en geventileerd wenscht te zien,- vraag onzen deskundige dan eens omeen advies.EINDVOVEN CENTRALE VERWARMING N.V.Specialiteit in het aanleggen van fabrieksapparaten voor verv^arniingbevochtiging - ontneveting - droging en koeling.OPBOUW321BOUWMATERiALENSPUYBROEK&ZOONOVERSCHIEZESTIENHOVENSCHEKADE 344-515 - TELEF. 46610-49022KlUUT sVERBEEKsAANNEMINGSBEDRIJFBOUW-EN BETONWERKEN MATHENESSERLAAN 464TEL 30280 - ROTTERDAMBRANDVRIJE VLOEREN EN DAKEN
Reacties