Patrimonioms lVcninsstfdii%TIJDSCHRIFTVOORVOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGENDECEMBER1926 N?12 7= JAARGANG"....., Het aanzien van den wand na opsfellingis goed, ferwiji de wand stevig is. Oeze platen leanik in 't bijzonder yoor icamerwanden aanbevelen,omdat dan het behangselpapier er direct opge-plalct lean worden, zonder hinder van vocht tehebben", schrijft ons een architect.Een brochure is te Uwer beschikkingVraagi haar aan.GIPS-5-PLATENzulien ook U interesseeren; het is een degelijk bouw-materiaalN. V. DE METEOOR TELEFOON205 DE STEEGVAN MUNSTER'S UITGEVERS MAATSCHAPPtJ h^ERENGRACHT 246 AMSTERDAMIWEESPZAGERIJ AAN DE VECHT -- TELEFOON 597000 M^ TERREINFIJNHGUT spec. EIKEN enBEUKENLEVERING OOK IN BESTEKTRIPLEX --_?-BUDDING'S CABOTINEHOUlBEDERFWERENDECREOSOOTOLIEBEITSsVERF? DESINFECTEEREND >iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirK eehige klenren iets daarder dan lijnolieverf,doch in hoeveelheid % meer en in gebroikveel voordeeliger, en beter voor het hoot danieder ander preparaat, daarom veel goedkooBper, doch eischt gezegelde emballage B&Co.PRIMA HOLLANDSCH FABRIKAATiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiFIRM) IDMC i Co.. toil. IROOSHII39, IHSnMA. C. VAN DEN HOEKBouwmaterialenBUSSUM TELEF. No. 3CENTRALE COOPERATIE VOORWONINGINRICHTINGHOBBEMAKADE 89AMSTERDAMIN ONZE MODELKAMERS ZIJN MEUBELENSTOFFEERINGEN EN VERSIERINGEN VRIJ TEBEZICHTIGEN. ADVIES EN BEGROOTINGKOSTELOOS - FOTO'S OP AANVRAAGP. J. VAN SCHAIK H^ZnEARERet.mlUlBRIIIDIflDlll;EI,SIIIIIl[IISIIILIJITlEl' NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - A'DAMISOLA-BOUWHET BESTE EN GOEDKOOPSTE SYSTEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLKS- ENMIDDENSTANDSWONINGEN. - SELF8UPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handeis-MerkUITGEVOERD O.A. PLiVI. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 'sHERTOGENBOSCH - NOG IN UITVOERINGO.A. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT-Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alle materialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 7^ JAAROANG N? 12 DECEMBER 1926TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINQiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGENREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MR. D. HUDIG, IR. P. BAKKER SCHUT,IR. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS : J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN WONINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH, J. BOMMER,G. F. LiNDEIJERADRES DERREDACTIEEN ADMINISTRATIE ENSECRETARIAAT VAN HETINSTITUUT EN VAN DENNATIONALEN WONINGRAADKLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAMADVERTENTIESV. MUNSTER'SUITGEVERSMAATSCHAPPIJHEERENGRACHT 346 - AMSTERDAMABONNEMENTSPRIJS. ? f 8.-DE LEDEN VANHET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS f 1.50INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:Officieele Medeelingen -- De Wijziging van artikel 11 van het Woningbesluit (Uitbreidingsplan) doorDr. G. G. Pekelharing -- De Woning- en Gezinstelling te Amsterdam door A. J. A. Rikkert --Woningwetoverzicht -- Het Woningcongres door J. Bommer -- Edele Bestrijding door H. -- Binnenland --Buitenland -- Overzicht van Tijdschriften -- Rechtspraak.NATIONALE WONINGRAAD, ALGEMEENE BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN :Officieele Mededeelingen -- Kort Verslag van de Jaarvergadering van den Nationalen Woningraad op5 November 1926 -- Ingezonden.OFFICIEELE MEDEDEELINGENBij voldoende bestellingen wordt voor denzevenden jaargang van ons tijdschrift een bandbeschikbaar gesteld a / 1.40 per exemplaar. Be-stellingen vi^orden gaarne voor 20 Januari a.s.tegemoet gezien ; een bestelkaart is bij dit nummergevoegd.Tegelijk met de banden voor den zevendenjaargang kunnen 00k nog exemplaren voor dezes vorige jaargangen aangemaakt worden.DE WIJZIGING VAN ARTIKEL 11VAN HET WONINGBESLUIT (UIT-BREIDINGSPLAN)Het Koninklijk Besluit van 27 Augustus 1926,S. 316, heeft eenige belangrijke vs^ijzigingen ge-bracht in art. 11 van het besluit van 20 April1921, S. 679 -- het Woningbesluit --, zooals datartikel luidde na de daarin reeds bij het besluitvan 16 Juni 1924, S. 291, aangebrachte verande-ringen. In het elfde Stedebouw-nummer van hetTijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw(Januari 1925) heb ik het genoemde artikel in zijneerste herziening aan een beschouwing onder-worpen. Het thans verschenen wijzigingsbesluitgeeft aanleiding het onderstaande op te merken.In de bedoelde beschouwing heb ik tegen art. 11bezwaren aangevoerd, deels van rechtskundigen,deels van praktischen aard, welke in het kort ophet volgende neerkwamen.Door de herziening, die art. 31 (oud art. 28)Woningwet heeft ondergaan bij de wet van 19Februari 1921, S. 73, is uitdrukkelijk de bedoelingvastgelegd dat het uitbreidingsplan, hetwelk degemeenten verplicht zijn vast te stellen, zal bestaanuit een aanwijzing van ,,de bestemming voor denaaste toekomst van den in dat plan begrepengrond in hoofdzaak", d.w.z. dat het een bestem-mingsplan en een tot de hoofdlijnen beperktgeraamteplan zal zijn, hetwelk ,,niet in bijzonder-heden heeft af te dalen", aangezien een zoodanigplan ,,praktisch het eenig bruikbare is" ^). Dezegedachte is echter verijdeld, in zooverre de uit-voeringsmaatregel van art. 11, met aannemingvan de niet op de wet steunende onderscheidingtusschen grond, bestemd voor bebouwing in deallernaaste toekomst en grond, bestemd voor^) Memorie van Toelichting op de wet van 1931.222 ARTIKELENbebouwing in de verdere toekomst, ten opzichtevan het eerstbedoelde gebied een volkomen gede-tailleerde uitwerking -- ,,een volledig beeld vanden toekomstigen aanleg van straten, pleinen,wegen en vaarten en aanduiding van de soortenvan bebouwing" -- heeft voorgeschreven.Tengevolge van de bij de wet van 19 Februari1921 in art. 5,2 Woningwet ingevoegde sanctieop het goedgekeurde uitbreidingsplan is verder hetgedetailleerde plan voor de strook, waarin devoortschrijding van de bebouwing plaats heeft --t.w. die bestemd is voor de uitbreiding in deallernaaste toekomst -- een Zeer bindend plangeworden, aangezien uit kracht daarvan geenbouwvergunningen mogen worden verleend instrijd daarmede. Voor de inwilliging van elk,van het, aanvankelijk 2;onder dat nog concretebouwbedoelingen bekend waren, opgestelde uit-breidingsplan in mindere of meerdere mate af-wijkend bebouwings- en exploitatieplan was dien-tengevolge de bewerkelijke en tijdroovende for-meele her^iening van het uitbreidingsplan noodig,ofschoon dit geheel indruischt tegen den wenschvan den wetgever van 1921, die dit juist heeftwillen vermijden ^) en van oordeel was dat bij detoepassing in de onderdeelen voortdurend ,,reke-ning (moet) worden gehouden met de 200 dikwijlsveranderende behoeften van de praktijk" *).De wijzigingen, die het besluit van 27 Augustus1926 thans gegeven heeft, behelzen het volgende.I. In de aanduiding, dat het uitbreidingsplanden grond heeft aan te wiJ2;en, die onderscheidenlijkvoor de allernaaste en voor de verdere toekomst,,voor bebouwing is bestemd", zijn de aangehaaldewoorden telkens vervangen door: ,,waarvan debestemming wordt aangewezen" (iste, 2de en 3delid).II. De afstand, gemeten van de bestaandebebouwing af, waarvoor t.a.v. ,,grootere steden"de gedetailleerde uitwerking staat voorgeschreven,is van ,,niet meer dan 1000 tot 2000 M." terug-gebrachit op ,,niet meer dan 1000 M." (iste lid).III. De bepaling van het 4de lid, volgenswelke bij het besluit tot vaststelling van het uit-breidingsplan door den Raad aan Burgemeesteren Wethouders de bevoegdheid kan wordenvoorbehouden :a. om de grens of de richting van een straat,gracht of plein op eenig onderdeel nader vast testellen, wanneer bij definitieve uitmeting blijkt,dat eenige afwijking noodzakelijk is ;b. om de soort van de bebouwing op eenigonderdeel nader vast te stellen (nieuwe redactielid c) ;c. de op eenig onderdeel in het plan opgenomenvoortuinen te doen vervallen (nieuwe redactie^) Voorloopig Verslag op de wet van 1921.") Memorie van Toelichting op de wet van 1921.lid d), -- waarvan de gevallen b en c zijn ingevoegdbij het besluit van 16 Juni 1924, S. 291 -- is indrieerlei opzicht uitgebreid, en wel:i". door de onder a voorkomende woorden,,de grens of de richting van een straat, gracht ofplein op eenig onderdeel nader vast te stellen"aan te vullen met: ,,en dienovereenkomstig den vormder bouwblokken eenigszins te wijzigen" ;2?. door openstelling van de mogelijkheid omde machtiging tot nadere vaststelling en wijzigingaan Burgemeester en Wethouders, behalve wanneerzulks bij definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt,00k te verleenen in geval ,,ter uitvoering van eendoor of met medewerking van den belanghebbendeten behoeve van de bebouwing van zijn grond ont-worpen bouwplan, zoodanige afwijking in het be-long van een richtige of behoorlijke bebouwingblijkt te zijn" ;3?. door toevoeging van de mogelijkheid totverleening van de bevoegdheid aan Burgemeesteren Wethouders om ter uitvoering van een bouw-plan als onder 2? aangegeven ,,een of meer dergeprojecteerde straten te verplaatsen of te doenvervallen of nieuwe straten in te voegen en dienten-gevolge den vorm van enkele bouwblokken te wijzigenof eenige bouwblokken samen te voegen of te splitsen".Door de onder I vermelde vervanging van,,bebouwing" door ,,bestemming" is art. 11Woningbesluit op dat punt in overeenstemminggebracht met de gedachte van art. 31 Woningwet.Het is dus een juridische verbetering. Praktischebeteekenis heeft deze verandering echter niet. Endit wel te minder, doordat het artikel in 2;ijn uit-werking, wat de ontwikkeling der gemeente in deallernaaste toekomst betreft, het ,,volledige beeldvan den toekomstigen aanleg van straten, pleinen,wegen en vaarten" en de aanduiding van desoorten van ,,bebouwing" van de ,,bouwblokken"is blijven eischen, wat slechts te verwezenlijkenis door het opstellen van een gedetailleerd bebou-wingsplan en waarbij het bestemmings- of ge-raamteplan in deze strook dus vooralsnog uitge-sloten blijft, al moge het terugbrengen van deafmeting daarvan ten aan2;ien van grootere steden-- de wiJ5;iging onder II -- een zekere tegemoet-koming zijn.De handhaving van de onderscheiding tusschende uitbreiding in de allernaaste en de verderetoekomst en van de gedetailleerde bewerking vanhet eerste gedeelte moet stellig worden betreurd.Niet alleen omdat daardoor de bestaande strijdig-heid met de geschiedenis van de herziening vanart. 31 (28) Woningwet in 1921 is bestendigd,maar vooral 00k om de groote bezwaren, die denaleving van de gestelde bepaling in de praktijk op-levert. Althans voor zooveel betreft de behandelingvan eenigszins omvangrijke algemeene uitbreidings-plannen, welk soort van plannen de Woningwettoch bij het opleggen van de verplichting tot hetARTIKELEN 223maken van uitbreidingsplannen hoofdzakelijk ophet oog heeft.Het karakter, dat een algemeen plan draagt, isin de verschillende onderdeelen altijd nog tamelijkvaag. Meermalen stellen de ontwerpers van deplannen dat in hun toelichtingen vast *). Degemeenteraden zelf zijn er zich bij de behandelingveelal van bewust ^). Bij de beoordeeling van eeneenigszins ruim opgezet plan kan het 00k nietanders. Het is niet te vergen dat het onmiddellijktot in alle details precies de meest juiste oplossingen2;al geven. Dikwijls komen elkaar snel opvolgendegebeurtenissen spoedig wijzigingen in allerleiomstandigheden en denkbeelden brengen ^). DeWoningwet zelf houdt rekening met de2;e onzeker-heden door een herziening van het uitbreidings-plan ten minste eenmaal in de 10 jaren voor teschrijven.Is de detailleering reeds om dit alles iets vantwijfelachtige waarde, voor de administratievebehandeling, zoowel als voor de rechtsgevolgenbrengt zij ernstige moeilijkheden mede.Naast de voorschriften van art. 11 staan dievan art. 10 Woningbesluit, krachtens welke uit-voerige kaarten en toelichtende kadastrale beschrij-vingen moeten worden opgemaakt van den in hetplan begrepen grond met vermelding van eigenarenen opgaven hoeveel van hun terrain voor den aanlegvan een straat, een gracht of een plein bestemd isen van de lengten en breedten der aan te leggenstraten, pleinen en grachten, enz. De verzamelingen de opstelling -- om van de bijhouding van deveelvuldige wisselingen tijdens de meestal lang-durige voorbereiding niet te spreken -- van al dezegegevens vordert veel tijd, arbeidskracht en mate-rieel. Hoe verder gedetailleerd het plan is, hoeerger dit wordt. Ten slotte wordt het vrijwelmonnikenwerk ! De praktijk wijst uit dat geengroote gemeente tegenwoordig meer kans zietdeze voorschriften na te komen. Amsterdampubliceerde haar schematisch ,,ideeenplan", datin het geheel niet aan de eischen van de artt. 10en II beantwoordt en derhalve aldus -- ofschoonhet met de bedoeling van de Wet wel strookt --geen wettelijk uitbreidingsplan zal kunnen vormen')Rotterdam is bezig partieele plannen gereed temaken, waarbij men als richtsnoer een niet officieel*) Zie de aanhalingen in mijn artikel in het Tijdschriftvoor Volkshuisvesting en Stedebouw van Januari 1925.Zie 00k de paragraaf ,,algemeen uitbreidingsplan" van dein het Tijdschrift van September 1926 door den heerW. G. Witteveen gedane mededeeling over het planRotterdam-Zuid.^) Zie mijn mededeeling omtrent den gedachtengangvan den gemeenteraad van Utrecht in het Weekblad voorGemeentebelangen van 3 April 1925, biz. 113.") Zie enkele mededeelingen over veranderingen invijf jaar tijds gedurende de behandeling van het algemeeneplan der gemeente Utrecht, in het Weekblad voor Gemeente-belangen t.a.p.')?Zie Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw,Februari en Maart^i926.algemeen plan gebruikt ?). Te Utrecht aanvaarddede Gemeenteraad in beginsel een niet in denwettelijken vorm voorbereid algemeen plan, hetvi^elkvervolgens bij gedeelten naar de voorschriftenvan het Woningbesluit zal worden uitgewerkt,maar dat in afwachting daarvan, ofschoon hetin de praktijk als leidraad reeds goede dienstendoet, van alle rechtskracht is verstoken ^).De bedoeling, welke achter den eisch van degedetailleerde uitwerking van art. 11 en de uit-voerige opgaven van art. 10 Woningbesluit schuilt,kan geen andere zijn dan de bescherming vanden particulieren eigendom van degenen, wiergronden in het uitbreidingsplan zijn begrepen-^").De bouwblok-begrenzingen van het gedetailleerdeplan vormen tengevolge van de sanctie van art.5,2 Woningwet feitelijk rooilijnen, welke bij deverleening van bouwvergunningen moeten wordeninachtgenomen. Wordt door den geprojecteerdenaanleg van straten, pleinen, plantsoenen, vaarten,grachten meer dan het J gedeelte van iemandsgrond van bebouwing uitgesloten, dan mag degemeente volgens de leer van het koninklijk besluitvan 12 November 1923, S. 516 -- het geval Tilburg-- het plan dientengevolge niet vaststellen zonderschadeloosstelling (aankoop of onteigening) aande getroffenen op den voet als in art. 30 Woningwetten aanzien van het bouwverbod is geregeld.Hoezeer de waakzaamheid tegen benadeelingvan het particulier bezit door het ingrijpen van deoverheid op zich zelf ongetwijfeld een belangrijkezaak is, die alle aandacht verdient, levert toch hetverbinden van zoo verstrekkende rechtsgevolgenaan de gedetailleerde uitwerking in een algemeenuitbreidingsplan groote bezwaren op.In mijn vroegere beschouwing over art. 11Woningbesluit heb ik reeds betoogd dat de sanctie,welke aan het wettelijk uitbreidingsplan is ver-bonden, niet meer kan omvatten dan de waar-borging dat de uitleg inderdaad overeenkomstigde aangewezen bestemmingen zal plaats vinden,d.w.z. dat in wijken voor industrie geen ver-gunningen tot villabouw zullen worden gegeven,op punten aangewezen voor parkaanleg geenstraten, op gedeelten bestemd voor havens of') Zie Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw,September 1926.') Zie Weekblad voor Gemeentebelangen, 3 April 1925,biz. 113.^"j V.g.l. het overigens van zekere gewrongenheid nietvrij te pleiten Kon. Besluit van 12 Januari 1925, Nr. 48,Weekblad voor gemeentebelangen 1925, biz. 52 (Uitbrei-dingsplan-Bussum), waarin is overwogen dat weliswaar inart. 31 Woningwet de waarborgen ontbreken, die art. 30 bijhet leggen van bouwverboden voorschrijft, maar dat inart. 31 een algemeene waarborg wordt gevonden in degoedkeuring van gedeputeerde staten en in beroep op deKroon en dat dezen derhalve verplicht zijn na te gaan ofmet de belangen der eigenaren voldoende is rekeninggehouden, zulks te meer, nu in art. 5 der Woningwetsanctie op het uitbreidingsplan is toegekend, waardoor derechten der grondeigenaren dadelijk kunnen wordenaangetast.224 ARTIKELENsportterreinen geen arbeiderswoningen zullen wor-den toegelaten, enz. Daarbij wees ik erop dat,zoo men een meer omvattende sanctie wil hebben,deze op de wet behoort te berusten, doch nietzonder dien grondslag door de uitvoeringsmaat-regelen mag worden opgelegd.Voor de gemeenten is het iets ondoenlijks om,wanneer in een algemeen uitbreidingsplan opeenigszins groote schaal meer dan J gedeelte vanhet bezit van particuliere eigenaren voor doel-einden wordt aangewezen, waardoor op den duurvrije bebouwing daarvan wordt uitgesloten, ter-stond bij de uitvaardiging van het plan ^^) aan-koopen of onteigeningen te gaan doen, waardoorzij uiteraard reeds spoedig in hooge kosten zullenvervallen. Vooral in tijden van geboden -- enmede door de Regeering verlangde^^) --zuinigheidin het beheer der gemeente moet dit een over-wegende belemmering opleveren tegen de nalevingvan de verpHchting tot vaststelhng van een alge-meen plan.Doch afgezien hiervan gaat het vastknoopenvan de gehoudenheid tot aankoop of onteigeningaan een algemeen uitbreidingsplan verder danin den regel wel gerechtvaardigd is te achten.En dit wel allereerst in verband met de onzeker-heden, welke zulk een plan, naar hierboven inherinnering werd gebracht, in zijn toepassingbevat. Aan de daarin voorkomende detailleeringen(verkavelingen) is feitelijk niet meer waarde toete kennen dan die van figuratieve oplossingenin de voor straataanleg aangewezen deelen vanhet (bestemmings)plan.Intusschen mag stellig worden verlangd datvoor de gronden, die reeds eenigszins spoedigvoor bebouwing in aanmerking komen, meerbindende plannen (stratenplannen) worden opge-maakt. Daarmede wordt dan echter getredenbuiten het begrip ,,bestemmingsplan", dat hetalgemeene plan heeft te geven en zoodanigepartieele plannen worden derhalve door de wet,zooals deze thans luidt, niet geeischt. Voor dezepartieele plannen kunnen, wegens hun beperkteromvang en hun meer onmiddellijke werking,ingrijpender bepalingen en verder strekkenderechtsgevolgen worden gesteld dan ten aanzienvan de algemeene plannen mogelijk is. Op datsoort van plannen schijnen dan ook de voor-schriften van artikel ii en vooral die van artikel loWoningbesluit te zijn ingericht. In hoeverre het^^) De verwachting dat door het particulier initiatiefuitbreidingsplannen geleidelijk tot uitvoering zullen komen,is geen voldoende reden om een bouwverbod te leggen opmeer dan J gedeelte van aan een en denzelfden eigenaartoebehoorenden grond en niet tot aankoop of onteigeningover te gaan. (Kon. Besluit van lo December 1908, C. V.;zie ook o.a. de Kon. Besluiten van 28 September 1922,A. B. biz. 289 en 24 September 1924, W. G. B. biz. 366).1^) Men denke in dit verband aan de aanschrijving vanden Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouwvan 19 Juli 1926.billijk is de gemeente bij de uitvaardiging daarvante nopen tot aankoop of onteigening, voorzoovergronden van een eigenaar voor meer dan J gedeeltevoor straataanleg enz. worden aangewezen, dientdaarbij dan nog in elk geval afzonderlijk en nietnaar een globalen stelregel te worden uitgemaakt.Daarbij moet mede in aanmerking worden ge-nomen dat bepaalde stukken uit eenig bezit, tezamen vormende het | gedeelte daarvan, volstrektniet altijd tevens het I gedeelte van de waardevan dat bezit behoeven te vertegenwoordigen,doch in het eene geval meer, in het andere gevalminder, van die waarde zullen beloopen. Evenminmag uit het oog worden verloren dat bij het inexploitatie brengen van maagdelijke terreinen doorparticulieren met de gemeenten regelingen plegente worden getroffen, waarbij zij den grond, voorstraten e.d. bestemd, ter beschikking stellen ende kosten van aanleg enz. voor een zeker deelvoor hun rekening nemen. Ten slotte is de fluc-tuatie in de waarde van het grondbezit, naar matehet met voordeeliger of onvoordeeliger uitkomstenin exploitatie kan worden gebracht, iets, watbinnen het normale risico van den eigenaar valt.Een uitbreidingsplan -- zelfs een partieel --is niet een exploitatieplan. Het dient niet om destadsuitbreiding te scheppen. Deze heeft plaatsnaarmate de zich geleidelijk ontwikkelende staduit zich zelve groeit. Het uitbreidingsplan is erslechts om aan dien groei tijdig de noodige leidingte geven en te voorkomen dat door onvoldoendestelsel en doorzicht in het heden, toestandenworden gevormd, die in de toekomst moeilijkhedenzullen opleveren, gelijk het tegenwoordige geslachtreeds veel van hetgeen -- o.a. door den aanlegvan op den duur te nauw gebleken straten en doorondoelmatige plaatsing van gebouwen -- vroegeris gemaakt, met kapitaalsvernietiging en opofferingvan hooge kosten heeft moeten ongedaan makenof wijzigen.Voorzoover uit de vaststelling van uitbreidings-plannen, waartoe de gemeenten verplicht zijn,zekere gevolgen van geldelijken aard te hunnenlaste moeten voortspruiten, dient daarbij deonderscheiding tusschen een allernaaste en eenverdere toekomst niet te worden getrokken naareen afstandsmaat in hemelsbreedte van den inhet plan begrepen grond, gelijk art. 11 thans nogsteeds doet, doch volgens den aard van het plan,zooals dat is opgemaakt, t.w. al naar gelang heteen algemeen bestemmingsplan is, waaraan noch opgrond van de wet, noch naar billijkheid wegenszijn karakter andere dan zeer algemeene gevolgenkunnen worden verbonden, dan wel een partieelplan, bij welks uitvoering de gemeente zoodanigbeslag op particulier bezit zal leggen, dat zij zulkeen plan redelijkerwijze niet zonder toekenningvan vergoeding zal mogen uitvaardigen.De onder III opgenoemde wijzigingen, eindelijk.ARTIKELEN 225van het 4de lid van art. 11 Woningbesluit, waarbijeen aanzienlijke uitbreiding is gegeven aan demogelijkheid van machtiging aan Burgemeesteren Wethouders tot afwijking en nadere vaststellingvan indeelingen op detailpunten, mogen stelligals een belangrijke tegemoetkoming aan de eischenvan de praktijk worden beschouwd, waardoor desoepelheid van de toepassing van het plan geluk-kigerwijze is bevorderd. De machtiging kan wordenverleend op ruimer schaal dan tot dusver -- immersniet alleen meer voor de nadere vaststelling vande grens of de richting van een straat, gracht ofplein, maar ook tot wijziging van den vorm derbouwblokken (wijziging onder 1?) -- en tevensom een andere reden dan alleen de noodzakelijkheidin verband met verschillen bij kadastrale opmeting-- immers eveneens ingeval het in het belangblijkt te zijn van een richtige of behoorlijke be-bouwing in verband met de uitvoering van bouw-plannen door of met medewerking van derden ophun grond (wij^iging onder 2?) -- en ten slotte opingrij'pender wijze -- immers, ter uitvoering vande bedoelde plannen, tot geheele verplaatsing,achterwegelating of invoeging van straten enwijziging, samenvoeging of splitsing van bouw-blokken als gevolg daarvan (wijziging onder 3?).Vooral door de toevoegingen onder 2? en 3? ontstaatde zoozeer gewenschte mogelijkheid om naarmatebepaalde bouwplannen inkomen het, aanvankelijkzonder concrete gegevens geprojecteerde, gedetail-leerde uitbreidingsplan (stratenplan) door her-ziening in de onderdeelen te doen aanpassen aande zich telkens in de werkelijkheid voordoendebehoeften, zonder dat daarvoor iederen keer delangdurige en omslachtige procedure van deverandering van het uitbreidingsplan behoeft teworden doorloopen. Voortaan toch zullen dezeafwijkingen, evenals de vroeger reeds in het vierdelid van art. 11 voorkomende, wanneer de Raadbij de vaststelling van het plan aan Burgemeesteren Wethouders de bevoegdheid daartoe heeftovergelaten, door deze kunnen worden aange-bracht, zulks -- volgens het 5de lid van het artikel,dat geen andere wijziging heeft ondergaan dan eenvan redactioneelen aard om het te doen aanpassenbij de voorafgaande leden in hun nieuwe lezing --behoudens goedkeuring van de Gcdeputeerde Sta-ten, die niet zullen beslissen dan na den inspecteurvan de volksgezondheid te hebben gehoord en nade belanghebbenden in de gelegenheid te hebbengesteld bezwaren in te brengen.Deze laatste voorzorgen, blijkbaar tegen een teingrijpend optreden van Burgemeester en Wet-houders gericht, doen weliswaar -- vooral voorzooveel betreft onbelangrijke afwijkingen, zooalshet bijwerken van kadastrale verschillen en hetlaten vervallen van voortuintjes -- wel wat zwaar-wichtig aan. Men moet echter aannemen dat debemoeiing van de Gedeputeerde Staten in ditgeval wel noodig is, ten einde ook het gewijzigdeplan te doen blijven een ,,goedgekeurd plan",waarvan art. 5,2 Woningwet spreekt en in strijdwaarmede geen bouwvergunningen mogen wordenverleend.Zonderlinger evenwel is dat de inmenging vanden Raad geheel kan worden uitgeschakeld, terwijlhet toch onder omstandigheden zaken zal betreffen,die volstrekt niet van zoo geringe beteekenis zijn,immers o.a. verandering in de aanwijzing van desoort van bebouwing (arbeiderswoningen, villa-bouw, industrieen) en van verkavelingen in hetgedetailleerde plan (weglaten en inlasschen vanstraten, samenvoeging en splitsing van bouw-blokken). Wenscht de Raad, wat niet onbegrijpelijkZou zijn, de zeggenschap niet aan Burgemeester enWethouders over te laten, dan zal derhalve vande thans geopende gelegenheid tot afwijkingzonder den langen duur van een wijziging vanhet uitbreidingsplan geen gebruik kunnen wordengemaakt.Intusschen zal zich het bezwaar van dezevreemde delegatie niet doen gevoelen in gemeenten,waar de bepaling geldt dat geen straten mogenworden aangelegd en opengesteld dan met goed-vinden van den gemeenteraad, zoodat de gewijzigdestraten- en bebouwingsplannen in ander verbandalsnog bij den Raad aanhangig dienen te wordengemaakt.Terwijl dus door het wijzigingsbesluit van 27Augustus 1926, S. 316 voor een deel is tegemoet-gekomen aan de bezwaren, welke tegen art. 11van het Woningbesluit bestonden, moet tochworden gehoopt dat nog verdere herziening vanhet artikel, voorzooveel noodig gepaard gaandemet herziening van art. 31 Woningwet, over nietlangen tijd zal volgen, ten einde het artikel inovereenstemming te brengen met de wet en het,te zamen met art. 10, voor praktische toepassinggeschikt te doen worden.Dr. G. G. PEKELHARINGUtrecht, 30 October 1926DE WONING- EN GEZINSTELLINGTE AMSTERDAMVan het verslag der woning- en gezinstelling,welke te Amsterdam in October 1925 is gehouden,is thans het eerste deel verschenen, bevattendede resultaten van de woningtclling. De bewerkingder gegevens der gezinstelling is eerlang gereed,zoodat ook binnen niet al te lang tijdsverloop deresultaten van deze telling bekend zullen wordengemaakt.Bij de telling is in hoofdzaak het schema gevolgd,hetwelk is aangegeven in het rapport der z.g.,,Woningtellingcommissie" uit het NederlandschInstituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw, diein 1922 rapporteerde over de vraag : Behoort een336 ABTIKELBNvolgende woningtelling op dezelfde wijze als dein 1919 gehouden telling te geschieden of dientdaarin verandering te worden gebracht.Evenwel is 200wel bij de woningtelling als bijde gezinstelling op enkele onderdeelen van hetgegeven schema afgeweken. De afwijkingen bijde gezinstelling zullen te zijnertijd ter sprakeworden gebracht. De afwijking bij de woningtellingis in hoofdzaak de volgende. Er is geen onderscheidgemaakt tusschen arbeiders- en middenstands-woningen en woningen voor welgestelden. Dit isvoor Amsterdam practisch onmogelijk. De hurenvan de arbeiders- en middenstandswoningen loopenop de grens dooreen, evenals de huren op de grensder middenstandswoningen en der woningen voorwelgestelden. De huur kon voor deze indeelingdus geen criterium zijn. De buurten, waarin dewoningen liggen, kunnen zulks 00k niet zijn, omdatarbeiders en middenstandswoningen op vele plaat-sen naast elkaar voorkomen. Verder zijn ten tijdevan den ergsten woningnood vele woningen,bestemd voor arbeiders, betrokken door midden-standers en vele voor middenstanders bedoeldewoningen betrokken door arbeiders ; dit laatstevaak gepaard aan onderverhuring. De methodevan directe beoordeeling is voor een stad alsAmsterdam evenmin door te voeren. Daarom isde geheele woningvoorraad enkel gesplitst naarde huren.Wat de voorbereiding der tellmg betreft, isgeheel gehandeld overeenkomstig het rapportder bovenbedoelde commissie. Het perceelsbriefjewerd gebruikt als omslag voor de gezinsbriefjes,welke vooraf door het Bevolkingsregister wareningevuld. Deze methode van werken heeft zeergoed voldaan. De bijzonderheden ten aanzienvan de behandeling van de gezmsbriefjes zuUenlater worden besproken,Het perceelsbriefje was vooraf aan de hand vande bestaande woningkartotheek ingevuld ten aan-zien van de perceelsaanduiding (straat en nummer)en de perceelsindeeling (huis, een hoog, enz.).De tellers hadden de opdracht te controleerenof de perceelsindeeling juist was ingevuld. Verdermoest worden aangeteekend of de woning bewoondwas of leeg ; of aan de woning al dan niet een neringof bedrijf was verbonden en welke de huur wasvan de woning, dan wel of deze door den eigenaarwas bewoond of als dienstwoning moest wordenaangemerkt.De telling werd door 13 groepen tellers van elk13 man onder leiding van 13 ambtenaren van denWoningdienst uitgevoerd en werd in hoofdzaakin 2 weken ten einde gebracht.Nadat de tellers alle telbriefjes hadden inge-leverd, kon met de bewerking der verzameldegegevens een aanvang worden gemaakt.In de eerste plaats werd de bestaande woning-kartotheek met de thans verkregen resultatengecompleteerd. Voor zoover noodig, werd deperceelsindeeling verbeterd en op alle woning-kaartjes werden de bijzonderheden omtrent hurenen eventueele winkels bijgewerkt.Aanvankelijk was het de bedoeling de bewerkingte doen toepassen door deployeeren met de hand.Hiervoor zou een belangrijk aantal personen noodiggeweest zijn. Evenwel opende zich de mogelijkheidgebruik te kunnen maken van de Hollerith sorteer-en tabelleermachines, welke aanwezig zijn bij deadministratie der Gemeente Electriciteitswerkente Amsterdam. Door gebruikmaking van dezemachines is op de bewerking een tijdsbesparingverkregen van ongeveer 40 %.Bij het gebruik dezer machines is het noodigdat alles wat onderscheiden moet worden, aan-gegeven wordt door cijfers. Zoo was het b.v. noodigbij de onderscheiding der woning naar de liggingin het perceel, de verschillende perceelsgedeeltente nummeren met b.v. kelder = i, huis = 2,I hoog voor = 3, I hoog achter = 4, enz. Zoo 00kbij de onderscheiding naar de wijze van het totstand komen, als door particulieren (op eigenterrein of op erfpacht), met Woningwetgeld, enz.Voor het machinaal sorteeren en tellen is hetnoodig dat wordt gebruik gemaakt van een bepaaldsoort kaartjes, waarin op bepaalde plaatsen gaatjesworden geponsd, overeenkomende met de nummersder verschillende rubrieken, welke onderscheidenmoeten worden, als daar zijn : huurklasse, liggingin het perceel, bewoond of onbewoond, wijze vanhet tot stand komen, huur-, eigen- of dienst-woning, met of zonder winkel, enz.Verder kon het kaartje gebruikt worden voor deberekening der huurveranderingen ten aanzienvan de woningen, welke in 1909 en 1916 reedsbestonden en nadien niet veranderd zijn.Een gedetailleerde uiteenzetting van de gevolgdewerkwijze bij de machinale bewerking zou voordit Tijdschrift te ver voeren. Volstaan wordedaarom hier met de overtuiging uit te sprekendat voor de verschillende bewerkingen van eengroote massa gegevens, als zijn verzameld bij dewoning- en gezinstelling, de gebruikmaking van deHollerith sorteer- en tabelleermachines grootebesparing op de kosten der bewerking kan brengen.Door een bepaalde wijze van controle is het moge-lijk gemakkelijk de grootst mogelijke juistheidin de cijfers te verkrijgen, hetgeen bij niet-machi-nale bewerking alleen mogelijk zou zijn met eenuitgebreid controle-systeem.Het thans verschenen verslag is een voortzettingvan de reeks verslagen van vroeger gehoudenwoningtellingen. Waar mogelijk, zijn thans ver-gelijkingen gemaakt met de bij vroegere tellingenverkregen resultaten.In het verslag wordt in de eerste plaats mede-gedeeld wat als ,,woning" is geteld. Als zoodanigis geteld het perceel of perceelsgedeelte, datvolgens den bouw (onderlinge ligging der ver-schillende vertrekken) kennelijk bedoeld is alsAHTIKELEN 227te worden bewoond door een gezin. Voor dewoningen in de nieuwe stadswijken was dit zeergemakkelijk vast te stellen. In de oudere stadswijkenleverde zulks nog al eens moeilijkheden op. Voor-namelijk daar, waar groote patriciershuizen enkleinere koopmanshuizen uit vroeger eeuwen be-woond worden door meer gezinnen. Hier is eenindeeling van het perceel in woningen, afgaandeop den bouw, vaak zeer moeilijk, zoo niet on-mogelijk. In die gevallen is dan aangemerkt alsafzonderlijke woning dat deel van het perceel,hetwelk t-echtstreeks door den eigenaar is verhuurd.Zoo kan het voorkomen dat een oud koopmans-huis thans door vier of meer gezinnen wordtbewoond, die alle rechtstreeks van den eigenaarhebben gehuurd. In den loop der tijden zijn dethans afzonderlijk verhuurde perceelsgedeelteneenigszins geschikt gemaakt voor afzonderlijkebewoning. Ongetwijfeld kleven aan deze wijzevan vaststelling gebreken. Een andere maatstafvoor de bepaling wat als afzonderlijke woningraoet worden aangemerkt, is niet te vinden. Ditgeldt voor iedere stad, waar een kern is van oudegroote huizen, waarvan de etages thans afzonderlijkworden bewoond.Het hoofdstuk, handelende over den woning-voorraad geeft in de eerste plaats een overzichtvan de bij de telling gevonden woningen, gesplitstnaar de huren en naar de stadskwartieren, waarinde stad is verdeeld.Samengevat in enkele huurgroepen voor degeheele stad en in vergelijking met 1909 waren decijfers als volgt:uitvoering van groote bouwwerken. In anderegevallen worden de perceeltjes in de achteraf-straatjes vaak in gebruik genomen door de grooteremagazijnen aan de hoofdstraten, als bergplaats e.d.Dit geldt 00k als toelichting op een staat, waarineen vergelijking wordt gemaakt tusschen hetaantal woningen, gevonden bij de achtereenvol-gende woningtellingen in de verschiUende stads-kwartieren.Voor de Oude Stad en de Nieuwe Stad (zonderhet geannexeerde gedeelte, omdat daarvan devroegere cijfers niet bekend zijn), waren de cijfersals volgt:JBSOIUIE GilFfliS MMRl 1509 CTSIELD OP 1001 Maarl ! 1 MW1903 1 19161 Nov. 1 1 Nov.1919 i 19251 Maart19091 Maad19161 Nov. : 1 Nov.1919 ' 1925Oude StadNieuwe Stad55.668 49.63674.448 89.57648.434 i 45.23393.639 114.311100 89100 ! 12087 81126 1154Oude er Nieuwe Stad 130.116 139.212 142.073 159-544 100 107 109 j 123HURENJBSOIOIE CDFERS ^1IN % m HE?lOIMl1 Maarl19031 November19251 Maarl i 1 Nov.1909 1 1925Beneden / 4 per weekVan/208.- tot ben./ 300.- per jaarVan / 300.- tot ben./ 450.- per jaarVan / 450.- en meer82.75119-79514.66036.17147.42646.96842.265i64.4 i 20.915.4 1 27.58.9 27.211.3 244Samen 128.725 172.830 100 100Duidelijk blijkt hieruit de verschuiving van degroote massa der woningen naar hoogere huur-groepen. Deze verschuiving is niet alleen het gevolgvan huurverhooging. Een andere tabel n.l. geeftde oorzaken van deze verschuiving aan. Doorslooping, verbouw en veranderd gebruik vervielental van woningen voornamelijk in de laagstehuurgroepen ; waartegenover geen vermeerderingdoor herbouw of nieuwbouw kan worden gesteld.In het verslag staat hieromtrent : De steegjes ensloppen verdwijnen in den loop der jaren bij de') Zonder de hofjeswoningenHet aantal woningen in de Oude Stad, en ookin de oude stadskwartieren afzonderlijk, daaltsterk. In het alleroudste stadskwartier zelfs tot67 % van het aantal in 1909.Daartegenover stijgt het aantal woningen inalle stadskwartieren der Nieuwe Stad tot 1919.Behalve in een stadskwartier zet de stijging zichtot 1925 nog voort. Het stadskwartier, hetwelkna 1919 een uitzondering maakt, is gelegen tusschende Hugo de Grootgracht en het Vondelpark. Ditstadskwartier was kort voor 1919 bijna geheelvolgebouwd. Slechts enkele tientallen woningenzijn nadien nog daar gebouwd. Achter dit stads-kwartier is thans een nieuw kwartier ontstaan, n.l.het groote Plan-West. En nu doet zich in hetvolgebouwde stadskwartier hetzelfde verschijnselvoor als in de Oude Stad ; het aantal woningenneemt af. Dit is het gevolg van het veranderenvan de toegangswegen, welke aanvankelijk inhoofdzaak woonstraten waren, in winkelstraten.Kinkerstraat, Bilderdijkstraat, de Clercqstraaten Overtoom telden aanvankelijk enkele tientallenwinkels. VerschiUende straten zijn thans huis aanhuis winkels, meestal zonder woning. Indien hetaantal woningen in het bedoelde stadskwartierin 1909 gesteld wordt op 100, dan was dit in 1916118 en in 1919 119. Thans is het weder terugge-loopen tot 117. Hier is dus een begin van city-vorming aanwezig-Een belangwekkende staat in dit hoofdstuk isnog die, welke betrekking heeft op het aantalwoningen met winkels in vergelijking met hettotaal aantal aanwezige woningen. Bij de ver-schiUende tellingen werden de volgende getallengevonden :2:^8 ARTIKELENlotaal aan-lal aanwezigewDuingenWONIHGEN MEI WINKflDATAAanlal In %Maart 1909Maart 1916November 1919November 1925128.725137.577140.522172.83017-72514-91214-02616.24213.810.8lO.O9.4Omtrent het totaal aantal winkels zeggen dezecijfers natuurlijk niets. Hierover handelt een anderhoofdstuk. Het blijkt dan dat het aantal winkel-woningen tot 1919 zoowel absoluut als relatiefverminderde. Tusschen 1919 en 1925 neemt hetaantal alleen relatief af. Een en ander zal vooreen groot deel het gevolg zijn van de hoogereeischen, die de winkeliers allengs beginnen testellen aan hun woning. De invoering van hetverplichte sluitingsuur geeft hun meer gelegenheidzich in den huiselijken kring te bewegen, waartoede meestal zeer kleine woning bij den winkel nietde geschikte gelegenheid biedt. Indien mogelijkhuurt hij een afzonderlijke woning. In de laatstejaren sullen de Huurwetten er het hunne hebbentoe bijgedragen het aantal winkelwoningen teverkleinen. Immers de winkelwoningen vallen onderde beschermende bepalingen dier wetten, maar deenkele winkels niet. Indien nu een winkelwoningleegkomt, wordt deze vaak, art. 8c der Woning-noodwet ten spijt, verhuurd uitsluitend als winkelvoor een, uithoofde van de Huurwetten ongelimi-teerd bedrag.Het volgende hoofdstuk behandelt de onbe-woonde woningen.In de Oude Stad stonden in de verschiUendehuurgroepen tusschen i en 2 "
Reacties