ISTUDSCHRIFTVOORETVOLKSHUISVESTINGIlEN STEDEBOUWEtORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAAD1926 NS 4 7'JAARGANG APRILeiPSSWANDGELUIDDEMPENDSTERKBRANDVRIJSPIJKERVASTGip? - j - Platen, gdnder mortel in verband gezet, vormen een volkomen dichten en stevigen wand,welke aan beide zijden glad is en bovendien totaal droog. -- Inlichtingen worden U gaame verstrektN. V. DE METEOOR ^S.^1^(Fabrikante voor Nederland)VAN MUNSTERS UITGEVERS MAATSCHAPPIJ - HEERENGRACHT246 - AMSTERDAMIWEESPZAGERIJ AAN DE VECHT -- TELEFOON 597000 M? TERREINFIJNHOUT spec. EIKEN en BEUKENLEVERING OOK IN BESTEKTRIPLEXA. C VAN DEN HOEKBouwmaterialenBUSSUM TELEF. No. 3BUDDING'S CABOTINEHOUTBEDERFWERENDECREOSOOTOLIEBEITSsVERFDESINFECTEEREND ?innnimuniiiiiiiiiiiniiiuiiitiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniieenige klenren lets dmirder dan liinolieverf,doch in hoeveelheid % meer en in gebmikveel voordeeliger, en beter voor bet hoot danieder ander preparaat, daarom veel goedkoo^per, doch eischt gezegelde emballage B & Co.PRIMA HOLLANDSCH FABRIKAATiniiiniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiiiuimiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiFIRMH BOK HO., cot iimiir 39, immii!ISli!{aU!iffi!ii!ii!ii!faai!i^^ICENTRALE COOPERATIE VOORWONINGINRICHTINGHOBBEMAKADE 89AMSTERDAMIN ONZE mODELKAMERS ZIJN MEUBELENSTOFFEERINGEN EN VERSIERINGEN VRIJ TEBEZICHTIGEN. ADVIES EN BEGROOTINGKOSTELOOS - FOTO'S OP AANVRAAGP J VAN SCHAIK linD-3IIIWEIillEReicJPECIMBIIIIIDlEIDIIGEI,SiWIISIIlUriEl-- __1 NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - A'DAMISOLA-BOUWHET BESTE EN GOEDKOOP8TE SYSTEEM VOORHET BOUWEN VAN COIWPLEXEN VOLK8- ENMIDDENSTANDSWONINGEN. - SELFSUPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handels-MerkUITGEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 'sHERTOGENBOSCH - NOG INUITVOERINGO.A. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van aile materialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 7E JAARGANO N^ 4 APRIL 1926TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINQEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MR. D. HUDIG, IR. P. BARKER SCHUT,IF. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS : J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN WONINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH EN J. BOMMERADRES DERREDACTIEEN ADMINISTRATIE ENSECRETARIAAT VAN HETINSTITUUT EN VAN DENNATIONALEN WONINGRAADKLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAMADVERTENTIESV. MUNSTER'S UITGEVERS MAATSCHAPPIJHEERENGRACHT 246 - AMSTERDAMABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS f 1.50INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:Officieele Mededeelingen - De Omgeving der O.L.V. Munsterkerk te Roermond door Ir. Joseph Th. J.Cuypers - De Zuiderzee door Mr. D. Hudig - Adressen, en?, uitgaande van het Instituut - Binnenland -Buitenland - Overzicht van Tijdschriften - Wetten, Kon. Besluiten enz. - Rechtspraak.NATIONALS WONINGRAAD : Officieele Mededeelingen - De Jongste circulaire door J. Bommer -Woningbouwvereeniging ,,Ons Belang" te Leiden - Van de Afdeelingen.OFFICIEELE MEDEDEELINGENDoor den Stedebouwkundigen Raad is dd.26 Maart 1926 een adres aan Burgemeester enWethouders van Amsterdam gezonden inzakehet plan Groot Amsterdam. Het adres is opbiz. 74 van dit nummer opgenomen.DE OMGEVING DER O.L.VR. MUN-STERKERK TE ROERMONDIn Nummer 2 van den vijfden jaargang i5Febr.1924 van dit tijdschrift werdeneenigekortemedee-deelingen gedaan omtrent de plannen van deomgeving der Munsterkerk te Roermond, waarbijenkele overwegingen, die geleid hadden tot deoplossing, zooals ondergeteekende die meende aanhet gemeentebestuur van Roermond te moetenvoorleggen.Die pilannen zijn door den Raad niet voetstootsaanvaard, doch de discussies in den Raad en deontboezemingen daarbuiten mogen gelden alsbewijs van de groote belangstelling der Roermond-sche burgerij voor deze aangelegenheid.Waar zeer verschillende belangen hierbij in hetspel zijn, mag daarin reeds een verklaring gezochtworden voor de omstandigheid, dat het niet zooeenvoudig was eenheid van inzicht bij de Raads-leden te vestigen.De gemeente had na lange jaren weder de vrijebeschikking gekregen over een uitgebreid terrein,de voormalige kazerne. Dit complex was oorspron-kelijk een adellijk Vrouwenstiftklooster, waarmedede Munsterkerk innig verbonden was. Immers dieMunsterkerk was kloosterkerk en voor het bezoekder burgerij eigenlijk slechts in de tweede plaatsbestemd.In deze omstandigheid mag een historische grondworden gezien om bij de studie van de bebouwingder omgeving allereerst voorop te stellen de vraag :hoe stond deze kerk van haar stichting af tot tenminste laat in de achttiende eeuw aan de Zuid-zijde, vrij of wel ingebouwd 1De West- en Noordzijden zijn steeds ruim vrijgebleven, aan de Oostzijde was een 3 M. hoogemuur aanwezig, die de kerk verbond met de laterekavalerie-kazerne op 20 M. afstand.Voor de gemeente gold het hier deze vragen tebeantwoorden : Welke bestemming te geven aandeze terreinen, waarbij het financieel belang dergemeente gebaat wordt, daarnaast welke oplossingzal de Munsterkerk als zelfstandig (?) monumenthet best tot zijn waarde doen komen ; verder welkeverkeersverbeteringen of aanvullingen zijn hier teverkrijgen en eindelijk op welke wijze moet de62 ARTIKELENMunsterplein en kazerneterrein, ontwerp 1923bebouwing worden geleid, opdat de nieuwbouwhier een gunstig stadsbeeld zal vertoonen.Hierbij wordt het plan van bebouwing afgedrukt,Zooals het in overleg met de Rijkscommissie voorMonumentenzorg is gewijzigd.Het trace van de straten onderging kleine ver-andering, daar een voorbouw ten Noorden derschool, Zuidelijk van de kerktorens, nood^akelijkis gebleken.Daardoor moest de kromme lijn in den verbin-dingsweg van Munsterplein naar-Hamstraat Noor-delijk worden opgeschoven.De plein-aanleg werd meer in overeenstemminggebracht met het karakter, dat het voorplein vanzulk een krachtig sprekende kerk dient te hebben.Tusschen de lanen met dubbele rij lindenboomenzal de verlaging tot enkele treden beneden denkerkvloer geheel worden belegd met vlakke tegels,terwijl de verhooging door muurtjes wordt afge-sloten en de overgangen door steenen trappen engroote bordessen wordt tot stand gebracht.De muziek-kiosk zal naar den Zuid-rand wordenverplaatst, opdat van het pleinaf een vrijer gezichtop den Westgevel mogelijk is.De verhoogde bordessen langs den Westgevel,die noodig zijn als verbinding der Munsterstraatmet de Graaf Gerardstraat, doen tevens dienst alsterrassen voor den krachtigen torenbouw.Ook aan de Noord-Oostzijde zal die verlaging inarchitectonisch karakter worden doorgevoerd. Bijde uitgraving omde omgeving der kerk weerterugte brengen op het oorspronkelijk peil, zuUen demooie boomen, die in het plantsoen voorkomen,worden gespaard en omkuipt.Deze zullen met hun zoo verschillende silhou-etten in de vlakten der verlaagde pleintjes een ge-gewenschte afwisseling brengen.De eenvoudige lijnen der lichtgele mergel kerk,gezien door het spinweb der donkere takken derbeplanting, verkrijgt een groote aantrekkelijkheid,door de tegenstelling van natuur en kunstwerk.Welk bouwmeester ziet zijn werk niet gaarneomgeven door beplanting!De doorgangen onder de bogen vonden veelARTIKELEN 63Omgeving Munster, ontwerp 1925bestrijding. Na het voorstel de boog in de Ham-straat zoodanig te verschuiven, dat het doorzichtnaar de torengroep der kerk meer vrij kwam, werdhet plan in den Raad goedgekeurd op 19 Mei 1.1.Afgezien van de vraag of een monumentaalgebouw, in het centrum eener middeleeuwschaangelegde stad, al dan niet gunstiger uitkomt,wanneer het op geringen afstand in aansluiting ismet, of omgeven is door minder belangrijke bouw-werken, zoodat plaatselijk een deel van het monu-ment aan het oog wordt onttrokken, moet in Roer-mond die vraag naar mijn oordeel onmiddellijk inverband worden gebracht met de stichting engeschiedkundige ontwikkeling van dit kerkgebouwen zijn oorspronkelijke omgeving.De Christenkerk is in de stad het gebouw van dehoogst denkbare waarde. Door de wijze van plaat-sing moet aan die allerhoogste bestemming uitingworden gegeven.De omgeving moet ons voorbereiden bij dengang ter kerk; het karakter der omgeving moetwijding geven aan de plaats.In het ideale stadplan zullen wij een kathedraalliefst plaatsen op een verhevenheid van het terreinen de omgeving zoo aanleggen, dat voor de belang-rijkste westelijke hoofdingangen een tamelijkruim pleiri vrij blijft, terwijl zoowel plein als kerkdoor boomrijen, lanen worden omgeven. AanNoord- en Zuidzijde zullen straten gericht wordenop de zij-ingangen, zooals die meestal in de tran-septen voorkomen.Verder zal er naar worden gestreefd om deombouwing van de groote ruimte een edel karakterte geven, door aldaar te vestigen openbare ge-bouwen, stichtingen met b.v. een menschlievenddoel, ambtswoningen, ziekenhuizen enz.Zoo goed als de zuilen van het Grieksche peristylrond de tempel-cella de ideeele ontwikkeling zijnvan den cellawand, zoo zullen de hierboven aange-duide boomrijen, en buitendien architectonischeelementen in verband met een lage omheiningvan den kerktuin, waarboven uit b.v. de 14 lijdens-staties in stele-vorm aan vele middeleeuwschekerken als motief kunnen gelden, getuigen van deuitstraling van het kerkgebouw in de stad. ^)Dit beteekent de geometrische uitbeelding vande geestelijk beheerschte orde. Hierbij zullen wijde stad als een samenhangend geheel blijven zien.a. De stedebouwer mag niet uitgaan van deopvatting dat de gebouwde stad de toevallige samen-voeging zou zijn van woningen enz. van aldaargeboren personen en anderen, welke zich daarhebben gevestigd.b. De bouwmeester, die op een of ander puntder stad werkt heeft zich voorheen geen rekenschapgegeven van vorm en karakter der belendingen.De stedebouwer van heden, dien wij op een hooger^) De plaatsing van kerken werd reeds besproken in deneersten jaargang van ,,der Stadtebau" in het Februari-nummer door Fritz Wolff, die 00k den absoluten eisch:,,de kerk behoort op een open plein en zal niet tegen anderegebouwen aanleunen", bestrijdt.In het bijzonder geldt zijn beschouwing de plaatsingvan Evangelische kerken in Duitschland. Als studie-raateriaal voert hij 16 situatie-teekeningen aan van oud-Christelijke en middeleeuwsche kerken in Italie en wijsterop dat het Italiaansche voorbeeld der aangeslotenbebouwing in vele gevallen met gunstig gevolg in Duitsch-land werd gevolgd.De plaatsing van een kerk midden op een verkeerspleinwordt door schrijver bepaald afgekeurd.Als een zeer gelukkig voorbeeld van de verbinding vande kerk door middel van arcaden en met drie wanden vaneen Westelijk plein voor den ingang, wordt aangehaaldS. Annunciata in Florence, waarbij door een afzonderlijkgesloten voorhof en door de geniale architectuur en wand-schilderingen het vraagstuk een betooverende oplossingbeeft gekregen.Barok-kerken in Trier en Koblenz zijn door hun inge-sloten ligging aan kleine pleinen, met (in het laatste geval)overbouwde toegangsstraten, wel verscholen, maar wekkenjuist door hun geheimzinnige omgeving tot de stemming,die het kerkbezoek eischt.64 ARTIKELErirJCHCTJ-OA/rWCGP -OmCMWVGMX/^/rexT Cf\>^'ie^ 703?a^.standpunt stellen willen, voelt dat alle stichtingeneener stad, groot en klein, uiting moeten gevenaan een samenhang van ideeelen of economischenaard, waarin die gebouwen, particulier of openbaar,totelkander, ofwel tot het leven der burgers staan.Hij heeft ernaar te streven dat de stad zij een even-wichtig geordend, groot organisme, waarvan de.organen elk hun functie kunnen uitvoeren inharmonie met alle andere,Daaruit volgt dat noch de monumentale, nochde particuliere gebouwen wild en onverschilligals gestrooid mogen gedacht worden, maar aan deeenvoudigste regels van orde en regelmaat moetenvoldoen. Die regelmaat wordt in de Amster-damsche grachten door den kadevorm en stoepen200 schoon uitgedrukt en bij het landhuis dooromheining of muurtje van den voortuin of delijnen der terrassen, waarop de gebouwen zijngeplaatst.Dat zulk een stad in onze dagen wellicht nergenster wereld zal zijn te vinden, bewijst niets tegendeze opvatting. Bij een nauwkeuriger beschouwingvan oude steden (en misschien 00k van de nieuwstein de Nieuwe Wereld?) blijkt immers dat, naarmatede stad zich in korten tijd heeft ontwikkeld ofgeheel omgevormd, zi) ons een beter beeld vaneen harmonische eenheid geeft. Pompei, Carcassoneen Karlsruhe kunnen dienen als voorbeelden uitver uiteenliggende perioden. Uit deze opvattingomtrent den idealen groei eener stad volgt eentweede begrip, dat voor ons geval van belang is.Bij het omschrijven van de eischen, welke in hetalgemeen zijn te stellen aan de omj^eymi'van monu-mentale gebouwen, allereerst van bestaande monu-menten uit vroeger eeuwen, en dan ook aan deomgeving der belangrijke gebouwen in onzestadsuitbreidingen, rijzen twee vragen:1. Moet naar geheel vrije omgeving of ge-deeltelijke insluiting worden gestreefd ;2. Moeten de bouwwerken der omgeving, zoowelnabij als op grooteren afstand, organisch groeienuit dezelfde vormenspraak als het monument.Ofwel is het wenschelijk dat deze zich maargrillig ontwikkelen en onverwachte tegenstellingenvormen zoowel in plan als in vormgeving.De Christenkerk, die ik hier als voorbeeld kies,heeft een bestemming, waarbij niet alleen dekerk-bezoeker individueel is betrokken of waarbij depriesters alleen het heilige inwendige betreden.Dit was in hoofdzaak de bestemming der cella vande Grieksche tempels.ARTIKELEN65VGDDPLEI/N Cy-IDCXJWI/N(^^& kATHEDO'XvL 3T D/VOTE. H/iV\OLE/MDe Christenkerk is bestemd om groote menigtendaarbinnen op te nemen. Maar de kerk wordtalleen daar opgetrokken, waar een of meer priestersdagelijks zullen komen offeren. Aan de Kathedraalzijn de Kanunniken van het kapittel verbonden,die driemaal daags daar komen zingen of bidden.Voor den bisschop en de kanunniken zullen in deonmiddellijke nabijheid woningen worden gestichten in aansluiting daarmede bouwwerken voorvereenigingen enz., die in verband met de kathe-draal haar cultureele belangen behartigen.In Zuidelijke landen zullen palmrijen wellichtvoldoende kunnen zijn om de wegen van dietrouwe bezoekers der kathedraal te overschaduwen ;meer Noordelijk zullen de arcadenbouwen vanBologna of Munster of de arcaden, door Dr.Berlage ontworpen langs de groote Avenue vanPlan Zuid, als goed begrepen voorbeelden kunnendienen, om het verkeer in het openbare leven opmonumentale wijze te omgeven, en aldus de vrijeruimte van het plein beter te omsluiten, en deomgeving door geleidingen in verband met hetmonument te brengen.Als we onder die arcaden gekomen zijn tot naastde kathedraal, dan zullen deze arcaden zich weernatuurlijk voortzetten, haaksch op lengte-as vanplein en kerk, gericht op de eerste westelijketravee, of op de oostelijke, die aansluit bij denoodzakelijke dienstvertrekken, sacristie of gerf-kamer, waar de kerkelijke gewaden van alle offi-cianten worden bewaard.Zoo is nu de kathedraal ten minste eenmaal, maar zoo noodig viermaal door overdektezijdelingsche galerijen verbonden met de bouw-werken der omgeving.Nu is de vraag te stellen of de beschouwing hiergehouden voor den kathedraalbouw 00k toepasselijkis op andere monumenten, b.v. indien het goldeen paleis voo^ het Staatshoofd, of een Hoog-gerechtshof, een Wagner-Festspielhaus. Zal danhet verband even onmiddelbaar moeten zijn 1Het ligt voor de hand dat volgens den aard vanhet natuurlijk leven dezer verschillende monu-mentale gebouwen, gesticht onder ideale omstan-digheden, de bestemming zelf zich wel degelijkzou uiten door kleiner of grooter aanbouw, diezoo niet de onmiddellijke verbinding, dan toch hetniet verwijderd verband met de complexen deromgevende stad noodig maakt.De paleizen der Noord-Italiaansche steden, zoogoed als de latere kasteelen en paleizen der Fran-sche koningen en andere vorsten, het Louvre, deTuilerieen, het Paleis het Loo en Hampton Court,Frederiksborg enz. danken hun eigenaardige ont-wikkeling en de belangrijkheid van het ganschebeeld, juist door het aan elkander rijen van devorstelijke verblijven met de dienstvertrekken,somtijdszelfsincluis de stallen. Onze kasteelen vanna de Middeleeuwen, die dus niet meer als goedgesloten vesting zijn bedoeld, geven 00k voor-beelden van de directe aansluiting van de voornamewoning, meest in de middenas door brug of kadeen borstweringmuur verbonden aan de vleugels,waarin dienstwoningen, koetshuizen enz. wordenondergebracht.Zou het niet natuurlijk zijn een operagebouw teverbinden met het magazijn van tooneel-decoratiefen atelier voor decoratie-tooneel, met een schoolvoor muziek en dans ?Een niet-rhythmisch-verdeelde ruimte op zichzelve zegt ons niets. Het Parvis Notre-Dame teParijs, een groot effen asphaltvlak, mist alle gewijdestemming, en kan nauwelijks worden gered doorhet standbeeld van Karel den Groote en het plant-soen eenerzijds, den regelmatigen ziekenhuisbouwaan de Noordzijde. Dat is niet de oorspronkelijketoestand, maar slechts een half voltooide oplossingder omgeving in het moderne Parijs.De omgeving der Egyptische tempels, methun rijen van sculpturale tempelwachters, leeren66 AETIKELENons beter hoe de omgeving van den tempel wordttot een sprekend geordende en meetbare ruimte.Juist door de vele kleinere monumenten, die hetoog ontmoet op de Place de la Concorde, spreektdit reuzen-plein tot onze verbeelding ; daardoorwordt de ruimte meetbaar.Het monument, los op een vlak plein, zonderduidelijk verband, is stedebouwkundig m.i. onbe-paald, geen levend deel der omgeving.Elke uitbreiding van den bouw, die een overgangmaakt van de groote massa naar het vlak van hetplein en den omtrek, vormt reeds een verbetering.De trappen, de borstweringen, de terrassen, zelfsportiers- en schildwachthuisjes, kunnen zootoegepast worden, dat zij het monument tengoede komen.En wordt het gebouw door tuin omgeven, danis het noodzakelijk om de architectonische lijnenen liefst de materialen zich te laten herhalen lahgsde paden, vijvers en terrassen en omheiningen vandien tuin.Naarmate de bestemming van het monumentalegebouw inniger samenhangt met de bestemmingder omgevende bouwwerken, mogen die bouw-werken ook nader treden.De woningen voor priesters en kanunnikenmogen dus de kerk naderen, en daarmede in verbandworden gebouwd.Dat het gezicht op den bouw daardoor gedeelte-lijk wordt bedekt, is geen nadeel; door de verge-lijking en een goede tegenstelling der vormen zalde architectuur beter spreken.De conciergewoning naast het raadhuis teHeemstede draagt zeer aanmerkelijk bij tot denindruk van den hoofdbouw.Het paleis van Justitie van Brussel is niet orga-nisch gegroeid met de oude kern van de stadBrussel. Er zuUen nog vele jaren verloopen,voordat in die omgeving aansluitende reeksen vanmoderne hooge gebouwen zullen zijn opgericht.Het oude paleis van den Koning te Brussel,beschouwd in direct verband met de woningenvan de Place Royale, vormde een bijzonder goedgeheel. Zulke gesloten te zamen gegroeide stads-beelden geven ons alle kathedralen, waarbij dekloostergangen onmiddellijk aansluiten, zooals deSt. Maartensdom te Utrecht, St. Servatius enO.L.Vr. te Maastricht, maar ook paleisbouw als deZwinger te Dresden. De St. Pieter met het Vaticaan,en galerijen rond het St. Pietersplein zijn wel degrootste toepassing in Europa, als zoovele beeldenvan natuurlijk ontwikkeld stadsleven.Het monumentale gebouw, Westersch, dus Chris-telijk begrepen, maar niet de Rotstempel van deBoeddhisten, is steeds gedacht als ten dienste vanden mensch. Hoe belangrijker het bouwwerk, deste beter toegankelijk moet het zijn voor vele men-schen. Is het dan ook niet natuurlijk dat de radicaleisolatie van het bouwwerk in het steden-complexniet door ons als ideaal kan worden opgevat 1Nu te Haarlem de nadere vaststelling van hetstratenplan rondom de nieuwe St. Bavo aan deorde is, acht ik het zoowel uit praktisch als ook uitstedebouwkundige overwegingen gewenscht, enbevorderlijk voor een gunstig esthetische werkingvan die kathedraal, dat de aansluitende tuinen enpleinen, worden onderbroken door een geslotenreeks gebouwen, die zelfs over de straateindenaan elkander zijn verbonden, door bogen metovergangen op de verdieping.Een deel van het vrije plein bewesten de Kathe-draal dient te worden bestemd als voorhof, afge-sloten plaats ter voorbereiding van de stemmingder Kerkbezoekers.Daarvan heeft de oud-Christelijke basilika onszulke schoone voorbeelden gelaten. Bij deze wasde voorhof omgeven door overdekte gangen, welkeonmiddellijk aansloten tegen de zijbeuken derbasilika.Bij nieuwere stichtingen in de laatste driekwarteeuw zijn deze voorbeelden, evenals de aanlegvan een zoogenaamd ,,paradijs" der middeleeuwen,te weinig nagevolgd. Reden daarvan is de onorga-nische wijze,waarop de terreinen voor belangrijkekerkelijke stichtingen, meest door een toevalligenaankoop van terrein, worden voorbereid.De decoratief-esthetische werking gaat natuur-lijk samen met een redelijke, gezonde stedebouw-kundige opvatting.De goede bebouwing zal haar schoonheid tothoog peil kunnen brengen, als deze afgemetenvormen uiting geven aan de levensfuncties,waartoe zij dienen.En juist de bestemming, die uit al die aanbouwenspreekt, mits die aanbouwen geen bloedzuigerszijn of woekerplanten, zal een element in onzebelangstelling zijn van groote waarde.In de aflevering3/4 van jaargang 1925 van ,,Stadte-bau" geeft de redacteur een breede uiteenzettingvan den strijd, die in de Duitsche vakorganen enook de Ulmer-dagbladpers ontbrand is na de uit-spraak in den prijskamp voor de bebouwing deromgeving van de Ulmer domkerk met zijn hoogstenEuropeeschen Westtoren, in de lengteas van hetmiddenschip.Bij de bespreking van den strijd om den Domte Ulm, komen beide bovengestelde vragen tersprake, maar wordt vooral de nadruk gelegd op detweede vraag en wel aldus nauwer aangeduid.De aanleg der omgeving van heiligdommenvereischt tegenover den hoofdingang een vrijeruimte, deze moet in organisch verband staan metden aanleg van het heiligdom, dus een gemeen-schappelijke as hebben, daarbij is symmetrie vanaanleg eveneens gewenscht; harmonie van vormen-spraak is daarbij ook te beschouwen als eenfundamenteele eisch van algemeen bouwkundigstandpunt.ARTIKELEN67Afwijkingen van de^e (klassieke) regels zijn invroeger perioden nooit ontstaan uit den natuurlijkenkunst^in van een begaafd bouwmeester, maaralleen als noodgedwongen gevolg van hinderlijkeomstandigheden.De aldus ,,gegroeide" onregelmatige aanleg deromgeving in duidelijken samenhang met de beper-kingen van het terrein (acropolis van Athene) ofhet ingesloten gebied van de middeleeuwschevestingsteden (Straatsburg) kan aanleiding geventot schilderachtige groepeeringen met gedeeltelijkedoorzichten op het heihgdom die weder hun(accidenteele) waarde hebben, als zij ons een beeldgeven van de overheerschende factoren, waaruithet stadsbeeld is gegroeid, terwijl door tegen-stellingen in de vormen het monumentale heilig-dom aan waarde wint.pe inzichten van Camillo Sitte werden naar hetschijnt door de z.g. Fischerschule, voorstandersvan het ,,gegroeide" onregelmatige, romantischrniddeleeuwsch beeld, onder omstandigheden, waardit volstrekt niet noodzakelijk was, onjuist doorge-voerd, terwijl de tegenwoordige redacteur duidelijkrnaakt dat Camillo Sitte, die de waarde van werke-lijk uit natuurlijke noodzaak gegroeiden onregel-matigen planaanleg naar voren heeft gebracht, weldegelijk de boven geformuleerde eischen van rustiggeordende bouwgroepen heeft voorgestaan, ookin de overtuiging dat de middeleeuwsche bouw-meesters, voor zoover het hun mogelijk is geweestin toenmalige tijdsomstandigheden, den axialenaanleg van plein, straat en kruisgang in verbandmet Kathedraalbouw toepasten.Daarnaast is ook, zoowel uit den tekst van dezestudie, als uit de zeer rijke illustratie met 164afbeeldingen, op te maken dat beide stroomingen,zoowel die der ,,Fischerschule" als die van denaxialen aanleg, de waarde erkennen van kleinerebouwwerken in de nabijheid van het monument,zoodanig geplaatst, dat een deel van het monumentdoor dit kleine gebouw wordt bedekt.In deze zeer doorwerkte studie wordt heel nietgerept van het begrip dat vrijlegging van hoofd-kerken zoover mogelijk zou moeten worden door-gevoerd, want van dat standpunt uit zou reeds hetinitiatief van den Ulmer magistraat, die op eendeel van het terrein, dat ten Zuid Westen der Kerkin 1870 werd vrijgemaakt door afbraak van een(niet met de kerk onmiddellijk samenhangend)Carmelietenklooster, geheel moeten worden af-gekeurd.Tegen den opzet wordt niet te velde getrokken,470 inzenders aanvaarden het programma endoenvoorstellen voor bebouwing van een deel van hetvoorplein tegenover den hoogen toren.Uit de illustratie der geciteerde aflevering vanStadtebau kunnen nog in verband met het Munster-kerkvraagstuk, worden aangeteekend de volgendepunten.De Grieken en Romeinen hebben er niet naargestreefd, secundaire bouwwerken bepaald ver-wijderd te houden van hun ? heiligdommen, maarintegendeel door lage zuilengangen verband gelegdtusschen deze en de omgeving met minder ideeelebestemming.Volkomen vrijliggende heihgdommen, omgevendoor pleinen, die gelijke breedte hebben aan vierzijden, hebben de middeneeuwen niet gekend.Ook de Renaissance heeft zich tevreden gesteldmet gedeeltelijke insluiting.Toen de Barok, gebruik makende van de be-schikbaar gestelde ruime middelen in later eeuwen,rnonumenten in vrije omgeving kon aanleggen,vinden wij algemeen een direct verband tusschenheiligdom en paleis of klooster, waardoor wedereen deel van het monument tijdelijk wordt ont-trokken aan het oog.De markt te Arnhem wordt Noordelijk afge-sloten door de St. Eusebiuskerk, waarvan slechtsdrie vierden vrij zijn voor het oog. Wie zou erooit aan denken om de kosterwoning en wat verderhet westelijk deel bedekt, te willen amoveeren.Thans is de markt goed gesloten ; de kerk domineertmooi de daarvoor liggende woningen, de kerk lijktgroot, aan de smalle zijde van het plein, en detoren geeft nog heel voornaam over het Waag-gebouw en de woningen een belangrijk silhouetaan dit stadsgezicht.Zeer sprekende voorbeelden van den betoove-renden indruk, die in de stad wordt verkregen,wanneer meerdere bouwwerken, dikwijls zelfsvan zeer verschillende bestemming, door de arcadeaan elkander worden geregen, geven ons talrijkeItaliaansche steden als Bologna, Verona, Brescia,enz. enz., ook Zuid-Fransche en Duitsche steden.In Lombardije is rond het middeleeuwsche markt-plein op natuurlijke wijze het gemeentehuis tezamengegroeid met de particuliere zakenhuizen, doorarcaden verbonden. Die arcaden zijn van hetcentrale plein uit b.v. te Brescia, als lange armenin verschillende straten voortgezet, terwijl dwars-straten telkens worden afgesloten en aldus hon-derden woningen, winkels en kantoren door dezenband worden gebonden. In die overdekte arcadenvoelen wij als een gemeenschappelijke voortzettingder woning.^)Tegenover de kerk, waar die door hoogereligging eenig verder uitzicht waarborgt, wordteen galerij of arcade aangelegd als een uitmuntendmiddel om het volksleven in onmiddellijk verbandmet het heiligdom te brengen.De Renaissance zet dien arcadenbouw in Noord-Italie met groote toewijding voort, en de Barokzal ons in deRueRivoli en de Place de la Concordete Parijs een uitnemend voorbeeld geven van de^) Het in prijskamp bekroonde ontwerp Wagner-Schouwburg van Arch. Staal verbindt dit gebouw methet Stedelijk Museum op gelukkige wijze.68 ARTIKELENwaarde van de bouwkundige aaneengeslotenheidals krachtig stedebouwkundig element.Nadat we een lans gebroken hebben voor degedeeltelijke insluiting van monumenten, nogeenige opmerkingen betreffende de vraag aan-gaande de mate van overeenstemming in vormen-spraak (voorheen minder juist als ,,stijr' aangeduid)van de bouwwerken der omgeving.Het beginsel der saamhoorigheid stellen wijhierbij evengoed voorop.Als daartegenover wordt aangevoerd hoe gunstigde Nieuwe kerk te Amsterdam spreekt in tegen-stelling met het Raadhuis van Van Campen, enhoe in alle oude steden gebouwen in Middel-eeuwsche vormenspraak in werkelijk schooneoppositie staan tot Renaissance-stichtingen, danzullen wij in het algemeen kunnen besluiten dat,dank zij zekere gemeenschap van nationaal, onver-anderd temperament en overgeleverde technischeartistieke ontwikkeling, in die tegenstellingennog voldoende gemeenschappelijk kunstgevoelspreekt, om niet tot den chaos te moeten be-sluiten.Waar wij te doen hebben met werken uit delaatste 80 jaren, blijkt maar al te veel dat de tegen-stellingen in vormenspraak elkander afbreuk doen,daar zij veelal aan het licht brengen den onwarenondergrond van het kunstenaars-streven in eenbouwwijze, die niet uit het leven is gegroeid, maaraangeleerd.Zoo leert ons het Plein te 's Gravenhage, datalleen de achttiende-eeuwsche gebouwen van deMinisteries van Oorlog, van Buitenlandsche Zaken,in onverminderde waarde blijven voor onzen smaak,terwiji de Hooge Raad, Kolonien, 00k zelfsJustitie, de Witte Societeit en het Bankgebouwelkander zeer hinderen. Hier is de tegenstellingrampspoedig. Ware het geheele Plein door Roseombouwd in den stijl van Kolonien, wellicht zoudenwij met iets meer illusie het Plein overwandelen,als de boomen weer groot waren.Eenheid van gedachte en van bouwkundigbeginsel dient te overheerschen de gansche om-geving van het monument. Dat wil niet zeggen eenonbegrensde herhaling van vormen, maar onjuisttoegepast. Noch veel minder de copie van dehistorische stijlvormen, uit den tijd van de stichtingvan het oude Monument.Maar wel overeenstemming in schaal, en inrythme der onderdeelen; in den assenafstand, diedikwerf zoo beslissend is voor de onderlingeverhouding der gebouwen; overeenstemming inde proporties, telkens in verband met de bestem-ming van het gebouw.Een allertreurigste wanverhouding zien we teRotterdam, waar het Raadhuis teerder, fijner enzwakker van vorm is dan het Postkantoor, dat alsmindere en latere stichting ondergeordend hadmoeten worden, maar dat door zijn in zich zelvekrachtige architectuur, de harmonie van het stads-beeld voor eeuwen verstoort.Een derde monument met gunstig gevolg daar-naast te stellen wordt wel een reuzen salto mortale.De groote aantrekkelijkheid van Neurenberg,Rothenburg, Hildesheim, Lisieux, Rouaan, methun zeer bewogen bouwwijze moet toch gezochtworden in den gemeenschappelijken oorsprong vande waarde dier bouwkunst door vier opvolgendeeeuwen.Wij zullen dus niet de historische tegenstel-lingen op den voet navolgen, maar we kunnen inlijn, kleur, in rythme en accentueering van onzebouwwerken groote afwisseling zoeken, terwiji deinnerlijke samenhang toch blijft bestaan.Hierop berust ook de verdediging der positievan de ,,leidende architecten" in de nieuweAmsterdamsche stadswijken.Ook dit punt wordt in bovengenoemd nummervan Stadtebau duidelijk besproken van een alge-meen modern standpunt.Roermond, Nov. 1925 JOSEPH TH. J. CUYPERSDE ZUIDERZEEDe voorbereiding van de inpoldering van deZuiderzee heeft op voortreffelijke wijze plaats gehad;zij mag als een voorbeeld worden beschouwd vanhoe een zaak behoort te worden behandeld.Men herinnert zich hoe in 1886 de Zuiderzee-Vereeniging werd opgericht. Lely was er van denaanvang af de groote drijvende kracht. Hij brachtverschillende rapporten uit, waarin achtereen-volgens de talrijke vraagstukken, welke zich bij deinpoldering van een zoo belangrijk gebied voordoen,op grondige wijze worden behandeld. De te volgengedragslijn werd daarin voor de toekomst vast-gelegd ; aan het denkbeeld van den afsluitdijk vanWieringen naar de kust van Friesland, van deindeeling in vier polders, van het IJsselmeerwerdlater niet meer getornd.Het is stellig geen geringe voldoening voor hemgeweest dat hij zelf als Minister -- zij het wellichtlater dan hij had gehoopt -- ten slotte in 1918 dewet tot stand mocht brengen, waarbij tot droog-making der Zuiderzee werd besloten, nadat reedsin 1894 een Staatscommissie haar sanctie had ge-hecht aan de denkbeelden der Zuiderzee-Ver-eeniging.Toen het zoover was, waren nog niet alle vraag-stukken opgelost, welke om oplossing vroegen.Telkens deden zich nieuwe voor. En het waswederom de Zuiderzee-Vereeniging, die ze instudie nam. Aan de Zuiderzee-visscherij, de zoet-watervoorziening van Friesland en Noord-Holland,het gebruik van gewapend beton, de stormvloedenten Noorden van den afsluitdijk werden rapportengewijd.ARTIKELEN69P7ai7 voor a/sltiiiina en cfrooyjrtexK2J2Ofva.j3 df ZjiiWe/'zfe vo/yens deryjiOok van Regeeringswege werden commissiesingesteld tot bestudeering van zich voordoendeproblemen. De commissie-Lovink, welke eenonderzoek zou hebben in te stellen naar deeconomische vooruitzichten van de droogmaking,zij hier uitdrukkelijk vermeld.Thans ligt nog de stedebouwkundige voorbe-reiding van de inpoldering te wachten. Wei werdreeds bij de behandeling van het wetsontwerp-1916 in Tweede en Eerste Kamer doorenkelen de aandacht gevestigd op de waarde vanhet toekomstig landschap en de toekomstige be-bouwing en zijn -- eenigszins vage -- toezeggingengedaan dat daaraan zorg zou worden besteed; welheeft de Heer Albarda kort geleden bij de behan-deling van het wetsontwerp, beoogende de inpol-dering van de Wieringermeer spoediger te doen,plaats hebben dan aanvankelijk de bedoeling was,deze zaak opnieuw ter sprake gebracht. Maar dezorg voor het natuurschoon en voor het aanziender gebouwen is slechts een onderdeel van destedebouwkundige beschouwing; zelfs mag nietworden gezegd dat zij de meest belangrijke is.Als stedebouw in de eerste plaats beteekent dezorg voor het juiste gebruik van den grond voordie bestemming, waartoe hij, binnen een grootgeheel bezien, het meest aangewezen is, dan zalvoor een nieuw gebied van grooten omvang, zij hetook met waarschijnlijk weinig gedifferentieerdbedrijfsleven, stedebouwkundige beschouwing opzijn minst van even groote beteekenis zijn alsvoor oudere gebieden, welke zich tot een cul-tureele of economische eenheid ontwikkelen, enom een ,,gewestelijk plan" roepen.Na de voorbeeldige behandeling, welke de voor-bereiding van de Zuiderzee-inpoldering in andereopzichten heeft gevonden, mag verlangd wordendat de Regeering ook aan deze, zeker even belang-rijke zijde van het groote vraagstuk even gron-dige behandeling zal doen wedervaren.Het wordt tijd. Het bovengenoemde wetsont-werp tot bespoediging van de droogmaking van deWieringermeer is de Tweede Kamer gepasseerd ;de Eerste Kamer heeft er haar Voorloopig Verslagover uitgebracht.Toen het ontwerp, een jaar geleden, werd inge-diend, was de verwachting dat op het eind van1931 de eerste gronden in de Wieringermeer inexploitatie zouden kunnen worden genomen. Wel-licht wordt het nu een jaar later.Maar dit beteekent dat het thans het oogenblikis om zich van de toekomstige verkaveling, vanden toekomstigen stedebouwkundigen opzet reke-ning te geven, dat thans de hoofdlijnen daarvanzijn vast te stellen.Het gebied van de Wieringermeer is in ver-houding tot het geheele te winnen gewest betrek-kelijk klein; het beslaat niet meer dan 20.000 vande 224.000 in te polderen H.A. Dit maakt ookqualitatief verschil. De stedebouwkundige vraag-stukken, bij de droogmaking der grootere poldersrijzend, -- de twee Zuidelijke polders, mogelijktot een samen te voegen, omvatten 151.000 H.A. --zullen anders van aard zijn dan de bescheidenere,die de Wieringermeer zal opwerpen.Niettemin, ook stedebouwkundige beschouwingvan deze is geboden. Dat een werk van omvangbeperkter is, zal nimmer als reden mogen geldenom het minder goed te doen. Bovendien, men rekenthet winst dat, op kleiner schaal met de Wieringer-meer beginnend, ervaring zal worden opgedaan,welke straks bij de droogmaking der groote poldersprofijt zal opleveren. Dat geldt ook voor de stede-bouwkundige studien.De Stedebouwkundige Raad heeft einde 1924een commissie ingesteld, bestaande uit de HeerenMr. D. Hudig, Ir. H. E. Suyver, Ir. P. VerhagenLzn.en Ir. W. G. Witteveen, welke zich rekenschapzou hebben te geven van de stedebouwkundigevraagstukken, welke in de droogmaking der Zui-derzee liggen besloten.Deze commissie bracht eenige rapporten uit.Wat hier beneden volgt, kan niet voor verantwoor-delijkheid der commissie worden gebracht, maar isop haar werk gebaseerd.Dat werk had allerminst de pretentie oplossingenaan de hand te willen doen. In hoofdzaak was het70 AETIKELENhaar doel zich er op bescheiden schaal rekenschapvan te geven van welken aard de vraagstukkenzullen zijn, waaraan aandacht dient te wordenbesteed.Het is een ongewone taak, die hier den stede-bouwer te wachten staat. Niet vaak zal het voor-komen dat hij voor een geheele provincie de toe-komstige ontwikkeling te verbeelden krijgt. Boven-dien een maagdelijk gebied, waar het toekomstigeals uit het niet moet worden geschapen. Nieuwde structuur van het heele gewest, nieuw denederzettingen, welke er zullen verrij^en. Alsaanknoopingspunten het omhggend land, de bodem-gesteldheid, die weinig afwisseling vertoont -- 87 %ervan bestaat uit klei, het niveau-verschil is vrijgeleidelijk. Voorts de waterstaatkundige eischen,die van het bedrijf, welke hij, als elk stede-bouwer, in schoone harmonie heeft te brengen metde eischen der volkshuisvesting, van de geestelijkebehoeften -- de ontspanning -- en van het verkeer.Geen centra van oude cultuur, noch kleinerenederzettingen, verbonden door een wegennet, meteigen traditie, geen centra van bedrijfs- en geestes-leven.De taak wordt er, als bij alle vermeerdering vanvrijheid, te zwaarder door, de verantwoordelijkheidte grooter.Niet alleen voor het scheppen van de juistestructuur, ook voor de schoonheid van den vormgeldt die verantwoordelijkheid : een nieuw land-schap staat geboren te worden.Hoe groot de bevolking van het nieuwe gewestzal zijn, men heeft zich aan gissingen gewaagd,maar heeft er geen vaste voorstelling van. 200.000is genoemd ; het cijfer lijkt te laag.Gegevens zijn moeilijk te verkrijgen. De HearIr. Th. K. van Lohuizen van den RotterdamschenWoningdienst heeft de volgende aanwijzingenverstrekt. Volgens de uitkomsten der laatsteberoepstelling zijn in den landbouw in den ruimstenzin werkzaam 623.000 personen, waarvan 90.000vrouwen ; de totale in cultuur zijnde grond beslaat2.000.000 H.A. Dit wijst op minder dan 4 H.A.per man. Stel, dat er 59.000 man op het land werk-zaam zullen zijn, dan kan men, uitgaande van deverhouding, welke volgens de laatste beroepstellingvrij regelmatig voorkomt tusschen het aantal ineen bedrijf werkzame personen tot de totale be-volking, deze laatste stellen op 2^ maal dit cijfer,of ongeveer 150.000.Daar komt bij de bevolking, welke in de be-hoeften der landbouwers moet voorzien. In streken,die, wat grondgesteldheid betreft, met de Zuider-zeepolders de meeste overeenkomst bezitten, is deverhouding van de landbouwende tot de geheelebevolking de volgende :Zeeland i : 2.41Noorden van Friesland zonder Leeuwarden i : 2.02Noorderkwartier van Noord-Holland i : 2.88Midden van Noord-Holland i ; 2.75Zuid-Hollandsche eilanden i : 2.02Deze cijfers duiden op een vrij constante ver-houding, te meer omdat het lage cijfer voor Fries-land en de Zuid-Hollandsche eilanden is te ver-klaren uit de aanwezigheid van een randgemeente-- Leeuwarden, Rotterdam --,welke in de behoeftender bevolking helpt voorzien, de hooge voor Noord-Holland uit het betrekkelijk groot getal kleinerestadjes. Neemt men Zeeland als normaal, 2.41,dan zou men voor de Zuiderzee-polders komen op360.000. Meerdere industrieele ontwikkeling, groeivan een groote gemeente kan het cijfer opdrijven ;de randgemeenten, tot geliefde woonplaatsen uit-groeiend, kunnen het drukken.Verwacht wordt dat de volksverhuizing in sneltempo zal plaats hebben ; de landhonger is, zoo zethet vermelde rapport-Lovink uiteen, nijpend.Reden te meer om alle maatregelen tijdig te nemen.Voor een belangrijk deel zal deze bevolkingverspreid wonen ; het landbouwbedrijf leidt daar-toe. Maar aan kernen zal niettemin behoeftebestaan. Randgemeenten zijn weliswaar aanweziglangs de oevers van de Zuiderzee en het is waar-schijnlijk dat deze ,,villes mortes" hun beteekeniszullen herwinnen. In de Haarlemmermeer heeftzich geen nederzetting van eenige beteekenis ont-wikkeld, de daar aanwezige randgemeenten (waartoeondertusschen ook Amsterdam en Haarlem be-hooren) hebben voor de bevolking van de Haar-lemmermeer de functie vervuld, welke een centraleplaats allicht zou hebben verkregen, zoo dezegemeenten niet aanwezig waren geweest.Men denke over de eischen, waaraan dergelijkestadjes hebben te voldoen, niet gering. Zijzullen moeten voorzien in alle behoeften der be-volking, van de meest eenvoudige af tot de meestingewikkelde toe; de kleine behoeften van hetdagelijksch leven moeten er kunnen worden be-vredigd, ook moeten er landbouwwerktuigen wor-den ingeslagen en specialiteiten op medisch gebiedgeraadpleegd. Niet onmogelijk is het dat zij zichzullen ontwikkelen tot afzetmarkt voor de pro-ducten van landbouw en veeteelt.Zulke kernen bestrijken een begrensde invloeds-sfeer. Hoe groot deze is, het is niet bekend ; deontwikkeling van het verkeer heeft er invloed op.Onderzoek hiernaar, met name voor marktplaatsen,is van belang. Dat ondertusschen Harderwijk enElburg, Edam en Hoorn voor het geheele gewestzouden kunnen volstaan, het lijkt onwaarschijnlijk.Reeds de jeugd, die naar school gaat, zoude afstanden niet kunnen afleggen. Winkels voorde dagelijksche behoeften moeten niet alleen perauto zijn te bereiken. Administratie-gebouwen,post- en belastingkantoren, kerken en vergader-lokalen zullen binnen gemakkelijk bereik moetenliggen.ARTIKELEN 71Kernen zullen dus ontstaan. Zoo is het van denaanvang af gezien. In de rapporten der Zuiderzee-Vereeniging werd gedacht aan een achttal kerk-dorpen ; later werd verondersteld dat elk daarvanvijf kernen zou bezitten. De Staatscommissie van1892 dacht eveneens aan acht gemeenten en weesop de openbare gebouwen, die er noodig zijn. Zezouden een uitgaaf van / 125.000.- per gemeentebeteekenen -- we leven in het begin der jaren 90-- of / 5.- voor elke H.A. van hun gebied. Decommissie stelde zich voor dat elk dorp 50 H.A.in vrijen eigendom zou verkrijgen.Ook in het plan tot droogmaking der Wieringer-meer, behoorend bij het rapport der commissie-Lovink, is aan een kern gedacht, gelegen aan dehoofdkanalen en de directe verbindingswegen metMedemblik, den Oever en Schagen. Men gaf erzich rekenschap van dat maatregelen om de tot-standkoming te bevorderen, noodig zouden zijn.Wanneer kernen zullen verrijzen, is het zaak metaandacht te overwegen waar ze het best zullenliggen in verband met bodemgesteldheid, ver-keerswegen, afstanden en de ontwikkeling ervanniet aan het goede geluk over te laten. Dit beteekentstellig de ontwikkeling van ongewenschte toe-standen, in verhoogde mate wanneer de groeisnel gaat.Zal het bij secundaire kernen naast de tot vollenwasdom gekomen randgemeenten blijven'? Hetlijkt onwaarschijnlijk.Industrie zal in de polders tot ontwikkelingkomen, al was het alleen landbouw-industrie,stroocarton-en aardappelmeel-, zuivel- en beet-wortelfabrieken. Voor deze moeten geschikte ter-reinen worden gekozen ; allicht zal zich in haaronmiddellijke omgeving een nederzetting vormenvan de arbeiders, die er werkzaam zijn. De goedeverbinding voor den aanvoer van het ruwe producten voor den afzet zal op de keuze van de plaatsinvloed moeten uitoefenen. Het lijkt verre vanonwaarschijnlijk dat andere industrieen neigingzullen gevoelen zich op den duur in dit uitgestrektegebied te vestigen, met name wanneer ze gelegen-heid vinden voor afzet hunner producten aan debevolking.Op het IJsselmeer -- ook daarover is rapportuitgebracht -- zal zich de gelegenheid openen voorde ontwikkeling eener nieuwe Industrie, de zoet-watervisscherij. Een haven voor deze zal gewenschtzijn. Zal ook ten behoeve van de scheepvaart,welke zich van Friesland en Overijssel uit opAmsterdam zal ontwikkelen, geen behoefte bestaanaan een haven bij den ingang van het kanaal, dathet IJsselmeer met Amsterdam zal verbinden ?Is het ten slotte ondenkbaar dat er iets als eenhoofdplaats zal groeien ? Zal zich in den Zuide-lijken polder geen gevoel van saamhoorigheid ont-wikkelen, zoodat zij, die er jarenlang hebbengewerkt en er ten slotte tot welvaart zijn gekomen,hun jaren van welverdiende rust zullen willenslijten in hun eigen land, in een stadje, dat hethunne is ? Zoo ja, is dan niet te verwachten datzich daar instellingen van cultureelen aard, middel-bare scholen, concertgebouw en schouwburg,zullen vestigen ?Men zou zich de plaats -- maar dit blijft fan-tasie -- reeds kunnen denken in de nabijheid vanhet Enkhuizer Zand.Dit Zand was in de aanvankelijke plannen totinpoldering opgenomen. Later werd het buiten-gesloten, omdat het uit minder vruchtbaren grondbestaat. Toen echter het toenemend gebruik vankunstmest de mogelijkheid schiep om ook vanzandgrond een behoorlijke opbrengst te verkrijgen,werden opnieuw de bakens verzet. Volgens hetlaatste plan ligt het Zand weder binnen het in tepolderen gebied. Van mindere waarde echter zalde grond blijven. Is dit terrein niet aangewezen alsontspanningsoord? Komt het niet voor bebosschingin aanmerking f Van alle kanten wordt thans deklacht gehoord dat ons boschbezit achteruitgaat;op vermeerdering ervan wordt aangedrongen.Het Westen van ons land met zijn kostbaren zwarengrond is er het armst aan. Zou dit geen reden zijnom, nu bij het in te polderen gebied toevalligerwijzeeen stuk zand ligt, den boschbouw aldaar denvoorrang te geven boven den landbouw ? Het zouwinst beteekenen, zoowel economisch als voorontspanning.Komt het daartoe, dan ligt het voor de handde nieuwe ,,hoofdstad" der polders op of in denabijheid van dit boschgebied te vestigen.De vraag doet zich dan van zelf voor of dedaartoe te kiezen plaats, aan den rand van hetIJsselmeer gelegen, niet tevens aangewezen is voorde ontwikkeling van de visschershaven en van dehaven ten behoeve der scheepvaart. Ook indus-trieen zullen allicht voor vestiging op den goed-kooperen en vasteren zandbodem een voorkeurvertoonen.Dit alles beteekent allerminst een voorspelling.Alleen, hier ligt een vraagstuk, dat noch door deverbeelding alleen kan worden opgelost, noch aande grillen der toevallige ontwikkeling ter oplossingof bederving mag worden overgelaten.Met de aanwijzing der plaatsen voor toekomstigenederzettingen zal men er niet zijn. Er zullen geengemeentebesturen met krachtige financien gereedstaan om omvangrijke werken te doen uitvoeren,om publieke gebouwen naar de eischen des tijdste bouwen, om het plaatselijk wegennet te ver-zorgen, om voor verlichting en rioleering, voordrinkwater te zorgen, om sportterreinen en beplan-tingen tot stand te brengen.Overheidssteun, overheidsleiding van hoogereorganen zal geboden zijn.Dit beteekent niet alleen een onafwijsbare ver-plichting, het beteekent de aanvaarding van eenschoone taak. Want met leiding zal veel goeds zijn72 ARTIKELENte bereiken en deze leiding zal -- dankbaar --worden aanvaard, als ze samen gaat met kracht-dadigen steun.Aldus zal het mogelijk zijn voor den behoorlijkenen bekoorlijken aanleg der dorpen te zorgen. Opstedebouwers -- landbouw-architecten niet tevergeten -- zal een beroep moeten worden gedaan.Een nieuwe schoonheid zal dan kenmerk van hetnieuwe gebied kunnen worden. De dorpen zuUeneen eigen karakter bezitten, modern en toch lan-delijk, hygienisch en toch niet nuchter, praktischen toch aantrekkelijk. Greep hoogerhand nietleidend in, dan zoude bedenkehjke ontwikkelingzijn te duchten ; laat zij zich gelden, dan mogen,,modeldorpen" worden verwacht, waar Heemschutniet op de wacht behoeft te staan om schending vanschoon wegens eischen van het moderne leven tekeeren. Voor beide zal gelijkehjk zijn gezorgd.Wat voor de publieke organen geldt, dat geldtook voor particuHeren. Ook voor hen zal het ver-leenen van overheidssteun in aanmerking komen.De Commissie van landhuishoudkundigen, wierrapport is gevoegd bij dat van het Zuiderzee-bureau over de Wieringermeer (1914), wijst erophoe ten behoeve van de landarbeiders woningenbij de hoeve zullen moeten worden gesticht, ge-middeld op elke 25 H.A. een dubbele arbeiders-woning met een stuk tuin. Ook in de dorpen zalmoeten worden gezorgd voor woningen met tuin.De Staatscommissie 1892 bepleitte een systeemvan crediet-verleening ten behoeve van woningenen stallen tot een maximum van 75 % der bouw-kosten ; bestek en teekeningen zouden van over-heidswege moeten worden goedgekeurd.Deweg is aangewezen. Immers, komt het tot cre-diet-verleening, dan heeft de Regeering het heft inhanden. Ook bij de ontginningscredieten wordtreeds in deze richting gewerkt, zij het wellicht nogniet zeer krachtig. Er is geen reden om niet verder,natuurlijk met tact en met respecteering van parti-culiere verlangens, in te grijpen. -- Allicht zal tenbehoeve van de inrichting der bedrijfsgebouwenen der woningen leiding noodig zijn. Esthe-tische leiding kan daaraan zonder bezwaar wordentoegevoegd.Ook waar geen crediet wordt verleend, staatgelegenheid tot ingrijpen open ; bij de uitgifte dergronden, hetzij in koop, hetzij in pacht, zullenvoorwaarden kunnen worden gesteld. Ontwerpenkunnen van overheidswege worden verspreid,architectenbureaus worden aangewezen. Instel-ling van schoonheidscommissies in den geest derbestaande provinciale verdient overweging.Staat vast dat aldus in bepaalde richting zalworden gestuurd, dan is het zaak tijdig de daarvoornoodige maatregelen te treffen. Vlot verloop moetworden gewaarborgd.Verkoop of uitgifte in pacht, in het algemeen degrondpolitiek, heeft stedebouwkundig belang. Heteconomische kan hier buiten beschouwing wordengelaten. ^) Met name zij aan het open houden vande mogelijkheid van gezonde ontwikkeling derkernen gedacht; de besturen der dorpen zullen opgemakkelijke wijze de beschikking moeten kunnenverkrijgen over gronden, die ze behoeven.Het is niet alleen de nederzetting, die stede-bouwkundige aandacht vraagt. Naast overwegingvan de belangen van bedrijf en huisvesting, heeftstedebouw aan verkeer en ontspanning te denken.Het toekomstig wegennet te land en te waterhoudt nauw verband met de verkaveling der per-ceelen. De commissie-Lovink heeft daarvan gron-dige studie gemaakt. De boerderijen zullen bestaanuit perceelen van 250 bij 800 M., aan de eenekortezijde van het land de weg, aan de andere een tocht,de boerderij natuurlijk aan den weg. Deze wegenzullen de hoofdverkeerswegen vormen. ^)Wanneer dit verkozen stelsel mechanisch werddoorgevoerd, zouden de belangen van het verkeerin het gedrang komen. Het zou medebrengen datde groote verkeerswegen, zoowel te land als tewater, zich daaraan zouden hebben aan te sluitenen een trace zouden moeten volgen, hetwelk nietzou zijn bepaald met het oog op de functie, welkezij hebben te vervullen. Puur toeval zou het zijn,zoo het met het oog daarop gunstig zou verloopen.Veeleer staat het tegendeel te verwachten. DeAmerikaansche steden met hun schematische dam-bordverkaveling weten ervan te vertellen; metname de afwezigheid van diagonalen wordt erduchtig gevoeld. Daarom worde niet eerst een netvan verkavelde perceelen over de polders uitge-spreid, langs welker begrenzingen de verkeerswegenworden getrokken ; omgekeerd zal te werk moetenworden gegaan, een samenhangend wegennet dientvooraf te worden ontworpen, dat de structuur vanhet toekomstig gewest bepaalt. Daaraan zal hetyerkavelingssysteem zich hebben aan te passen.^) Er zij hier aan herinnerd dat het reeds genoemderapport van de commissie van landhuishoudkundigen -- ookvan deze commissie was Lovink voorzitter -- tot de con-clusie is gekomen dat de grond niet moet worden verkocht,maar verpacht, teneinde het doel -- ,,het in het leven roepenvan een welvarenden boerenstand" -- te bereiken. Dezeconclusie werd eenstemmig genomen en wel op de volgendeoverwegingen :,,i. dat verpachting, mits op deugdelijken grondslag, debeste gelegenheid biedt voor ruimere aanwending vanbedrijfskapitaal, daar de ontwikkelde, doch niet bemiddeldelandbouwer als pachter eener flinke boerderij veel meerkans heeft zijn kapitaal en kunde productief te maken, danals eigenaar eener kleine boerenplaats;2. dat, door voorloopig althans, de gronden niet te ver-vreemden, maar deze in pacht uit te geven, de toekomst niette veel aan handen wordt gelegd, daar de Staat daardoor zichde beslissing voorbehoudt, hoe de indeeling der grondenop den duur het best geregeld zal worden.Dat de Staat niet bij machte zou zijn een uitgestrektdomein op oordeelkundige wijze te beheeren, wordt bij onste lande door de feiten weersproken."(Rapport p. 6).'^) Zie Rapport Commissie-Lovink. pp. 90 - 93 en 99.ARTIKELEN 73Bezwaar zal daartegen van landbouwzijde ter-nauwernood worden gemaakt. De enkele onregel-matige perceelen -- schuin afgesneden, omdat zeniet haaksch op den weg liggen -- zullen van hunvorm niet al te veel, zooal eenigen last ondervinden ;mocht deze worden gevoeld, dan is dat niet meerdan een offer, aan het algemeen belang te brengen.In het ontwerp voor verkaveling van de Wieringer-meer, opgenomen in het rapport der commissie-Lovink, is dit aanvaard ; verschillende kavels zijnafgeschuind.Worden bedrijf, huisvesting, verkeer goed ver-zorgd, dan rest nog de ontspanning.Op het Enkhuizer Zand heb ik reeds gewezen.Aan de Zuidzijde van den grooten polder ligt deVeluwe, voorloopig nog rijk aan natuurschoon. Nuten Noorden daarvan een nieuwe streek zal wordenbevolkt, is er meer dan ooit aanleiding voor hetbehoud van dat schoon op de bres te staan. -- Dewatersport zal ruim terrein vinden : het IJ-meer,het IJsselmeer, de hier en daar zeer breede ring-vaart, openen voor de vrienden van het waternieuwe perspectieven.Niet alleen het gewest als geheel vraagt uitgestrektontspanningsgebied, bosschen en heiden en water,waar lange dagen kan worden genoten. Plaatselijkzal op kleiner schaal de behoefte niet geringer zijn.Bongaerts wijst erop in zijn studie voor de Peel :sportterreinen, zwemvijvers, kleine bebosschingenzullen bij de nieuwe nederzettingen niet mogenontbreken^). Men denke eraan dat ze niet berekendzullen mogen zijn op de behoeften eener dunne be-volking, maar voor die van een verre toekomst.Immers, het is moeilijk over zulke terreinen debeschikking te verkrijgen, waar de prijzen van voorlandbouw en veeteelt bestemden grond hoog zijnopgedreven; tijdigmoet terrein worden gereserveerd.En thans het landschap.Wie Holland lief heeft met zijn wijde uitgestrekt-heid van weiden, vloeiend naar den teederenhorizon, in het ijle licht onzer vochtige atmosfeer,onder onzen hoogen hemel, hij zal zich met roeringafvragen wat er van dit groote nieuwe gewest zalgaan groeien. Zal hier een landschap ontstaan,even schoon als vele onzer oude polders, zal toe-komstig Holland even trotsch kunnen zijn op deschoonheid der Zuiderzeepolders, even groote liefdeervoor kunnen gevoelen als wij voor ons prachtigpolderland ? Het moet mogelijk zijn; ook Holland'sen Friesland's polders zijn door menschenhandgeschapen.Maar de taak zal in de Zuiderzeepolders moeilijkzijn. Vanzelf zal die schoonheid niet, als vroeger,groeien. Liefdevolle, warme toewijding alleen kanze tot stand brengen, toewijding van den aller-eersten aanvang af, van het oogenblik af, waaropde lijnen van kanalen en wegen worden getrokken,de verkaveling wordt vastgelegd, de plaats dertoekomstige nederzettingen aangewezen.Bij de oude inpolderingen ging het gewoonlijkom gebied met punten van houvast, dorpjes,oude wegen, het verloop van een watertje. Depolders zelf waren niet te groot; in het kleinbestek kon het landschap vanzelf groeien; deboerderijen aan wegen en ringdijk, de enkelebeplante wegen vereenigden zich vanzelf totharmonie.Anders als de afmetingen grooter worden ; hetgevaar voor het mechanische, het dorre en schema-tische steekt den kop op. Men is het niet ontgaan.De Haarlemmermeer, alleen met de eischen vanlandbouw- en waterstaatkundigen aard voor oogenverkaveld en ingedeeld, is er het droeve voorbeeldvan. Zelfs de zooveel oudere Beemster is te star.De menschelijke geest verdraagt deze verstarringniet; het is de techniek, die heerschappij voertover den geest. Met sentimentaliteit hebben weafgedaan; de eischen van het moderne levenhebben we te aanvaarden, zonder eenige terug-houdendheid en van harte. Maar de menschelijk-heid hebben we evenmin uit oog en hart te bannen.Passer en lineaal zijn niet onze meesters ; ze hebbenons te dienen.Houdt men dit in het oog, dan is niet in te zienwaarom niet, met volledige aanvaarding van degroote verhoudingen, van wegen zonder kronkelendverloop, van een verkaveling, die aan de eischenvan het bedrijf voile recht doet wedervaren,nieuwe, eigen schoonheid op den bodem derZuiderzee-polders zou ontluiken.Het zou dwaasheid zijn te meenen dat aan dieschoonheid straks wel zal kunnen worden gedacht,als de zilte grond boven water is. De indeelingen verkaveling van het gebied moet er reedsvan getuigen. Op een ongelukkig stadsplan ver-rijst nimmer een werkelijk schoone stad, hoebewonderenswaardige architectuur er ook wordtgebouwd, hoe schoone beplanting er een plaatsvindt; het vitium originis blijft zich wreken.Met het landschap is het niet anders. Schoonheidis geen opgeplakt versiersel; in het diepste wezenmoet ze zijn gegrondvest.Dit wil niet zeggen dat de beplanting geen studieen aandacht zou verlangen; het Friesche en Holland-sche polderlandschap zal leering kunnen geven.^)Het is van oneindige verscheidenheid ; de een-voudige elementen voegen zich in telkens wisse-lende samenstellingen bijeen. Schematische be-^) Afwatering en kanalisatie van de Peel. VoorloopigRapport van het Ingenieurs Bureau voor Afwaterings-belangen en Openbare Werken (1920), p. 131.1) De bovengenoemde commissie uit onzen Stede-bouwkundigen Raad heeft zelf reeds een poging daartoeaang;wend en een rapport uitgebracht, dat helaas, ten-gevolge van onze droevige financieele omstandigheden,niet kan worden gepubliceerd.74 ARTIKELEN - ADRESSEN, ENZ. UITGAANDE VAN HET INSTITUUThandeling worde bovenal vermeden; elk detailzal afzonderlijk moeten worden doordacht.Ruimte is het wezen van Holland's schoon;men hoede zich voor een teveel. Zware lanen,hoe aantrekkelijk op zich zelf, hoe statig een enkelemaal in de omliggende uitgestrektheid, verbrok-kelen, te veelvuldig toegepast, de groote eenheid.Langs de hoofdwegen komen de boerderijen teliggen; wegen, zelf zonder beplanting, met detelkens als coulissen voor elkander schuivendeboomgroepen der boerderijen erlangs, zijn een derschoonste elementen in het Hollandsche land-schap.Het water behoeft slechts te worden genoemd ;Holland biedt eindelooze verscheidenheid. Waar-schijnlijk zal binnen de nieuwe polders het profielder kanalen weinig varieeren ; afwisseling in debreedte van den berm, beplanting aan beide, a^neene zijde van kanaal en weg, zal eentonigheidkunnen weren.Boven is betoogd hoe gemakkeli>k het zal vallenop het behoorlijk aanzien der te stichten bouw-werken gunstigen invloed te oefenen. Leidingzal voor de beplantingen van gemeenten en particu-lieren evenmin mogen ontbreken. Geen dorpmoge verrijzen zonder zorgvuldige beplanting.Maar ook geen boerderij en geen landarbeiders-woning. Hoe warm hggen de oude hofstedengedoken in de statige bescherming der boom-groepen, iepen of popels ; om den moestuin rijstde heg en verder reikt, hier langs een stuk wei derij der knotwilgen, ginds om den boomgaard deopgeschoten elzenzoom. De nieuwe boerderijenworden armoediger; de laatste, de landarbeiders-woningen> liefst van kalkzandsteen, naar plat-telandstimmermansmodel opgetrokken, op eenstukje grond, waar zorgvuldig uitsluitend aan hetnuttig rendement is gedacht en boom en heesterzijn geweerd, ze zijn een aanklacht tegen den tijd,een waarschuwend teeken van geestelijke arm-zaligheid.Het moge waar zijn dat meer dan vroeger metden grond moet worden gewoekerd, dat de aardvan ons modern bedrijfsleven geen ruimte laatvoor manifestaties van het gemoed, maar, meerdan ooit gerationaliseerd en gemechaniseerd, voorde opbrengst alleen oog heeft, het is wel zeer devraag of afwezigheid van beplanting daarvanhet gevolg behoeft te zijn en of er niet veeleeralleen een uiting in moet worden gezien van eenverlaten zijn door elke traditie. De heg heeft ookthans haar beschermende functie, de boomenbieden ook thans beschutting tegen den wind enbedrijfshout. Waar geen boomen zijn en geenheggen, verdwijnen de vogels en hebben de insecten-- heeft de Boschraad er niet kort geleden op ge-wezen ? -- vrij spel. Waarom zouden geen boom-gaarden met hun vriendelijke omzooming aan deboerderijen worden toegevoegd, de Beemster is ervol van. En behoort geen siertuin aan elke boer-derij en elke landarbeiderswbning, die toch niet uit-sluitend bedrijfsruimte is, maar ook woning, plaatsom te leven, wat blijheid te verzekeren ?Ook hier zal noch enkele nuchterheid, nochromantisch verlangen de uitkomst kunnen brengen.Te voorzien is dat bij gezette overweging ampelplaats zal blijken te zijn voor beplanting, die aanhet geheele landschap ten goede zal komen.Blijkt dit, dan zal ook hier voor de overheid eentaak zijn. Aanmoediging, beschikbaar stellen, koste-loos of tegen matigen prijs, van het benoodigdgewas, verstrekking van goede voorbeelden, er zijnwegen te over.Er is nog veel te doen ; de tijd begint te nijpen.Moge de Regeering spoedig het werk ter handnemen, spoedig kunnen beschikken over rapportenvan ter zake deskundigen, even degelijk doorwerktals die, waarop ze het iDelangrijk werk totnutoeheeft kunnen opbouwen.Amsterdam, April 1926 D. HUDIGADRESSEN, ENZ. UITGAANDE VANHET INSTITUUTGROOT AMSTERDAMOnderstaand schrijven is door den StedebouwkundigenRaad van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvestingen Stedebouw aan Burgemeester en Wethouders der ge-meente Amsterdam gezonden.Edelachtbare HeerenDe Stedebouwkundige Raad van het NederlandschInstituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw heeft metongewone belangstelling de gestie ter verkrijging van eenontvifikkelingsplan voor Amsterdam gevolgd. Het was hemeen groote voldoening ter nadere bestudeering van het planeen vergadering te kunnen beleggen, waar ook leden vande Kamer van Koophandel en de Groep Groot Amsterdamaanwezig waren en waar door den Directeur van PubliekeWerken de besprekingen werden ingeleid.Deze bijeenkomst heeft duidelijk aangetoond dat hethier een zeer belangrijke stap geldt, mogelijk de belang-rijkste, waarvoor zich een gemeentelijke overheid in onsland na de lye eeuw ziet geplaatst.De belangstelling bleek ter vergadering groot. Het dage-lijksch bestuur van den Stedebouwkundigen Raad neemthierbij de vrijheid aan Uw College aan te bieden eenoverzicht van de opmerkingen, waartoe het plan aanleidinggaf, in de hoop dat deze er toe kunnen medewerken, datAmsterdam een uitbreidingsplan verkrijgt barer waardig.Het voegt daaraan toe een exemplaar van het Tijdschriftder Vereeniging, waarin een drietal studies, door leden vanden Stedebouwkundigen Raad aan het plan gewijd, zijnopgenomen.Algemeen bleek van instemming met den door hetdagelijksch bestuur der gemeente ingeslagen weg om, al-vorens een ontwerp voor een uitbreidingsplan volgens deWoningwet aan den gemeenteraad over te leggen, vandezen een uitspraak te vragen over de beginselen, de hoofd-lijnen, welke daaraan ten grondslag zullen moeten liggen.Twijfel werd evenwel uitgesproken aangaande de juri-ADRESSEN, ENZ. UITGAANDE VAN HET INSTITUUT 75dische beteekenis der voordracht. Zal het ingediende plan,eenmaal aangenomen, de daarop aangegeven lijnen enbegrenzingen onwrikbaar vastleggen, aldus dat het later inte dienen definitief ontwerp daarin geen wijziging kanbrengen ? Dit leek onwaarschijnlijk. De geheele opzet isdaarvoor te globaal, te weinig tot in de consequenties over-wogen. Had het plan deze strekking, dan zou het, ookwanneer het zich tot het volstrekt onmisbare beperkte, inzijn lijnen en indeeling de rijpe uitkomst moeten zijn vaneen diepgaande, doorleefde studie. Want in die lijnen enindeeling wordt het krakter der toekomstige uitbreidingvastgelegd ; de schoone orde van het toekomstig Amsterdamzal daarin haar fundament hebben te vinden. Aanspraakop zoodanige beteekenis zal het schema-ontwerp niet willendoen gelden.Beteekent dit derhalve niet meer dan een ,,gedachten"-plan, een neerlegging van beginselen, bij verdere uitwerkingin acht te nemen, dan zal bij die uitwerking op verschillendeonderdeelen afwijking geboden blijken. Maar, zoo werdopgemerkt, waar deze wel, waar zij niet geoorloofd zal zijn,zal niet vaststaan ; mist het plan derhalve niet de tochonmisbare stelligheid ? Het laat ruimte voor zoodanigewijzigingen, dat de beteekenis ervan, en daarmede die vande door den gemeenteraad te nemen beslissingen, vrijwelgeheel te niet gaat. Dit is, zoo werd betoogd, alleen teondervangen, zoo de Raad zich tevens uitspreekt over eenaantal beginselen, welke bij opstelling van het nieuwe planzijn in acht te nemen, beginselen, zoo stellig geformuleerd,dat ze aan den ontwerper van het nieuwe plan een inderdaadbindende aanwijzing geven ^).Deze hoofdaangelegenheden, aangaande welke de ge-meenteraad zich alsdan zou hebben uit te spreken, vondenin de vergadering van den Stedebouwkundigen Raad be-spreking. Wij verwijzen hiervoor naar de bijlage.Zijn deze beginselen aanvaard, zoo was de gedachtengang,dan zoude aan B. en W. de opdracht zijn te. geven een nieuwplan te doen vervaardigen, dat met inachtneming daarvan,overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van deartikelen lo en ii van het Woningbesluit, voor het terreinbinnen den Ceintuurspoorweg
Reacties