TIJDSCHRIFTVOORVOLKSHUISVESTINGEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1926 NS 7 7? JAARGANG JULIGIPSXWANDiif)rinJLS_iiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiieenige klearen lets dnnrder dan lijnolieverf,doch in hoeveellieid % meer en in gebmikveel voordeeliger, en beter voor het hoot danieder ander preparaat, daarom veel goedkoo^per, doch eischt gezegelde emballage B & Co.PRIMA HOLLANDSCH FABRIKAATiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiFill BUDDIKG i Co., CORI. IllOOSISrilllllI 39, iSrERDi |A. C. VAN DEN HOEKBouwmaterialenBUSSUM TELEF. No. 3ICENTRALE COOPERATIE VOORWONINGINRICHTINGHOBBEMAKADE 89AMSTERDAMIN ONZE MODELKAMERS ZIJN MEUBELENSTOFFEERINGEN EN VERSIERINGEN VRU TEBEZICHTIGEN. ADVIES EN BEGROOTINGKOSTELOOS - FOTO'S OP AANVRAAGP J VAN SCHAIK M-,ZINIIWEIII(Elleic.,lir[CI{IIILnDlflDIIGEI,SlllinEiIU[ll-.U. ViHI>l O^nWirX NASSAUKADE 312 - TEL. 23485 - A'DAMISOLA-BOUWHET BESTE EN GOEDKOOP8TE SYSTEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOI.K8- ENmiDDENSTANDSWONINGEN. - SELFSUPPORTiNGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handels-MerkUITGEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 'sHERT0GENB08CH - NOG INUITVOERINGO.A.I400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104AMSTERDAMOnderzoek van alle materialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 7E JAAROANO N^ 7 JULI 1926TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINQEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALOEMEENEN BOND VAN WONI NGBOU W V EREENIGINGENREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MR. D. HUDIG, IR. P. BARKER SCHUT,IR. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS : J. W. BOSSENBROEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KRUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DER WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN WONINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH, J. BOMMER,EN G. F. LINDEIJERADRES DERREDACTIEEN ADMINISTRATIE ENSECRETARIAAT VAN HETINSTITUUT EN VAN DENNATIONALEN WONINGRAADKLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAMADVERTENTIESV. MUNSTER'SUITGEVERSMAATSCHAPPIJHEERENGRACHT 246 - AMSTERDAMABONNEMENTSPRIJS. .. ... f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN ?7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS. ..'. f 1.50INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:J. J. van Schuylenburg door Mr. L. Lietaert Peerbolte - Officieele Mededeelingen - Enschede door Ir. Th. K.van Lohuizen - Woningwetoverzicht II door A. J. de Jong - Verslag van de jaarvergadering op Zaterdag 19 Juni1936 te Amsterdam - Adressen enz. uitgaande van het Instituut - Binnenland - Buitenland - Overzicht vantijdschriften.NATIONALE WONINGRAAD, ALGEMEENE BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN :Officieele Mededeelingen - De Volkshuisvesting in de Tweede Kamer door J. Bommer - Van de Afdeelingen.J. J. VAN SCHUYLENBURGINSPECTEUR VAN DE VOLKSGEZONDHEID VANI AUGUSTUS 1902 -- I MEI 1926Toen de redactie van dit tijdschrift mij vroegof ik bereid was iets te schrijven over den Heervan Schuylenburg, die met ingang van i Mei 1926eervol ontslag, met dankbetuiging voor de bewezendiensten, had gekregen als Inspecteur van de Volks-gezondheid, heb ik gaarne een korte bijdrage toe-gezegd. Ik zag het als een aangenamen plicht ietste schrijven over een bekwamen, harden werker,die niet, naar de wijze van dezen tijd, luid jubi-leerde of met veel geklank van het tooneel van zijnarbeid verdween, maar die niettemin een sieraadwas van het corps, waartoe hij behoorde.Van Schuylenburg werd geboren 4 Novemberi860. Hij bracht zijn jeugd door in Deventer, waarhij van zijn i4e jaar af hard werkte in de zaak vanzijn vader en zijn avonduren en eenige nachturengebruikte voor zijn verdere ontwikkeling. De rusten de kalme doorzetting, die hem later in staatstelden als Inspecteur voor de Volkshuisvestingzich 00k in de drukste jaren nooit te overwerkenen toch veel tot stand te brengen, heeft van Schuy-lenburg in zijn jeugd geleerd ; hij is zijn jeugdgetrouw gebleven en -- in dat opzicht althans,nooit kind van den rusteloozen modernen tijdgeworden.De vorming, die hij zich verwierf, werd al breederen voorspoediger; le prijzen en medailles werdenzijn deel. In 1882 kwam er een keerpunt in zijnleven. Zijn leermeester Metzelaar, die destijdsgemeente-architect van Deventer was, wist hemover te halen mee te gaan in dienst van het Depar-tement van Justitie. De ontwikkelingsdrang kreegdaar nieuwe mogelijkheden. Hij ging studeerenaan de Polytechnische School, terwijl hij door zijnwerk in zijn levensonderhoud en in de kosten vanzijn studie moest voorzien. Prof. Gugel werd hemeen leermeester, die zijn werk hoogelijk waar-deerde.0ns crimineele departement heeft hem niet langgehouden. Zijn laatste en grootste werk was hetontwerpen met zijn chef Metzelaar van de straf-gevangenis en het Huis van Bewaring te Haarlem,en de leiding van de uitvoering van die werken.Het in werking treden van Woningwet enGezondheidswet was een tweede keerpunt in ditzeer werkzame leven. Op voordracht van Minister122 ARTIKELENKuyper benoemd tot Inspecteur van de Volks-gezondheid, meer in het bijzonder belast met dezaken van de Volkshuisvesting, trad hij i Augustus1902 in functie. Met Faber, met wien hij geregeldsamenwerkte en die voor het bouwkundige deelvan den arbeid van zijn voorHchting herhaaldehjkgebruik maakte, bewerkte hij de vier Noordehjkeprovincien ; hij zelf meer speciaal Groningen enDrenthe.Men kan zich tegenwoordig nauweHjks meervoorstellen hoe dat eerste werk van uitvoeren vande Woningwet was. Het was aan alien kant on-wennig. Wist de Inspecteur den gang er niet inte brengen, dan kwam die er zeker niet in, want inde breede kringen van plaatselijke besturen enpubliek was deze nieuwe wet verre van populair.Het eerste werk was verkennen, ontdekken en aan-raking zoeken met autoriteiten om iets van sym-pathie te wekken. De ontdekkingstochten van deInspecteurs leverden verrassend bedroevende resul-taten op ; dat van Schuylenburg in Drenthe veelgriezeligs vond -- niet minder dan Faber in Fries-land -- zal in dezen tijd, nu de nood en de ellendevan Drenthe een tijdelijk mode-artikel zijn ge-worden, niemand verwonderen. Van licht, lucht endrinkwater bleek de volkshuisvesting gespeend.Opruimen van onmenschelijken rommel en dienvervangen door menschwaardige verblijven was watde Inspectie moest bereiken. Daarbij moest ge-werkt worden voor uitbreidingsplannen en be-hoorlijke bouwverordeningen met toezicht op denaleving. Toen de woningnood zich al sterker deedgevoelen en er onder hoogen druk gewerkt moestworden, en later, toen de premiebouw een onver-wachte vlucht nam, is er van de Inspectie veel, teveel gevorderd. Ik geloof van alle Inspecteurs temogen zeggen dat de heeren in dien zwaren tijdgenoten van het harde werken. Van Schuylenburggenoot mee. Zijn spreekuren geleken op die vanwonderdokters; 40 tot 60 bezoekers was geenzeldzaamheid en niet velen zijn ongetroost enzonder practischen raad van hem weg gegaan.Ik kan het beeld van van Schuylenburg, zooalsik dat in den loop der jaren heb leeren zien, nietbeter weergeven dan met deze woorden : eenvou-dige practische zin in dienst van een hart, dat warmklopte voor de nooden der misdeelden; grootenauwgezetheid gepaard aan groote werkkracht.Groningen en Drenthe zijn voor hem de stiUegetuigen en de honderden, die uit de duisternisvan hokken zijn gekomen in het licht van eenZonnige woning, waarin hun maatschappelijk be-staan weder kon worden opgebouwd, danken datvoor een groot, zeer groot deel aan van Schuylen-burg.Wie, als van Schuylenburg van zijn 146 tot zijn66e jaar gestadig heeft gearbeid en ruim 40 jaarhet openbaar belang heeft gediend, mag men zijnrust niet misgunnen. Het officierskruis, dat hemkort voor zijn ontslag werd toegekend, zal zijnomgeving er steeds aan herinneren, dat hij be-hoorde tot de verdienstelijke werkers.L. LlETAERT PEERBOLTEOFFICIEELE MEDEDEELINGENDezer dagen is verschenen een, in samenwerkingmet de Groep Groot Amsterdam uitgegevenbrochure : ,,Het uitbreidingsplan van Groot Am-sterdam". Zij bevat een viertal beschouwingenover dit plan van de hand van de leden van onzenStedebouwkundigen Raad, Prof. Ir. M. J. GranpreMoliere, Mr. D. Hudig, Ir. Th. K. van Lohuizenen H. Cleyndert Azn., benevens de adressen doorden Stedebouwkundigen Raad en de GroepGroot Amsterdam aan het bestuur der gemeenteAmsterdam gericht. De studie van Prof. Ir.M. J. Granpre Moliere werd gepubliceerd in hetAlgemeen Handelsblad van 7 Maart 1926; dievan Mr. D. Hudig, Ir. Th. K. van Lohuizen enH. Cleyndert Azn. zijn overdrukken uit ons Tijd-schrift van Maart 1926. Een exemplaar van dekaart van het uitbreidingsplan van Amsterdam isaan de brochure toegevoegd.Wegens onze beperkte geldmiddelen is het nietmogelijk de brochure aan de leden van de afdeelingStedebouw gratis toe te zenden. De prijs in denboekhandel bedraagt / 0.75; de leden van deafdeeling Stedebouw kunnen de brochure a/ 0.50 bij ons secretariaat verkrijgen.Het ziet er niet naar uit of van een gezamen-lijken tocht naar Weenen iets zal komen. De totnu toe ingekomen berichten van deelneming zijnniet vele ; bovendien gaan verschillende personenreeds vroeger en op eigen gelegenheid. Wil er nogiets van komen, dan is omgaande opgave aan onssecretariaat noodig.De Heer Ir. H. van der Kaa heeft 300 exem-plaren beschikbaar gesteld van zijn praeadvies overhet eengezinshuis in Nederland voor het in Sep-tember a.s. te Weenen te houden Congres. Eenexemplaar van dit praeadvies is op aanvrage koste-loos aan ons secretariaat te verkrijgen.ENSCHEDEDe stad Enschede verkeert op het oogenb'ikin een bijzonder gewichtig stadium van haar ont-wikkeling. Er zijn perioden in het leven van eengroeiende stad, waarin de voortgaande wasdommedebrengt dat haar uitbreiding andere vormenaanneemt en haar inwendige zekere vervormingenondergaat, die, indien niet tijdig in goede banengeleid, van pijnlijken aard kunnen blijken. Bijsteden, wier opbloei vroeger is begonnen en opeen tijdstip, dat hun omvang reeds grooter was,hebben deze processen dikwijls ernstige en groo-ARtlKELfiJf123tendeels blijvende nadeelen na zich gesleept. Degezonde functionneering van de stad als economischorganisme is er door aangetast, ze zijn dikwijlsvormeloos en 2onder karakter geworden; hetgeheele leven ondervindt er de nadeelen van datconstructie en uiterlijk aspect van de stad niettijdig zijn aangepast aan de veranderde omstandig-heden.Deze bezwaren ontstonden eenerzijds, doordienhet stadsorganisme reeds te veel was vastgegroeidin de kleiner en eenvoudiger verhoudingen vaneen minder gecompliceerden bestaanstoestand(vooral in steden, die reeds in vorige eeuwen vanbelang waren) andererzijds, doordien er nog geenwetenschappelijk gefundeerde stedebouw was metgroote scheppingskracht, die de toekomstige be-hoefie van de stad doorzag en haar bevredigingdoor een goed-doorwerkt stadsplan wist te waar-borgen.Enschede verkeert nu in den buitengewoongelukkigen toestand, dat haar tegenwoordige con-structie nog een stadsplattegrond toelaat, die hetkan maken tot een gave, goed-functionneerendestad met een geheel eigen en zeer typisch karakter.Tot voor kort was de toestand deze, dat er wasde zeer kleine oorspronkehjke stad met een diametervan niet meer dan 350 a 400 M. Daaromheenslechts enkele straten met een volledige geheelaaneengesloten stadsbebouwing. De bevolking, diein deze deelen geen plaats vond, woonde in hoofd-zaak langs de van oudsher op de stad toeloopendestraalwegen uit de diverse buurtschappen en aanenkele verspreide zijwegen. De fabrieken lagengedeeltelijk in of nabij de oude stad, gedeeltelijkmeer naar buiten en zeer verspreid. Vele ervanliggen aan een der spoorwegen, hoewel niet alle.Reeds in dit stadium, waarin de stad met deaangrenzende bebouwingen op het gebied vanLonneker, misschien 30.000 inwoners bevatte,had het gebied, waarover de verspreide vestigingzich uitstrekte een oppervlakte, die bij behoudvan de tegenwoordige, zeer wenschelijke lage enruime bebouwing, wel 100.000 inwoners konbevatten.Nu maakt eenerzijds de gewoonte en de moge-lijkheid op iedere willekeurige plaats van ditgroote gebied te bouwen de taak aantrekkelijk,naarmate deze overal verspreide bebouwing totstand komt, deze volgens een vast plan zoodanigin te passen in het bestaande, dat in de toekomsthet geheel een organisme zal vormen, dat in indee-ling, outilleering en uiterlijk in overeenstemmingzal zijn met het groote inwonertal dat er dan plaatszal vinden en met de grootere gecompliceerdheid,die dit grootere inwonertal medebrengt. Maar ookbrengt het bezwaren mede, als er geen eigenlijkeuitbreiding, doch een op alle plaatsen gelijktijdigegroei plaats heeft. De gevolgen van de sterkerebevolkingsconcentratie op het verkeer en op deuiterlijke en innerlijke eigenschappen van de staddemonstreeren zich niet zoo snel; de noodzake-lijkheid de nieuw ontstaande, aanvankelijk kleinewijken te outilleeren als onderdeelen van eengroote stad blijkt niet duidelijk.Het pleit wel zeer voor de kwaliteiten van hetgemeentebestuur, dat in het begin der 2oe eeuwzitting had, dat het zooveel inzicht had in detoekomst van de stad, dat het, toen het -- als eender eerste in Nederland ! -- een uitbreidingsplanontwierp, in dit plan toonde Enschede groot tezien en anders dan het toen was.De directeur van Gemeentewerken Jhr. A. H.Op ten Noort (sedert afgetreden) schreef in 1913,dat dit plan ,,niet krachtens eenige opdracht dooreen technisch-deskundige vervaardigd (werd), dochhoofdzakelijk gereed kwam naar de denkbeeldenvan den Burgemeester Edo J. Bergsma en detoenmalige wethouders".Deze denkbeelden waren frisch en ruim enstemden wel overeen met wat toenmaals onderstedebouwkundigen gold. Bij den grooten opbloei,dien de stedebouw in de volgende 20 jaren heeftbeleefd, is het niet te verwonderen, dat ze thansten deele door nieuwere zijn achterhaald. Destedebouw van thans berust op dieper kennis enervaring.Als voornaamste en kenmerkend element bevattehet plan een rondweg op 750 a 1500 M. van hetcentrum gelegen. Hij is, hoewel hier en daargewijzigd, sedert dien voor een groot deel uitge-voerd. Deze rondweg heeft een krachtige bindendewerking; er moet echter bezwaar tegen wordengemaakt dat daaraan in het plan een zoo allesoverheerschende beteekenis is gegeven in ver-houding tot andere elementen.Practisch heeft hij groot nut, waar het oorspron-kelijke wegennet haast alleen radiaal-gerichtewegen bevat. En psychologisch heeft een breedeaangenaam aangelegde, achtereenvolgens alle wij-ken doorsnijdende weg de werking een sterk gevoelvan eenheid te wekken. Hij houdt in de bewonersvan iedere wijk het besef levendig, te zamen metdie der aangrenzende en nog weer verder afgelegensectoren, een stad te bewonen en geeft hun eenmaat voor de grootte van hun stad, daar ze wetendat hij in alle richtingen ten naastebij op eenzelfdeafstand van het centrum ligt, als zij bij onder-vinding kennen. Deze functies vervult hij echtermeer doordien hij mogelijkheden van verkeerschept dan dat hij werkelijk zooveel verkeer zaltrekken. Vervoerondernemingen -- die ook eenperiode gekend hebben van ringbaanmode -- wetendat het tangentiale verkeer weinig te beteekenenheeft. Eerst bij een zeer grooten omvang van destad, wanneer de city zich tot bij of over de ringheeft uitgebreid, krijgt deze de belangrijke ver-keersfunctie het verkeer uit de eene radiaal in eenandere radiaal of een verder afgelegen deel van decity over te voeren. Hoever Enschede van dezeverhoudingen af is, blijkt wel daaruit dat haar124 ARTIKELENrondweg een straal heefteven groot als die vanhet drukste deel der Pa-rijsche boulevards.Om het doorgaande ver-keer buiten het centrumte houden, kan een rond-weg goeden dienst doen.Daarvoor is niet zoozeereen vereischte, dat ze eenkorte verbinding vormttusschen de voornaamsteintercommunale wegen,dan wel dat ze een gestrekttrace heeft (waarin voor-al tegenbochten vermedenmoeten zijn) envooraldatde aansluitingen zoo zijnontworpen dathetverkeerals het ware instinctiefde rondweg kiest en nietdie naar het centrum.Aan deze eischen voldoetde rondweg te Enschedeniet overal.Omtrent den rondwegdiende eenigszins uit-voerig gezegd te worden,welke waarde deze inhet toekomstig stadsplanzal hebben. Zijnverkeers-functie zal men niet alszeer belangrijk moetenzien. Hij zal echter in destad steeds een karakteris-tiek element vormen envooral psychologisch debelangrijkefunctiehebbende stad als een gesloteneenheid te doen voelen.Opgemerkt dient nog teworden dat er in som-mige steden deelen vanceintuurbanen voorko-men, die vrij wat ver-keer trekken. Dit is danechter steeds daaraan toete schrijven dat ze eenbij-zondere situatie hebben.Het verkeer is er dandus te danken aan an-dere eigenschappen danaan die van rondweg.Voorbeeld: de Wetering-schans te Amsterdam.Behalve ten aanzienvan den rondweg, dieoverigens ook niet geheelvolgens de oorspronkelijkebedoeling werd aangelegd,is het eerste uitbrei-dingsplan telkens par-tieel herzien en daarnaaruitgevoerd. In het alge-m KAART M: DER GEMEENTEIENSCHEDEARTIKELEN 125HK?Mrtt-s-'"*"-NRmeet! is ernaar gestreefdde open terreinen tus-schen de oude landwegente ontsluiten door woon-straten. De plattegrondenvan de op deze wij^etot stand gekomen woon-wijken zijn bijna steedszeer aantrekkelijk en degeheele aanleg zoowel vandeze buurten als vanden rondweg is uitste-kend verzorgd, zoodat En-schede geheel in tegen-spraak met den roep,waarin industriestedenin het algemeen staan,een aangename woon-stad is. Ook de prachtigeparken, uitingen van bur-gerzin, dragen daartoe inniet geringe mate bij.Het is nu de vraag, hoeziet de toekomst er uiten hoe is in verbanddaarmede de stedebouw-kundige situatie van hetoogenblik ?Er behoeft niet de min-ste twijfel te bestaan aaneen doorgaanden groeivan de stad, zeker nietin de periode, die menvoor het ontwerpen vaneen stadsplan moet be-zien. En zoo zal zekergerekend moeten wordenmet een inwonertal van120 a 150.000 en tenaan-zien van die maatregelen,die later niet meer moge-lijk zijn op meer.Zulk een stad nu heefteen fundamenteel anderkarakter en een meer ge-compliceerde samenstel-ling dan een van de groot-te van het tegenwoordigeEnschede. De sterkerebehoefte aan winkels engroote magazijnen, aanbanken en andere kanto-ren, aan openbare instel-lingen, aan schouwburgenen bioscopen geeft aan-leiding tot het ontstaanvaneen city, een centrummet geringe blijvendebevolking, maarwaarheenzich des morgens grooteaantallen personen be-geven om er te arbeidenen waarheen ook op126 ARTIKELENandere tijden van den dag doorloopend hetverkeer is gericht van personen die er voorallerlei doeleinden te maken hebben. Op dewegen naar deze city ontwikkelt zich dus eenintense verkeersstroom en deze radiale wegenzijn het dan ook, die in alle steden de sterkstbelaste zijn. In de city kruisen zich alle verkeers-richtingen. Naarmate het gebruik van auto'stoeneemt, ontstaat in de binnenstad de noodzake-lijkheid ruimte vrij te houden voor het parkeerenvan deze voertuigen.Te Enschede is de oude stadskern zeer kleinvan oppervlakte, naar mij voorkomt te klein voorde city van een stad van b.v. 150.000 inwoners.Dit brengt de noodzakelijkheid mede, ook de om-liggende stadsdeelen geschikt te maken voor huntoekomstige functie. De geringe omvang van deoorspronkelijke stad brengt nog een andere moei-lijkheid mede. Een stad van zoo geringen omvanghad natuurlijk slechts enkele toegangen. Op dezemoesten dus alle buitenwegen toeloopen. TeEnschede ziet men dan ook dat deze wegen voorze de oude stad bereiken, tot enkele zijn samen-gevoegd. In de toekomst -- en reeds nu begintzich dit vrij bedenkelijk af te teekenen -- zal dushet city-verkeer van zeer groote sectoren nabij destadskern geconcentreerd worden in enkele veelte nauwe aderen, die bovendien doorloopen totdiep in het centrum en dus alle verkeer, men kanhaast zeggen, op een enkel punt te zamen brengen.Op het oogenblik is de kern van de stad in eenovergangstoestand. Hier en daar ziet ze er uit alsofEnschede nog een rustig landstadje was en buitende oude wallen vrijwel direct het mooie Twentschelandschap zou beginnen. Op allerlei plaatsen echtervervormt het aspect zich. Overal ontstaan grootewinkelpanden. Verschillende groote woonhuizenworden omgezet in zaken of openbare gebouwen.Op verschillende plaatsen heeft de verkeersagenteen verantwoordelijke functie. Maar onder aldeze teekenen, dat de stad zich vervormt naar dengraad van haar wasdom, zijn er nog geen die eropwijzen, dat Enschede er naar streeft haar centrumook het aanzien te geven, dat waardig is aan haarbeteekenis en uitdrukking geeft aan haar karaktervan op ruime wijze aangewende daadkracht. Hetis echter niet denkbaar dat een stad van grootebeteekenis, vooral niet wanneer het werk er zoozeeroverheerscht, zich kan blijven vertoonen in deprimitieve vormeloosheid van een landstadje,zonder dat het ontwaken van een hooger gemeen-schapsgevoel bij de bevolking erdoor verstiktwordt. Het uiterlijk van een stad heeft grooteninvloed op den geest der inwoners. Dit is zoowelin positieven als in negatieven zin bewezen. Hoezou het ook mogelijk zijn, dat iets waarvan mendagelijks indrukken ontvangt, zonder invloed zoublijven. Dit geldt trouwens ook voor ordelijkheidof onordelijkheid, gemakkelijkheid of congestievan verkeer.De ontwikkeling van de buitenwijken is nog ineen beginstadium. In het algemeen vertoonen zenog het aspect van verspreid-bebouwde wegen,waartusschen groote stukken open land liggen, datnog frisch en opwekkend aandoet. Slechts openkele plaatsen is iets te constateeren van detroostelooze woestheid der bouwterreinen, die debuitenranden der moderne steden tot zulke oordenvan verschrikking maken. Daar de meeste wegenoude landwegen zijn, vertoonen ze den natuur-lijken loop, die zulke wegen, door het gebruikontstaan, hebben, maar ook de willekeurigheid,die maakt dat ze lang niet overal een practischtrace hebben. Voor zoover ze geroepen zijn be-langrijke verkeersaderen te worden, zijn sommigeonvoldoende van breedte ^), de meeste hebben welpunten, waar verbetering uit verkeersoogpuntwenschelijk zou zijn.Men is nu intusschen begonnen de open vakkentusschen de van ouds bestaande wegen op te vullenmet aaneengesloten woonwijken. Ik heb reedsvermeld dat de plattegronden dezer buurten zeeraantrekkelijk zijn. Nu dient men zich echter eenvoorstelling te maken van het aspect dat de stadzou vertoonen, indien de geheele oppervlakteder tegenwoordige gemeente en nog meer bedektzou zijn met zulke wijken. De bestaande radialewegen hebben weliswaar in hoofdzaak een zeertypeerend verloop ; op een bepaald punt gezien,maken ze dikwijls een weinig krachtig sprekendenindruk van doelbewustheid. Deze indruk wordtversterkt door hun geringe breedte en de onaan-zienlijke bebouwing.Waar dit het geval is, is te verwachten dat zeniet in staat zuUen blijken het over de geheelestad uitgespreide net van woonstraten te scheidenin sectoren van duidelijken vorm en begrenzing.De geheele stad zal daardoor kunnen groeientot een onontwarbaar net van straatjes, zonderkarakter. Het zal inderdaad buitengewoon moeilijkzijn in een dergelijken plattegrond den weg tevinden. In een stad, die een zekere grootte over-schreden heeft, is het noodig dat de verkeerslijnenzeer suggestief en krachtig sprekend in het planliggen. Is dit zoo, dan geven ze ook voor het gevoelaan de stad iets sterks en vertrouwenwekkends.Ze vergemakkelijken de orienteering, omdat zede stad in een aantal scherp-begrensde sectorenverdeelen. Is op deze wijze een schema ontstaanvan de structuur van de stad, dat ook zijn stijlgrootendeels bepaalt, dan passen zich in dezegroote lijnen de details gemakkelijk in. Hun schaalis dan zekerder te bepalen, zoodat minder gevaaris, dat ze te klein of wel te gewichtig worden gezien.Licht worden ze ook minder ingewikkeld.Het is intusschen niet noodig de hoofdmomentenvan het stadslichaam slechts op te bouwen uit het^) Ik spreek hier alleen over de gedeelten gelegen inde buitenwijken. Nabij het centrum zijn de rneeste minderbreed dan met het oog op de toekomst geeischt is.ARTIKELEN127hoofdverkeerswegennet. De stad zou dan wel doren nuchter worden en dit is het karakter vanEnschede allerminst. Ik heb den zeer sterkenindruk, dat een goede verwerking der typeerendeelementen van het Twentsche landschap, gecom-bineerd met de algemeene toepassing van heteengezinshuis Enschede zouden kunnen makentot een stad, die op geen andere zou hjken, diegeheel eigen karakter zou bewaard hebben en tochde allure zou hebben, die bij zijn beteekenis zoupassen zonder, zooals de bestaande groote steden,aan het uiterlijk effect essentieele factoren voorhet geluk der bewoners op te offeren.Tot de elementen, die in een groote stad totlevensfactoren worden, behooren de parken enparkwegen. Enschede mag zich gelukkig rekenen --en doet dit geloof ik 00k -- dat het door de vrij-gevigheid van eenige van zijn burgers reeds prach-tige parken rijk is. Geleerd door wat de Ameri-kaansche steden te zien geven, wordt tegenwoordigbegrepen dat in het leven der bevolking de regene-reerende invloed van groen en bloemen vele malensterker werking heeft, naarmate deze sterker samen-geweven zijn met de andere organen van hetstadsgeheel. De gelegenheid zich door groen naarden dagelijkschen arbeid te begeven, het door-dringen der woonwijken met groen, de verzachtingvan de wat strenge werking der fabrieken in destad, het onderling aaneenbinden van parken,lanen en sierwegen, deze alle werken ertoe medeom in de bevolking een geest van gezonde levens-kracht te onderhouden.Uit al wat ik tot nu toe heb opgemerkt, zal mengevoeld hebben dat ik groote verwachtingen hebvan wat Enschede zou kunnen worden. Inderdaadis het zoo, dat de tegenwoordige toestand nogtoelaat er een prachtige stad van te maken, eenstad, waarin intensieve arbeid kan samengaan meteen gelukkig leven -- zoover dat bevorderd wordtdoor den invloed van de omgeving, waarin menverblijft. Daartoe is noodig dat de stad in haartoekomstige grootte-verhoudingen gezien wordtals een organisme, waarin alle onderdeelen infunctie en uiterlijk aspect samenhangen met alleandere en overeenkomstig deze opvatting wordengevormd. Gezonnen zal moeten worden op eenvervorming van de stadskern, die haar geschiktmaakt de drukte van de toekomstige city te ver-werken en die haar symbolisch maakt tot desynthese van de innerlijke eigenschappen van destad. De te nauwe toegangswegen naar het centrumzullen ontlast moeten worden. De hiervoor temaken nieuwe straalwegen, benevens het net derbestaande hoofdwegen zullen te zamen moetenvormen een krachtig-gevormd stelsel lijnen, waaropde constructie van de stad berust. En al wat verderin een stad noodig is, dient naar zijn aard in decompositie te worden opgenomen.Men zal zich verwonderd hebben dat in hetvoorafgaande in het geheel geen sprake is geweestvan datgene, hetwelk als de levensbron van destad moet worden beschouwd : de industrie. Ditschijnbare verzuim is allerminst een teeken dat ditelement als van minder belang zou worden be-schouwd. Integendeel het bestaan zelve van eenstad, een agglomeratievan menschen in het algemeen,is niet anders te verklaren dan uit de aanwezigheidvan bijzondere bestaansbronnen, die dus concen-tratie te weeg brengen. Haar groei wordt bepaalddoor den bloei dier bestaansbronnen, maar 00k,en dit is een voornaam ding, haar vorm, inrichtingen karakter hangen af van den aard der bedrijven,waarvoor zij de zetel is. Het is dan ook niet teveel gezegd, wanneer men de stad zelve een bedrijfnoemt. Van de doelmatige inrichting vande stadhangt voor de richtige functionneering van hetbedrijfsleven enorm veel af. De ligging derindustrie-terreinen ten opzichte van de aan- enafvoerplaatsen van goederen en van elkander;plattegrond, wegenstelsel, breedte en indeeling,trace en kruising van straten, inrichting van hetcentrum beinvloeden alle de economie en hetvlotte verloop van de productie,Het Twenthe-Rijnkanaal nu zal voor Enschedeeen zeer sterke wijziging brengen in de constructievan de stad en in de voorwaarden, waaronderhet bedrijf moet werken. Waar de plaats van deindustrie als element in het stadslichaam nietbehandeld kan worden, zonder den invloed vanhet kanaal op de geheele inrichting van de stadter sprake te brengen, is daarmede gewacht totdit aan de beurt kwam.Het kanaal zal eindigen op vrij grooten afstandten Westen van de stad, in den hoek tusschen despoorwegen van Hengelo en Boekelo. Volgens deplannen van de Staatscommissie zou kort voor heteinde de tak naar Oldenzaal het kanaal verlatenen na kruising van de spoor- en straatwegen naarHengelo in noordelijke richting op eenigen afstandvan de stad loopen.De fabrieken zijn geheel gevestigd in de stad,in zeer verspreide ligging tusschen de woonwijken,gedeeltelijk wel, gedeeltelijk niet aan den spoorweg.De industrie heeft een zeer belangrijk bedragtoegezegd voor de totstandkoming van het kanaalen toont dus daar groot voordeel in te zien. Zezal dus waarschijnlijk wel van de nieuwe vervoer-gelegenheid gebruik maken. Echter is wel alszeker aan te nemen dat voorloopig alle bestaandefabrieken zullen blijven op de plaatsen, waar ze nuzijn en, wat ook in de toekomst de invloed van hetkanaal zal zijn op de vestigingsplaats der industrie,vele ervan zich ook nog wel op de plaats zullenuitbreiden.Men moet dus aannemen dat een groot deelvan het zeer aanzienlijke vervoer in de toekomstvia de haven zal gaan. De goederen zullen daarmoeten worden overgeladen op vrachtauto's ofwagens en door de stad naar de fabriek en andere128 ARTIKELENbestemming worden gebracht. In de stad zal ditverkeer zich splitsen en meestal langs omwegenen met gebruikmaking van wegen, die daarvoorweinig geschikt zijn, zijn bestemming zoeken.Waar men zich van de grootte van dit verkeervooral geen te gering denkbeeld moet maken,zal dit het aspect van de stad en de samenstellingvan het verkeerssysteem sterk beinvloeden. Het2;al dus zeker de moeite waard ^ijn te bestudeerenop welke wij^e het best aan deze geheel nieuweeischen kan worden tegemoet gekomen. Het islang niet ondenkbaar dat^ deze studie zou voerentot de invoeging in het stadsplan van een of meerspeciale vrachtverkeerswegen. Het trace dezerwegen zou zeker een richting hebben, zeer afwijkendvan wat het tegenwoordig wegenstelsel te ziengeeft, en het zou alweer niet mogehjk zijn zulkewegen in te passen in het stadsplan, 200 dat zegoede aansluitingen hebben in de richtingen,waarin deze vereischt worden, en zoo dat hungebruik zoo weinig mogehjk hinder en gevaarveroorzaakt, zoo niet de geheele stadsplattegronddaarvoor bezien wordt.Zeker zal, al dan niet gecombineerd met dezewegen, een weg noodig zijn van de haven naar decity.Met vrij groote zekerheid is te verwachten datzich nieuwe industrieen aan kanaal en haven zullenvestigen. Dit zal misschien vooral het geval zijnmet industrieen die eerst door de waterverbindingte Enschede mogelijk worden, maar onderzochtzou eveneens dienen te worden of voor de textiel-industrie soms ook ligging aan water (al dan nietgecombineerd met spooraansluitingen) zooveelvoordeel zou hebben, dat nieuwe fabrieken daarzouden worden gesticht en misschien zelfs welbestaande op den duur daarheen zouden verplaatstworden.Men voelt welk een volkomen ommekeer dit zoubeteekenen in de samenstelling van de stad. Grootestroomen arbeiders uit de stad zullen in het haven-kwartier gaan werken. De verkeerslijnen in destad worden dan geheel anders. Maar ook is hetzeer goed mogelijk dat zich in de nabijheid vanditnieuwe industriecentrum, dat toch wel ver vande bestaande stad ligt, ook de behoefte aan woon-wijken zal doen gevoelen. Is dit het geval, danontstaat hier tenminste een nieuw dorp, waarvanhet ontstaan en de inrichting niet aan het toevalmogen overgelaten worden.Hier zijn eenige mogelijkheden van ontwikkelingtengevolge van den havenaanleg genoemd. Onder-Zoek zou natuurlijk moeten uitwijzen, welke diermogelijkheden de meeste kans hebben op ver-wezenlijking en wat op grond daarvan verwachtmag worden ten aanzien van den invloed van hetkanaal op de bestaande stad en welke voorstellingmen zich heeft te maken van de vestiging nabij dehaven en haar verhouding tot de stad. Heeft menhierover uitsluitsel, dan moet de nieuwe kolonieals een geheel organisch ontworpen worden om tevoorkomen dat in den begintijd op zoodanigeplaatsen wordt gebouwd dat voor de toekomsternstige belangen worden geschaad. Ook zalmoeten worden beslist of een aaneengroeien derbeide vestigingen, de oude stad en de nieuwe,bevorderd of wel juist belet moet worden.Ook het kanaal naar Oldenzaal is een nieuwelement in den omtrek van de stad, welks ver-schijnen stedebouwkundig moet worden verwerkt.Er moet worden nagegaan of daarlangs industriemag worden toegestaan, slechts ten deele of in hetgeheel niet. Bestudeerd moet worden in hoeverdit kanaal de stad naar zich toe zal trekken enwelken invloed dit op den stadsplattegrond zouhebben. Men mag de werking van zoo'n nieuwelement niet aan het toeval overlaten, maar moethet volop aanvaarden en geheel assimileeren.TH. K. VAN LOHUIZENWONINGWETOVERZICHTIIStaat B geeft een overzicht van de verleendevoorschotten voor aankoop en verbetering vanbestaande woningen. Het zijn voornamelijk degrootste gemeenten, die voor een beduidend aantalwoningen voor dit doel voorschot genoten, enhiervan Amsterdam alleen voor ruim 600.Een overzicht van de verleende voorschottenvoor den bouw van badhuizen, enz., geeft staat C.Zooals boven reeds werd opgemerkt, zijn niet allevoorschotten voor den bouw van badhuizen af-zonderlijk gepubliceerd. In totaal werd voor 16badhuizen voorschot verleend, terwijl dit over-zicht slechts betrekking heeft op 4, waarvan devoorschotten afzonderlijk werden opgegeven.Voorts heeft dit overzicht betrekking op voor-schotten, bestemd voor den bouw van tehuizenvoor ongehuwden (Amsterdam, 's Gravenhage enGroningen), een tehuis voor ouden van dagen(Alkmaar), toezicht vereischende gezinnen ('s Gra-venhage), enz.Een opsomming van de verleende voorschottenvoor krotopruiming, aankoop van grond voor uit-breidingsplannen, enz., geeft staat D. Hierbijzouden we willen opmerken dat de mogelijkheidniet is uitgesloten dat een voorschot uitsluitendvoor grondaankoop, thans geteld bij staat A,wellicht juister bij dezen staat behoorde te wordengeteld. Sinds de besluiten, waarbij de voorschottenworden verleend, niet meer ,,met redenen omkleed"in de Ned. Staatscourant worden afgedrukt, is hetniet mogelijk een juiste onderscheiding te zien.Als behoorende tot staat D. hebben we gerekenddie voorschotten, waarbij vermeld werd : voorARTIKELEN 129BINGEVOLGE DE WONINGWET VERLEENDE VOORSCHOTTEN BESTEMD VOOR DEN AANKOOPEN VERBETERING VAN BESTAANDE WONINGEN, NAAR GELANG DEZE ZIJN VER-LEEND TEN BEHOEVE VANVEREENIGINGEN GEMEENTEN TOTAALJAAR WAARIN HET AANTAL BEDRAGEN VAN DE AANTAL BEDRAGEN VAN DE AANTAL BEDRAGEN VAN DEVOORSCHOT WERD VOORSCHOTTEN VOOR VOORSCHOTTEN VOOR VOORSCHOTTEN VOORVERLEEND a DEN AANKOOP VAN DE a DEN AANKOOP VAN DE a DEN AANKOOP VAN DET-: M T-i W) &fiC! _^ G ^ Clu c S2 'S Ma? % woningen grond" i woningen grond =- ^ woningen grond1912 I 8 5.587 I 8 5.587_1914 9 *IO 39.060 -- -- -- -- -- 3 10 39.060 --1916 I 5 14.500 1.300 -- "TT- -- -- I 5 14.500 1.3001917 I 25 12.400 -- 1 386 170.000 221.000 2 411 182.400 221.0001918 -- -- -- -- 2 82 138.461.58 2.000 2 82 138.461.58 2.0001919 ^ II 14.513.60 800 -^- -- -- -- 3 II 14.513.60 8001920 -- -- -- 2 6 9.865.20 800 2 6 9.865.20 8001921 2 4 8.400 1.800 2 238 276.900 120.160 4 242 285.300 121.9601924 2 6 8.783~ " ~ "2 6 8.783Totaal 13 69 103.243.60 3.900 7 712 595.226.78 343.960 20 781 698.470.38 347.860GERANGSCHIKT NA/^R GEMEENTEGROEPENGemeenlen met ma dan tOO.DOO ipwonefs -- -- -- -- 3 700 568.900 331.000 3 700 568.900 331.000,, van 50.001-100.000 ,, -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- --,, ,, 20.001- 50.000 ,, 4 19 28.870 1.300 -- -- -- -- 4 19 28.870 1.300,, ,, 5.000- 20.000 ,, 7 *44 66.573.60 800 I 4 10.461.58 3.000 8 48 77.035.18 a.800,, met miniler dan s-ooo ,, 2 6 7.800 1.800 3^15.865.20 10.960 5 14 23.665.20 13.760Totaal 13 69 103.243.60 3.900 7 712 595.226.78 343.960 20 781 698.470.38 347.860* Hiervan 3 welke betrekking hebben op perceelen; het aantal woningen wordt niet vermeld.komuitbreiding, voor regelmatige uitbreiding dergemeente, voor opruiming van onbewoonbaarverklaarde woningen, voor aankoop van krotten,voor aankoop en opruiming van complexen slechtevifoningen, enz.Staat E geeft een overzicht van de bedragen,welke voor diverse doeleinden zijn verleend.Bepalen wij ons eerst tot den vereenigingsbouw,dan treffen we daar cm. aan voorschotten voor denbouw van een veldwachterswoning en winkel metbakkerij (Loon op Zand), voor aanleg van een weg(Krimpen aan de Lek), voor betaling van ver-schuldigde annuiteiten (Hoensbroek), voor aan-maak van steenen voor den bouw van arbeiders-woningen (Kerkrade), voor den bouw van eentimmer- en werkplaats (Hoogkerk), enz.Bij gemeentebouw worden o.a. vermeld : tweevoorschotten voor den bouw van een veldwachters-woning (Terschelling en Opsterland), voor aan-brengen van vereischte verbeteringen aan eenparticulier perceel (Westzaan), voor aankoop vangrond en aanleg van een volkspark (Leiden),voor aanleg van een brug (Sliedrecht), voor aankoopvan altijddurend recht van erfpacht (Middelharnis),enz.Tenslotte geeft staat F een totaal van alle ge-noemde staten.(Wordt vervolgd) A. J. DE JONG130CARTIKELENINGEVOLGE DE WONINGWET VERLEENDE VOORSCHOTTEN BESTEMD VOOR DENBOUW VAN BADHUIZEN, TEHUIZEN VOOR ONGEHUWDEN, TOEZICHT VER-EISCHENDE GEZINNEN, ENZ. NAAR GELANG DEZE ZIJN VERLEEND TENBEHOEVE VAN :JAAR WAARIN HETVOORSCHOT WERDVERLEENDVEREENIGINGEN GEMEENTEN TOTAAL0 ?-- 0BEDEAGEN VAN DEVOORSCHOTTEN VOOR10 a0 ?> tIIBEDRAGEN VAN DEVOORSCHOTTEN VOOR10 c> e03BEDRAGEN VAN DEVOORSCHOTTEN VOORden bouw orond-aankoopden bouwgrond-aankoopden bouwgrond-aankoop191419171918191919201921192219233I828.00010.030241.30963.53664.9961.774.91422.010.2711.6916.50413.7203.000II228.599.82676.000 260.000IIIII4II8a8.ooo10.030a4i.30963.53664.9962.003.513.8222.010.27676.00011.6916.50413.7203.000260.000TotaalGERANGSCHIKT NAAR (Gemeenten met meer dan 100.000 inwooers,, van 50.001-100.000 ,,,, ,, 20.001- 50.000 ,,,, ,, 5.000- 20.000 ,,,, met minilEr dan 5-000 ,,95EME22I43.004.795.27iNTEGROE2.418.000185.996241.309159.490.2734.915PEN17.70411.6915.52022904.599.82904-599-82260.000260.000II42I43-909.395-093.322.599-82185.996241-309159.490.27294-915260.00017.704II.6915-520Totaal 9 3.004.795.27 34.915 2 904.599.8a 260.000 II 3-909-395-09 294-915VERSLAG VAN DE JAARVERGADE-RING VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUISVES-TING EN STEDEBOUW OP ZATER-DAG 19 JUNI 1926 IN HET GEBOUWHEIJSTEE TE AMSTERDAMNadat de Heeren JHR. M. J. L DE JONGE VAN ELLEMEETen J. J. TALSMA een toelichting hebben gegeven op hunprae-adviezen over de vragen: ,,Is het wenschelijk enmoge-lijk een regelmatige productie van arbeiderswoningenovereenkomstig de behoefte in de naaste toekomst te ver-zekeren ? Zoo ja, welke middelen moeten'dan wordenaangewend om dit doel te bereiken ? Moet te dezen onder-scheid worden gemaakttusschengroote steden, kleine stedenen landelijke gemeenten ?" worden de aanwezigen in degelegenheid gesteld zich voor de gedachtenwisseling opte geven.Ir. P. BAKKER SCHUT (Den Haag) is van meening datde uitnemende prae-adviezen, die over deze moeilijkeonderwerpen zijn uitgebracht, een gelukwensch waard zijn,al betreurt hij dat het oorspronkelijk bedoelde derdeprae-advies van Katholieke zijde is uit moeten blijven.Slechts de vraag naar de wenschelijkheid eener regelmatigeproductie van arbeiderswoningen acht hij eenigszins onvol-ledig beantwoord. Bestaat hierover inderdaad een communisopinio ?Ook spr. acht voor alles een nieuwe woningtelling nood-.zakehjk, al zal deze wellicht niet voor het geheele landnoodig zijn. De woning-inspecteurs kunnen beoordeelen,welke gemeenten uitgezonderd moeten worden. Naast dewoningtelling kan een woningbeurs een goed middel zijnom de behoefte te leeren kennen. Van de 4 groote steden,heeft Rotterdam echter geen woningbeurs, terwijl van de38 gemeenten van 20.000-100.000 inwoners slechts 10 eendergelijk instituut hebben. De imperatieve voorschriftender Woningwet dienen te dezer zake te worden nageleefd.In dit opzicht is er nog heel wat te doen.Wat de onregelmatigheid der productie betreft, spr.heeft getracht deze te verklaren uit eigenschappen, dieinherent zijn aan het bouwbedrijf en het artikel woning.Een woning is aan een bepaalde plaats gebonden. Devoorziening volgt nooit dadelijk de behoefte, omdat er metden bouw langen tijd gemoeid is. Het gebruik der woningstrekt zich over een lange periode uit, de bouwer moet duszekerheid hebben omtrent den duur der behoefte. Deonregelmatigheid wordt ook veroorzaakt, doordat elkondernemer te alien tijde zijn bedrijf kan stop zetten, Debouwondernemer is afhankelijk van de credietmarkt. Ineen periode van economischen opbloei is de credietbehoeftemoeilijk te bevredigen. De vrees is dus gegrond dat erveelal een marge zal bestaan tusschen het aantal woningen,waaraan behoefte is, en het aantal, waarover beschikt kanworden. Op zijn minst is een aanvulling in de productievan overheidswege noodig. Dit geschiede niet bij voorkeurdoor steun te verleenen aan vereenigingen of stichtingen,maar in de groote gemeenten is de aangewezen weg bouwARTIKELEN 131INGEVOLGE DE WONINGWET VERLEENDE VOORSCHOTTEN BE-STEMD VOOR AANKOOP VAN GROND VOOR UITBREIDINGS-PLANNEN, AANKOOP EN OPRUIMING VAN ONBEWOONBAARVERKLAARDE WONINGEN, ENZ. NAAR GELANG DEZE ZIJN VER-LEEND TEN BEHOEVE VAN :JAAR WAARIN HETVEREENIGINGEN GEMEENTEN TOTAAL, , 1VOORSCHOT WERD V, c BEDRAGEN S C BEDRAGEN S ? BEDRAGENVERLEEND0 ^ VAN DE > g VAN DE > ti VAN DEVOOR-SCHOTTENVOOR-SCHOTTENVOOR-SCHOTTEN1909 I 30.000 I 100.000 2 130.0001910 -- . -- 2 63.348.79 2 63.348.791911 -- -- I 65.000 I 65.0001913 3 66.830.90 9 831.015.45 II 897.846.351914 -- -- 3 24.155 3 24.1551915 -- -- 2 165.000 2 165.0001916 -- -- 6 260.138.01^ 6 260.138.01'1917 -- -- 2 225.000 2 225.0001918 -- -- 2 171.058.68 2 171.058.681919 -- -- I 103.651.28 I 103.651.281920 -- -- I 51.000 I 51.0001922 -- -- 2 182.540 2 182.5401924 ~~ -- I 249.990 I 249.990Totaal 3 96.830.90 33 2.491.897.21^ 36 2.588.728.II'GERANGSCHIKT NAAR CJEMEIiNTEGROE PENGeitieenter m\ mw dan 100.000 mmm -- -- 4 937.946.55 4 937.946.55,, van 50.001-100.000 ,, I 50.000 4 524.681.28 5 574.681.28,, ,, 20.001- 50.000 ,, I 30.000 5 370.000 6 400.000,, ,, 5.000- 20.000 ,, I 16.830.90 13 390.710.70^ 14 407.541.60',, met minder dan 5-000 ,, -- -- 7 268.558.68 7 268.558.68Tot aal 3 96.830.90 33 2.491.897.21' 36 2.588.728.II,door de gemeente zelf. De gemeente heeft tot taak nietslechts te zorgen voor de economisch zwakken, maar ookhet woningpeil te verhoogen. Met het enkel voldoen aanminimum-eischen mag de overheid niet tevreden zijn. Dewoningwetbouw kan in tegenstelling tot den premiebouween zegen voor de gemeenschap zijn,Hierna wordt gepauzeerd.In de middagvergadering wordt allereerst aan den HeerVoNK DE BOTH (Tilburg) het woord gegeven. Deze achtde vragen niet volkomen zuiver gesteld, hetgeen veroor-zaakt heeft dat de prae-adviezen vaag zijn. Beide prae-adviseurs hebben een overzicht gegeven van de wijze,waarop de woningbehoefte gekend kan worden. Dit over-zicht is echter van ondergeschikt belang, want het kennender behoefte is slechts de basis, niet de kern van het vraag-stuk. De kern is de vraag of het wenschelijk en mogelijkis dat door de overheid een regelmatige productie vanarbeiderswoningen overeenkomstig de behoefte in de naastetoekomst wordt verzekerd. Sommigen zijn van meeningdat de overheid zich evenmin met woningvoorziening alsmet kleerenvoorziening heeft in te laten. Had de overheidniet reeds ingegrepen, dan zou spr. het hiermee eens zijn.Nu de wagen echter is vastgeloopen, is het wenschelijkdat de overheid de regelmatige productie verzekert. DeHuurwetten, die destijds gemotiveerd waren, oefenen thanseen funeste werking uit. Toen de productie van arbeiders-woningen door particulieren weer mogelijk werd, had deoverheid er zich verder buiten moeten houden. Wat devraag der mogelijkheid betreft, in absoluten zin -- wanneermen niet op de kosten let -- moet het antwoord bevestigendluiden. Spr. verlangt echter een relatief antwoord. Over-wogen had moeten worden of het mogelijk is dat de overheidmaar steeds de tekorten bij de woningproductie voor haarrekening neemt, maar steeds voortgaat den belastingdrukte verzwaren. Spr. acht dit onmogelijk en onbillijk. InTilburg is een uitgebreid onderzoek ingesteld, waarbij dehuurwaarde van de door de overheid gebouwde woningengeschat werd en vastgesteld hoeveel de kosten nn zoudenbedragen. Hieruit bleek dat het in Tilburg nog niet mogelijkwas zoo te bouwen, dat de exploitatiekosten door de huurgedekt worden. De huren zijn dus kunstmatig in de laagtegehouden. Spr. bepleit dan ook huurverhooging, hoe para-doxaal het ook moge lijken. Een regelmatige productie ismogelijk, mits de huur zoodanig wordt opgevoerd dat departiculiere bouwer tot productie wordt geprikkeld en deoverheid geen grooter tekorten te haren laste krijgt.132 ARTIKELENINGEVOLGE DE WONINGWET VERLEENDE VOORSCHOTTEN BESTEMD VOOR DIVERSEDOELEINDEN NAAR GELANG DEZE ZIJN VERLEENDVOORVEREENIGINGSBOUWVOORGEMEENTEBOUW TOTAALIN HET JAARs"rt 0"1BEDRAG VAN HETVOORSCHOT VOOR;IBEDRAG VAN HETVOORSCHOT VOOR :? 00>BEDRAGEN VAN DEVOORSCHOTTEN VOOR '.diversedoeleindengrond-aankoopdiversedoeleindengrond-aankoopdiversedoeleindengrond-aankoop1907 -- -- -- I 800 I 8001913191619171918191919201921192219331925III62212.00029.400.69=3.550120.507.402.368.8454.456.98560.984.191.600IIII22III3.10014.858.3748.5006.8509.830.78=19.75016.32533.661.0612.835.902504.340.02I2III383323.10016.858.3729.400.69=48.5006.85013.380.78=140.257.4018.693.8488.118.04573.820.091.8504.340.02Totaal 14 773.268.10= 1.600 12 166.511.11= 4.590.02 26 939.779.22 6.190.02GERANGSCHIKT NAAR CrEMEliNTEGROEPENGemeenfer met meer dan 100.000 Inwoners,, van 50.001-100.000 ,,,, ,, 20.001- 50.000,,,, ,, 5.000- 20.000 ,,f, met minder dan 5-000 ,,I103560.984.19177.115.07=35.168.841.600II24410.00048.5009.830.78=50.869.2747.311.06 4.590.02I314710.00048.500570.814.97=227.984.34'82.479.901.6004.590.02Totaal 14 773.268.10= 1.600 12 166.511.11= 4.590.02 26 939.779.22 6.190.02Een onderscheid te maken tusschen groote steden, kleinesteden en landelijke gemeenten acht spr. in het algemeenniet gewenscht.De JHeer J. VAN DER LEEN (Apeldoorn) constateert eenleemte in de prae-adviezen ten opzichte van de beschou-wingen over het leeren kennen der behoefte. Het is wen-schelijk dat vooral in kleine steden en groote gemeentenmet plattelandskarakter, maar met stedelijke "kern eenonderzoek naar de behoefte wordt ingesteld. Tot dusverrebestaat hieromtrent veel te weinig inzicht. De woning-voorraad raoet niet gesplitst worden in verschillende huur-klassen, maar in woningen voor arbeiders, kleinen midden-stand, middenstand en welgestelden. Van vestiging envertrek moeten behoorlijke statistische gegevens wordenverzameld. De overheid krijgt zoodoende inzicht in deeconomische ontwikkeling der gemeente.Spr. acht het onmogelijk het vraagstuk op te lossen doorhuurverhooging. De loonen zullen in verhouding nietstijgen en dus zullen de arbeiders de huur niet kunnenbetalen. Het is moeilijk een definitieve conclusie te trekken,voor elke gemeente zai de toestand afzonderlijk bezienmoeten worden. De gemeentelijke overheid moet nauw-keurig van de economische verhoudingen ter plaatse op dehoogte zijn.Van de Landarbeiderswet moet men zich ten aanzienvan de verbetering der volkshuisvesting geen hooge illusiesmaken, hetgeen spr. met voorbeelden uit eigen ervaringtoelicht.Het verleenen van overheidssteun is noodig ten einde demaatschappij te beschermen tegen voortdurende toenemingvan het aantal anti-sociale gezinnen.De Heer E. SiNoo komt op tegen de meening, als zoudende collectieve contracten de bouwvakarbeiders in een be-voorrechte positie brengen. In tal van streken van ons landzijn de loonen der bouwvakarbeiders even gering als dievan de industrie-arbeiders op het platteland. In Gelderlandwas een cycloon noodig om een behoorlijk loon te bereiken !Naar spr.'s meening moest de overheid haars ondankswel ingrijpen, omdat het particulier initiatief belangrijktekort schoot.De Heer REINALDA (Haarlem) is eveneens van oordceldat het niet de schuld van de overheid is dat de wagender woningvoorziening in het moeras is geloopen. Het ont-staan der overheidsbemoeiing was slechts een noodwendiggevolg van het uitblijven van het particulier initiatief. Destatistiek bewijst dat er van een algemeene opleving vanden particulieren woningbouw geen sprake is. Het is dusmaatschappelijk geoorloofd en noodzakelijk om van over-heidswege in de behoefte te voorzien. Spr. acht het eenon-sociale gedachte dat de overheidsbemoeiing zich ophet terrein der volkshuisvesting niet al te ver mag uit-strekken. Wanneer men zegt dat het particulier initiatiefdoor de overheid belemmerd is, miskent men de feiten inde kapitalistische maatschappij. De productie van arbeiders-woningen moet door de overheid geschieden, particulierenkunnen soms worden toegelaten.ARTIKELEN 133TOTAAL AANTAL WONINGEN EN TOTALE BEDRAGEN DER INGE-VOLGE DE WONINGWET VERLEENDE VOORSCHOTTENTOTAAL:AANTAL VAN DE BEDRAGEN DER VOORSCHOTTENVAN STAAT : 1 CJcGJMCS0voor denbouwvoor grond-aankoopvoor denbouw engrondaankooptezamenABCDE2.72920II26125.2257813611.306.541.56698.470.383.909.395.09939.779.2271.295.436.84347.860294.9152.588.728.11^6.190.02682.601.978.401.046.330.384.204.310.092.588.728.11*945.969.24GERANGSCHIKT NAAR :Gemeentep met meer dan 100.000 inwoners,, van 50.001-100.000 ,,,, ,, 20.000- 50.000 ,,,, ,, 5.000- 20.000 ,,,, met mipder dan 5.000 ,,2.822DE GI2301994251.183785126.009iMEENT43.25915.14428.27728.57510.754616.854.186.25iGROEPEN232.877.622.5975.766.374.03^126.833.377.07129.368.987.93"52.007.824.6274.533.129.97^14.441.968.75'18.546.173.17^15.809.878.25'^18.325.082.54''7.410.027.24^691.387.316.22^247.319.591.34'94.312.547.21142.643.255.32^147.694.070.4859.417.851.86^2.822 126.009 616.854.186.25 74.533.129.97^ 691.387.316.22'Belangrijker dan een onderzoek naar de behoefte aanwoningen acht spr. overdenking van de vraag welke ge-volgen de kennis der behoefte zal hebben. Alle aandachtmoet geconcentreerd zijn op de oplossing van het grooteprobleem hoe de massa krot- en noodwoningbewonersgeholpen kunnen worden.Ir. A. KEPPLER (Amsterdam) herinnert eraan hoe inAmsterdam destijds woninghervormers uit alle politiekerichtingen bij elkaar kwamen om gezamenlijk te strijdenvoor de verbetering der volkshuisvesting. Allen waren voor-standers van woningwetbouw. Nu is dat heel anders : devolkshuisvesting is een politiek wapen geworden. Zelfsopeenvergaderingvan het Instituut wordt gesproken tegenwoningwetbouw. Dat zou vroeger onmogelijk geweest zijn.Juist de particuliere bouw is de overheid op groote verliezente staan gekomen. Bij den nieuwbouw behoeft de eigen-bouwer zich niet te storen aan de huurwetten. Hij verhuurtzoo hoog mogelijk. In Amsterdam staan thans ongeveer2600 woningen leeg, waarvan 1800 boven de f j.- en 1400tusschen / 7.-en 9.- huur doen. Toch daalt de huurprijs niet,omdat voor lagere huur geen woningen te vinden zijn.Spr. heeft in tegenstelling met den Heer Talsma weinigverwachtingen van verhoogde werkzaamheid van ver-eenigingen en stichtingen.Als regel dient te gelden : overheids- en vereenigings-bouw, als uitzondering particuliere bouw. Het geld uit depublieke kassen aan de woningvoorziening besteed, is nietweggegooid. Het voorschot, volgens de Woningwet ver-leend, keert na 50 jaar weer in de publieke kas terug. InAmsterdam wordt gaarne de rente betaald. Vroeger was deWoningwet een prikkel om het woningtype te verbeteren.nu wordt omgekeerd het woningtype door den particuliergedrukt. De overheid mag hierin den particulier niet na-volgen.Ir. C. TELLEGEN heeft den indruk gekregen dat te veelgetheoretiseerd wordt. Er is slechts een antwoord mogelijk :in IgoI is een Woningwet gemaakt, die wet moet toegepastworden. Het Instituut moet bevorderen dat de Woningwetwordt uitgevoerd en den woningwetbouw steunen. Dewoningproductie kan niet op een lijn gesteld worden metde kleerenproductie. De duurte van de woningen wordtveroorzaakt door de hooge grondprijzen. De gemeentenmoeten voor goedkoopen grond zorgen. Op een afstandvan het bebouwde gebied is genoeg goedkoopen grond teverkrijgen. Het transportvraagstuk is gemakkelijk. Als erbehoefte aan woningen is, dan moeten er natuurlijk woningenworden gebouwd. De Woningwet geeft daartoe de middelen.Ten aanzien van de bijdragen moet men dan zijn standpuntbepalen.De Heer H. P. J. BLOEMERS acht de stelling dat hetwoningpeil steeds in overeenstemming zou moeten zijnmet het individueele welvaartspeil, bedenkelijk. Wanneerhet algemeen welvaartspeil het mogelijk maakt, moet hetwoningpeil ook voor de minst bedeelden verhoogd worden.Wij moeten niet opnieuw krotwoningen gaan maken, maardenblikop de toekomst gericht houden. Wij moeten steedstrachten het woningtype te verhoogen, want woning-verbetering is verbetering van de volksontwikkeling. Degelden hieraan besteed, zijn wel degelijk productief. Hetis hem b.v. persoonlijk gebleken dat degenen, die behoorlijkgehuisvest zijn sterker afvloeien van de steunlijsten dande krotbewoners. Krotbewoning demoraliseert. Daarom134AETIKELEN - ADRESSEN, ENZ. UITGAANDE VAN HET INSTITUUTis het wenschelijk betere woningen te verschaffen, ookaan hen, die de voile kosten hiervan niet kunnen dragen.Spr. is van meening dat de prae-adviseurs te optimistischzijn ten aanzien van den particulieren bouw ten plattelande.Naar spr.'s ervaring wordt in kleine gemeenten door parti-culieren niets gedaan. Ook de overheid blijft nalatig, uitvrees voor de kosten.Men heeft in het geheel geen inzicht in de behoefte enziet niet de oorzaken van de afvloeiing naar andere ge-meenten. Districtsvoorziening lijkt spr. echter niet hetjuiste middel. Het is beter dat de gemeentebesturen zelfde taak der woningvoorziening ter hand nemen, mits ereen strenge controle van bovenaf is.Spr. weet uit eigen ervaring dat op het plattelandparticulieren nooit goedkooper bouwen dan de gemeenten.In zijn eigen gemeente geeft de overheid adviezen aan departiculiere bouwers t.a.v. het betrachten der zuinigheid.De Heer Tellegen heeft aan het Instituut verweten teweinig steun aan de uitvoering der Woningwet. Het Insti-tuut heeft echter geen regeeringsmacht en kan zelf geenmaatregelen nemen.Spr. constateert dat aan de productie van arbeiders-woningen op het oogenblik een krachtige stoot dient ge-geven te worden. Van particulieren bouw is niets te ver-vsfachten en dus is krachtige woningwetbouw noodzakelijk.Het Instituut zal dit streven zooveel mogelijk steunen.Vervolgens wordt aan de prae-adviseurs gelegenheidgegeven tot repliek. Het eerst beantwoord Jhr. DE JONGEVAN ELLEMEET de verschillende debaters. De oppositie isnogal meegevallen, Tegen de wenschelijkheid een regel-matige productie van arbeiderswoningen te verzekeren, isgeen tegenspraak gehoord, wel heeft de Heer Vonk de Bothontkend dat deze verzekering in beginsel door de overheidzou behooren te geschieden. Reeds langer dan 15 jaar echteris de productie onvoldoende. Huurverhooging kan geenoplossing brengen, want dan zouden bedenkelijke toestandenin het leven worden geroepen. De invloed van de Huur-wetten is niet zoo geweldig groot: deze betreffen slechtsde niet door de eigenaars bewoonde woningen van voor1921. Het is niet aan te nemen dat de Huurwetten deloonen zouden beheerschen.Een woningbeurs kwam te Rotterdam niet tot stand,omdat men vreesde voor het maken van groote kosten zonderdat mendaardoordenmenschen meer woningen zou kunnenverschaffen.Spr. wil niet kunstmatig continu-bedrijven vestigen ; hijis echter van meening dat de overheid het kleine bedrijfniet bevorderen moet, omdat kleine bedrijven oneconomischwerken. Spr. acht de groote versnippering in talrijke woning-bouwvereenigingen en stichtingen een nadeel.Spr. acht het een onhoudbaar standpunt dat overheids-bemoeiing slechts dan geoorloofd zou zijn, wanneer eensluitende exploitatie-rekening kan worden verkregen. Menkan er niet aan ontkomen bijdragen te verleenen.De woningvoorziening werd 4 of 5 jaar geleden zeerbemoeilijkt door de buitensporige verschillen in de arbei-dersloonen. Men moet zeer voorzichtig zijn met het toe-geven aan abnormale wijzigingen in de conjunctuur.In Rotterdam doet zich evenals in Amsterdam hetmerkwaardige verschijnsel voor dat de huren niet dalen,ofschoon vele woningen leeg staan. Dit is in strijd met detheorie van vraag en aanbod. Er bestaat gevaar dat nu dehuren in tweeen zullen worden gesplitst, doordat meerderegezinnen een woning betrekken.Er is betoogd dat de overheid goedkoopen bouwgrondmoest verschaffen ; in spr.'s omgeving is deze echter on-vindbaar.Spr. heeft niet willen zeggen dat het woningpeil afhan-kelijk diende te zijn enkel van het individueele welvaarts-peil; met het algemeene welvaartspeil wil hij gaarnerekening houden. Wel heeft hij echter willen waarschuwentegen opschroeving van het woningpeil in perioden vanschijnwelvaart.De Heer TALSMA kan zich in vele opzichten aansluitenbij de repliek van den eersten prae-adviseur; de debatershebben bovendien voor een groot deel elkaar beantwoord.Er is zeer tegenstrijdige critiek uitgeoefend; blijkbaarhielden de prae-adviezen dus het juiste midden.Ook spr. is van meening dat aan de werking der Huur-wetten te groote invloed is toegekend. Slechts 20 % vanalle huizen valkn onder deze wetten.Zeer zeker is het verleenen van bijdragen geoorloofd,mits dit geen regel worde, maar beperkt blijft tot bepaaldegevallen. Er is immers een groote marge tusschen socialewenschelijkheid en economische noodzakelijkheid.Wat de coUectieve contracten betreft, spr. heeft zichdaartegen niet willen uitspreken. Hij heeft slechts vvillenconstateeren dat de loonen der bouwvakarbeiders -- zij hetdan misschien niet overal -- toch in verhouding veel meergestegen zijn dan die van andere categorieen, speciaal dievan de landarbeiders.Ten aanzien van de districtsvoorziening merkt spr.op dat de ervaring in Friesland geleerd heeft hoezeer deverbetering der volkshuisvesting daar te danken was aanhet feit, dat men over een groot stuk van het plattelandde woningbehoefte en woningvoorziening heeft kunnensamenvatten. Slechts in groote gemeenten of districtenis systematisch werken mogelijk.De voorzitter, de Heer BLOEMERS, brengt hierop eenwoord van hartelijken dank uit, niet alleen aan de prae-adviseurs, maar ook aan de verschillende debaters en ver-klaart vervolgens de vergadering voor gesloten.ADRESSEN, ENZ. UITGAANDE VANHET INSTITUUTZUIDERZEEOnderstaand adres is door den StedebouwkundigenRaad van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuis-vesting en Stedebouw aan den Minister van Waterstaatgezonden.ExcellentieNu het wetsontwerp tot bespoediging van de droogmakingder Zuiderzee door de Eerste Kamer is aangenomen, zuUejide Uwer Excellentie bekende stedebouwkundige vraag-stukken, welke daarbij rijzen, vroeger aan de orde komendan aanvankelijk mocht worden verwacht.Deze vraagstukken zullen in dit geval een omvang nemenals zelden of nooit. Een gebied van groote uitgestrektheidzal aan Nederland worden toegevoegd, een gebied, dat nietalleen moet worden gewonnen en behouden, maar datgeheel nieuw staat te worden geschapen.Zoo ergens, dan zal het hier noodig zijn niet alleen deplaatselijke vraagstukken onder het oog te zien, welke zichals bij elke bebouwing, ten aanzien van de nieuw te vestigenkernen zullen voordoen, maar zal het bovenal van belangzijn elk der nieuw ontstaande polders als een geheel vanstedebouwkundig standpunt te bezien en daarvoor, teneinde het meest oordeelkundig gebruik van den bodemvoor verschillende doeleinden te verzekeren, een ,,gewes-telijk plan" op te maken, zooals thans wordt bepleit voorverscheiden streken van ons land, welke een cultureeleen economische eenheid vormen of zullen vormen. Meernog dan elders zal daaraan behoefte bestaan voor hetmaagdelijk gebied der toekomstige Zuiderzeepolders, waargeen historische ontwikkeling den weg wijst en ook overigensslechts schaarsche aanknoopingspunten aanwezig zijn, waargeheel nieuwe bewoningskernen zullen moeten wordengeschapen, wellicht ook voor handel en industrie, wierplaats en vermoedelijke beteekenis zal zijn onder het oogte zien in verband met de aan den rand der polders aanwezigenederzettingen, waar een geheel nieuw wegennet moetworden ontworpen en voor ontspanningsgebied gezorgd,-- belangen, harmonisch samen te voegen met die vanWaterstaat en Landbouw. Alleen een met zorg voorbereidplan zal waarborgen dat aan elk dier belangen volledigADRESSEN, ENZ. UITGAANDE VAN HEX INSTITUUT135recht wedervare en de gemeenschap het best worde gediend.Naast het gewestelijk plan zelf zal de behoefte blijkenom maatregelen voor te bereiden en te treffen, ten eindede uitvoering van het plan geleidelijk en in de juiste volgordete verzekeren. Dit heeft bijzondere beteekenis, nu snellekolonisatie en ontwikkeling te wachten staat.Wordt aldus te werk gegaan, dan zal 00k het landschapvan het nieuwe gewest die schoonheid kunnen erlangen,welke den Hollandschen polders eigen is, en zal het nage-slacht op het nieuw gewonnen gebied in alle opzichtentrotsch kunnen zijn.Bij de werkzaamheden tot uitvoering van de inpolderingvan de Zuiderzee kon worden gesteund op rapporten, doorde beste deskundigen uitgebracht. Voor zoover adressantbekend is, is echter tot nu toe de bij uitstek belangrijkestedebouwkundige zijde van dit vraagstuk niet in hetbijzonder in studie genomen. Dit vindt gereedelijke ver-klaring in het feit, dat de stedebouwkundige studie zichin de laatste jaren heeft verdiept en dat met name hetgewestelijk plan eerst laat in zijn beteekenis is erkend, maardan ook thans in het brandpunt der belangstelling en derstudie staat.Adressant neemt hierbij de vrijheid Uwe Excellentiete verzoeken aan deze zoo belangrijke zijde van de droog-making der Zuiderzee thans wel haar bijzondere aandachtte willen wijden. Naar de meening van adressant zal hetvan belang zijn daartoe reeds dadelijk ten aanzien der Wie-ringermeer over te gaan, al zullen wellicht de daar rijzendestedebouwkundige vraagstukken niet zoo groote beteekenisbezitten als in de andere grootere polders. Van de aldaarte winnen ervaring zullen dan -- ook ten aanzien vanandere zijden van de inpoldering is dit naar adressant meentde opzet -- bij de droogmaking der grootere polders devruchten kunnen worden geplukt.Namens den Stedebouwkundigen Raadvan het Nederlandsch Instituut voorVolkshuisvesting en StedebouwW.g. FoCKEMA ANDHEAE,Voorzitterw.g. D. HUDIGSecretarisUtrecht .Amsterdam,TOELICHTINGDe overtuiging wint meer en meer veld, dat overheids-ingrijpen geboden is, ten einde te bereiken dat de grond,waarop door steeds meerderen voor verschillende doel-einden beslag wordt gelegd, op de meest oordeelkundigewijze wordt gebruikt, dat grond, beter voor een bepaalddoel geschikt, niet voor een ander doel wordt in beslaggenomen. Dit geldt niet alleen voor de kleine eenheden,welke door de steden worden gevormd, maar ook voorgrootere gewesten, welke het karakter, hetzij van een cultu-reele, hetzij van economische eenheid vertoonen. Ook teonzent wordt dit aldus ingezien. De instelling van deSociaal Hygienische Commissie voor Zuid-Limburg, wierwerkzaamheid geleid heeft tot het ontwerpen van eenbebouwingsplan voor de geheele mijnstreek, de instelhngvan een commissie door Gedeputeerde Staten van Gelder-land, welke zich rekenschap zal hebben te geven van deontwikkeling van de omgeving van Arnhem, waar behoudvan natuurschoon, vreemdelingenverkeer en toerisme gelijkebelangen beteekenen voor verschillende gemeenten, deinstelling van een soortgelijke commissie voor de omgevingvan Wiriterswijk, welke zich waarschijnlijk tot een tweedemijngebied zal ontwikkelen, de instelling door ProvincialeStaten van Noord-Holland van een commissie van adviesinzake de uitbreidingsplannen, welke inzonderheid aan densamenhang dezer plannen onderling haar aandacht zalhebben te wijden, zijn hiervan zoo vele bewijzen.De toekomstige Zuiderzeepolders zijn zeker van nietminder beteekenis, zoowel omdat hier een maagdelijk gebiedtot ontwikkeling zal komen van een omvang als in Nederlandniet bekend, alsook omdat zich hier, juist tengevolge vanhet feit,- dat het een maagdelijk gebied betreft, vraagstukkenzullen voordoen, welke elders ternauwernood aan de ordekomen, of tengevolge van de aanwezigheid van velerleigegroeide omstandigheden als vanzelf hun oplossingvinden.Elders heeft de economische ontwikkeling geleidelijkplaats, hier staat te verwachten dat binnen zeer korttijdsbestek een groot gebied, zij het ook dun, bevolkt zalworden. Voorkomen zal moeten worden dat fout
Reacties