L--TIJDSCHRIFTVOOR[yOLKSHUISVESTINGSEN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCHINSTITUUT VOOR VOLKSHUIS:VESTING EN STEDEBOUW EN VANDEN NATIONALEN WONINGRAADALGEMEENEN BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN1928 NS 8 ? 9? JAARGANG AUGUSTUSGELUIDDEMPEND SPIJKERVASTGIPSXWANDBRANOVRIJEon Dipectaur van Qemesnte-weeken : ,,...?,?da opgedana ?>-varing is wel van dien aaH,STERKdat ik ze meer in da gemaent^bestekken van soheidingswandenzai voopsohpyven .."N. V. DE METEOOR TELEFOON 205 D E S T E E GyMi MUNSTER'S UITQEVERS MAATTOHAPPM -- HAARLEM MERWEQ B 378 -- AMSTERDAIM (W.^HUINCK'SQLAS VOOR VERLICHTINa van donkera vertrekkmDETEeriVE glas - VLOER- EN WANDTEQELSH0UT8RANIET voor vloeren en uitgesteten traptredmA8BE8T CEMENTPLATEN vlA m S^IM --TRAPWELBANOEN voor bescberming van traptredenDEURSLUITER8 sluttm deuren gerniSGliloosHUINCKCOLIT om vloeren, kelders, muren waterdiciitwmmmmm^ en kurkdnx^ te maken ^m^mi^^mVRAAGT KOSTELOOS INLICHTINGENUTRECHT Telegram adres HUINCKTELEF. 11042 SPRiNGWEG TELEF. 11042INCASSO-BANKVoigestort Kapitaal f 25.000.000.--.Reserve f 6.861.700.--AMSTERDAMHeerengr. 531-537,519-525 Linnaeusstraat 37hoek VijzelstraatAdm, de Ruyterweg 84-86Bilderdijkstraat 50Ceintuurbaan 91Damrak 83 Weesperzijde 33 BHaarlemmerplein 2Middenweg 4-8Nieuwmarkt 27Overtoom 89Weesperplein 2Weesperzijde 33van Woustraat 217Willemsparkweg 80RotterdamLeuvehaven 103Goudschesingel 229Heemraadssingei 169Groene Hilledijk 70ALMELOARNHEMDELFTDORDRECHTENSCHEDEEINDHOVENGRONINGEN'S-HERTOGENBOSCHHILVERSUM ?'s-GravenhageLange Houtstraat 19Statenlaan 46Laan v. Meerderv. 226LEEUWARDENMAASTRICHTNAALDWIJKNIJKERKSCHIEDAMTILBURGUTRECHTVOORBURGWORMERVEERZAANDAMALLE BANKZAKENP J VAN SCHAIK lOOMMIIlEhJPEGMIILDRgWDIieEISllliriEIISIIlUIIfllNASSAUKADE 313 - TEL. 23485 - A'DAMISOLA-BOUWHET BE8TE EM GOEDKOOP8TE SYSTEEM VOORHET BOUWEN VAN COMPLEXEN VOLK8- ENMIDDENSTANDSWONiNGEN. - 8ELF8UPPORTINGN.V. INTERN. GEWAPENDBETONBOUW BREDAWettig Gedeponeerd Handels-MerkUITGEVOERD O.A. PLM. 370 WONINGEN VOOR DEGEMEENTE 's HERTOGENBOSCH - NOG IN UITVOERINGO.A. 400 WONINGEN VOOR DE GEMEENTE ROTTERDAMKONING & BIENFAIT - Da Costakade 104^ AMSTERDAMOnderzoek van alle materialen voor den VOLKSWONINGBOUWMAANDBLAD 9= JAAROANO N? 8 AUGUSTUS 1028TIJDSCHRIFT VOOR VOLKSHUISVESTINQiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EN STEDEBOUWORGAAN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR VOLKSHUIS-VESTINQ EN STEDEBOUW EN DEN NATIONALEN WONINGRAADALQEMEENEN BOND VAN WONINQBOUWVEREENIOINGENREDACTIE VOOR HET INSTITUUTH. P. J. BLOEMERS, J. DOUWES JR.,MR. D. HtJDiG, IR. P. BARKER SCHUT,IH. J. M. A. ZOETMULDERVASTE MEDEWERKERS : J. W. BOSSENBHOEK,G. A. M. DE BRUYN, IR. A. KEPPLER, MR.J. KHUSEMAN, IR. A. M. KUYSTEN, JHR.A. H. OP TEN NOORT, JAN STUYT,M. VRIJENHOEK, L. VAN DEH WAL, D.E. WENTINKREDACTIE VOOR DEN WONINGRAADMR. DR. G. VAN DEN BERGH, J. BOMHER,G. F. LiNDEIJERADRES DER REDACTIE ENADMINISTRATIE EN SECRETA-RIAAT VAN HET INSTITUUTKLOVENIERSBURGWAL 70 - AMSTERDAM-- VAN DEN --NATIONALEN WONINGRAAD-- ROELOF HARTPLEIN 4 ---- ADVERTENTIES --V. MUNSTER'SUITGEVERSMAATSCHAPPIJHAARLEMMERWEG B 378 - A'DAM (W.)ABONNEMENTSPRIJS f 8.-DE LEDEN VAN HET NEDERLANDSCH INSTITUUTVOOK VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW(LIDMAATSCHAP VOOR PHYSIEKE LEDEN f 7.50)EN DE LEDEN VAN DEN NATIONALENWONINGRAAD ONTVANGEN HET BLADKOSTELOOSLOSSE NUMMERS f I.-INHOUD: NED. INSTITUUT VOOR VOLKSHUISVESTING EN STEDEBOUW:Officieele Mededeelingen - Stedebouw en Landschapsarchitectuur door Ir, Alph. Siebers - De stedebouw-kundige voorschriften van den ,,Leidraad" door Mr. D. Hudig - De vermeerdering van den woningvoorraaden de aanwas der bevolking in 1927 in de belangrijkste gemeenten van ons land - Binnenland - Overzicht vantijdschriften - Rechtspraak.NATIONALE WONINGRAAD, ALGEMEENE BOND VAN WONINGBOUWVEREENIGINGEN:Officieele Mededeelingen - Vochtwering door Fr. Hinke - Kort Verslag van de I5de jaarlijksche Ledenvergade-ring op 14 Juli 1928 te Amsterdam, I - Van de afdeelingen ^OFFICIEELE MEDEDEELINGENHet Internationaal Congres voor Stedebouw enVolkshuisvesting te Parijs was goed bezocht. Deorganisatie was matig. Voor de eerste maal werd insecties vergaderd. Deze hadden het gebruikelijkkarakter: veel mededeelingen van personen, diegaarne vertellen wat er in hun land gedaan is en bijvoorkeur wat ze zelf hebben gedaan. Soms leerzaam,soms niet. De vraag mag worden gesteld of dit opden duur de opzet moet blijven en of niet veelmeer moet worden getracht een bepaald onderwerpin discussie te brengen, eenigszins als te Amsterdamhet gegeval was.In een der volgende nummers hopen we eenuitvoeriger beschouwing over het congres teplaatsen. H.STEDEBOUW EN LANDSCHAPS-ARCHITECTUURReeds bij een oppervlakkige kennisname vanden Amerikaanschen Stedebouw wordt men ge-troffen door de overwegende rol, die door denlandschapsarchitect daarin wordt vervuld.Het is eigenlijk van ondergeschikt belang uitwelken kring de stedebouwer voortkomt. Vangroot gewicht is het daarentegen, of hij een juistbegrip heeft van de veelzijdigheid der taak, waaraanhij arbeidt. Die taak kan immers niet door eenenkele groep ,,vakmannen" worden vervuld.De man, die met recht den naam stedebouwermag dragen, moet een wijderen uitkijk hebbendan de ,,specialist".De specialisten vertegenwoordigen de diverseelementen, waaruit het stedebouwkundige vraag-stuk is samengesteld, maar geen van hen kan hetvoor zichzelf oplossen.Al ware hij een genie, de stedebouwer zou --op zijn beurt -- de wetenschappelijke en technischepersoonlijkheden van de specialisten niet in zichkunnen vereenigen. Men moet zich hem dan 00kniet voorstellen als een wandelende encyclopedie,maar veeleer als een leider met de gave der intuitie,die aan groote organisators eigen is, een intuitie,die hem in staat stelt de bizondere aspecten vanhet vraagstuk te zien in hun onderlingen samen-hang, volgens hun betrekkelijke waarde in hetgemeenschappelijk kader.Zonder te vervallen in een academische be-schouwing over de meerdere juistheid van hetwoord stedebouw dan wel urbanisme in dit ver-band, kan men veilig vaststellen dat de studie vanhet vraagstuk zich in steeds wijder kringen heeftvoortgeplant en nieuwe gebieden tot zich heeftgetrokken. De ontwikkeling levert het merkwaardig146 AHTIKELENtegenbeeld op van den modernen geest van spe-cialisatie, het beeld van een synthese, die hand inhand gaat met voortgezette, detailleerende analyse.Het zou de moeite waard zijn de richtingenof scholen, die zich in den stedebouw voordoen,na te gaan in hun verschillende tendenzen. MenZou minstens kunnen spreken van een Engelsche,een Fransche, een Duitsch-Oostenrijksche en eenAmerikaansche school. Maar wellicht is de tijdvoor zoo'n beschouwing nog niet rijp. Zeker zouhet niet gemakkelijk zijn het resultaat dier studiein een paar woorden neer te schrijven. Een pogingdaartoe voert licht tot onbillijke hoekigheid, waarjuist de nuancen zoo gewichtig zijn en men zouwaarschijnlijk tot de slotsom komen, dat de stede-bouwer -- tout court -- geen man van een specialeschool mag zijn, al moet hij met den geest van deverschillende scholen vertrouwd zijn.Meer en meer groeit hij in onze verbeeldingtot een soort ,,Uebermensch". Zoo lijkt de kanshem in levenden lijve te ontdekken al kleiner enkleiner, maar mocht men hem vinden, dan zouzeker de geest der synthese heerschen over dezenman van de vruchtbaar scheppende verbeelding,wie of wat hij verder zij.Men zou kunnen meenen dat de ingenieur bijuitstek de man zou kunnen zijn, om de modernestad haar vorm te geven. De verkeersmiddelenen al wat er toe behoort, zijn immers het terreinbij uitstek van den ingenieur, en van hoe 'n vitaalbelang is hun ontwikkeling geweest voor de modernestad! Het verkeer schiep de stad. Dit treedt inAmerika nog overtuigender aan het licht dan inEuropa. Want is de Amerikaansche stad niet in haaroorsprong reeds het product van de ingenieurs-kunst? Het was niet de stad, die den spoorweg totzich trok, maar de spoorweg schiep de stad intallooze gevallen.Van hoeveel beteekenis is verder niet geweestde aanleg van de waterleidings-, gas- en electrici-teitsnetten om van telegraaf en telefoon te zwijgen.Zij behooren tot de verkeersmiddelen in ruimerenzin.Maar de ingenieur schiep niet het stadsplanin den geest van den nieuwen stedebouw, hetalomvattende beeld van de stad der toekomst.In het algemeen is hij specialist gebleven, ondankspogingen de menschheid te verrijken met eenspecifieke ingenieurs-wereldbeschouwing, die zichin Amerika het meest typisch openbaart en er 00kden meesten weerklank in het volk vindt.Maar de ingenieurskunst in den engeren zindes woords leent zich evenmin tot basis eenernieuwe philosophic als tot den voUedigen opbouwvan een stad, die een complete wereld in het kleinis en in haar verschijning alle levensphasen uitdrukt.Afgezien van de vraag of de architect, krachtenszijn maatschappelijke functie, de man bij uitstekis om zich tot stedebouwer te emancipeeren, kanmen in Europa -- en vooral in Frankrijk -- telkensde overtuiging hooren uitspreken, dat hij degeneis, die het plan der stad zijn concreten vorm moetgeven.Het valt niet te ontkennen dat de Europeeschearchitect een belangrijke rol vervuld heeft in destedebouwkundige beweging. Ook in Amerikawas dit aanvankelijk het geval.Hoe komt het echter, dat in Amerika na deneersten greep de hand van den architect verslapten hij den mantel van den stedebouw laat glijdenop de schouders van den landschapsarchitect ?De eerste stap op den weg van den nieuwenstedebouw werd toch gedaan na de ,,Worldfair"van 1893 in Chicago en het daaruit voortkomendeplan van Burnham, voltooid in 1909, was eencompleet ontwikkelingsplan der stad. Het planvoor Washington (van 1903) werd gemaakt doorBurnham, Mac Kim en Olmsted: twee architectenen een landschapsarchitect. Toch liep de bewegingdood in een zekere ontgoocheling.Het plan voor Washington, grootscheepsch enambitieus, *heeft stellig kansen op verwezenlijking.Het geldt de regeeringszetel van den machtig-sten staat ter wereld en de moeilijkheden zijnbetrekkelijk onbeduidend. Daarentegen heeft menhet plan van Chicago in de uitvoering sterk moetenwijzigen, al bleef het in groote trekken als leidraadbehouden.Tot op zekere hoogte is het Regional Plan ofNew York and its Environs, deze op unieke schaalondernomen gewestelijke studie van de grootstebevolkingsagglomeratie ter wereld, een uitvloeiselvan de in Chicago begonnen beweging. Menigeandere stedebouwkundige onderneming zou mentot denzelfden oorsprong kunnen terugvoeren.Maar het karakter van de plannen is veranderd.De oorspronkelijke beweging had een overwegendesthetischen inslag. Het was de beweging voor de,,city beautiful". Deze term is nu in discredietgekomen. Hij wekt tegenwoordig associaties metgeraniumperken en andere goedkoope middelenvan ,,stadsverfraaiing". De praktijk heeft bewezendat men niet kan volstaan met weidsche gestes,en dat machtige plannen dikwijls uitliepen op futieleresultaten. Men spreekt daarom liever van dewelgeordende of gezond georganiseerde stad.Zonder tekort te willen doen aan het werk vanenkele architecten, die zich geestdriftig aan denstedebouw wijden en wier bijdragen behooren tothet allerbeste dat Amerika oplevert -- hun ver-richting is daarom slechts te precieuser --, blinkende Amerikaansche bouwmeesters niet als stede-bouwers uit. Zij doen somsinteressanteindividueelevondsten, maar deze beslaan een bescheiden plaatsin de georganiseerde stedebouwkundige beweging.Het architectenvak heeft zich meer en meergespecialiseerd. De omstandigheden nopen hetdaartoe. De architect, die eenmaal met succes eenschool heeft gebouwd, kan gemakkelijk nieuweschoolopdrachten krijgen, opdrachten voor andereARTIKILENgebouwen des te moeilijker. Er wordt eenvoudigniet aan hem gedacht. Het2;elfde geldt voor hospi-talen, hotels, fabrieken, enz.Het alles beheerschende motief is ,,business".De plannen moeten met den meesten spoed wordenafgeleverd om verlies van grondrente te voor-komen. Men gaat dus naar een architect, die geachtwordt het onderwerp ,,at his fingers' ends" tehebben. Tijd voor speciale studies is niet beschik-baar.Ook is het architectenwerk gescheiden van dentechnischen opzet van het gebouw. De laatstewordt verricht door speciale ingenieurs. Rest voorden architect de inkleeding of misschien slechtsde bekleeding. Zulke omstandigheden zijn weiniganimeerend voor hem, die zich aan stedebouw wilwijden.De landschapsarchitect staat er gunstiger voor.Weliswaar bestaat er voor hem weinig gelegenheid,de omgeving van gebouwen in het dichte van destad te fatsoeneeren, maar zoodra om een gebouweenigszins ruim terrein aanwezig is, wordt het zijntaak dit aan te leggen. Vaak is hij voor den architectter plaatse en bepaalt de situatie van de gebouwen.Tusschen het bepalen van de ligging van gebou-wen, vooral als het geldt gebouwengroepen, zooalseen universiteitscomplex of een hospitaal en hetstadsuitbreidingsplan, ligt maar een enkele stap.Over het geheel vindt de beteekenis van denlandschapsarchitect in den stedebouw zijn ver-klaring in de ontwikkeling van het beroep, zooalshet sedert het optreden van Frederic Law Olmstedheeft plaats gehad.Olmsted was een van de figuren, waarin dekultuur van de oude kolonisten voortleefde, dekultuur, die o.a. de ,,colonial style" en stadsplannenzooals dat voor Washington door I'Enfant heeftvoortgebracht. Zij werd pas uitgevaagd door de,,industrieele revolutie" van de negentiende eeuwen den daarmee gepaard gaanden grooten treknaar het Westen. Ofschoon Europeesch van af-komst, had deze kultuur een typisch eigen karakterontwikkeld.Opmerkelijk is ook de invloed van exotischemotieven, den kolonisten bekend geworden uiteigen aanschouwing, sedert zij de zeevaart warengaan beoefenen.Olmsted bereisde in zijn jonge jaren zoowelEuropa als het Oosten en wel op Amerikaanschehandelsschepen. Daarna vestigde hij zich in zijngeboorteland als farmer. Maar hij was niet een vande pioniers, die in den strijd met de wildernisyerzonken en wier erfelijke geestkracht zich eerstin latere generaties openbaart als kultuur, zij hetdan ,,business"-kultuur (als dit woord toe-laatbaar is).Olmsted behield de edele ambitie om zijn grootland te vormen tot meer dan een oord van materieelgewin. Hij begon met de veredeling van zijn eigenhofstede. Een paar maal veranderde hij van woon-147plaats en begon telkens opnieuw geestdriftig aante leggen en te planten. Hij verwierf een reputatieals schepper van aantrekkelijke plaatsen in ,,denbuiten", als kenner van de diverse heesters enboomen, die men daarvoor moet gebruiken, alseen man, die van de ligging van een huis partijweet te trekken, zoowel van de oneffenheden vanden bodem als de natuurlijke vergezichten, en eenwelgeschapen vorm geeft aan het geheel.In steeds grooter aantal vroeg men zijn adviezen.Ten slotte kwam het ervan dat hij zich geheelaan het vak van landschapsarchitect -- dien naambedacht men natuurlijk later -- wijdde.Eerst kweekte hij boomen en planten en begondie te verhandelen, later stichtte hij in Brooklinebij Boston het bureau Olmsted Brothers, dat sedert1895 door zijn zoon en diens associes wordt ge-dreven: het uitgebreidste particuliere instituutvoor landschapsarchitectuur.Het was Olmsted senior, die ijverde voor denaanleg van parken in het midden van de negen-tiende eeuw. In 1857 kwam Central Park in NewYork yolgens zijn plan tot stand. In 1885 maaktehij zijn groote plan voor het parksysteem vanBoston. Daar is Franklin Park met zijn weidscheentree, die hij ,,The Greetings" noemde, een,,Zonnelaan" van grootsche allure. In 1893 volgteen nog grooter plan van Charles Eliot. Het woordstedebouw is hier van toepassing.George E. Kessler is een figuur van jongerendatum, wiens invloed men in tal van steden vanhet Midden-Westen aantreft. Hij leefde van1862 tot 1921. Hij maakte een uitgebreide studievan Europeesche steden en parken, werd civiel-ingenieur en landschapsarchitect en vestigde zich inKansas City. Hij is de schepper van ,,boulevard"-en parksystemen in Saint Louis, Memphis, Cincin-nati, Denver, Dallas, Syracuse, Indianapolis enz.Ook ontwierp hij de State Reservation of NiagaraFalls.De landschapsarchitecten beoefenden inderdaad,,city-planning" lang voor het woord officieel wasgeijkt. Eerst in 1925 scheidt zich het tijdschriftvan dien naam af van het tijdschrift ,,LandscapeArchitecture".Vraagt men naar de diepere gronden der ont-wikkeling van het beroep van landschapsarchitect,dan vindt men deze in de bizondere gesteldheidvan het land. Men bedenke dat de VereenigdeStaten zijn een vasteland, zoo groot als heel Europa,echter met een bevolking, geringer dan een derdevan de Europeesche, een land, dat de periode vanindustrialisatie en concentratie der bevolking in desteden heeft doorgemaakt voor het landbouw-kundig werd ontgonnen, een nieuw land, haastig inbezit genomen, voor zoover het betreft de opge-hoopte schatten van den bodem, de delfstoffen enden dichten houtstand, maar nauwelijks ontgonnenwaar het geldt de vruchten, die slechts langzaamaan den bodem worden onttrokken door een land-148AKTIKELENbouwende bevolking, die er als het ware mee isvergroeid.Men vergelijke in gedachte Europa, waarvanhet landschappelijke karakter geheel door men-schehand is gemaakt of omgevormd, met Amerika;men denke aan de enorme uitgestrektheden, dieals ,,ranching lands" worden gebruikt in hetwesten of eenvoudig wildernis zijn gebleven.Groote uitgestrektheden van woesten grond vindtmen zelfs in de staten langs den AtlantischenOceaan, die toch al eeuwen lang zijn gekoloniseerd.Men vergelijke dit in gedachte met Nederland,,,ontrukt aan de baren", zooals de uitdrukkingluidt. ,,God schiep het land en wij schiepen dekusten" legt Baedeker den Hollander in den rhond.De Amerikaan echter ging in zijn kolonisatie totnog toe de gebieden, waar de natuur weerbarstigis, uit den weg. Hij liet ze onontgonnen en trokverder.Men zal zien, dat ,,adapting land to human use"in dezen samenhang in de Vereenigde Staten eenandere beteekenis heeft dan in ons land. ,,Adaptingland to human use" is namelijk de uitdrukking,die de landschapsarchitecten graag gebruiken omhun taak te omschrijven. Terwijl Olmsted's werkbestond in het maken van aantrekkelijke hofstedenin een tot dusverre vormlooze omgeving, zou detaak van den landschapsarchitect in Nederland(zoo dit beroep werd geschapen) bestaan in debescherming van het landschap, dat juist aan debestaande oude hofsteden en buitenplaatsen zijnkarakter ontleent.President Eliot van Harvard University om-schreef landschapsarchitectuur als ,,primarily afine art." ,,As such its most important functiori isto create and preserve beauty in the surroundingof human habitations and in the broader naturalscenery of the country." Naar de letter genomengeeft deze omschrijving precies aan datgene watmen voor Nederland zou wenschen, sinds de uit-breiding van steden en dorpen heeft geleid totaanmerkelijke ontsiering van het landschap, maargelezen naar den geest, waarin zij is geschreven --gezien de verschijning van het heele land --beteekent zij iets anders. De schaal waarop, en hetmateriaal waarmee de Amerikaansche landschaps-architect werkt, zijn grootelijks verschillend vanhetgeen de Nederlandsche dito ter beschikkingzou kunnen krijgen. Het lijkt daarom weinigraadzaam, zonder meer, de vorming van land-schapsarchitecten voor ons land, naar Amerikaanschmodel, aan te bevelen.In de ,,broader natural scenery" reserveert menals ,,national parks" die gedeelten, waarin denatuur haar opzienbarendste wonderen heeft ,,ge-wrocht". Het is kenmerkend dat men het grond-gebied bepaalt door in het rond een vierkant afte perken. Het beteekent dat het land in wijdenomtrek nog even wild is als het parkland zelf.Van boschkultuur, zooals men die in Europa kent,is in de geheele Vereenigde Staten weinig sprake.De bescherming van de overgebleven bosschen,o.a. door het voorkomen en bestrijden van bosch-branden, geeft de ,,Forest Service", werkzaamsedert 1905, reeds handen vol werk.,,Adapting land to human use" in de nationaleparken beteekent het aanleggen van autowegenen kampeergelegenheden voor de honderdduizen-den toeristen, die ze jaarlijks bezoeken. Het is eenonttrekking van het land aan zijn oerstaat.Ook voor de parkstelsels in den omtrek van desteden geldt hetzelfde. Ontsiering van het landschapdoor de steden beteekent dat men de stadswildernisin de natuurwildernis heeft laten woekeren. Beidenmoeten worden genormaliseerd. Herstel van ge-maakte fouten bestaat in de eerste plaats in hetopruimen van afval en onooglijke bouwsels.Drainage en beplanting van het terrein zijn vaakin een toestand, die het land voor ieder menschelijkgebruik ongeschikt maakt of het is van natureonbegaanbaar. Heeft ,,to create and to preservebeauty in the surrounding of human habitations"in dezen samenhang niet een andere beteekenisdan in Nederland?De Amerikaansche steden hebben hun park-stelsels opgebouwd door een stelselmatige zorgvan jaren. In het Oosten kan het tachtig jaar zijngeweest, verder naar het Westen veertig. Minnea-polis werd in 1857 zijn eerste park rijk. De stelsel-matige zorg voor een parksysteem dateert van1869. De zoogenaamde ,,grand route" is nu geheelvoltooid en heeft een lengte van 80 K.M. Dewaarde van het stedelijk parkbezit wordt nugeschat op vijftig millioen dollars. Ongeveer eenhalf millioen wordt jaarlijks aan verbeteringenbesteed. Kansas City begon zijn parkstelsel in1893 met een plan voor 15 K.M. ,,boulevard".In 1920 had het achttien millioen besteed aanparken en ontspanningsterreinen.De glorie en de uitgebreidheid van de parkstelselsis op de eerste plaats te danken aan de overvloedigebeschikbaarheid van terrein, dat voor anderedoelen niet begeerlijk is.Hoe heel anders is het in Nederland.Er is nog een Baedeker-gemeenplaats, die zegtdat heel Engeland op een park lijkt. En inderdaadop het aanzien van dat land heeft de mensch zijnmerk gedrukt in den loop der eeuwen. Er is geenboom of heg, die niet om een goede reden geplantis of gespaard juist op de plaats, waar hij zich nubevindt. De beschouwer merkt het onwillekeurigop en zegt daarom dat het land op een park lijkt.Maar het geldt ook voor het overige Europa,gezien door de oogen van Amerikanen en zekerniet in de laatste plaats voor ons vaderland.Het is volkomen natuurlijk dat de Amerikaanschelandschapskunst zich inspireert op Europeeschevoorbeelden. De naturalistische Engelsche stijlis overheerschend. Wat wil dit anders zeggen, dandat het beeld van het Engelsche platteland denARTIKELEN 149Amerikaan ideaal schijnt in vergelijking met heteigen primitieve landsbeeld? Minder natuurlijkzou het zijn als men het Europeesche plattelanden de omgeving der steden ging vormen naarAmerikaansch model.Het probleem is bij ons, te voorkomen datdezelfde menschelijke hand, die het landschapschiep, zijn schoonheid verwoest in de uitbreidingvan de steden. Moet zij verdwijnen, zegt de schoon-heidsminnaar, laat dan iets anders van gelijkewaarde in plaats ervan ontstaan. Het zal goed zijndaarbij niet slechts aan details te denken, maar aanhet geheele karakter van de streek in kwestie.Zoo uit deze overwegingen een beroep vanlandschapsarchitect ontstaat, zal het in karakterzeker afwijken van het Amerikaansche.Het heele platteland van Nederland verkeert inhet geval van de historische steden, wier schoonheidernstig wordt bedreigd door de nieuwe ontwikke-ling. In Amerikais van een door de menschelijke ge-schiedenis gevormd landschapsbeeld weinig sprake.In de Vereenigde Staten, waar de landstraditiehet particuliere initiatief begunstigt, komt hetregelmatig voor dat een particulier bureau grooteuitgestrektheden krijgt te behandelen. Er is werke-lijk sprake van de schepping van een landschap dooreen enkelen ontwerper. In Europa heeft de ver-andering van het landschap in den regel geleidelijkerplaats en de traditie legt de verantwoordelijkheidin de hand der overheid. De bestaanskansen vooreen vrij beroep van landschapsarchitect schijnenhier veel geringer.De ontwikkeling van het beroep van landschaps-architect tot dat van stedebouwer loopt in Amerikaparallel aan de parkbeweging. Op het oogenblik,dat het begrip stedebouw zich een weg baandetot het publieke bewustzijn, was de parkbewegingreeds in een gevorderd stadium. Toen de bewegingvoor ,,the city beautiful" doodliep, werd de park-beweging het voornaamste steunpunt. Zoo werdende landschapsarchitecten stedebouwers.Naarmate de stedebouwkundige begrippen zichontwikkelden, kwam de belangrijkheid van hetvraagstuk van den grond steeds sterker op denvoorgrond, niet juist in landschappelijken, maar inalgemeenen zin. Dit was het geval zoowel inAmerika als in Europa. Wie over den grondbeschikt, beschikt over de toekomst van de stadin de meest uitgebreide beteekenis van het woord.Stedebouw is het brengen van den grond tot zijnjuiste bestemming. In verband met deze definitieen de ontwikkeling van het vak, wordt het duidelijk,waarom de landschapsarchitecten hechten aan deformule: ,,adapting land to human use!"Het Bulletin van de School of Landscape Archi-tecture van Harvard University zegt thans: ,,Lands-cape architecture is a fine art, which aims tocreate and preserve beauty in the efficient adaptationof land to human service, whether in the functionalplanning of cities or in the development or preser-vation of the natural scenery of the country." *)Wanneer men deze omschrijving vergelijkt met devroegere van president Eliot, ziet men de completeontwikkeling van het beroep voor zich.In Amerika hebben de omstandigheden den land-schapsarchitect sterk op den voorgrond gebracht.Hij is begonnen met het ordelijk en aantrekkelijkaanleggen van hofsteden en gekomen tot eenfunctie, die voor de ordening van het land in zijngeheel -- en van de steden -- van ongemeengewicht is. Hij is in aanraking gekomen met hetgebied van den architect en den civiel-ingenieur.Geologic, boschbouw en tuinbouw zijn essentieeledeelen van zijn vakkennis. Het genoemde bulletinzegt dat de landschapsarchitectuur zich tot dezevakken verhoudt zooals architectuur tot ,,structuralengineering".In den stedebouw beperkt hij zich niet meer tothet ontwerpen van parkstelsels en ontspannings-terreinen, maar maakt complete ,,surveys", ,,majorstreetplans" en ,,zoning ordinances".De geheele ontwikkeling is kenmerkend vooreen land van enorme uitgestrektheid zonder achter-grond van historische landschapsvorming, maarmet onstuimig opgroeiende steden. Het lot vandie steden ligt in de hand van hen, die door deomstandigheden worden gedrongen het vraagstukaan te grijpen.Er zijn in Amerika nog altijd meer vraagstukkendan deskundigen om ze te behandelen. In Europais de verhouding omgekeerd.Ten slotte is het verschil in de economische om-standigheden groot. Amerika beschikt over de mid-delen om aan zijn steden te bouwen -- en luister-rijk wanneer het dit verkiest. Het woord is daarmeeaan den man van de scheppende gedachte. Delandschapsarchitect heeft dit begrepen en er zijngevolktrekkingen uit gemaakt. In Europa overhet geheel geen gebrek aan denkbeelden en intellectom ze te vertolken. Daarentegen steeds de drukvan geldelijke beperking. Hij die de middelen in dejuiste kanalen kan doen vloeien, de economicus,,is de man van het oogenblik.ALPH. SIEBERS*) Cursiveering van den schrijver.DE STEDEBOUWKUNDIGE VOOR-SCHRIFTEN VAN DEN ,,LEIDRAAD"Eenigen tijd geleden hebben onze beide hoogste volks-huisvestings-ambtenaren een leiddraad doen verschijnen,ter orientatie van gemeentebesturen bij het opstellen ofherzien hunner bouwverordeningen.Het was niet onbekend dat in de hoogere kringen derinspectie reeds lang de wenschelijkheid werd erkend omtot meerdere eenheid in de bouwverordeningen te komen.De bemoeiing met den woningbouw, van overheidswegefinancieel gesteund, kon niet nalaten het vaak geheelongemotiveerd uiteen loopen van plaatselijke verordeningenaan den dag te doen komen.150 APTIKEtENZoo zet het ,,Voorbericht" (waaraan ,,ondergeteekenden"hun namen hebben onthouden) het dan ook uiteen; via debekende A.V.W. is het gekomen tot het opstellen van dezenalgemeenen leiddraad.Het streven naar normalisatie ook op dit gebied ligt inde richting van den tijd. Men kan gereedelijk den gedachten-gang aanvaarden, dat, waar naar standaardiseering vanonderdeelen in het bouwvak wordt gestreefd, ook eepheidvan overheidsvoorschriften, zoowel materieel als formeel,voordeelen biedt. Daartegenover mag niet uit het oogworden verloren dat de bouwverordening plaatselijketoepassing vindt, en dat een zaak het best wordt gediend,wanneer hij, die ze heeft uit te voeren, er hart voor heeft.Dat is in het onderhavige geval eer te verwachten, wanneerhet gemeentebestuur geiegenheid heeft gehad om zijninzichten in de bouwverordening neer te leggen dan wanneerdeze van buitenaf wordt opgelegd.Het uitgeven van een leiddraad lijkt een goede midden-weg; hij geeft directieven, tnaar voor afwijkingen van deerin neergelegde inzichten, waar de plaatselijke overheiddaaraan behoefte gevoelt, laat hij ruimte.De inspectie heeft reeds thans, via Gedeputeerde Staten,de geiegenheid om op de plaatselijke besturen eenigepressie uit te oefenen en maakt, terecht, van deze geiegenheidgebruik. Het verschijnen van den leiddraad maakt hetwaarschijnlijk dat daarbij, voorzoover dit niet reeds ge-schiedde, voortaan den lijn zal worden getrokken.Formeel lijkt de ingeslagen weg op het eerste gezicht watzonderling. De beide hooge arabtenaren, die aan de tot-standkoming van de officieele A.V.W. hun raedewerkinghebben verleend, geven thans in niet-ambtelijke functieeen leiddraad uit. Ik kan echter niet ontkennen dat aan dezeconstructie voordeelen zijn verbonden. De leiddraad heeftthans een minder officieel karakter dan wanneer hij meteen begeleidend schrijven van den Minister in zee wasgegaan; hij is minder dwingend, meer een zuiver voorbeeld.Van den anderen kant gevoelen de gemeentebesturen datze hem niet zonder meer ter zijde kunnen leggen; immerste verwachten is dat de onder de beide hooge ambtenarenressorteerende inspecteurs met het bestaan ervan bij hunadviezen aan gemeentebesturen en Ged. Staten rekeningzullen houden.Ik wensch in het volgende slechts enkele voorschriftenvan den Leidraad, de stedebouwkundige, onder het oog tezien. Maar ik kan niet nalaten waardeering uit te spreken,niet alleen voor het feit, dat de Leidraad verscheen, maarook voor de wijze, waarop hij is bewerkt. Wie welmetbouw-verordeningen te doen krijgt, zal gereedelijk, ook waar hijvan meening met de opstellers verschilt, erkennen dat metgroote zorg is gestreefd naar het vinden van een goederedactie, naar een logischen samenhang en naar oplossingvan gerezen moeilijkheden.Bepalingen van stedebouwkundige beteekenis komen inden Leidraad meer voor dan in de meeste bouwverordenin-gen, zulks in overeenstemming met de toenemende aan-dacht, welke de stedebouw vraagt. Ze zijn niettemin niettalrijk en betreffen in hoofdzaak de wegen.Bij het vaststellen van voorschriften ten aanzien van dezeaangelegenheid moet voorop staan dat de overheid overdie middelen de beschikking behoort te bezitten, welke zijbehoeft om de bebouwing in richtige banen te leiden. Eerstdaarna komen de bevoegdheden van particulieren aan deorde; zij mogen slechts zoo ver worden erkend als binnendat raam mogelijk is. Mocht in een of ander geval van dezenopzet onredelijke benadeeling van een particulier het gevolgzijn, dan kan er reden zijn om schadeloosstelling te ver-leenen. Stellig echter kan niet elke beperking van de vrijheidvan den particulier aanspraak daarop verleenen, De geheelebouwverordening is een verzameling van voorschriften,welke den particulier in zijn vrijheid van beweging beperken.Twee beperkingen van de bevoegdheid der overheid,welke tot nujtoe niet uit onze wetgeving voortvloeiden,zijn in den Leidraad opgenomen. Ze zijn gelegen in debevoegdheid, aan particulieren toegekend om een weg aante leggen ook in gevallen, waarin de plaatselijke overheiddezen aankg minder gewenscht mocht achten (art. 9 al. 3)en in de nauw daarmee samenhangende bevoegdheid omelken weg in zoodanigen toestand te brengen, dat voor bouwdaaraan een vergunning niet mag worden geweigerd.Deze beide bepalingen te zamen ontnemen aandeplaatre"lijke overheid de onmisbare zeggenschap over de wijze,waarop de gemeente zich zal uitbreiden. Niet zij, maar departiculier zal daarover beslissen. Hij zal het in zijn machthebben wegen aan te leggen -- d.w.z. bouwterrein in exploi-tatie te brengen -- waar het hem behaagt; hij zal aan elkenweg van zijn gading bebouwing kunnen doen verrijzen, hoeongunstig deze ook moge zijn gelegen.De opzet van den Leidraad is deze (art. 7), dat voor denaanleg van een voor het openbaar verkeer bestemden wegvergunning van den gemeenteraad is vereischt en dat deplaatselijke voorschriften betreffende den wegaanleg inacht moeten worden genomen. De vergunning wordt(art. 9) geweigerd, wanneer de wegaanleg niet in overeen-stemming met deze voorschriften zou plaats hebben of nietin overeenstemming met een goedgekeurd plan van uit-breiding en wanneer de weg niet kosteloos aan de gemeentewordt overgedragen. Tot zoover is er overeenstemmingmet de bestaande praktijk. Thans komt een nieuw voor-schrift in al. 3. De Gemeenteraad verliest zijn vrijheid vanbeslissing. In de genoemde gevallen wordt de vergunninggeweigerd. Zij mag daarbuiten alleen worden geweigerd,,indien de weg op dusdanig grooten afstand van bestaandebebouwingen zou gelegen zijn, dat naar het oordeel vanden Raad de vergunning te groote kosten of bezwaren voorde gemeente met zich zou brengen, met name ten aanzienvan rioleering, watervoorziening, verlichting en toezicht".Het Voorbericht van den Leidraad wijst er terecht opdat deze in hoofdzaak beteekenis zal hebben voor kleinegemeentebesturen. Men vrage zich dus niet alleen af of deaangehaalde bepaling formeel valt te verdedigen, maar,vooral niet minder, welke uitwerking ze in kleine gemeentenzal hebben.De omschrijving van de redenen, waarom vergunningkan worden geweigerd, van regel tot regel enger wordend,is van zoo beperkten aard, dat de meeste raden in deze ge-meenten -- waar persoonlijke invloeden zich zoo spoedigbij beslissingen doen gevoelen -- huiverig zullen blijken teweigeren, ook wanneer daartoe naar de letter der verordeningde mogelijkheid open staat. Al te zeer is uit het oog verlorendat een verordening niet alleen regels bevat, maar datdaarvan ook een zekere suggestieve invloed, juist in ge-vallen als deze, uitgaat, waarvan de beteekenis niet magworden onderschat.Terwijl er veeleer aanleiding bestaat om aan de gemeente-besturen den raad te verstrekken: ,,Zorg er voor dat Uwgemeente zich niet uitbreidt in den vorm van verspreidebebouwing, door onoordeelkundige bebouwing langs dewegen met al de daaraan verbonden nadeelen'^)", wordthier feitelijk gezegd: ,,bedenk U wel voor ge wegaanleg be-moeilijkt, ge hebt daartoe alleen het -- moreele -- recht,wanneer zeer overwegende gemeentebelangen zich daar-tegen verzetten. Neem vooral niet te spoedig aan dat dezeaanwezig zijn." En dit terwijl, we mogen dit wel openlijkerkennen, deze gemeentebelangen door de besturen, nietalleen van kleine gemeenten, nog lang niet voldoendeworden ingezien. De noodzaak om met onzen grond zuinigte zijn, het stedebouwkundig inzicht, immers, is niet eenoud verworven geestelijk bezit, maar dateert uit den laat-sten tijd.Maar zelfs waar een gemeentebestuur, met helderen kijkop de ontwikkeling der gemeente, de teugels in handenheeft, is de gekozen redactie niet gelukkig.Een limitatieve opsomming loopt altijd gevaar te beperkt^) Ik volsta met te verwijzen naar het Rapport derGooische Schoonheidscommissie, naar den Leidraad bijde samenstelling van uitbreidingsplannen van de Noord-HoUandsche Vaste Commissie, naar het gesprokene inde aan de Lintbebouwing gewijde vergadering.ARTIKELEN151tc zijn. Dat gevaar is ten aanzien van deze aangelegenheidin hooge mate aanwezig. De bedenking, welke tegen eennadere wettelijke regeling van den stedebouw in het alge-meen kan worden geopperd -- dat de denkbeelden daar-omtrent in dezen tijd van wording nog niet voldoende totklaarheid zijn gekomen om in een bindende regeling teworden samengevat -- geldt 00k te dezen. Ongetwijfeldzijn er gevallen, waarin weigering van vergunning om andereredenen dan te grooten afstand (samengaand met de anderein art. 9 genoemde omstandigheden) ten voile is gerecht-vaardigd.Zoo zal b.v. ligging van een in exploitatie te brengenterrein in een veenpolder, terwijl aan de andere zijde dergemeente goede zandgronden ter beschikking staan, eengeldige reden voor weigering kunnen zijn. De overheid,niet de particulier, heeft te beslissen in welke richting,volgens welke gedachte de gemeente zich heeft uit tebreiden.Men werpe niet tegen dat zij dit kan bereiken door hetopmaken van een uitbreidingsplan. Op zich zelf is ditvolkomen juist. Immers, wil de gemeente met dit middelden ongewenschten bouw tegen gaan, dan kan ze haarplan zoo inrichten, dat ze de gedeelten van haar gebied,waarop ze bebouwing wenscht tegen te houden, aan-geeft als bestemd voor landbouw-doeleinden. In dat gevalzullen de particulieren geen aanleiding vinden om tot aanlegvan wegen over te gaan, waarin voor een logische uitbreidingder gemeente een bedreiging is gelegen. Ik juich persoonlijkeen dergelijken opzet van het uitbreidingsplan zeer toe;de Noord-Hollandsche comraissie beveelt hem vaak aan.Maar ik ben er niet zeker van dat hij bitmen zeer kortentijd de normale zal worden, door alle inspecteurs en dooralle Colleges van Ged. Staten aanvaard en aanbevolen,zoodat alle daarvoor in aanmerking komende gemeentenbinnen korten tijd in het gelukkig bezit zullen zijn van eenplan van dezen aard. Zoolang dit niet het geval is, komtmen er alleen niet, maar beteekent de voorgestelde alineaeen direct beletsel voor een oordeelkundige uitbreiding.Ze beperkt de zoo noodzakelijke bevoegdheid der ge-meentebesturen om bouw op ongeschikte plaats tegen tegaan.Hierbij rijst een andere vraag: is al. 3 00k van toepassingop wegaanleg overeenkomstig een uitbreidingsplan? Hetschijnt van niet. M.a.w. straataanleg overeenkomstig zulkeen plan zou niet kunnen worden tegengegaan. Dit is inhooge mate onjuist. Immers een plan moge voor de ,,naastetoekomst" worden opgesteld, dat beteekent nog volstrektniet dat het onverschillig is waar binnen het plan met denstraataanleg wordt begonnen.Dat de bepleite vrijheid van beslissing der plaatselijkeoverheid tot onredelijke benadeeling van eigenaren zouleiden, valt niet in te zien. Als regel, zoo mag men aan-nemen, zal de gemeenteraad, vooral in de kleine gemeenten,voor welke de Leidraad in het bizonder beteekenis bezit,veeleer te spoedig dan te traag zijn medewerking verleenen.De bouwverordening zal, evenals art. 5,2 der Woning-wet, veelal meer de strekking moeten hebben om dengemeenteraad tot het in het oog houden van het algemeenbelang aan te houden dan om er voor te waken dat hijparticuliere belangen overhoop loopt. Dat de Raad in eengeval, waar zich geen werkelijke bezwaren tegen den aanlegvan een weg (wat wil zeggen in exploitatie brengen vanbouwterrein)verzet, vergunning tot den aanleg zou weigeren,is niet te verwachten. Immers het is ook een gemeente-belang, dat een voldoende hoeveelheid bouwterrein terbeschikking staat.De toelichting op de betreffende alinea wijst erop dateen bebouwingsrecht van particuliere gronden moet wordenverzekerd. Ze gaat uit van de veronderstelling, dat de over-heid zich daartegen op onredelijke wijze zal verzetten.Ook in de in de dagbladpers gepubliceerde Memorie vanToelichting op het voorontwerp tot wijziging der Woning-wet valt een dergelijk geluid te beluisteren. Er zullen inder-daad wel gevallen zijn te noemen, waar gemeentebesturende noodige medewerking hebben geweigerd, somtijds omdatze bouwterrein, aan de gemeente zelf behoorend, lievereerst in exploitatie zagen gebracht. Maar het is nimmergoed een algemeene regeling te treffen, uitgaand van debehoefte om misbruiken, welke zich bij uitzonderingvoordoen, te keeren. Veeleer lijkt de weg om gerechtvaar-digde belangen van particulieren te waarborgen te vindenin een zoodanige herziening der Woningwet, dat aan Ged.Staten zekere bevoegdheid wordt toegekend om, bij ver-waarloozing dezer belangen, tegenover de gemeentebesturenminofmeer dwingend op te treden. Naar verluidt, wordt inhet genoemde voorontwerp een poging in die riditinggedaan.Een gelijksoortige bedenking als tegen al. 3 van art. 9,maar van ernstiger aard, geldt tegen art. 11. Uit dit artikelschijnt te volgen -- althans zoo wordt in de toelichtingbetoogd -- dat aan wegen, welke voldoen aan vastgesteldevereischten, mag worden gebouwd en dat elk eigenaar hetrecht bezit zijn weg aan die vereischten te doen beant-woorden. Dit beteekent dat niet de overheid, maar departiculier over de uitbreiding der gemeente beslist.Men kan gereedelijk erkennen dat elke weg als regel eendubbele functie bezit, voor doorgaand verkeer en voorverkeer ten behoeve van de aanliggende perceelen, en dathet dus onbillijk zou zijn den eigenaar van zulk een perceelte beletten het overeenkomstig zijn bestemming te ge-bruiken. Brengt deze bestemming mede dat er een gebouwop wordt opgericht, dan zou het niet aangaan dit -- tenzijandere overwegingen zich daartegen verzetten, welke in ditverband buiten beschouwing kunnen worden gelaten -- tebeletten. Met andere woorden, aan wegen met landelijkkarakter behoort het oprichten van bouwwerken ten behoevevan den landbouw te worden toegelaten.Maar geheel iets anders is het aan den eigenaar van grondlangs een weg het recht toe te kennen op punten, welke,stedebouwkundig bezien, daarvoor niet in aanmerkingkomen, woningen, geheele woninggroepen, te bouwen. Geeneigenaar heeft op een dergelijke exploitatie van zijn grondals bouwterrein een verkregen recht. Evenzeer als hetbillijk is dat hem niet de vrijheid is gelaten daarop inrich-tingen, vailcnde onder Hinderwet, zonder de vereischtevergunning op te richten, terwijl bij de beslissing over hetverleenen van die vergunning met de belangen der omgevingrekening wordt gehouden, evenzeer is het redelijk dat,wanneer een eigenaar een terrein als bouwterrein wenschtte exploiteeren, het belang van het algemeen niet uit hetoog wordt verloren.Bezit art. 11 van den Leidraad inderdaad de beteekenis,welke de toelichting er aan toekent, dan zou het vasthoudenaan het boven bepleite beginsel van concentrische uit-breiding der nederzettingen met behoud van het landelijkkarakter der omgeving onmogelijk worden gemaakt. Te hooien te gras zou niet te weren bebouwing ontstaan. Hetartikel is in flagranten strijd met de eerste beginselen vangoeden stedebouw.De boven gesignaleerde bedenkelijke neiging om debelangen van particulieren hooger te stellen dan die van degemeenschap heeft ook te dezen tot een onaannemelijkeregeling geleid. De apodiktische verklaring in de toelichtingop het artikel, dat de bevoegdheid van het gemeentebestuurom bebouwing aan bepaalde straten zonder meer te ver-bieden elken wettelijken grondslag zou missen, hangt geheelin de lucht. Art. 135 der Gemeentewet staat nog steedsgeschreven.De tegenwerping, dat aan de gemeentebesturen niet debevoegdheid mag worden toegekend om op onredelijkewijze de belangen van particulieren met voeten te treden,mist ook te dezen zin. Allereerst behoort vast te staan dat degemeentebesturen de bevoegdheid bezitten, welke hun in hetbelang van een goeden stedebouw behoort toe te komen. Blijkterkenning van deze bevoegdheid (niet toekenning, de be-voegdheid bestaat) tot onredelijke benadeeling van particu-lieren te kunnen leiden, dan is het een tweede vraag, maarook inderdaad een tweede, het werd reeds boven betoogd,op welke wijze daaraan tegemoet is te komen. Zulk een152ARTIKELENonredelijke behandeling is alleen dan aanwezig, wanneereen terrein, waarop bebouwing wordt verboden, reeds hetkarakter van bouwterrein heeft verkregen. Evenals in hetboven besproken gevai is niet in te zien welke beweegredeneen gemeentebestuur ertoe zou kunnen leiden bebouwingaan wegen te verbieden, welke krachtens hun ligging tenaanzien van de bestaande bebouwing voor vestiging vanwoningen erlangs in aanmerking komen, m.a.w. waarlangsde grond reeds objectief -- en niet alleen in de verbeeldingvan den eigenaar -- het karakter van bouwterrein heeftverkregen.Mijn derde bedenking betreft art. 14b. De afmeting van5 M. uit de as van den weg is voor landelijke wegen (endaarover gaat het immers) volstrekt onvoldoende, Zooalsbekend, leidt het vaststellen van een minimum-maat inde bouwverordening er als regel toe dat dit minimum alsnormaai wordt beschouwd. Te duchten staat derhalve dataan landelijke wegen de nieuw te bouwen bouwwerken op5 M. uit de as van den weg worden geplaatst. Het is vol-maakt onverstaanbaar welke gedachte tot het aannemen vandeze afmeting heeft geleid. Zoowel de overweging dat hetZaak is het landelijk karakter van buitenwegen in het belangvan het natuurschoon te behouden, als die dat wegen metdit karakter op den duur meer beteekenis als verkeerswegkunnen verkrijgen en dan zuUen moeten worden verbreed,moeten ertoe leiden de afmeting op zijn minst op 16 M.te stellen. Hiertegen kan 00k geen bedenking bestaan methet oog op particuliere belangen, omdat uit den aard derzaak perceelen langs buitenwegen als regel diep zijn enbebouwing door het achteruit schuiven van de rooilijn nietwordt bemoeilijkt. Wanneer bovendien dispensatie-mogelijk-heid voor die gevallen, waarin dat wel het geval zou zijn,in de verordening wordt opgenomen, of daar ter plaatseeen bizondere rooilijn wordt vastgesteld, lijkt het belangvan den particulieren eigenaar volmaakt beschermd, terwijlhet algemeen belang niet wordt geschaad. Het betoog derbeide laatste alinea's der toelichting, welke wederom meteen apodictische, door niets gemotiveerde verklaringbeginnen, is mij niet duidelijk. De Raad is niet in gebreke;hij spreekt zich in de bouwverordening uit.Mijn overige opmerkingen zijn van ondergeschikten aard.Voor het aanleggen van een niet voor openbaar verkeerbestemden weg is blijkens de definitie in art. 2,1 geen ver-gunning noodig. Is dit juist? Staat in kleine gemeentenniet te duchten dat aldus wegen, quasi niet als openbarewegen, en dus met verwaarloozing der voor deze geldendevoorschriften, worden aangelegd, terwijl de Raad niet dekracht zal hebben de qualificatie als openbare weg, later wan-neer hetzooveris,teweigeren? Zou het niet beter zijn voorelken wegaanleg, behalve op buitens, wanneer ze kennelijkniet het karakter dragen te zuUen dienen als wegen waaraanzal worden gebouwd en ook niet voor toegangswegen opIndustrie- en landbouwterreinen, goedkeuring teverlangen?De constructie van art. 10 lijkt mij noodeloos ingewikkeld.Er is, dunkt mij, geen reden om de woonstraten als eenuitzondering op een algemeener regel te stellen, terwijl tochin eike bebouwing de woonstraten overwegen; 8 M. is alsminimum daarvoor te veel.Het verband tusschen de artt. 11 en 26 is veeleer uit deToelichting dan uit de artikelen zelf te lezen. Behoort inden tekst zelf geen verband te worden gelegd?Ook art. 15 lijkt mij noodeloos ingewikkeld.Ten slotte lijkt het mij overspannen van de stedebouw-kundige gedachte om (art. 33) voor elke landelijke gemeenteals regel te verlangen het vaststellen van een profiel enbebouwingshoogte voor elken weg, zoodat de algemeeneregeling als subsidiair, voor het geval de Raad ,,m gebrekeblijft", wordt beschouwd.D. HUDIGDE VERMEERDERING VAN DEN WONING-VOORRAAD EN DE AANWAS DER BEVOL-KING IN 1927 IN DE BELANGRIJKSTEGEMEENTEN VAN ONS LANDEvenals vorige jaren zijn wij, dank zij de welwillende medewerkingvan het Centraal Bureau voor de Statistiek, in staat een overzichtte geven van de vermeerdering van den woningvoorraad en van denaanwas der bevolking in 1927 in de belangrijkste gemeenten van onsland. Tevens zijn de conglomeraties opgenomen, waaromtrent inhet Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek gegevensworden gepubliceerd.NETTO VERMEER-BEVOLKINGS-DERING WONING-AANWAS 1927GEMEENTENVOORRAAD 1927Nello Doo[ DooiVollooid Veivallen vemeei-deringTolaal vesliging-vEittekoeboofte-sterileAmsterdam 6655 1632 5023 8349 1342 7007Bussum en Hilversum 669 58 611 2362 1647 715Rotterdam 7377 1770 5607 8851 2364 6487Hillegersberg, Schiedam,^Overschie, IJsselmonde, > 979 49 930 1969 754 1215Pernis en Schiebroek )'s Gravenhage 4484 558 3926 7534 4471 3063Rijswijk, Voorburg en >Wassenaar )1003 45 958 3143 2686 457Utrecht 868 288 580 606 - 890 1496Zuilen 109 - 109 394 228 166Groningen 1016 52 964 1723 773 950Haren, Hoogkerk en )Noorddijk ) 107 6 lOI 206 63 143Haarlem ^) 886 73 813 I6I8 817 801Heemstede ^), Bloemen- ]daal ''), Schoten *), (Haarlemmerliede en i 693 23 670 2380 2131 349Spaarnwoude ^) 'Arnhem 220 88 132 316 - 431 747Renkum en Rheden 402 5 397 915 521 ?94Nijmegen 514 75 439 I5I0 632 878Tilburg 303 82 221 II62 - 65 1227Leiden 462 138 324 132 - 631 763Oegstgeest, Rijnsburg, 1Leiderdorp en Zoeter- [ 105 3 102 307 129 178woude )Eindhoven 492 54 438 2807 1427 1380Maastricht 265 9 256 824 - 17 841Apeldoorn 304 35 279 669 32 637Dordrecht 410 113 297 188 - 377 565Zwijnsdrecht, Papen- )drecht, Dubbeldam en > 143 35 108 318 - 146 464's Gravendeel )Mijndistrict van Zuid-Limburg 1843 18 1825 8574 4395 4179Bergen op Zoom 172 13 159 172 - 103 ) 275Breda 327 56 271 288 - 156 ') 444Helmond 140 24 ri6 696 252 444's Hertogenbosch 114 63 51 359 - 345 704Roosendaal c.a. 76 76 413 55 358Ede ') 717 140 577Rheden 178 5 173 480 270 210Delft 140 7 133 102 - 535 637Gouda 195 43 152 343 79 322Schiedam 310 31 279 18 - 677 695Vlaardingen 193 24 169 270 - 130 400Alkmaar 201 45 156 205 42 163Bussum 181 12 169 611 355 256Haarlemmermeer 178 5 173 182 - 282 464Helder 123 26 97 - 707 - 1020 313Hilversum 488 46 443 1751 1292 459,AKTIKELEN - BINNENLAND153NETTO VERMEER-DERING WONING-VOOERAAD 1927BEVOLKINGS-AANWAS 1927GEMEENTENVollooid VeivallenKelliivermeei-detinglotaalDootvesliging-verltekDoofgelioofle-slerllEVelsenZaandamVlissingenAmersfoortZeistLeeuwardenAlmeloDeventerEnschedeHengeloLonnekerZwoUeEmmenHeerlenKerkradeVenlo685200165304275358180274513409289%279244187193519115693241977"i96661651562372563271522184203852703702762381781876357- 15367881162278237627501196923840- 100215051149467130644- 328253630159re2235812645404- 1989500473107570313175til2903842784369871005676360In het Juli-nummer 1926 van het Tijdschrift, biz. 137.Zijn tevens de cijfers voor 1924 en 1925 voor het geheeleland vermeld.Het is ons sindsdien gebleken dat deze cijfers rectificatiebehoeven. Geen rekening was n.l. gehouden met ambtshalveverrichte in- en afschrijvingen uit welken hoofde in 19245720 en in 1925 6644 personen meer werden af- dan mge-schreven, terwijl mede over het hoofd was gezien dat(blijkbaar tengevolge van minder juiste admmistratie bi) degemeentebesturen) bij de vestiging en vertrek bmnen hetRijk van een vertrekoverschot in 1924 van 30 en in 1925van een vestigingsoverschot van 299 personen bleek.De cijfers worden dus als volgt:HETNETTO VERMEERDERINGWONINGVOORRAADBEVOLKINGSAANWASRIJKVollooid VervallenNellovetmeet-deilnglolaalDoorvesliging- mMDoorgeboofle- slerfle192419251926192746.71247,19050.69851.6223.6164-4776.3356.93243.09642.71344.36344.690102.307101.372no.18899.317- 8.956- 5.0526.0521.848111.263106.424104.13697.469In de achtereenvolgende jaren 1924, 1925/ 1926 en 1927werd dus telkens een woning aan den voorraad toegevoegdper resp. 2.37, 2.37, 2.48 en 2.22 personen van denbevolkingsaanwas.1) Vermeerdering der bevolking door grenswijziging op i Mei 1927:31.184.') Ten gevolge van annexatie op i Mei 1927 bovendien een ver-mindering van inwoners van 5.509.'') Ten gevolge van annexatie bovendien een vermindering vanbevolking van 2.543.'') I Mei 1927 bij Haarlem.') Ten gevolge van annexatie bovendien een vermindering vanbevolking van 1.418.") De cijfers bevolkingsaanwas 1926, welke te laat ontvangenwerden om in den vorigen staat opgenomen te worden, zijn 454,180, 274.') Vermeerdering der bevolking door grenswijziging op i Mei1927: 12.460.") OnvoUedige gegevens verstrekt.BINNENLANDVRAGEN VAN KAMERLEDENVragen van den heer VAN DEN BERGH betreffende de bijraadsbesluit van 20 Februari 1928 vastgestelde Schade-vergoedingsverordening der gemeente Enschede. (Inge-zonden i Mei 1928.) . o < j1, Heeft de Minister kennis genomen van de bchade-vergoedingsverordening van de gemeente Enschede, vast-gesteld bij raadsbesluit van 20 Februari 1928 en geplaatstin het Gemeenteblad van Enschede onder No. 899?2. Is de IVIinister niet van oordeel, dat deze verordeningin strijd is met de wet:primo, omdat zij in haar artikelen 5 en 7, in twee ver-schillende gevallen, aan bepaalde ingezetenen, geheel buitende wet om, een recht van beroep op het college van Gedepu-teerde Staten (bedoeld is blijkbaar van de provincie Over-ijssel) toekent, of juister gezegd: tracht toe te kennen;secundo, omdat deze verordening aan het slot van haarartikel 7, als ware zij een Rijkswet, den raad verplicht, of,juister gezegd: tracht te verplichten, indien tegen bepaaldedoor hem genomen besluiten bij Gedeputeerde Statenbezwaren bestaan, deze besluiten te herzien met inacht-neming van die bezwaren?3. Is de Minister niet van oordeel, dat deze verordenmgtevens in strijd is met het algemeen belang, omdat zij bijde belanghebbende ingezetenen van Enschede de ver-wachting opwekt, dat zij van de in deze verordening be-doelde raadsbesluiten in beroep zullen kunnen komen bijGedeputeerde Staten, terwijl deze verwachting in werke-lijkheid ongegrond is, daar toch noch het tegenwoordige,noch een toekomstig college van Gedeputeerde Statenverplicht, of zelfs bevoegd is, van deze beroepen kenniste nemen?4. Is de Minister niet van oordeel, dat deze verordeningop bovengenoemde gronden voor vernietiging door deKroon in aanmerking komt?Antwoord van den heer KAN, Minister van Binnen-landsche Zaken en Landbouw. (Ingezonden 26 Mei 1928.)1. De ondergeteekende heeft kennis genomen van deSchadevergoedingsverordening van de gemeente Enschede,vastgesteld bij raadsbesluit van 20 Februari 1928.2. Hij acht deze verordening niet in strijd met de wet.Hoewel staatsrechtelijk een lagere macht niet de compe-tentie van een hoogere macht kan bepalen, kan dit bezwaartegen een verordening als de onderhavige niet worden aan-gevoerd, daar Gedeputeerde Staten van Overijssel voor deafkondiging aan het gemeentebestuur hebben medegedeeld,daartegen geen bedenking te hebben. Zij hebben zich daar-door bereid verklaard, als scheidsrechters op te treden inde gevallen, bedoeld in de artt. 5 en 7 der verordening.In ons Staatsrecht is deze vorm trouwens niet ongewoon.De autonoom regelende bevoegdheid brengt mee, dat deraad zich zelf in zijn verordening kan binden in zooyer,dat hij, indien tegen bepaalde door hem genomen besluitenbij Gedeputeerde Staten bezwaren bestaan, deze besluitenzal herzien, met inachtneming van die bezwaren.3. De ondergeteekende deelt in het verband met hetbovenstaande, de opvatting niet, dat Gedeputeerde Statenonbevoegd zouden zijn, van de onderhavige beroepen kenniste nemen. Hij acht mitsdien de verordening 00k niet instrijd met het algemeen belang.4. De verordening komt, naar het oordeel van denondergeteekende, op de boven aangevoerde gronden nietin aanmerking voor vernietiging door de Kroon.Vragen van den heer REYMER betreffende het optredender Vaste Commissie voor uitbreidingsplannen in deprovincie Noord-Holland. (Ingezonden 23 Mei 1928.)I. Heeft de Minister kennis genomen van de volgendemededeeling van den hoofdinspecteur voor de volksge-zondheid in het jaarverslag over 1927 (biz. 115):154 BINNENLAND - OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN,,Het valt moeilijk aan den indruk te ontkomen, datdeze commissie (n.l. de Vaste Commissie voor uit-breidingsplannen in de jprovincie Noord-HoUand) tenopzichte van uitbreidingsplannen zeer autoritairoptreedt.Meermalen staan de inzichten der Vaste Commissieen die van de gemeentebesturen en van de ontwerpersder plannen diametraal tegenover elkander."II. Is de Minister bereid aan den hoofdinspecteur voorde volkshuisvesting de feiten te vragen, waarop vorenstaandemededeeling berust en deze feiten ter kennis van de Kamerte brengen?III. Is de Minister bovendien bereid aan de VasteCommissie voor uitbreidingsplannen in Noord-Hollandeveneens te vragen welke haar ervaringen zijn in zakede bevordering der samenwerking van gemeenten om tekornen tot aaneensluitende uitbreidingsplannen en of ookde in deze commissie vertegenwoordigde gemeenten denindruk hebben, dat van autoritair optreden mag wordengesproken, en voorts aan de Kamer mededeeling te doenvan het bevinden der bedoelde commissie?Antwoord van den heer SLOTEMAKEH DEBRUINE, Ministervan Arbeid, Handel en Nijverheid. (Ingezonden 29 Mei '28.)De drie vragen worden bevestigend beantwoord. Zoodrahet in de derde vraag bedoelde overleg is afgeloopen, zaleen nader antwoord aan den Voorzitter van de Eerste Kamerworden gezonden.Vrageti van den heer BRAAT betreffende bemoeilijking vanden particulieren woningbouw te Spijkenisse. (Ingezonden6 Juni 1928.)Is het den Ministers bekend, dat de burgemeester vanSpijkenisse den particulieren woningbouw aldaar zondereenige geldige motieven tegenhoudt, door reeds een ruimtwee maanden geleden aangevraagde vergunning tot hetbouwen van een eigen woonhuis, zonder financieele Staats-hulp, niet af te geven, terwijl als reden wordt opgegeven,dat bij een daar aan te leggen nieuwen provincialen weg diewoning in den weg zou staan, ofschoon ruim 20 Meterbreedte overblijft, en de weg, als hierbedoeld, op hetprovinciale wegenplan voorkomt met een kruinbreedte van15 meter, terwijl echter deze denkbeeldige weg nochgetraceerd, noch door de localiteit voor het verplichtejaarlijksche onderhoud gegarandeerd is, zoodat hij mogelijkdaar nooit komt?Zijn de Ministers bereid te bevorderen, dat de particu-liere woningbouw te Spijkenisse buiten de politiek ge-houden wordt en niet onnoodig door den burgemeesterwordt bemoeilijkt?Antwoord van de heeren KAN, Minister van Binnen-landsche Zaken en Landbouw, en SLOTEMAKER DE BRUINE,Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid. (Ingezonden26/29 Juni 1928.)De vertraging in het nemen van een beschikking op deaanvraag van de bedoelde bouwvergunning is niet te wijtenaan den JDurgemeester van Spijkenisse. In verband met hetvoorloopige plan van een nieuwen provincialen weg werdop 12 April j.l. door het college van burgemeester en wet-houders het oordeel gevraagd van Gedeputeerde Statenvan Zuid-Holland. Op 19 Juni berichtte dit college, naverkregen voorlichting van den hoofdingenieur van denprovincialen waterstaat, dat, indien overigens de bouw-aanvraag aan de eischen van de bouwverordening voldeed,de vergunning terstond behoorde te worden verleend;Gedeputeerde Staten gaven echter in overweging denaanvrager den raad te geven, zoover mogelijk terug te gaanmet zijn bouwwerk, in verband met de omstandigheid,dat de juiste richting van den aan te leggen provincialenweg nog niet kon worden bepaald. Op dien zelfden dag werdde vergunning door het gemeentebestuur verleend.Aan Gedeputeerde Staten is niet gebleken, dat de parti-culiere woningbouw te Spijkenisse door politieke overwe-gingen wordt beheerscht of door den burgemeester on-noodig wordt bemoeilijkt. Zooals uit het bovenstaandeblijkt, is zeker in het onderhavige geval noch van het een,noch van het ander sprake.COMMISSIE VOOR GEWESTELIJKE UITBREI-DINGSPLANNENAan den Heer J. G. Ballego is op verzoek eervol ontslagverleend als lid van de door de Ministers van Arbeid,Handel en Nijverheid, van Binnenlandsche Zaken enLandbouw en van Waterstaat ingestelde Commissie inzakeGewestelijke Uitbreidingsplannen.Tot lid van de Commissie is benoemd de Heer J. C. M.Mensing te Aalsmeer.DE DOOR DE OVERHEID GESTEUNDE WONING-BOUWDe gemeente Oisterwijk verstrekte aan een woningbouw-vereeniging een voorschot voor den- bouw van 28 arbeiders-woningen. Met de industrieelen in de gemeente werdovereengekomen dat zij de helft van een eventueel exploi-tatietekort zouden dragen; de andere helft komt ten lasteder geineente. Opmerking'verdient nog dat de bedoeldeindustrieelen het eventueel benoodigde bedrag in onderlingoverleg zullen bijeenbrengen; komt men niet tot eenresultaat, dan zal de gemeente door de heffing eener zakelijkebedrijfsbelasting in de helft van het tekort voorzien.Hilversum verleende aan een tweetal woningbouw-vereenigingen voorschotten voor den bouw van resp. 52 en49 woningen; Enschede deed hetzelfde voor den bouw van157 vereenigingswoningen. De gemeente Zwolle stelde zichborg voor rente en aflossing van een door een woning-stichting ten behoeve van den bouw van loi woningen opte nemen leening. In Breda werd besloten tot den bouwvan 70 arbeiderswoningen van gemeentewege, terwijl eenwoningbouwvereeniging een voorschot ontving ten einde32 arbeiderswoningen te kunnen bouwen.CENTRALE COOPERATIE VOOR WONINGINRICH-TINGUit het jaarverslag van deze cooperatie blijkt dat in hetafgeloopen jaar de omzet in den vorm van verkoop vanmeubelen, enz.steeg van / 119.000.- in 1936 tot / 131.000.-.Onder de bizondere opdrachten, die de cooperatie kreeg,waren de geheele of gedeeltelijke inrichting van: Troelstra-oord te Beekbergen; Huize Lydia van de afd. Amsterdamvan de R.K. Internationale Vereeniging ter Beschermingvan Meisjes; raadszaal der gemeente Heiloo; Ned.Hervormde Kerk te Haarlem; Gereformeerde Kerk teSassenheim. Een commissie werd ingesteld, ten einde nate gaan op welke wijze de Cooperatie kan komen tot eengoed en goedkoop massa-meubel, eventueel door middelvan een spaar- of afbetalingssysteem. Ten slotte wordt inhet verslag gewezen op de dringende behoefte aan meerbedrijfskapitaal, welke behoefte men kan helpen lenigendoor het nemen van een of meer obligaties.OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTENNEDERLANDCentraalblad der Bouwbedrijven, No. 48, 3 Juni 1938.De Tuinstad Plessis-Robinson bij Parijs. Deze kortgeleden voltooide tuinstad van 180 woningen vormt eendeel van een complex van 2500 woningen, te bouwen doorhet Departement van de Seine. De woningen zijn gedeel-telijk voor een, gedeeltelijk voor meer gezinnen bestemd.De bouwstijl steekt gunstig af bij hetgeen men tot dusverrealdaar te zien kreeg. De verwarming der woningen geschiedtdoor middel van een haard in de keuken of in de huiskamer.De verbrandingswarmte stroomt langs een met metaalomgeyen ruimte, waar door trekking de koude buitenluchtin dringt, die vervolgens, verwarmd, in de verschillendeOVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN 155vertrekken wordt verdeeld. De luchtverversching in devertrekken geschiedt door middel van concentrischebuizen. In elke keuken is een vsraschhok met waterdichten,afloopenden vloer, waarin alle werkzaamheden kunnenworden verricht, waarbij met water wordt gemorst. Elkheeft voorts een waschmachine, specialen gasbrander voorwarm water en badkuip. De vuiinis-afvoer vindt plaats doorde vergroote gootsteen-opening. De vuilnis valt in eenijzeren reservoir en wordt van daaruit ondergronds in deriolen gespoeld. Met afbb.De Gemeente, No. 13, 21 Juni 1928.De woningbouw in uitvoering, door R. de Schrijver.Schrijver vestigt de aandacht op een passage in het jongstejaarverslag van den Hoofdinspecteur voor c'e Volkshuis-vesting, waarin betoogd wordt dat de vereenigings- engemeentebouw verhoudingsgewijze niet geringer is danvoor den oorlog. Echter voor den oorlog was dit allesWoningwetbouw, terwijl het thans zoo goed als uitsluitendbuiten de Woningwet om geschiedt. Ook merkt de Hoofd-inspecteur, aan de hand van cijfers betreffende het aantalin uitvoering zijnde woningen, op, dat de particulieren zoo-veel sneller bouwen. Schrijver vestigt de aandacht eropdat b.v. ten aanzien van den Haag het geheeie jaar door105 vereenigingswoningen als in uitvoering zijnde werdenopgegeven, die aan het eind van het jaar nog moestenworden aanbesteed.Gemeentebestuur, No. 6, 30 Juni 1928.De vaste commissie voor uitbreidingsplannen in Noord-Holland, door Ir. C. Thomese. Schrijver geeft een uit-voerige uiteenzetting van de totstandkoming, het doel ende werkwijze dezer commissie. O.a. deelt hij mede datde commissie reeds van den aanvang af getracht heeft eenbegin te maken met den opzet van een gewestelijk plan,waarbij een gelukkige omstandigheid was, dat het wegennetmeer vasten vorm kreeg. Streekplannen werden geteekendvoor die deelen der provincie, waar de stedebouwkundigevraagstukken in de eerste plaats om oplossing vragen(duinstreek, Zaanstreek, Gooi). Voorloopig hebben dezekaarten slechts voor de bespreking van gemeentelijkeuitbreidingsplannen door de commissie binnen haar raad-kamer beteekenis. De commissie heeft geen reden totklagen over hetgeen zij in de eerste twee jaar van haarbestaan bereikt heeft, maar een afdoend oordeel overhetgeen met een commissie als deze bereikbaar is, kan nogniet worden gevormd. Daarvoor is de tijd te kort.De Fransche Wetgeving op het gebied van Stedebouw,door Mr. Ir. M. M. van Praag. _Na een historisch overzichtgeeft schrijver een uiteenzetting van de huidige Franschestedebouwkundige wetgeving. Het artikel, hetwelk 24 pa-gina's beslaat, leent zich niet voor een excerpt.Maandblad van de Inrichting voor Gemeente-Adminis-tratie, No. 7, Juli 1928.Lintbebouwing. Schrijver betreurt dat de bekende ver-gadering, den i4den April te Amsterdam gehouden, weleen nogal hoogdravende motie heeft aangenomen, maargeen duidelijke definitie heeft gegeven van wat zij onder,,lintbebouwing" verstaat. Bedoelt men ermee een voort-gezette gesloten bebouwing langs de wegen? In dat gevalkan men gereedelijk ernstige bezwaren tegen deze bebouwingerkennen. Maar uit het verslag van de vergadering valt eerderaf te leiden dat men zich tegen alle bebouwing langsverkeerswegen wenschte te keeren. Deze eisch is schromelijkoverdreven en practisch niet te handhaven.Ons Eigendom, Nos. 8, 9, 10, 11, 12 en 13, 2, 9, 16, 23en 30 Juni en 7 Juli 1928.De Woningwet. De artikelenreeks
Reacties