Log in
inloggen bij Ruimte en Wonen
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Content / Artikelen

Waarom lukt het (nog) niet met de energietransitie op de woningmarkt?

Frans Schilder - 13 oktober 2017

De rente staat historisch laag: lenen was nog nooit zo goedkoop en sparen zette nog nooit zo weinig zoden aan de dijk. Ideale omstandigheden, zo zou je kunnen denken, voor investeringen in de eigen woning. Energie besparen, of zelf opwekken, levert per slot van rekening al gauw meer rendement op dan het spaargeld op de bank. Hoewel onder invloed van subsidies wel degelijk wordt geïnvesteerd, en het bewustzijn onder eigenaren-bewoners toe lijkt te nemen, blijven de doelen van het Energieakkoord ver buiten zicht. In dit stuk volgen enkele voorlopige observaties over het grote speelveld van de energietransitie en mijn persoonlijke ervaringen in een poging mijn woning naar 'nul-up-de-meter' te verduurzamen.

Het grote speelveld

Het Klimaatakkoord van Parijs stelt Nederland voor een grote opgave; er zijn ingrijpende maatregelen nodig om de doelstellingen te halen (Ros et al. 2016). Behalve een noodzaak, bestaat er ook een grote ambitie om werk te maken van de verduurzaming (SER 2013). Om invulling te geven aan deze breed gedragen ambitie is in 2013 het Energieakkoord opgesteld. In dit akkoord zijn afspraken vastgelegd om de eerste stappen naar een serieuze reductie van de uitstoot van broeikasgassen te zetten. De afspraken beslaan de hele samenleving en economie en daarmee ook de gebouwde omgeving. De afspraken die in het Energieakkoord zijn opgenomen voor de gebouwde omgeving zijn gebaseerd op het Koepelconvenant Energiebesparing Gebouwde Omgeving. Hierin is een grote energiebesparingsopgave voor de gebouwde omgeving vastgelegd. In Schilder et al. (2016) wordt een groot deel van deze opgave, een besparingsopgave van 62 PJ – ofwel zo’n 10% van het totale jaarlijkse energieverbruik van alle Nederlandse huishoudens – op basis van de relatieve omvang van het eindverbruik aan de woningmarkt toegerekend. De kans dat de gestelde doelen voor het einde van het jaar 2020 gerealiseerd worden lijken, op basis van de analyses in Schilder et al. (2016) niet erg groot, terwijl de opgave slechts een kleine tussenstap is voor het bereiken van het einddoel van een (nagenoeg) klimaatneutrale woningvoorraad in het jaar 2050.

De problematiek van de verduurzaming van de gebouwde omgeving is complex. Investeringen in vastgoed zijn tegelijkertijd lokaal gebonden én maken deel uit van een bredere beleggingscontext. Lokale concurrentieverhoudingen en verwachtingen ten aanzien van demografische en economische ontwikkelingen bepalen of, wanneer, door wie en hoe geïnvesteerd wordt (b.v. Buitelaar en Deloitte 2016, Vlak et al. 2017). De heterogeniteit van de eigenaren van woningen draagt verder bij aan de complexiteit van het probleem doordat niet iedere investeerder op dezelfde wijze investeringsafwegingen maakt. Institutionele investeerders beslissen over het verduurzamen van vastgoed binnen een bredere investeringsstrategie, waarbij verduurzaming wordt beoordeeld in relatie tot rendementseisen over vastgoed en andere investeringen. Eigenaar-bewoners maken afwegingen over verduurzaming waarbij buiten de woning ook overige consumptie een belangrijke rol speelt; de prijs van verduurzamen wordt daar vergeleken met de huidige energierekening en andere uitgaven in het huishoudboekje. Tot slot is het speelveld zelf aan verandering onderhevig. De meeste technologie die een rol zal spelen in het realiseren van de doelen van het klimaatbeleid is nu al bekend (PBL/ECN 2011), maar de verdere ontwikkeling daarvan heeft ingrijpende gevolgen voor beleidsmakers, eigenaren en gebruikers van vastgoed. De techniek van PV-panelen is al lang bekend, maar de brede toepassing ervan in recente jaren zorgt voor een veranderende energiemarkt, waarbij steeds meer consumenten niet alleen energie afnemen, maar ook energie produceren en zelfs terug leveren. In de toekomst kan de bijdrage hiervan aan de verduurzaming van de woningvoorraad via de ontwikkeling van zogenaamde ‘smart grids’ wellicht nog verder toenemen.

De vraag blijft vooralsnog op welke wijze de verduurzaming van de woningvoorraad het efficiëntst kan worden vormgegeven. Een belangrijke spil in deze transitie is de gemeente met hun warmtevisie. Een recente studie van het PBL (Elzenga et al. 2017) toont aan dat gemeenten te weinig instrumenten hebben om de verduurzaming effectief te sturen. Alleen bij nieuwbouw hebben gemeenten de mogelijkheid om de invulling van de toekomstige warmtevraag te sturen; bij bestaande bouw heeft de gemeente weinig middelen om verduurzaming in gang te zetten. De gemeente is in de bestaande woonwijken daardoor afhankelijk van de wil van de huiseigenaren en proberen die te beïnvloeden met onder meer subsidies.

Gemeentelijke subsidies en mijn kleine speelveld

Het ontbreekt de gemeente in de verduurzaming van de woningvoorraad een beetje aan een stok, en dus hanteert ze voornamelijk de wortel. Ook ik werd getriggerd door de wortel die mijn gemeente (Tilburg) me voorhield: een subsidie tot 25 duizend euro bij verduurzaming van mijn woning naar ‘nul-op-de-meter’. Bovendien stapelbaar met de subsidies uit de landelijke potten!

Aangezien een collectief warmtenet in mijn wijk (nog) niet aan de orde is heb ik mijzelf serieus verdiept in het verduurzamen van mijn eigen woning met een ‘all electric’ oplossing. Ik was van plan om over het hele proces van het verduurzamen van mijn woning naar ‘nul-op-de-meter’ een blog bij te houden en u op die manier te informeren, maar helaas bleek al vrij gauw dat ik een fors gebrek aan content ging hebben. Het kleine inkijkje dat ik dan wel heb, deel ik hier met u.

Een keukentafelgesprek met een door de gemeente beschikbaar gestelde energiebesparingsdeskundige vormde het startpunt. In dit gesprek werd gewezen op enkele eenvoudig toe te passen middelen om te verduurzamen; heel veel viel er echter niet te verdienen, omdat mijn woning al een energielabel B heeft. Na afloop van het keukentafelgesprek besloot ik afgelopen winter om thermografische foto’s van mijn woning te laten maken. Dit zijn foto’s gemaakt met een warmtegevoelige camera; doordat de foto’s gemaakt zijn in de vrieskou en ik de verwarming volle bak liet draaien geven die foto’s een goed beeld waar de isolatie goed is en waar ruimte voor verbetering is.

De thermografische foto’s bevestigden het beeld van een goed geïsoleerde woning. Aan de hand van de vergaarde informatie heb ik drie partijen gevraagd een offerte te maken voor een oplossing om mijn woning ‘nul-op-de-meter’ te maken. En vanaf dat moment zag ik tot mijn spijt eigenlijk vooral twee hele grote beren op de weg. Op de eerste plaats kreeg ik maar van één partij een offerte; de andere twee partijen vonden de uitvraag niet interessant genoeg of niet passen bij hun propositie. Een van de partijen die geen offerte uitbracht deed dat eenvoudigweg door tijdens het kennismakingsgesprek een ongefundeerd hoog bedrag te noemen. De andere partij leek er wel serieus werk van te hebben gemaakt, maar lichtte toe dat zij zich meer wilden richten op de kern van hun propositie: een verbetering van energetisch slechtere woningen dan de mijne. Het feit dat alleen het lokale collectief van aannemers een gedegen offerte uit wilde brengen vond ik weinig bemoedigend.

De offerte die ik kreeg was goed onderbouwd en voldeed aan de wensen dat ik vooraf aan het consortium had gecommuniceerd. Er was financieel erg strak gerekend door het collectief; het bleek duidelijk uit de offerte dat zij hun best hadden gedaan om een interessant voorstel te doen. Ze berekenden ook geen heel gekke terugverdientijd van de energetische investeringen: 14 jaar. Ik heb zelf aanvullend ook wat zitten rekenen. Ik hanteerde daarbij een positief scenario zonder tegenvallers. Aangezien mijn vloerverwarming en radiatoren zijn aangelegd voor verwarming met hoge temperatuur water (van de CV-ketel) is het maar de vraag of mijn woning ook met veel minder warm water van de warmtepomp goed verwarmd kan worden. Wanneer dat niet het geval zou zijn, zou dat aanvullende investeringen vereisen. Die heb ik niet ingerekend. Ook onderhouds- en vervangingskosten en eventuele tussentijdse problemen met de installaties heb ik niet meegerekend. Zelfs in het positieve scenario lagen in mijn berekeningen de investeringskosten hoger dan de netto contante waarde van de energiebesparing.

Gedeelde smart?

Uiteindelijk durfde ik, op basis van mijn berekeningen, de stap dus niet te nemen. Aan het lokale consortium heeft het niet gelegen. En aan de gemeente zeker ook niet. Het blog met mijn ervaringen is er niettemin niet van gekomen. Toen ik dit aan een groep van mijn collega’s meedeelde kreeg ik tot mijn verbazing van meerdere collega’s soortgelijke verhalen te horen. Mensen met een bovengemiddelde interesse om hun woning te verduurzamen die er om vergelijkbare redenen niet toe konden komen. Inclusief het ontbreken van partijen om een offerte te doen. Hiermee ontstond meteen een idee voor een nieuw onderzoek: “Waarom lukt het (nog) niet met de energietransitie op de woningmarkt?”. Ik hoor in dit kader graag uw ervaringen met het verduurzamen van uw woning

literatuur

  • Buitelaar, E. en Deloite Real Estate en Partnerships (2016) Aandeel buitenlandse beleggers op Nederlandse vastgoedmarkt neemt toe maar blijft beperkt ten opzichte van het totale beleggingsvolume.
  • Elzenga, H., A.M. Schwencke, en A. vna Hoorn (2017) Het handelingsperspectief van de gemeente in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteitsvoorziening. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • PBL en ECN (2011) Naar een schone economie in 2050: routes verkend. Hoe Nederland klimaatneutraal kan worden. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Ros, J., K. Schure, J. Matthijsen, C. Vringer, H. Elzenga, J. Notenboom, R. Koelemeijer, G. Geilenkirchen, H. Hilbers, A. Hoen, J. van Dam, H. van Soest, en D. van Vuuren (2016) Opties voor het energie- en klimaatbeleid. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Schilder, F., M. van Middelkoop, en R. van den Wijngaart (2016) Energiebesparing in de woningvoorraad: financiële consequenties voor corporaties, huurders, eigenaren-bewoners en de Rijksoverheid. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • SER (2013) Rapport Energieakkoord. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.
  • Vlak, A., M. van Middelkoop, F. Schilder, en M. Eskinasi (2017; te verschijnen) Perspectieven voor het middensegment van de woningmarkt: verkenning van maatregelen  ter bevordering van het aanbod. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

Reacties

bekijk ook
x Met het invullen van dit formulier geef je Ruimte en Wonen en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.

Deze website maakt gebruik van cookies. Meer informatie AccepterenWeigeren